Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32021R1529

Verordening (EU) 2021/1529 van het Europees Parlement en de Raad van 15 september 2021 tot vaststelling van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA III)

PE/67/2021/INIT

PB L 330 van 20.9.2021, p. 1–26 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2021/1529/oj

20.9.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/1


VERORDENING (EU) 2021/1529 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 15 september 2021

tot vaststelling van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA III)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 212, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 231/2014 van het Europees Parlement en de Raad (4) is op 31 december 2020 verstreken. Opdat het externe optreden van de Unie effectief blijft, moet voor de periode tussen 2021 en 2027 een kader voor de planning en uitvoering van de externe bijstand in stand worden gehouden.

(2)

Het instrument voor pretoetredingssteun is erop gericht de begunstigden voor te bereiden op het toekomstige lidmaatschap van de Unie en hun toetredingsproces te ondersteunen. Het is daarom van essentieel belang dat er voor de periode 2021-2027 een specifiek instrument voor pretoetredingssteun voor de in bijlage I vermelde begunstigden (IPA III) bestaat ter ondersteuning van de uitbreiding, waarvan de doelstellingen en de werking stroken met en een aanvulling vormen op de algemene doelstellingen van het externe optreden van de Unie, zoals vastgelegd in artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), met inbegrip van de eerbiediging van de grondrechten en -beginselen en de bescherming en bevordering van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat. Het instrument moet ook een aanvulling vormen op het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa als wereldspeler (NDICI), dat is ingesteld bij Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad (5).

(3)

In artikel 49 VEU is bepaald dat elke Europese staat die de waarden van eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de rechten van de mens, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren, eerbiedigt en zich ertoe verbindt die waarden uit te dragen, kan verzoeken lid te worden van de Unie. Dit zijn de gemeenschappelijke waarden van lidstaten in een samenleving die wordt gekenmerkt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid tussen vrouwen en mannen.

(4)

Een Europese staat die het lidmaatschap van de Unie heeft aangevraagd, kan alleen lid worden van de Unie als vaststaat dat hij volledig voldoet aan de toetredingscriteria die de Europese Raad van Kopenhagen in juni 1993 heeft vastgesteld (de “criteria van Kopenhagen”) en op voorwaarde dat de Unie het vermogen heeft het nieuwe lid op te nemen. De criteria van Kopenhagen hebben betrekking op stabiele instellingen die de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en het respect voor en de bescherming van minderheden, het bestaan van een functionerende markteconomie, de capaciteit om de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Unie het hoofd te kunnen bieden, garanderen en op het vermogen om niet alleen de rechten maar ook de plichten die uit de Verdragen voortvloeien, op zich te nemen, zoals het nastreven van de doelstellingen van een politieke, economische en monetaire unie.

(5)

Het uitbreidingsbeleid van de Unie is een strategische investering in vrede, veiligheid, stabiliteit en welvaart in Europa, en brengt de Unie in een betere positie om mondiale uitdagingen het hoofd te bieden. Dit beleid leidt ook tot grotere economische en handelsmogelijkheden, tot wederzijds voordeel van de Unie en de kandidaat-lidstaten, en zorgt tegelijkertijd voor een geleidelijke transformatie van de begunstigden. Het vooruitzicht van het lidmaatschap van de Unie is een krachtige motor voor veranderingsprocessen en leidt tot positieve democratische, politieke, economische en maatschappelijke veranderingen.

(6)

Het uitbreidingsproces is gebaseerd op vaste criteria en eerlijke en consistente voorwaarden. Elke begunstigde wordt op de eigen verdiensten beoordeeld. Door de balans van de vorderingen op te maken en tekortkomingen in kaart te brengen, worden de in bijlage I vermelde begunstigden aangespoord tot en begeleid bij de noodzakelijke ingrijpende hervormingen. Om het uitbreidingsperspectief tot een realiteit te maken, blijft de solide gehechtheid aan “eerst de basis” van essentieel belang. De “eerst de basis”-benadering koppelt de rechtsstaat en grondrechten aan de andere twee cruciale elementen van het toetredingsproces: economische governance — sterkere nadruk op economische ontwikkeling en een beter concurrentievermogen — en versterking van de democratische instellingen en hervorming van het openbaar bestuur. Elk van de drie fundamenten is van cruciaal belang voor de hervormingsprocessen in de in bijlage I vermelde begunstigden, en is gericht op belangrijke zorgpunten van de bevolking. Vooruitgang richting toetreding hangt af van de vraag of de verzoekende staat de waarden van de Unie eerbiedigt en van zijn vermogen om de hervormingen tot stand te brengen en door te voeren die nodig zijn om zijn politieke, institutionele, juridische, administratieve en economische systemen af te stemmen op de regels, de normen, het beleid en de praktijken van de Unie.

(7)

Goede nabuurschapsbetrekkingen en regionale samenwerking zijn essentiële onderdelen van het uitbreidingsproces die tevens uiterst belangrijk zijn voor de veiligheid en de stabiliteit van de Unie in haar geheel. De definitieve, inclusieve en bindende beslechting van bilaterale geschillen is eveneens belangrijk.

(8)

De Europese kernwaarden omarmen en er zich op vastleggen is een keuze, en is essentieel voor alle partners die tot de Unie willen toetreden. De partners moeten bijgevolg hun verantwoordelijkheid nemen voor, en ten volle hechten aan, de Europese waarden, alsmede de handhaving van een op regels en waarden gebaseerde wereldorde voorstaan en het zich krachtig blijven inzetten voor de noodzakelijke hervormingen in het belang van hun bevolking. Hiermee wordt ook bedoeld dat zij zich geleidelijk conformeren aan het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie, met name wat betreft vraagstukken waarbij belangrijke gemeenschappelijke belangen in het geding zijn, zoals beperkende maatregelen en de aanpak van desinformatie en andere hybride dreigingen.

(9)

De Commissie heeft in haar mededeling van 6 februari 2018 getiteld “Een geloofwaardig vooruitzicht op toetreding en een grotere EU-betrokkenheid bij de Westelijke Balkan” het duidelijke, op verdiensten gebaseerde vooruitzicht op het lidmaatschap van de Unie voor de Westelijke Balkan benadrukt. Op 5 februari 2020 heeft de Commissie een herziene methode voor het toetredingsproces gepresenteerd in haar mededeling getiteld “Bevordering van het toetredingsproces — Een geloofwaardig EU-perspectief voor de Westelijke Balkan”, die door de Raad werd goedgekeurd. De Commissie heeft ook een economisch en investeringsplan voor de Westelijke Balkan gepresenteerd voor het herstel daarvan op langere termijn na de COVID-19-crisis.

(10)

De Unie en haar lidstaten hebben in de Verklaring van Sofia van 17 mei 2018 en de Verklaring van Zagreb van 6 mei 2020 bevestigd dat zij het Europese perspectief van de Westelijke Balkan ondubbelzinnig steunen, en zich op alle niveaus inzetten om de politieke, economische en sociale transformatie van de regio te ondersteunen. In de Verklaring van Zagreb hebben de Unie en haar lidstaten opnieuw uiting gegeven aan hun krachtige solidariteit met de partners van de Westelijke Balkan, in het bijzonder in de context van de COVID-19-crisis.

(11)

De Europese Raad heeft de status van kandidaat-lidstaat toegekend aan de Republiek Albanië, IJsland, Montenegro, de Republiek Noord-Macedonië, de Republiek Servië en de Republiek Turkije. Hij bevestigde het Europese perspectief van de Westelijke Balkan op basis van het stabilisatie- en associatieproces; dat proces blijft het gemeenschappelijke kader voor de betrekkingen met de Westelijke Balkan. Onverminderd de standpunten over de status of eventuele toekomstige beslissingen die de Europese Raad of de Raad moeten nemen, kunnen gebieden die een dergelijk Europees perspectief genieten, maar waaraan niet de status van kandidaat-lidstaat is toegekend, uitsluitend voor de doelstellingen van deze verordening worden beschouwd als potentiële kandidaat. In maart 2015 heeft de regering van IJsland aan de Unie gevraagd het land niet langer als kandidaat-lidstaat te beschouwen, zonder echter de toetredingsaanvraag van IJsland officieel in te trekken.

(12)

Steun dient tevens te worden verleend uit hoofde van de overeenkomsten die de Unie heeft gesloten met de in bijlage I vermelde begunstigden. De steun uit hoofde van deze verordening moet er voornamelijk op toegespitst zijn de in bijlage I vermelde begunstigden te helpen hun democratische instellingen en de rechtsstaat te versterken, hun justitiële stelsel en openbaar bestuur te hervormen, de grondrechten te eerbiedigen, met inbegrip van de rechten van personen die tot een minderheid behoren, en gendergelijkheid, verdraagzaamheid, sociale inclusie en bestrijding van discriminatie, onder meer met betrekking tot personen in kwetsbare situaties, kinderen of personen met een beperking, te bevorderen. De steun moet ook de ontwikkeling van een sociale markteconomie in overeenstemming met de belangrijkste beginselen en rechten van de Europese pijler van sociale rechten bevorderen, die op 17 november 2017 plechtig is geproclameerd en ondertekend door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (6). De steun mag niet naar acties gaan die bijdragen aan enige vorm van segregatie of sociale uitsluiting.

(13)

Aangezien goede nabuurschapsbetrekkingen en regionale samenwerking essentiële onderdelen van het uitbreidingsproces zijn, moet de steun ook onverminderd bijdragen aan de inspanningen van de in bijlage I vermelde begunstigden om regionale, macroregionale en grensoverschrijdende samenwerking en territoriale ontwikkeling te bevorderen, onder meer via de uitvoering van macroregionale Uniestrategieën. Die programma’s moeten verder bijdragen aan de hoge zichtbaarheid van de steun in de Unie en in de in bijlage I vermelde begunstigden. De steun uit hoofde van deze verordening moet ook een impuls geven aan de economische en sociale ontwikkeling en de economische governance van de begunstigden, de economische integratie in de interne markt van de Unie bevorderen, met inbegrip van douanesamenwerking, bijdragen tot open en eerlijke handel ten behoeve van slimme, duurzame en inclusieve groei, onder meer met beleid op het gebied van regionale ontwikkeling en cohesie, landbouw en plattelandsontwikkeling alsmede sociaal en werkgelegenheidsbeleid, inclusief arbeidsmobiliteit, ontwikkeling van de digitale economie en de digitale samenleving en stimulansen voor onderzoek en innovatie, ook in het kader van het vlaggenschipinitiatief “Digitale Agenda voor de Westelijke Balkan” van 2018.

(14)

Maatregelen uit hoofde van IPA III moeten verzoening, vredesopbouw en conflictpreventie ondersteunen door middel van bemiddeling, vertrouwenwekkende maatregelen en processen ter bevordering van gerechtigheid, waarheidsvinding, herstel en waarborgen ter voorkoming van herhaling.

(15)

Steun uit hoofde van deze verordening moet worden gebruikt om de gezondheidsbeveiliging en paraatheid voor volksgezondheidscrises te versterken, alsmede om, in aanvulling op andere instrumenten van de Unie, de grote economische schok als gevolg van de COVID-19-pandemie op te vangen en de ernstige sociaal-economische gevolgen ervan te beperken door middelen vrij te maken om het economisch herstel van de regio te bespoedigen.

(16)

Bijzondere aandacht moet uitgaan naar het creëren van meer kansen voor jongeren, waaronder jonge werkenden, waarbij erop moet worden toegezien dat deze mogelijkheden bijdragen tot de sociaal-economische ontwikkeling van de in bijlage I vermelde begunstigden. De steun in het kader van deze verordening moet ook braindrain voorkomen.

(17)

De inspanningen van de Unie ter ondersteuning van de vooruitgang van de hervormingen in de in bijlage I vermelde begunstigden via financiering uit hoofde van IPA III moeten door die begunstigden en door de Unie goed kenbaar worden gemaakt. De Unie moet in dat verband communicatie- en campagne-inspanningen opvoeren om de financiering uit hoofde van IPA III zichtbaar te maken.

(18)

De Unie moet, op basis van de ervaringen van de lidstaten, de transitie van de in bijlage I vermelde begunstigden naar de toetreding ondersteunen. Dergelijke samenwerking moet met name gericht zijn op het delen van de ervaringen die de lidstaten tijdens hun eigen hervormingsprocessen hebben opgedaan.

(19)

Het versterken van de rechtsstaat, waaronder de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, de bestrijding van corruptie, witwassen en georganiseerde criminaliteit, en transparantie, goed bestuur op alle niveaus en hervorming van het openbaar bestuur, onder meer op het gebied van overheidsopdrachten, mededinging en staatssteun, blijven belangrijke uitdagingen die voor de begunstigden van wezenlijk belang zijn om dichter bij de Unie te komen en zich voor te bereiden op het volledig nakomen van de verplichtingen van het lidmaatschap van de Unie. Gezien het langetermijnkarakter van de hervormingen op die gebieden en de noodzaak om een staat van dienst op te bouwen, moet de financiële steun uit hoofde van deze verordening gebruikt worden om die kwesties zo spoedig mogelijk aan te pakken.

(20)

Volgens het beginsel van de participatieve democratie moet de Commissie bij alle in bijlage I vermelde begunstigden de versterking van de parlementaire capaciteiten, het parlementair toezicht, democratische procedures en eerlijke vertegenwoordiging aanmoedigen.

(21)

Betere strategische en operationele samenwerking op het gebied van veiligheid tussen de Unie en de in bijlage I vermelde begunstigden is van cruciaal belang voor een doeltreffende en doelmatige aanpak van dreigingen op het gebied van veiligheid, georganiseerde criminaliteit en terrorisme.

(22)

Samenwerking op het gebied van migratie op internationaal en regionaal niveau, onder meer door het verder consolideren van de grens- en migratiebeheercapaciteiten, het waarborgen van toegang tot internationale bescherming, het delen van relevante informatie, het aanscherpen van de grenscontroles en het opdrijven van de inspanningen om irreguliere migratie aan te pakken, het aanpakken van gedwongen ontheemding en het bestrijden van mensenhandel en mensensmokkel, is een belangrijk aspect van de samenwerking tussen de Unie en de in bijlage I vermelde begunstigden.

(23)

Opdat de bevolking de waarden van de Unie en de voordelen en verplichtingen van een eventueel lidmaatschap van de Unie zou accepteren en begrijpen, en om tegelijk desinformatie te bestrijden, moet de communicatiecapaciteit van de in bijlage I vermelde begunstigden worden verbeterd.

(24)

Het is nodig dat de Unie het voortouw neemt bij de transitie naar een gezonde planeet en een meer verbonden wereld. De Europese Green Deal, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 11 december 2019, biedt een hernieuwde inzet en een nieuw strategisch kader om die mondiale doelstelling te verwezenlijken. De Unie moet haar invloed, expertise en financiële steun aanwenden om de in bijlage I vermelde begunstigden ertoe aan te zetten samen met haar voor verduurzaming te kiezen. Deze verordening moet derhalve de groene agenda promoten door milieubescherming te versterken, bij te dragen tot de mitigatie van klimaatverandering en meer klimaatbestendigheid, en vaart te zetten achter de overgang naar een koolstofarme economie.

(25)

De in bijlage I vermelde begunstigden moeten beter voorbereid zijn op wereldwijde uitdagingen zoals duurzame ontwikkeling en klimaatverandering, en zich aansluiten bij de inspanningen van de Unie om die problemen aan te pakken. Gelet op het belang van de strijd tegen de klimaatverandering, in overeenstemming met de toezeggingen van de Unie om de Overeenkomst van Parijs die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (7) uit te voeren en de duurzameontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties te verwezenlijken, moet IPA III bijdragen aan het mainstreamen van klimaatacties in de beleidsdomeinen van de Unie en aan de realisering van de algemene doelstelling dat 30 % van de Uniebegroting aan klimaatdoelen wordt besteed alsmede aan de ambitie om in 2024 7,5 % en in 2026 en 2027 10 % van de begroting voor biodiversiteitsuitgaven te bestemmen, daarbij rekening houdend met de bestaande overlappingen tussen klimaat- en biodiversiteitsdoelen. Bij de acties in het kader van IPA III zal naar verwachting 18 % van het totale budget van IPA III bijdragen aan de klimaatdoelen, met de bedoeling om dit percentage te verhogen tot 20 % in 2027. De relevante acties moeten worden vastgesteld tijdens de voorbereiding en uitvoering van IPA III, en de totale bijdrage uit IPA III moet worden geëvalueerd en getoetst.

(26)

Acties in het kader van IPA III moeten de uitvoering ondersteunen van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties die in september 2015 is goedgekeurd, als een universele agenda waaraan de Unie en haar lidstaten zich volledig hebben gecommitteerd en die alle in bijlage I vermelde begunstigden hebben onderschreven. Naast acties waarbij het klimaat een van de voornaamste doelstellingen is, moeten de acties in het kader van IPA III — om die doelen te verwezenlijken — waar mogelijk doelen inzake milieuduurzaamheid en klimaatverandering in alle sectoren mainstreamen, met bijzondere aandacht voor milieubescherming en het aanpakken van grensoverschrijdende verontreiniging, en moeten deze acties ernaar streven groene groei te integreren in nationale en lokale strategieën, met inbegrip van de bevordering van duurzaamheidscriteria in overheidsopdrachten. Acties in het kader van IPA III moeten in overeenstemming zijn met het beginsel van “niet schaden” en voor zover mogelijk voldoen aan de taxonomie van de Unie, met name om de duurzaamheid van de investeringen in de Westelijke Balkan en Turkije te waarborgen.

(27)

Bij de uitvoering van deze verordening moet worden uitgegaan van de beginselen van gendergelijkheid en de versterking van de positie van vrouwen en meisjes, en moet worden gestreefd naar de bescherming en bevordering van vrouwen- en meisjesrechten overeenkomstig de genderactieplannen van de Unie en de desbetreffende conclusies van de Raad en internationale verdragen, met inbegrip van de conclusies van de Raad over vrouwen, vrede en veiligheid van 10 december 2018. Het bevorderen van gendergelijkheid en het versterken van de positie van vrouwen en meisjes in het externe optreden van de Unie en het opvoeren van de inspanningen om de in de EU-genderactieplannen vermelde minimumprestatienormen te halen, moeten leiden tot een genderbewuste en transformatieve benadering in de samenwerking tussen de Unie en de in bijlage I vermelde begunstigden. Gendergelijkheid moet in alle stadia van de uitvoering van deze verordening worden weerspiegeld en geïntegreerd.

(28)

In deze verordening worden de financiële middelen voor de gehele looptijd van IPA III vastgesteld die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor het Europees Parlement en de Raad het voornaamste referentiebedrag moeten vormen in de zin van punt 18 van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer, alsmede de nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen (8).

(29)

De Commissie en de lidstaten moeten zorgen voor de naleving, samenhang, consistentie en complementariteit van hun steun, met name door regelmatig overleg te plegen en frequent informatie uit te wisselen in de verschillende fasen van de steuncyclus, ook op lokaal niveau. De noodzakelijke maatregelen moeten worden genomen om de coördinatie en de complementariteit met andere donoren te verbeteren, onder meer door regelmatig overleg. De Commissie moet ervoor zorgen dat de relevante belanghebbenden in de in bijlage I vermelde begunstigden, met inbegrip van maatschappelijke organisaties en lokale en regionale overheden, naargelang het geval, terdege worden geraadpleegd en op tijd toegang hebben tot relevante informatie, zodat zij een zinvolle rol kunnen spelen bij de opzet en uitvoering van programma’s en de daarmee samenhangende monitoringprocessen. De rol van maatschappelijke organisaties moet worden versterkt in het kader van programma’s die via overheidsinstanties worden uitgevoerd, als wanneer die organisaties direct begunstigde zijn van steun van de Unie. Evenzo moeten met de door de Unie verleende hulp ook mensenrechtenverdedigers worden ondersteund.

(30)

De prioritering van de acties ter verwezenlijking van de doelstellingen op de betrokken beleidsterreinen die uit hoofde van deze verordening worden ondersteund, moet door de Commissie worden vastgelegd in een programmeringskader voor de duur van het meerjarig financieel kader voor de periode 2021-2027 (“IPA-programmeringskader”). Het IPA-programmeringskader moet worden vastgesteld in partnerschap met de in bijlage I vermelde begunstigden, conform het algemene beleidskader en de algemene beleidsbeginselen alsmede met de in deze verordening vastgestelde algemene en specifieke doelstellingen, waarbij naar behoren rekening moet worden gehouden met de nationale strategieën ter zake. In het IPA-programmeringskader moet worden bepaald op welke gebieden bijstand moet worden verleend, met een indicatieve toewijzing voor elk steungebied, inclusief een schatting van de klimaatgerelateerde uitgaven.

(31)

Het is in het algemeen belang van de Unie en de in bijlage I vermelde begunstigden dat de inspanningen van deze begunstigden om hervormingen in hun politieke, juridische en economische systemen door te voeren met het oog op het lidmaatschap van de Unie, worden ondersteund. De steun moet zowel op een prestatiebenadering als op het beginsel van eerlijke verdeling worden gebaseerd, opdat alle in bijlage I vermelde begunstigden vooruitgang kunnen boeken. De steun moet gericht zijn op en aangepast zijn aan hun specifieke situatie, rekening houdend met eventuele verdere inspanningen die nodig zijn om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken. De behoeften en capaciteiten van de in bijlage I vermelde begunstigden moeten in aanmerking worden genomen volgens het beginsel van eerlijke verdeling, zulks ter voorkoming van een disproportioneel lage steun in vergelijking met andere begunstigden. De steun in het kader van deze verordening moet worden gedifferentieerd in omvang en intensiteit naargelang de prestaties van de in bijlage I vermelde begunstigden, meer bepaald naargelang hun inzet en vorderingen bij het doorvoeren van hervormingen, met name op het gebied van de rechtsstaat en de grondrechten, de democratische instellingen en de hervorming van het openbaar bestuur, alsmede op het gebied van economische ontwikkeling en concurrentievermogen.

(32)

Indien de toepasselijke indicatoren een significante achteruitgang of een aanhoudend uitblijven van vorderingen bij een in bijlage I vermelde begunstigde uitwijzen op de gebieden die onder de “eerst de basis”-benadering vallen, moeten de reikwijdte en de intensiteit van de steun dienovereenkomstig worden bijgesteld, onverminderd de bevoegdheden van de Raad om beperkende maatregelen vast te stellen na een besluit over de gedeeltelijke of gehele onderbreking of beperking van de economische en financiële betrekkingen met een of meer derde landen overeenkomstig artikel 215 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en onverminderd de bevoegdheid van de Commissie om betalingen of de uitvoering van financieringsovereenkomsten op te schorten overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (9) (het “Financieel Reglement”). Er moet terdege rekening worden gehouden met de eerbiediging door de begunstigden van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en het internationaal recht.

(33)

De Commissie moet de uitvoering van het IPA-programmeringskader jaarlijks beoordelen en beschrijven hoe de prestatiebenadering en het beginsel van eerlijke verdeling zijn toegepast. In die beoordeling moet ook een stand van zaken worden verstrekt over het financieringsniveau voor elke doelstelling en voor elke in bijlage I vermelde begunstigde. De beoordeling moet het bij deze verordening ingestelde comité ook voldoende informatie verstrekken om de Commissie te ondersteunen.

(34)

De Commissie moet voorzien in duidelijke toezichts- en evaluatiemechanismen om voor een effectieve verantwoordingsplicht en transparantie te zorgen bij de uitvoering van de begroting van de Unie, en om te zorgen voor een doeltreffende beoordeling van de vooruitgang inzake de doelstellingen van deze verordening. Indien mogelijk en relevant, moeten de resultaten van het externe optreden van de Unie worden gemonitord en geëvalueerd op basis van vooraf gedefinieerde, transparante, landspecifieke en meetbare indicatoren die zijn afgestemd op de kenmerken en doelstellingen van IPA III.

(35)

De overgang van het direct beheer van de pretoetredingsmiddelen door de Commissie naar indirect beheer door de begunstigden moet geleidelijk verlopen en worden afgestemd op de capaciteit van elk van hen, met inachtneming van de beginselen van goed bestuur. De Commissie moet de nodige toezichtsmaatregelen nemen ter bescherming van de financiële belangen van de Unie, en zij moet deze overgang indien nodig kunnen omkeren. De steun moet gebruik blijven maken van de structuren en instrumenten die hun waarde in het pretoetredingsproces al bewezen hebben.

(36)

De Unie moet ervoor zorgen dat de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk worden gebruikt, zodat haar externe optreden optimaal effect sorteert. Dat moet worden bereikt door middel van samenhang, consistentie en complementariteit met de externe financieringsinstrumenten van de Unie en door middel van synergieën met andere beleidslijnen en programma’s van de Unie, zoals Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, dat is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (10), Erasmus+, dat is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/817 van het Europees Parlement en de Raad (11), het programma Creatief Europa, dat is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/818 van het Europees Parlement en de Raad (12), de Europese Green Deal, het Fonds voor een rechtvaardige transitie, dat is vastgesteld bij Verordening 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad (13) en de Connecting Europe Facility, die is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/1153 van het Europees Parlement en de Raad (14), in voorkomend geval met inbegrip van samenhang en complementariteit met de macrofinanciële bijstand.

(37)

Met het oog op een maximaal effect van gecombineerde steunmaatregelen ten behoeve van een gemeenschappelijk doel moet in het kader van IPA III kunnen worden bijgedragen aan acties in het kader van andere programma’s, mits de bijdragen niet dezelfde kosten dekken.

(38)

De Uniefinanciering in het kader van IPA III moet worden ingezet voor het financieren van maatregelen in het kader van de internationale dimensie van Erasmus+, die moeten worden uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EU) 2021/817.

(39)

De horizontale financiële regels die het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 322 VWEU hebben vastgesteld, zijn op deze verordening van toepassing. Deze regels zijn neergelegd in het Financieel Reglement en bepalen met name de procedure voor het opstellen en uitvoeren van de begroting door middel van subsidies, prijzen, aanbestedingen en indirect beheer, en voorzien in controles op de verantwoordelijkheid van financiële actoren. De op grond van artikel 322 VWEU vastgestelde regels omvatten tevens een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting.

(40)

Aangezien de eerbiediging van de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat essentieel is voor een goed financieel beheer en doeltreffende Uniefinanciering als bedoeld in het Financieel Reglement, kan steun worden geschorst als de democratie, de mensenrechten of de rechtsstaat erop achteruitgaan door toedoen van een in bijlage I vermelde begunstigde.

(41)

De financieringsvormen en uitvoeringswijzen in het kader van deze verordening moeten worden gekozen op basis van hun vermogen om de specifieke doelstellingen van de acties te verwezenlijken en resultaten te boeken, waarbij met name rekening moet worden gehouden met de kosten van controles, administratieve lasten en het verwachte risico van niet-naleving. Daarbij moet het gebruik van vaste bedragen, financiering volgens een vast percentage en eenheidskosten worden overwogen, alsmede niet aan kosten gekoppelde financiering als bedoeld in artikel 125, lid 1, van het Financieel Reglement.

(42)

De Unie moet voor de uitvoering van zijn extern optreden gemeenschappelijke regels blijven toepassen. De regels en procedures voor de uitvoering van de instrumenten van de Unie voor het financieren van het externe optreden zijn vastgelegd in Verordening (EU) 2021/947. Er moeten nadere bepalingen worden vastgesteld om specifieke situaties aan te pakken, met name in het geval van grensoverschrijdende samenwerking en betreffende de beleidsgebieden landbouw en plattelandsontwikkeling.

(43)

Externe acties worden vaak uitgevoerd in een zeer instabiele context die een snelle en voortdurende aanpassing vereist aan de veranderende behoeften van de Uniepartners en aan de mondiale uitdagingen op het gebied van bijvoorbeeld de mensenrechten, democratie en behoorlijk bestuur, veiligheid en stabiliteit, klimaatverandering en milieu, irreguliere migratie en gedwongen ontheemding, en de dieperliggende oorzaken ervan. Om het beginsel van voorspelbaarheid te verzoenen met de noodzaak om snel te reageren op nieuwe behoeften moet bijgevolg de financiële uitvoering van de programma’s worden aangepast. Opdat de Unie beter kan reageren op onvoorziene behoeften en zonder af te wijken van het beginsel van jaarlijkse vaststelling van de begroting van de Unie, moet in deze verordening de flexibiliteit behouden blijven die in het kader van het Financieel Reglement voor andere beleidsterreinen wordt geboden, namelijk overdracht en herbestemming van vastgelegde middelen, met inachtneming van de doelstellingen van deze verordening. Dit zal ervoor zorgen dat de middelen van de Unie efficiënt worden benut, zowel voor de burgers van de Unie als voor de in bijlage I vermelde begunstigden, en zo veel mogelijk middelen van de Unie ter beschikking komen voor het externe optreden van de Unie.

(44)

Het nieuwe Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling+ (EFDO+) dat is ingesteld bij Verordening (EU) 2021/947 en voortbouwt op zijn voorganger, moet een geïntegreerd financieringspakket vormen dat wereldwijd, onder andere aan de in bijlage I vermelde begunstigden, financieringscapaciteit biedt in de vorm van subsidies, begrotingsgaranties en andere financiële instrumenten. Het Investeringskader voor de Westelijke Balkan (WBIF) moet zorgen voor de governance van de EFDO+-activiteiten die uit hoofde van deze verordening met betrekking tot de Westelijke Balkan worden uitgevoerd. In de stuurgroep van het WBIF zitten de in bijlage I vermelde begunstigden uit de Westelijke Balkan, de lidstaten die bijdragen aan het gemeenschappelijke fonds voor de Westelijke Balkan, de betreffende financiële instellingen en de betreffende regionale organisaties, al naargelang het geval. De specifieke strategische raad voor de EFDO+-verrichtingen met betrekking tot de Westelijke Balkan moet even inclusief blijven.

(45)

De bij Verordening (EU) 2021/947 ingestelde garantie voor extern optreden ondersteunt de EFDO+-verrichtingen, en IPA III dient om tegemoet te komen aan de voorzieningsbehoeften in verband met de verrichtingen die ten goede komen aan de in bijlage I vermelde begunstigden, met inbegrip van de voorzieningen en verplichtingen die voortvloeien uit de leningen voor macrofinanciële bijstand.

(46)

Het is van belang ervoor te zorgen dat de programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking worden toegepast in overeenstemming met het kader dat door de programma’s voor extern optreden en Verordening (EU) 2021/1059 van het Europees Parlement en de Raad (15) tot stand is gekomen. Er moeten bij deze verordening specifieke bepalingen inzake medefinanciering worden vastgesteld.

(47)

De in deze verordening bedoelde jaarlijkse of meerjarige actieplannen en maatregelen zijn werkprogramma’s in de zin van het Financieel Reglement. Jaarlijkse of meerjarige actieplannen bestaan uit een reeks maatregelen, samengevoegd tot één document.

(48)

Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (16) en Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 (17), (Euratom, EG) nr. 2185/96 (18) en (EU) 2017/1939 (19) van de Raad moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, onder meer maatregelen met betrekking tot preventie, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden, waaronder fraude, met betrekking tot de terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede financiële middelen en, waar passend, met betrekking tot het opleggen van administratieve sancties. Met name heeft het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU, Euratom) nr. 883/2013 de bevoegdheid administratieve onderzoeken uit te voeren, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 bevoegd tot onderzoek en vervolging van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad als bepaald in Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (20). Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement volledig meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en, ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan nauwere samenwerking op grond van Verordening (EU) 2017/1939, het EOM, en ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van financiële middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen. De in bijlage I vermelde begunstigden dienen onregelmatigheden, met inbegrip van fraude, waarover een eerste administratief of gerechtelijk proces-verbaal is opgesteld, onverwijld aan de Commissie te melden en haar op de hoogte te houden van het verloop van de administratieve en gerechtelijke procedures. Teneinde de werkwijze aan te passen aan de goede praktijken in de lidstaten dienen dergelijke meldingen te worden verricht met door de Commissie ingestelde elektronische middelen die gebruikmaken van het Irregularity Management System.

(49)

De steun uit hoofde van deze verordening moet worden uitgevoerd op transparante, verantwoordingsplichtige en gedepolitiseerde wijze. De Commissie moet hier nauwlettend op toezien, ook op lokaal niveau.

(50)

Communicatie stimuleert het democratisch debat, versterkt de institutionele controle en het toezicht op de Uniefinanciering en draagt bij tot de geloofwaardigheid van de Unie. De Unie en de begunstigden van de Uniefinanciering moeten de acties van de Unie zichtbaarder te maken en moeten adequaat communiceren over de meerwaarde van de Uniesteun. In dat verband moeten, overeenkomstig het Financieel Reglement, overeenkomsten die met ontvangers van Uniefinanciering zijn gesloten, verplichtingen bevatten die de nodige zichtbaarheid verlenen, en moet de Commissie tijdig en gepast handelen wanneer die verplichtingen niet worden nagekomen.

(51)

Teneinde rekening te houden met eventuele wijzigingen in het uitbreidingsbeleidskader of met significante ontwikkelingen in de in bijlage I vermelde begunstigden, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen tot aanpassing en actualisering van de in de bijlagen II en III vermelde thematische steunprioriteiten en om een gedelegeerde handeling vast te stellen als aanvulling op deze verordening waarin bepaalde specifieke doelstellingen en thematische prioriteiten voor steun worden vastgelegd. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (21). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(52)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, in het bijzonder wat betreft de specifieke voorwaarden en structuren voor indirect beheer met de in bijlage I vermelde begunstigden en de uitvoering van de steun voor plattelandsontwikkeling, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011van het Europees Parlement en de Raad (22). Bij het vaststellen van de eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening moet rekening worden gehouden met de lessen die zijn getrokken uit het beheer en de uitvoering van in het verleden verleende pretoetredingssteun. Die eenvormige voorwaarden moeten worden gewijzigd indien ontwikkelingen dat vergen.

(53)

Het bij deze verordening ingestelde comité moet ook bevoegd zijn voor rechtshandelingen en vastleggingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad (23) en Verordening (EU) nr. 231/2014, alsook voor de uitvoering van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 389/2006 van de Raad (24).

(54)

Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(55)

Om ervoor te zorgen dat de steun voor het betrokken beleidsgebied ononderbroken doorloopt en de uitvoering van start kan gaan vanaf het begin van het meerjarig financieel kader 2021-2027, moet deze verordening met spoed in werking treden, en met terugwerkende kracht van toepassing zijn vanaf 1 januari 2021,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt het Instrument voor pretoetredingssteun (IPA III) vastgesteld voor de periode van het meerjarig financieel kader 2021-2027 (“MFK 2021-2027”).

Deze verordening bepaalt de doelstellingen van IPA III, de begroting voor de periode 2021-2027, de vormen van financiering door de Unie en de regels voor de verstrekking van die financiering.

Artikel 2

Definitie

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder “grensoverschrijdende samenwerking” verstaan:

a)

samenwerking tussen de lidstaten en de in bijlage I bij deze verordening vermelde begunstigden als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2021/1059,

b)

samenwerking tussen twee of meer in bijlage I bij deze verordening vermelde begunstigden, of

c)

samenwerking tussen in bijlage I bij deze verordening vermelde begunstigden en de in bijlage I bij Verordening (EU) 2021/947 vermelde landen en gebieden.

Artikel 3

Doelstellingen van IPA III

1.   De algemene doelstelling van IPA III is het verlenen van steun aan de in bijlage I vermelde begunstigden ten behoeve van de vaststelling en tenuitvoerlegging van de politieke, institutionele, juridische, administratieve, sociale en economische hervormingen die voor die begunstigden noodzakelijk zijn om te voldoen aan de waarden van de Unie en zich, met het oog op het toekomstig lidmaatschap van de Unie, geleidelijk aan te passen aan de regels, de normen, het beleid en de praktijken (“acquis”) van de Unie, en aldus bij te dragen tot wederzijdse stabiliteit, veiligheid, vrede en welvaart.

2.   IPA III heeft de volgende specifieke doelstellingen:

a)

versterken van de rechtsstaat, de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden, onder meer door het bevorderen van een onafhankelijke rechterlijke macht, een versterkte veiligheid en de bestrijding van corruptie en georganiseerde criminaliteit, de inachtneming van het internationaal recht, mediavrijheid en academische vrijheid en een gunstig klimaat voor het maatschappelijk middenveld, bevorderen van non-discriminatie en verdraagzaamheid, zorgen voor de eerbiediging van de rechten van personen die tot minderheden behoren en bevorderen van gendergelijkheid en verbeteren van migratiebeheer, inclusief grensbeheer, en aanpakken van irreguliere migratie en gedwongen ontheemding;

b)

effectiever maken van het openbaar bestuur en ondersteunen van transparantie, structurele hervormingen en goed bestuur op alle niveaus, ook wat betreft overheidsopdrachten en staatssteun;

c)

aanpassen van de regels, de normen, het beleid en de praktijken van de in bijlage I vermelde begunstigden aan die van de Unie en versterken van regionale samenwerking, verzoeningsprocessen en goede nabuurschapsbetrekkingen, alsook van persoonlijke contacten en strategische communicatie;

d)

versterken van economische en sociale ontwikkeling en cohesie, met bijzondere aandacht voor jongeren, onder meer door onderwijs van hoge kwaliteit en werkgelegenheidsmaatregelen, het ondersteunen van investeringen en het ontwikkelen van de particuliere sector, met een focus op kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), alsook op landbouw en plattelandsontwikkeling;

e)

versterken van de milieubescherming, verbeteren van de klimaatbestendigheid, versnellen van de overgang naar een koolstofarme economie, ontwikkelen van de digitale economie en samenleving, en versterken van duurzame connectiviteit in alle dimensies ervan;

f)

ondersteunen van territoriale samenhang en grensoverschrijdende samenwerking over land- en zeegrenzen heen, met inbegrip van transnationale en interregionale samenwerking.

3.   In overeenstemming met de specifieke doelstellingen kan de steun, naargelang het geval, betrekking hebben op de onderstaande thematische prioriteiten:

a)

tot stand brengen en reeds in een vroeg stadium bevorderen van het goed functioneren van de instellingen die nodig zijn voor een goed werkende rechtsstaat, en democratische instellingen verder consolideren;

b)

versterken van de capaciteit om migratieproblemen op regionaal en internationaal niveau het hoofd te bieden;

c)

opvoeren van de strategische-communicatiecapaciteiten, onder meer voor communicatie met het publiek over noodzakelijke hervormingen om aan de criteria voor lidmaatschap van de Unie te voldoen;

d)

bevorderen van goed bestuur en hervormen van het openbaar bestuur conform de beginselen van openbaar bestuur;

e)

versterken van begrotings- en economische governance;

f)

versterken van alle aspecten van goede nabuurschapsbetrekkingen, regionale stabiliteit en wederzijdse samenwerking;

g)

versterken van het vermogen van de Unie en haar partners om conflicten te voorkomen, vrede op te bouwen en pre- en postcrisisbehoeften aan te pakken;

h)

versterking van de capaciteiten, onafhankelijkheid en pluraliteit van maatschappelijke organisaties;

i)

bevorderen van de afstemming van de regels, normen, beleidsmaatregelen en praktijken van de begunstigden op die van de Unie;

j)

bevorderen van gendergelijkheid en versterking van de positie van vrouwen en meisjes;

k)

versterken van de toegang tot en de kwaliteit van onderwijs, opleiding en een leven lang leren op alle niveaus en het ondersteunen van de culturele en de creatieve sector en sport;

l)

bevorderen van kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid en toegang tot de arbeidsmarkt;

m)

bevorderen van sociale bescherming en integratie en bestrijden van armoede;

n)

bevorderen van slim, duurzaam, inclusief en veilig vervoer, elimineren van knelpunten in essentiële netwerkinfrastructuren, en zorgen voor meer energiezekerheid en -diversificatie;

o)

verbeteren van het klimaat voor de particuliere sector en van het concurrentievermogen van ondernemingen, in het bijzonder van kmo’s;

p)

verbeteren van de toegang tot digitale technologieën en diensten en versterken van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie;

q)

bijdragen tot de veiligheid en de zekerheid van de voedsel- en watervoorziening;

r)

beschermen van het milieu en verbeteren van de kwaliteit van het milieu;

s)

samenwerken met de in bijlage I vermelde begunstigden inzake het vreedzaam gebruik van kernenergie op het gebied van gezondheidszorg, landbouw en voedselveiligheid;

t)

versterken van het vermogen van de agro-voedingssector en de visserijsector om de concurrentiedruk en de marktkrachten het hoofd te kunnen bieden.

4.   Ter bevordering van goede nabuurschapsbetrekkingen, de integratie met de Unie en sociaal-economische ontwikkeling, kan steun voor grensoverschrijdende samenwerking tussen de in bijlage I vermelde begunstigden, naargelang het geval, betrekking hebben op de onderstaande thematische prioriteiten:

a)

bevorderen van werkgelegenheid, arbeidsmobiliteit en maatschappelijke en culturele inclusie op grensoverschrijdend niveau;

b)

beschermen van het milieu en bevorderen van de aanpassing aan de klimaatverandering, de beperking van de klimaatverandering, en risicopreventie en -beheer;

c)

bevorderen van duurzaam vervoer en verbeteren van de openbare infrastructuur;

d)

bevorderen van de digitale economie en samenleving;

e)

stimuleren van toerisme en behouden en bevorderen van cultureel en natuurlijk erfgoed;

f)

investeren in jeugd, sport, onderwijs en vaardigheden;

g)

bevorderen van lokale en regionale governance;

h)

bevorderen van grensoverschrijdende initiatieven ter bevordering van verzoening en overgangsjustitie;

i)

vergroten van het concurrentievermogen, verbeteren van het ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van kmo’s, handel en investeringen;

j)

versterken van onderzoek, technologische ontwikkeling, innovatie en digitale technologieën.

5.   De thematische prioriteiten voor de steunverlening, afgestemd op de behoeften en capaciteiten van de in bijlage I vermelde begunstigden, worden verder omschreven in bijlage II. De thematische prioriteiten voor grensoverschrijdende samenwerking tussen de in bijlage I vermelde begunstigden worden verder omschreven in bijlage III. Elk van die thematische prioriteiten kan bijdragen tot de verwezenlijking van meer dan één specifieke doelstelling.

6.   De Commissie is bevoegd om, voorafgaand aan de vaststelling van het IPA-programmeringskader, overeenkomstig de artikelen 14 en 15 een gedelegeerde handeling vast te stellen om deze verordening aan te vullen met bepaalde specifieke doelstellingen en thematische steunprioriteiten met betrekking tot de in lid 3, punten a) tot en met m), en punt r), en lid 4, punten a) tot en met j), van dit artikel bedoelde aangelegenheden.

Artikel 4

Begroting

1.   De financiële middelen voor de uitvoering van IPA III voor de periode 2021-2027 bedragen 14 162 000 000 EUR in lopende prijzen.

2.   Het in lid 1 van dit artikel bedoelde bedrag kan worden gebruikt voor het financieren van ondersteunende maatregelen voor het uitvoeren van IPA III, zoals activiteiten op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, daaronder begrepen institutionele informatietechnologiesystemen, overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EU) 2021/947.

Artikel 5

Programmaoverschrijdende bepalingen

1.   Bij de uitvoering van deze verordening wordt gezorgd voor samenhang, synergieën en complementariteit met andere gebieden van het externe optreden van de Unie en met andere relevante beleidslijnen en programma’s van de Unie, en voor beleidscoherentie op het gebied van ontwikkeling.

2.   Verordening (EU) 2021/817 is van toepassing op in het kader van deze verordening uitgevoerde activiteiten wanneer daarnaar in deze verordening wordt verwezen.

3.   IPA III draagt bij in de financiering van acties die worden uitgevoerd en beheerd overeenkomstig Verordening (EU) 2021/817. Verordening (EU) 2021/817 is van toepassing op het gebruik van de desbetreffende middelen. Daartoe wordt de bijdrage van IPA III opgenomen in het enkelvoudige programmeringsdocument als bedoeld in artikel 13, lid 6, van Verordening (EU) 2021/947 en vastgesteld overeenkomstig de in die verordening vastgestelde procedures. Dat programmeringsdocument bevat een indicatie van het minimumbedrag dat aan in het kader van Verordening (EU) 2021/817 vastgestelde acties moet worden toegewezen.

4.   De steun uit hoofde van deze verordening kan worden verstrekt voor het soort acties dat is voorzien in het kader van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds, waarvan de specifieke doelstellingen en de reikwijdte van de steun zijn vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad (25), het Europees Sociaal Fonds Plus dat is opgericht bij Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad (26) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling dat moet worden ingesteld door een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad.

5.   Het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling draagt bij aan programma’s of maatregelen die voor grensoverschrijdende samenwerking tussen de in bijlage I vermelde begunstigden en een of meer lidstaten zijn vastgesteld. De Commissie stelt die programma’s en maatregelen vast overeenkomstig artikel 17, lid 3, van deze verordening. Het bedrag van de steun uit IPA III-fondsen die zijn toegewezen aan grensoverschrijdende samenwerking, als bedoeld in artikel 10, lid 3, van Verordening (EU) 2021/1059, wordt overeenkomstig dat artikel bepaald. IPA III-fondsen die zijn toegewezen aan grensoverschrijdende samenwerking worden beheerd overeenkomstig Verordening (EU) 2021/1059.

6.   IPA III kan bijdragen aan programma’s of maatregelen voor transnationale en interregionale samenwerking die zijn vastgesteld en ten uitvoer worden gelegd op grond van Verordening (EU) 2021/1059, in voorkomend geval rekening houdend met macroregionale of zeegebiedstrategieën, en waaraan wordt deelgenomen door de in bijlage I bij deze verordening vermelde begunstigden.

Indien een programma of maatregel voor transnationale en interregionale samenwerking eveneens steun ontvangt in het kader van het NDICI, wordt voorfinanciering uitgekeerd overeenkomstig artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2021/947.

7.   Waar passend kunnen andere programma’s van de Unie overeenkomstig artikel 9 bijdragen aan acties die in het kader van deze verordening zijn vastgesteld, mits de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. Deze verordening kan ook bijdragen aan maatregelen die in het kader van andere programma’s van de Unie zijn vastgesteld, mits de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. In dergelijke gevallen wordt in het desbetreffende werkprogramma bepaald welk pakket regels van toepassing is.

8.   Teneinde de coherentie en de doeltreffendheid van de financiering van de Unie te waarborgen of de regionale samenwerking te bevorderen, kan de Commissie, indien dat naar behoren wordt gemotiveerd, besluiten dat landen, gebieden of regio’s die anders niet in aanmerking komen voor financiering op grond van artikel 3, lid 1, toch in aanmerking komen voor actieplannen en maatregelen als bedoeld in artikel 9, lid 1, mits de uit te voeren plannen of maatregelen een mondiaal, regionaal of grensoverschrijdend karakter hebben.

Hoofdstuk II

Strategische planning

Artikel 6

Beleidskader en algemene beginselen

1.   Het uitbreidingsbeleidskader dat de Europese Raad en de Raad hebben vastgesteld, de overeenkomsten die juridisch bindende betrekkingen met de in bijlage I vermelde begunstigden tot stand brengen, alsmede resoluties van het Europees Parlement en mededelingen van de Commissie en gezamenlijke mededelingen van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, vormen het algemene beleidskader voor de tenuitvoerlegging van deze verordening. De Commissie zorgt voor samenhang tussen de steun uit hoofde van deze verordening en het uitbreidingsbeleidskader.

2.   In de programma’s en acties in het kader van IPA III ter verwezenlijking van de in artikel 3, lid 2, genoemde specifieke doelstellingen worden de horizontale prioriteiten klimaatverandering, milieubescherming, mensenrechten en gendergelijkheid geïntegreerd, ter bevordering van geïntegreerde acties die wederzijdse voordelen opleveren en waarmee meerdere doelstellingen op coherente wijze worden verwezenlijkt. In voorkomend geval wordt in de programma’s en acties aandacht besteed aan de onderlinge verbanden tussen de duurzame-ontwikkelingsdoelen, onder meer wat betreft de doelstellingen van het bevorderen van vreedzame en inclusieve samenlevingen en het terugdringen van armoede.

3.   De Commissie draagt in overleg met de lidstaten bij tot het verwezenlijken van de inspanningen van de Unie voor grotere transparantie en verantwoording bij de verstrekking van steun, mede door het beschikbaar maken, via internetdatabanken, van informatie over het volume en de toewijzing van de steun, waarbij zij ervoor zorgt dat gegevens vergelijkbaar zijn en gemakkelijk kunnen worden ingezien, gedeeld en gepubliceerd.

4.   De Commissie en de lidstaten werken samen om coherentie te waarborgen en streven ernaar overlapping te vermijden tussen de steun uit hoofde van deze verordening en andere steun van de Unie, de lidstaten en de Europese Investeringsbank Groep, overeenkomstig de beginselen die zijn vastgelegd voor de versterking van de operationele coördinatie op het gebied van externe steun, onder meer via verbeterde coördinatie met de lidstaten op lokaal niveau, en via de harmonisering van beleid en procedures, in het bijzonder de internationale beginselen inzake de effectiviteit van ontwikkeling. Dergelijke coördinatie omvat regelmatig en tijdig overleg, frequente uitwisseling van informatie in de diverse fasen van de steuncyclus, alsook bijeenkomsten met alle betrokkenen ter bespreking van de coördinatie van de steun, onder meer op lokaal niveau, en vormt een belangrijk onderdeel van de programmeringsprocedures van de Unie en de lidstaten.

5.   Conform het beginsel van inclusief partnerschap zorgt de Commissie er, waar passend, voor dat de betrokken belanghebbenden in de in bijlage I vermelde begunstigden, met inbegrip van maatschappelijke organisaties en lokale en regionale overheden, naargelang het geval, terdege worden geraadpleegd en op tijd toegang hebben tot relevante informatie, zodat zij een zinvolle rol kunnen spelen bij de opzet en uitvoering van programma’s en daarmee verband houdende monitoring. De Commissie moedigt de coördinatie tussen de betrokken belanghebbenden aan.

De capaciteit van maatschappelijke organisaties wordt vergroot, onder meer hun capaciteiten als direct begunstigden van steun, waar passend.

6.   De Commissie neemt in overleg met de lidstaten de nodige maatregelen om te zorgen voor coördinatie en complementariteit met multilaterale en regionale organisaties en entiteiten, zoals internationale organisaties en financiële instellingen, en agentschappen en donoren buiten de Unie.

Hoofdstuk III

Uitvoering

Artikel 7

IPA-programmeringskader

1.   De steun uit hoofde van deze verordening is gebaseerd op een IPA-programmeringskader voor de verwezenlijking van de in artikel 3, lid 2, vermelde specifieke doelstellingen en de in artikel 3, lid 3, vermelde en in de bijlagen II en III verder omschreven thematische prioriteiten. De Commissie stelt het IPA-programmeringskader vast voor de duur van het MFK 2021-2027.

2.   Het Europees Parlement en de Raad keuren de jaarlijkse kredieten goed binnen de grenzen van het MFK 2021-2027.

3.   Het IPA-programmeringskader wordt conform het beleidskader en de algemene beginselen van artikel 6 ontwikkeld en houdt terdege rekening met de geldende nationale strategieën en het geldende sectorale beleid.

4.   Het IPA-programmeringskader omvat naar jaar uitgesplitste indicatieve toewijzingen van de Uniemiddelen voor thematische gebieden, in overeenstemming met de in artikel 3, lid 2, vermelde specifieke doelstellingen, naargelang het geval, onverminderd de mogelijkheid van het combineren van steun die verschillende specifieke doelstellingen moet helpen verwezenlijken.

5.   Het IPA-programmeringskader bevat indicatoren voor het beoordelen van de vorderingen bij het verwezenlijken van de in artikel 3, lid 2, bedoelde specifieke doelstellingen. Die indicatoren zijn coherent met de in bijlage IV vermelde kernprestatie-indicatoren.

6.   De Commissie verricht jaarlijks een beoordeling van de uitvoering van het IPA-programmeringskader in het licht van de ontwikkeling van het in artikel 6 bedoelde beleidskader en aan de hand van de in lid 5 van dit artikel bedoelde indicatoren. Die beoordeling bevat ook een stand van zaken wat betreft de gecommitteerde en geplande toewijzingen voor de in bijlage I vermelde begunstigden en op welke wijze de in artikel 8 bedoelde aanpak op grond van prestaties en het beginsel van eerlijke verdeling zijn toegepast. De Commissie legt die beoordeling voor aan het in artikel 17 genoemde comité.

7.   Op basis van de in lid 6 bedoelde jaarlijkse beoordeling kan de Commissie, indien nodig, een herziening van het IPA-programmeringskader voorstellen. Voorts kan de Commissie het IPA-programmeringskader naar aanleiding van de in artikel 42 van Verordening (EU) 2021/947 bedoelde tussentijdse beoordeling evalueren en, waar passend, herzien. Elke herziening van het IPA-programmeringskader vindt plaats overeenkomstig de in lid 8 bedoelde procedure.

8.   Onverminderd lid 9 stelt de Commissie het IPA-programmeringskader vast door middel van een uitvoeringshandeling. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 17, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

9.   De Commissie stelt het programmeringskader voor grensoverschrijdende samenwerking met lidstaten vast overeenkomstig artikel 17, lid 3.

Artikel 8

Steun aan begunstigden, prestatiebeoordeling en beginsel van eerlijke verdeling

1.   De steun uit hoofde van deze verordening is zowel op een prestatiebenadering als op het beginsel van eerlijke verdeling gebaseerd, zoals bepaald in de leden 2, 3 en 4.

2.   De steun heeft tot doel vorderingen te bewerkstelligen met betrekking tot alle in bijlage I vermelde begunstigden en is gericht op en aangepast aan hun specifieke situatie, rekening houdend met eventuele verdere inspanningen die nodig zijn om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken. De behoeften en capaciteiten van die begunstigden worden in aanmerking genomen volgens het beginsel van eerlijke verdeling, zulks ter voorkoming van een disproportioneel lage steun in vergelijking met andere begunstigden.

3.   De steun is gedifferentieerd in omvang en intensiteit naargelang de prestaties van de in bijlage I vermelde begunstigden, meer bepaald naargelang hun inzet en vorderingen bij het doorvoeren van hervormingen, en naargelang hun behoeften.

4.   Bij het beoordelen van de prestaties van de in bijlage I vermelde begunstigden en het beslissen over de te verstrekken steun, gaat bijzondere aandacht uit naar de geleverde inspanningen op het gebied van de rechtsstaat en de grondrechten, de democratische instellingen en de hervorming van het openbaar bestuur, alsmede op het gebied van economische ontwikkeling en concurrentievermogen.

5.   In geval van een aan de hand van de in artikel 7, lid 5, bedoelde indicatoren gemeten significante achteruitgang of aanhoudend uitblijven van vorderingen op de in lid 4 van dit artikel vermelde gebieden bij een in bijlage I vermelde begunstigde, worden de reikwijdte en intensiteit van de steun dienovereenkomstig bijgesteld overeenkomstig lid 6, onder meer door de middelen proportioneel te verminderen en een andere bestemming te geven, op zodanige wijze dat de steun voor het verbeteren van de grondrechten, de democratie en de rechtsstaat, waaronder steun aan het maatschappelijk middenveld en, waar passend, samenwerking met lokale overheden, niet in het gedrang komt. Indien de vorderingen worden hervat, wordt de steun ook dienovereenkomstig bijgesteld overeenkomstig lid 6, teneinde die inspanningen verder te ondersteunen.

6.   Over de steun aan de in bijlage I vermelde begunstigden wordt beslist in het kader van de in artikel 9 bedoelde maatregelen.

Artikel 9

Uitvoeringsmaatregelen en -methoden

1.   De steun in het kader van deze verordening wordt uitgevoerd in direct beheer of indirect beheer, overeenkomstig het Financieel Reglement, door middel van jaarlijkse of meerjarige actieplannen en maatregelen als bedoeld in titel II, hoofdstuk III, van Verordening (EU) 2021/947. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen actieplannen en maatregelen vast. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 17, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. Titel II, hoofdstuk III, van Verordening (EU) 2021/947 is van toepassing op deze verordening, met uitzondering van artikel 28, lid 1, van die verordening.

2.   De overgang van direct beheer door de Commissie naar indirect beheer door de in bijlage I vermelde begunstigden verloopt geleidelijk en wordt afgestemd op de capaciteit van elk van die begunstigden, met inachtneming van de beginselen van goed bestuur. De Commissie neemt, indien nodig, passende toezichtsmaatregelen ter bescherming van de financiële belangen van de Unie. De Commissie mag die overgang ook terugdraaien indien een in bijlage I vermelde begunstigde de toepasselijke verplichtingen, beginselen, doelstellingen en regels van het Financieel Reglement niet nakomt.

3.   Het Europees Parlement kan regelmatig met de Commissie van gedachten wisselen over zijn eigen bijstandsprogramma’s, onder meer over capaciteitsopbouw, met inbegrip van bemiddeling en dialoog, en verkiezingswaarneming.

4.   Actieplannen in het kader van deze verordening kunnen worden vastgesteld voor een periode van ten hoogste zeven jaar.

5.   Begrotingssteun is gebaseerd op wederzijdse verantwoordingsplicht en een gezamenlijke inzet voor democratie, mensenrechten en de rechtsstaat, en wordt verstrekt overeenkomstig artikel 236 van het Financieel Reglement en artikel 27 van Verordening (EU) 2021/947. Acties in het kader van IPA III dienen ter ondersteuning van de ontwikkeling van parlementaire controle, auditcapaciteit en grotere transparantie en toegang van het publiek tot informatie.

Artikel 10

Grensoverschrijdende samenwerking

1.   Ten hoogste 3 % van de financiële middelen wordt indicatief toegewezen aan programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking tussen de in bijlage I vermelde begunstigden en de lidstaten, in overeenstemming met hun behoeften en prioriteiten.

2.   Het medefinancieringspercentage van de Unie bedraagt voor elke prioriteit ten hoogste 85 % van de subsidiabele uitgaven van een programma voor grensoverschrijdende samenwerking.

3.   Het bedrag van de voorfinanciering voor grensoverschrijdende samenwerking met lidstaten mag het percentage bedoeld in artikel 51, lid 3, van Verordening (EU) 2021/1059 overschrijden en bedraagt maximaal 50 % van de eerste drie begrotingsvastleggingen voor het programma.

4.   Indien programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EU) 2021/1059 worden stopgezet, kan de steun voor het stopgezette programma die uit hoofde van deze verordening was verleend en beschikbaar blijft, worden gebruikt voor de financiering van andere acties die voor steun in het kader van deze verordening in aanmerking komen.

Hoofdstuk IV

Subsidiabiliteit

Artikel 11

Subsidiabiliteit in het kader van IPA III

Deelname aan procedures voor de gunning van aanbestedingen of de toekenning van subsidies en prijzen voor krachtens deze verordening gefinancierde acties staat open voor internationale en regionale organisaties en voor alle andere natuurlijke personen die onderdaan zijn van, en voor rechtspersonen die daadwerkelijk gevestigd zijn in:

a)

lidstaten, in bijlage I bij deze verordening vermelde begunstigden, partijen bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en landen die vallen onder bijlage I bij Verordening (EU) 2021/947, en

b)

landen ten aanzien waarvan de Commissie wederzijdse toegang tot externe bijstand heeft vastgesteld.

Voor de toepassing van punt b), kan wederzijdse toegang voor een beperkte periode van ten minste één jaar worden vastgesteld indien een land entiteiten van de Unie en entiteiten uit landen die voor deelname in het kader van deze verordening in aanmerking komen, op gelijke voorwaarden tot deelname toelaat. De Commissie beslist over de wederzijdse toegang na raadpleging van het betrokken begunstigde land of de betrokken begunstigde landen.

Hoofdstuk V

EFDO+ en begrotingsgaranties

Artikel 12

Financieringsinstrumenten en garantie voor extern optreden

1.   Overeenkomstig artikel 31, lid 7, van Verordening (EU) 2021/947 komen de in bijlage I van deze verordening vermelde begunstigden in aanmerking voor steun via het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling+ (EFDO+) en de garantie voor extern optreden. Verrichtingen in het kader van het EFDO+ en de garantie voor extern optreden worden uit hoofde van deze verordening gefinancierd, als bepaald in titel II, hoofdstuk IV, van Verordening (EU) 2021/947, mutatis mutandis, met inachtneming van de bijzondere bepalingen van dit artikel.

2.   De Commissie wordt geadviseerd door een specifieke strategische raad bij het beheer van de EFDO+ verrichtingen voor de Westelijke Balkan (“strategische raad”).

3.   De strategische raad adviseert de Commissie over de strategische oriëntatie van de investeringen voor de Westelijke Balkan in het kader van het EFDO+, en zorgt mede voor de afstemming daarvan op de leidende beginselen, het beleidskader en de doelstellingen in deze verordening.

De strategische raad ondersteunt de Commissie bij de vaststelling van de algemene investeringsdoeleinden voor de Westelijke Balkan wat betreft het gebruik van de garantie voor extern optreden voor steun aan EFDO+-verrichtingen en ziet toe op een goede en gediversifieerde thematische dekking van de investeringsvensters.

4.   De strategische raad van het EFDO+ bestaat uit vertegenwoordigers van de Commissie, vertegenwoordigers van elke lidstaat en de Europese Investeringsbank (EIB).

Het Europees Parlement heeft de status van waarnemer. Andere betrokken belanghebbenden kunnen deelnemen aan de strategische raad. De strategische raad beslist over de opneming van nieuwe leden of waarnemers.

Onverminderd de specifieke regelingen inzake gezamenlijk voorzitterschap, wordt de strategische raad voorgezeten door de Commissie en worden, voor zover mogelijk, adviezen bij consensus aangenomen.

Deelname aan de vergaderingen van de strategische raad is vrijwillig.

5.   De Commissie legt het reglement van orde — inclusief regels inzake de deelname van vertegenwoordigers aan het investeringskader voor de Westelijke Balkan, de rol van waarnemers en de aanwijzing van medevoorzitters — vóór de eerste vergadering van de strategische raad ter goedkeuring voor aan de strategische raad.

De notulen en de agenda’s van de vergaderingen van de strategische raad worden na de goedkeuring ervan openbaar gemaakt.

6.   De Commissie dient jaarlijks een voortgangsverslag in bij de strategische raad over de uitvoering van de verrichtingen met betrekking tot de Westelijke Balkan.

Hoofdstuk VI

Monitoring, verslaglegging en evaluatie

Artikel 13

Monitoring, audit en evaluatie en bescherming van de financiële belangen van de Unie

1.   Artikel 41 van Verordening (EU) 2021/947 inzake toezicht en verslaglegging is van overeenkomstige toepassing op deze verordening. Het in artikel 41, lid 5, van Verordening (EU) 2021/947 bedoelde jaarverslag bevat ook informatie over vastleggingen en betalingen per instrument (IPA, IPA II en IPA III).

2.   De kernprestatie-indicatoren voor de monitoring van de uitvoering en de vorderingen van IPA III bij de verwezenlijking van de in artikel 3 genoemde specifieke doelstellingen zijn vermeld in bijlage IV bij deze verordening.

3.   Wat de grensoverschrijdende samenwerking met lidstaten betreft, gelden de indicatoren, bedoeld in artikel 34 van Verordening (EU) 2021/1059.

4.   Bij het resultatenkader voor de IPA III-steun wordt, naast de in bijlage IV vermelde indicatoren, rekening gehouden met de verslagen ter begeleiding van de jaarlijkse mededeling van de Commissie inzake het uitbreidingsbeleid van de Unie en de beoordelingen van de economische hervormingsprogramma’s door de Commissie.

5.   Naast de in artikel 41, leden 5 en 6, van Verordening (EU) 2021/947 bedoelde gegevens bevat het jaarverslag informatie over de vastleggingen voor specifieke doelstellingen als bedoeld in artikel 3 van deze verordening.

6.   Artikel 42 van Verordening (EU) 2021/947 inzake de tussentijdse en eindevaluatie is van overeenkomstige toepassing.

7.   In aanvulling op artikel 129 van het Financieel Reglement betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Unie, melden, bij indirect beheer, de in bijlage I van deze verordening vermelde begunstigden alle onregelmatigheden, met inbegrip van fraude, waarover een eerste administratief of gerechtelijk proces-verbaal is opgesteld, onverwijld aan de Commissie en houden zij de Commissie op de hoogte van het verloop van alle administratieve en gerechtelijke procedures in verband met deze onregelmatigheden. Dergelijke rapportering wordt verricht met door de Commissie ingestelde elektronische middelen die gebruikmaken van het Irregularity Management System.

Hoofdstuk VII

Slotbepalingen

Artikel 14

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 15 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen II, III en IV en tot aanvulling van deze verordening overeenkomstig artikel 3, lid 6.

Artikel 15

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 14 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor de looptijd van deze verordening.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 14 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheden. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig artikel 14 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 16

Vaststelling van nadere uitvoeringsvoorschriften

Specifieke voorschriften tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening, in het bijzonder met betrekking tot de ter voorbereiding van de toetreding op te zetten structuren en steun voor plattelandsontwikkeling, worden vastgesteld door de Commissie volgens de in artikel 17, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 17

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité voor het instrument voor pretoetredingssteun (het “IPA III-comité”). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Het IPA III-comité assisteert de Commissie om de in artikel 3 vermelde doelstellingen te vervullen in het licht van de jaarlijkse beoordeling door de Commissie overeenkomstig artikel 7, lid 6, en artikel 13, lid 5.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

4.   Het reglement van orde van het IPA III-comité voorziet in termijnen die in verhouding staan tot het vereiste dat de leden van het comité in een vroeg stadium en daadwerkelijk de gelegenheid krijgen de ontwerpuitvoeringshandelingen te bestuderen en hun standpunten kenbaar te maken, overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 182/2011.

5.   In gevallen waarin het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een eenvoudige meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt.

6.   Een waarnemer van de EIB neemt deel aan de werkzaamheden van het IPA III-comité voor wat betreft kwesties die betrekking hebben op de EIB.

7.   Het IPA III-comité staat de Commissie bij en is ook bevoegd voor rechtshandelingen en vastleggingen uit hoofde van Verordeningen (EG) nr. 1085/2006 en (EU) nr. 231/2014, alsmede voor de uitvoering van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 389/2006.

8.   Het IPA III-comité is niet bevoegd voor de bijdrage aan Erasmus+ als bedoeld in artikel 5, lid 3.

Artikel 18

Informatie, communicatie en zichtbaarheid

1.   De ontvangers van Uniefinanciering uit hoofde van IPA III erkennen de oorsprong van die middelen en geven zichtbaarheid aan de Uniefinanciering, met name bij het promoten van en de verslaglegging over de acties en de resultaten ervan, door in communicatiemateriaal in verband met de uit hoofde van deze verordening ondersteunde acties op een zichtbare wijze de aandacht te vestigen op de van de Unie ontvangen steun en de voordelen ervan voor de bevolking, en door op strategische wijze samenhangende, doeltreffende en evenredige gerichte informatie te verschaffen aan uiteenlopende doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek.

In overeenkomsten met ontvangers van Uniefinanciering uit hoofde van IPA III worden in dat verband verplichtingen opgenomen.

In overeenkomsten met in bijlage I vermelde begunstigden worden de beginselen die in acht moeten worden genomen inzake zichtbaarheid en communicatieactiviteiten en de doelstellingen van die activiteiten opgenomen, evenals een duidelijke verplichting om actief bekendheid te geven aan de informatie over programma’s en acties in het kader van IPA III.

Teneinde de resultaten van communicatieactiviteiten voor grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma’s tussen de in bijlage I vermelde begunstigden te verbeteren, worden specifieke gezamenlijke communicatieactiviteiten gepland.

Acties uit hoofde van IPA III worden uitgevoerd overeenkomstig de communicatie- en zichtbaarheidsvereisten voor door de Unie gefinancierd extern optreden en andere toepasselijke richtsnoeren.

2.   Om de financiële steun van de Unie zichtbaar te maken, voert de Commissie informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot IPA III en de acties en resultaten ervan, met name op lokaal en regionaal niveau. De uit hoofde van IPA III toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie en de verslaglegging over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij direct verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen.

3.   IPA III ondersteunt strategische communicatie en publieksdiplomatie, met inbegrip van de strijd tegen desinformatie, met het oog op het overbrengen van de waarden van de Unie en van de meerwaarde en de resultaten van het optreden van de Unie.

4.   De Commissie maakt relevante informatie over alle in het kader van deze verordening overeenkomstig artikel 38 van het Financieel Reglement gefinancierde acties, openbaar, onder meer, indien nodig, via een uitgebreide gemeenschappelijke website.

5.   Wanneer veiligheidskwesties of politieke gevoeligheden het wenselijk of noodzakelijk kunnen maken om de communicatie en zichtbaarheid in bepaalde landen of gebieden of tijdens bepaalde perioden te beperken, worden de doelgroep en de instrumenten, producten en kanalen die worden gebruikt in verband met de zichtbaarheid van een bepaalde actie, per geval bepaald, in overleg en overeenstemming met de Unie. Dergelijke uitzonderingen moeten naar behoren worden gemotiveerd en de reikwijdte ervan moet per geval worden gespecificeerd en beperkt. Indien snel optreden vereist is naar aanleiding van een plotse crisis, is het niet nodig om onmiddellijk een volledig communicatie- en zichtbaarheidsplan voor te leggen. In dergelijke gevallen wordt echter van meet af aan op geëigende wijze op de steun van de Unie gewezen.

Artikel 19

Overgangsbepalingen

1.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging van acties op grond van Verordeningen (EG) nr. 1085/2006 of (EU) nr. 231/2014, die op die acties van toepassing blijven totdat die acties worden afgesloten. Titel II, hoofdstuk III, van Verordening (EU) 2021/947 is van toepassing op die acties, met uitzondering van artikel 28, leden 1 en 3, daarvan, in de plaats waarvan artikel 8, lid 4, en artikel 10, leden 1 en 3, van Verordening (EU) nr. 236/2014 van het Europees Parlement en de Raad (27) van toepassing zijn.

2.   De financiële middelen voor IPA III kunnen tevens de uitgaven dekken voor de technische en administratieve bijstand die noodzakelijk zijn om de overgang te waarborgen tussen de maatregelen die zijn vastgesteld op grond van IPA II en op grond van IPA III, alsmede eventuele activiteiten in verband met de voorbereiding van het vervolgprogramma voor pretoetredingssteun.

3.   Zo nodig kunnen voor het beheer van acties die op 31 december 2027 nog niet zijn voltooid, ook na 2027 kredieten ter dekking van de in artikel 4, lid 2, bedoelde uitgaven in de begroting van de Unie worden opgenomen.

Artikel 20

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 15 september 2021.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D.M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

A. LOGAR


(1)   PB C 110 van 22.3.2019, blz. 156.

(2)   PB C 86 van 7.3.2019, blz. 295.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 27 maart 2019 (PB C 108 van 26.3.2021, blz. 409) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 7 september 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Standpunt van het Europees Parlement van 15 september 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(4)  Verordening (EU) nr. 231/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 11).

(5)  Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2021 tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa in de wereld, tot wijziging en intrekking van Besluit nr. 466/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU) 2017/1601 en Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad (PB L 209 van 14.6.2021, blz. 1).

(6)   PB C 428 van 13.12.2017, blz. 10.

(7)   PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4.

(8)   PB L 433I van 22.12.2020, blz. 28.

(9)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(10)  Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).

(11)  Verordening (EU) 2021/817 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot vaststelling van “Erasmus+”: het programma van de Unie voor onderwijs en opleiding, jeugd en sport, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1288/2013 (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 1).

(12)  Verordening (EU) 2021/818 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2021-2027) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1295/2013 (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 34).

(13)  Verordening (EU) 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 1).

(14)  Verordening (EU) 2021/1153 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot oprichting van de Connecting Europe Facility en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1316/2013 en (EU) nr. 283/2014 (PB L 249 van 14.7.2021, blz. 38).

(15)  Verordening (EU) 2021/1059 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 betreffende specifieke bepalingen voor de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg) ondersteund door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en financieringsinstrumenten voor extern optreden (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 94).

(16)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(17)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).

(18)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

(19)  Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).

(20)  Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).

(21)   PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(22)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(23)  Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA) (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 82).

(24)  Verordening (EG) nr. 389/2006 van de Raad van 27 februari 2006 tot instelling van een instrument voor financiële steun ter bevordering van de economische ontwikkeling van de Turks-Cypriotische gemeenschap en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2667/2000 van de Raad betreffende het Europees Bureau voor wederopbouw (PB L 65 van 7.3.2006, blz. 5).

(25)  Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 60).

(26)  Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1296/2013 (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 21).

(27)  Verordening (EU) nr. 236/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften en procedures voor de tenuitvoerlegging van de instrumenten van de Unie ter financiering van extern optreden (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 95).


BIJLAGE I

 

De Republiek Albanië

 

Bosnië en Herzegovina

 

IJsland

 

Kosovo (*)

 

Montenegro

 

De Republiek Noord-Macedonië

 

De Republiek Servië

 

De Republiek Turkije


(*)  Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244/1999 van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.


BIJLAGE II

THEMATISCHE PRIORITEITEN VOOR STEUN

De steun kan, naargelang het geval, betrekking hebben op de onderstaande thematische prioriteiten:

a)

tot stand brengen en reeds in een vroeg stadium bevorderen van het goed functioneren van de instellingen die nodig zijn voor een goed werkende rechtsstaat, en democratische instellingen verder consolideren. Het optreden op dit gebied beoogt: het tot stand brengen van onafhankelijke, verantwoordingsplichtige, onpartijdige, professionele, gedepolitiseerde en efficiënte rechtsstelsels, onder meer door transparante en op verdienste gebaseerde wervings-, beoordelings- en promotiesystemen en doeltreffende tuchtprocedures bij overtredingen, en het bevorderen van justitiële samenwerking; het waarborgen van de toegang tot de rechter; het bevorderen van politiële samenwerking en informatie-uitwisseling; het ontwikkelen van doeltreffende middelen ter voorkoming en bestrijding van georganiseerde criminaliteit, handel in mensen en handvuurwapens en lichte wapens, migrantensmokkel, drugshandel, witwaspraktijken/financiering van terrorisme en corruptie; het steunen van samenwerking met de Unie inzake terrorismebestrijding, het voorkomen van radicalisering; en het bevorderen en beschermen van de mensenrechten, waaronder non-discriminatie en gendergelijkheid, kinderrechten, de rechten van personen die tot minderheden behoren, waaronder nationale minderheden, Roma, alsmede lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en interseksuelen, en de fundamentele vrijheden, waaronder de vrijheid van meningsuiting, de mediavrijheid, de vrijheid van vergadering en vereniging en gegevensbescherming;

b)

versterken van de capaciteit met betrekking tot migratie-uitdagingen op regionaal en internationaal niveau. Het optreden op dit gebied beoogt: het delen van relevante informatie, het verder consolideren van de grens- en migratiebeheercapaciteiten, het waarborgen van toegang tot internationale bescherming, het aanscherpen van de grenscontroles en het opdrijven van de inspanningen in de strijd tegen irreguliere migratie en het bestrijden van gedwongen ontheemding.

c)

opvoeren van de strategische-communicatiecapaciteiten, onder meer voor communicatie met het publiek over noodzakelijke hervormingen om aan de criteria voor lidmaatschap van de Unie te voldoen. Het optreden op dit gebied beoogt het steunen van de verdere ontwikkeling van onafhankelijke en pluriforme media en mediageletterdheid, en moet er onder meer voor zorgen dat er capaciteit wordt opgebouwd op het gebied van cyberbeveiliging en dat de staat en de maatschappij beter bestand zijn tegen desinformatie en andere vormen van hybride dreigingen;

d)

bevorderen van goed bestuur en hervormen van het openbaar bestuur conform de beginselen van openbaar bestuur. Het optreden beoogt: het versterken van kaders voor de hervorming van het openbaar bestuur, onder meer op het gebied van overheidsopdrachten, het verbeteren van de strategische planning en het ontwikkelen van inclusieve en onderbouwde beleidsmaatregelen en wetgeving; het bevorderen van de professionalisering en de depolitisering van het overheidsapparaat door het verankeren van meritocratische beginselen; het bevorderen van transparantie en verantwoordingsplicht; het verbeteren van de kwaliteit van diensten en van de verlening van diensten, onder meer door middel van adequate administratieve procedures en op de burger gerichte e-overheidsdiensten; het versterken van het beheer van de overheidsfinanciën; en de verbetering van de productie van hoogkwalitatieve statistieken;

e)

versterken van begrotings- en economische governance. Het optreden beoogt: het ondersteunen van de uitvoering van de programma’s voor economische hervorming en het bevorderen van systematische samenwerking met internationale financiële instellingen met betrekking tot de fundamenten van het economische beleid en het versterken van economische instellingen; het versterken van capaciteit om de macro-economische stabiliteit en sociale cohesie te vergroten; het ondersteunen van duurzame ontwikkeling en het streven naar een functionerende markteconomie die bestand is tegen de concurrentiedruk en opgewassen is tegen de marktkrachten binnen de Unie; en het boeken van vooruitgang in de richting van de gemeenschappelijke regionale markt;

f)

versterken van alle aspecten van goede nabuurschapsbetrekkingen, regionale stabiliteit en wederzijdse samenwerking.

g)

versterken van het vermogen van de Unie en haar partners om conflicten te voorkomen, vrede op te bouwen en pre- en postcrisisbehoeften aan te pakken, onder meer door middel van: vroegtijdige waarschuwing en conflict-sensitieve risicoanalyse; het bevorderen van netwerkvorming tussen personen, verzoening, vredesopbouw en vertrouwenwekkende maatregelen, initiatieven ter bevordering van verzoening, overgangsjustitie, waarheidsvinding, herstel en waarborgen ter voorkoming van herhaling (zoals Recom); en het ondersteunen van capaciteitsopbouw ter bevordering van acties op het gebied van veiligheid en ontwikkeling (CBSD), overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) 2021/947;

h)

versterken van de capaciteit, onafhankelijkheid en pluriformiteit van maatschappelijke organisaties en organisaties van de sociale partners, waaronder verenigingen van beroepsbeoefenaren, in de in bijlage I vermelde begunstigden, en het aanmoedigen van netwerkvorming op alle niveaus tussen in de Unie gevestigde organisaties en de organisaties van de in bijlage I vermelde begunstigden, met het oog op een daadwerkelijke dialoog tussen publieke en private actoren;

i)

bevorderen van de afstemming van de regels, normen, beleidsmaatregelen en praktijken van de begunstigden aan die van de Unie, met inbegrip van openbare aanbesteding en staatssteunregels;

j)

bevorderen van gendergelijkheid en versterking van de positie van vrouwen en meisjes. Het optreden op dit gebied beoogt: het tot stand brengen van een bevorderlijker klimaat voor de uitoefening van de rechten van vrouwen en meisjes en het bereiken van werkelijke en tastbare verbeteringen inzake gendergelijkheid op strategische beleidsterreinen zoals vrijwaring van alle vormen van seksueel en gendergeweld; seksuele en reproductieve gezondheid en rechten; de bevordering van de sociale en economische rechten en de versterking van de positie van vrouwen en meisjes; gelijke deelname en leiderschap; vrouwen, vrede en veiligheid; en de genderdimensie van de groene en de digitale transformatie, onder meer door genderbudgettering te bevorderen;

k)

versterken van de toegang tot en de kwaliteit van onderwijs, opleiding en een leven lang leren op alle niveaus en het ondersteunen van de culturele en de creatieve sector. Het optreden op dit gebied beoogt: het bevorderen van gelijke toegang tot kwalitatief hoogwaardige voor- en vroegschoolse educatie en opvang, lager en secundair onderwijs; het verbeteren van het aanbod van basisvaardigheden; het verhogen van het opleidingsniveau; het aanpakken van braindrain; het terugdringen van vroegtijdig schoolverlaten; het versterken van de opleiding van leerkrachten; de emancipatie van kinderen en jongeren en hen in staat stellen hun volledige potentieel te benutten; het ontwikkelen van stelsels voor beroepsonderwijs en -opleiding en het bevorderen van werkgerelateerde opleidingen om de overgang naar de arbeidsmarkt te vergemakkelijken, onder meer voor personen met een handicap; het verbeteren van de kwaliteit en de relevantie van het hoger onderwijs en onderzoek; het stimuleren van alumni-activiteiten; en het verruimen van de toegang tot een leven lang leren, en het ondersteunen van investeringen in onderwijs en toegankelijke opleidingsinfrastructuur, met name om territoriale verschillen te beperken en niet-gesegregeerd inclusief onderwijs te bevorderen, onder meer door het gebruik van toegankelijke digitale technologieën;

l)

bevorderen van hoogwaardige werkgelegenheid en toegang tot de arbeidsmarkt. Het optreden op dit gebied beoogt het aanpakken van hoge werkloosheid en inactiviteit door duurzame integratie op de arbeidsmarkt te ondersteunen, met name van jongeren (in het bijzonder jongeren die niet werken en geen school of opleiding volgen), vrouwen, langdurig werklozen en alle ondervertegenwoordigde groepen. De maatregelen stimuleren het creëren van hoogwaardige banen en ondersteunen de effectieve handhaving van arbeidsvoorschriften en -normen op het gehele grondgebied, in overeenstemming met de belangrijkste beginselen en rechten van de Europese pijler van sociale rechten. Andere belangrijke gebieden waarop maatregelen worden genomen betreffen het ondersteunen van gendergelijkheid en jongeren en het bevorderen van inzetbaarheid en productiviteit, het aanpassen van werknemers en ondernemingen aan veranderingen, het tot stand brengen van een duurzame sociale dialoog, en het moderniseren en versterken van de arbeidsmarktinstellingen, zoals publieke arbeidsbureaus en arbeidsinspectiediensten;

m)

bevorderen van sociale bescherming en integratie en bestrijden van armoede. Het optreden op dit gebied beoogt het moderniseren van socialebeschermingsstelsels om te voorzien in een doeltreffende, doelmatige en adequate bescherming in alle levensfasen, het bevorderen van de overgang van institutionele zorg naar mantelzorg en gemeenschapszorg, het stimuleren van sociale inclusie; het bevorderen van gelijke kansen en het bestrijden van ongelijkheden en armoede. Het optreden op dit gebied beoogt ook: het integreren van gemarginaliseerde gemeenschappen zoals de Roma; het bestrijden van discriminatie op grond van geslacht, ras, huidskleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid; en het verbeteren van de toegang tot betaalbare, duurzame en kwalitatief hoogwaardige diensten zoals voor- en vroegschoolse educatie en opvang, huisvesting, gezondheidszorg en essentiële sociale diensten en langdurige zorg, onder meer door de modernisering van de systemen voor sociale bescherming;

n)

bevorderen van slim, duurzaam, inclusief en veilig vervoer, het elimineren van knelpunten in essentiële netwerkinfrastructuren, en het zorgen voor meer energiezekerheid en -diversificatie, door middel van investeringen in projecten met een hoge Europese meerwaarde. De investeringen moeten worden geprioriteerd op basis van hun relevantie voor TEN-T-verbindingen met de Unie, grensoverschrijdende verbindingen, het scheppen van werkgelegenheid, hun bijdrage tot duurzame mobiliteit, lagere emissies, milieu-impact en veilige mobiliteit, in synergie met de hervormingen die worden gestimuleerd door het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap. Het optreden op het gebied van energie beoogt de energie-efficiëntie en -productie te verhogen en aanvoerlanden en -routes te diversifiëren;

o)

verbeteren van het klimaat voor de particuliere sector en van het concurrentievermogen van ondernemingen, in het bijzonder van kmo’s, onder meer via slimme specialisatie, als essentiële stimulansen voor groei, banencreatie en cohesie. Prioriteit gaat uit naar duurzame projecten die leiden tot een beter ondernemingsklimaat;

p)

verbeteren van de toegang tot digitale technologieën en diensten en versterken van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie, door te investeren in digitale connectiviteit, vertrouwen in digitale techniek en digitale beveiliging, digitale vaardigheden en ondernemerschap, in capaciteitsopbouw in onderzoeks- en innovatiesystemen, in mobiliteit, in onderzoeksinfrastructuur en in een gunstig klimaat, en door het bevorderen van netwerkvorming en samenwerking;

q)

bijdragen tot de veiligheid en de zekerheid van de voedsel- en watervoorziening en het behoud van gediversifieerde en levensvatbare landbouwsystemen in levendige dorpsgemeenschappen en op het platteland;

r)

beschermen van het milieu en verbeteren van de kwaliteit van het milieu door het aanpakken van milieuaantasting en het tegengaan van biodiversiteitsverlies, het bevorderen van de instandhouding en het duurzame beheer van terrestrische en mariene ecosystemen en hernieuwbare natuurlijke hulpbronnen, het investeren in luchtkwaliteit, water- en afvalbeheer en duurzaam beheer van chemische stoffen, het bevorderen van efficiënt hulpbronnengebruik en van duurzame consumptie en productie, en het ondersteunen van de overgang naar een groene en circulaire economie, het verminderen van broeikasgasemissies, het vergroten van de klimaatbestendigheid en het bevorderen van de governance van klimaatactie en informatie- en energie-efficiëntie. IPA III bevordert beleid ter bevordering van de omschakeling naar een hulpbronnenefficiënte, veilige en duurzame koolstofarme economie en ter versterking van de rampenbestendigheid alsmede rampenpreventie, -paraatheid en -respons;

s)

samenwerken met de in bijlage I vermelde begunstigden inzake het vreedzaam gebruik van kernenergie op het gebied van gezondheidszorg, landbouw en voedselveiligheid, waarbij volledig wordt voldaan aan de strengste internationale normen, alsmede ondersteunen van acties, gericht op het aanpakken van de gevolgen van nucleaire ongevallen voor de lokale bevolking, en streven naar verbetering van hun levensomstandigheden, en het bevorderen van kennismanagement, opleiding en onderwijs op nucleair gebied; in voorkomend geval zijn deze activiteiten coherent met die van het Europees instrument voor nucleaire veiligheid en in overeenstemming met Verordening (EU) 2021/947;

t)

versterken van het vermogen van de agro-voedingssector en de visserijsector om het hoofd te bieden aan de concurrentiedruk en aan de marktkrachten, en om zich geleidelijk aan te passen aan de voorschriften en normen van de Unie, met inachtneming van economische, maatschappelijke en ecologische doelen in het kader van een evenwichtige territoriale ontwikkeling van plattelands- en kustgebieden.


BIJLAGE III

THEMATISCHE PRIORITEITEN VOOR STEUN VOOR GRENSOVERSCHRIJDENDE SAMENWERKING TUSSEN DE IN BIJLAGE I VERMELDE BEGUNSTIGDEN

Ter bevordering van goede nabuurschapsbetrekkingen, de integratie met de Unie en sociaal-economische ontwikkeling, kan steun voor grensoverschrijdende samenwerking, naargelang het geval, in verband staan met de volgende thematische prioriteiten:

a)

bevorderen van werkgelegenheid, arbeidsmobiliteit en maatschappelijke en culturele inclusie op grensoverschrijdend niveau, onder meer door integratie van grensoverschrijdende arbeidsmarkten, met inbegrip van grensoverschrijdende mobiliteit, gezamenlijke lokale werkgelegenheidsinitiatieven; voorlichtings- en adviesdiensten en gemeenschappelijke opleiding; gendergelijkheid; gelijke kansen; integratie van immigrantengemeenschappen en kwetsbare groepen; investeringen in openbare arbeidsvoorzieningsdiensten, en steun voor investeringen in de volksgezondheid en sociale diensten;

b)

beschermen van het milieu en bevorderen van aanpassen aan de klimaatverandering, de — mitigatie van klimaatverandering, en risicopreventie en -beheersing, onder meer door gezamenlijke milieubeschermingsacties; het bevorderen van een duurzaam gebruik van de natuurlijke hulpbronnen, een gecoördineerde maritieme ruimtelijke ordening, een efficiënt gebruik van de middelen en een circulaire economie, hernieuwbare energiebronnen en de overgang naar een veilige, duurzame, koolstofarme en groene economie; verbeteren van de lucht- en waterkwaliteit, onder meer door een betere afstemming op Europese milieunormen, en water- en afvalbeheer; bevorderen van investeringen om het hoofd te kunnen bieden aan specifieke risico’s; zorgen voor rampenbestendigheid en rampenpreventie, -paraatheid en -respons; en bevorderen en verbeteren van internationale coördinatie van grensoverschrijdende rivieren;

c)

bevorderen van duurzaam vervoer en verbeteren van de openbare infrastructuur, onder meer door het isolement te doorbreken door een verbeterde toegang tot vervoer, digitale netwerken en diensten; en investeren in grensoverschrijdende systemen en faciliteiten voor water, afval en energie;

d)

bevorderen van de digitale economie en samenleving, onder meer door de invoering van digitale connectiviteit en de ontwikkeling van e-overheidsdiensten, digitaal vertrouwen en digitale beveiliging, alsook digitale vaardigheden en digitaal ondernemerschap;

e)

stimuleren van toerisme, in het bijzonder duurzaam toerisme, en behouden en bevorderen van cultureel en natuurlijk erfgoed;

f)

investeren in jeugd, sport, onderwijs en vaardigheden onder meer door de ontwikkeling en implementering van gemeenschappelijk onderwijs, beroepsopleiding, opleidingsprogramma’s en infrastructuur ten behoeve van gezamenlijke jongerenactiviteiten;

g)

bevorderen van lokale en regionale governance en versterken van de capaciteit van lokale en regionale autoriteiten op het gebied van planning en administratie;

h)

bevorderen van grensoverschrijdende initiatieven ter bevordering van verzoening en overgangsjustitie (zoals Recom);

i)

vergroten van het concurrentievermogen, verbeteren van het ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van kmo’s, handel en investeringen, onder meer door het bevorderen en ondersteunen van ondernemerschap, in het bijzonder wat betreft kmo’s; het ontwikkelen van lokale grensoverschrijdende markten en internationalisering, alsook bijdragen aan de gemeenschappelijke regionale markt;

j)

versterken van onderzoek, technologische ontwikkeling, innovatie en digitale technologieën, onder meer door het bevorderen van mobiliteit en door het delen van personele middelen en faciliteiten voor onderzoek en technologische ontwikkeling.


BIJLAGE IV

LIJST VAN KERNPRESTATIE-INDICATOREN

De onderstaande lijst van kernprestatie-indicatoren wordt gebruikt als hulpmiddel voor het meten van de voortgang en, waar passend, de vorderingen van in bijlage I vermelde begunstigden, en van de bijdrage van de Unie aan de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van IPA III:

1.

Samengestelde indicator (1) betreffende politieke criteria (bron: Europese Commissie).

2.

Houding ten opzichte van de EU: Percentage van de bevolking met een positieve algehele houding jegens de EU (bron: Europese Commissie/EU-delegaties).

3.

Samengestelde indicator betreffende afstemming op het acquis van de Unie (bron: Europese Commissie).

4.

Samengestelde indicator betreffende economische criteria (bron: Europese Commissie).

5.

Socialezekerheidsuitgaven als percentage van het bbp (bron: Eurostat) en arbeidsparticipatie van personen van 20 tot 64 jaar, en veranderingen in de gini-coëfficient van een begunstigde in de tijd (bron: Eurostat)

6.

Digitale vaardigheden (bron: Eurostat).

7.

Gemak van zakendoen (bron: Wereldbank)

8.

Energie-intensiteit gemeten in termen van primaire energie en bbp (bron: Eurostat). Aandeel hernieuwbare energie in het bruto-eindverbruik van energie % (bron: Eurostat).

9.

Met IPA III-steun voorkomen uitstoot van broeikasgassen (ton CO2-eq.) (bron: Europese Commissie). PM10-concentraties ten opzichte van de daggrenswaarde van de EU (50 μg/m3); (Bron: Europees Milieuagentschap).

10.

Gebieden van mariene, terrestrische en zoetwaterecosystemen die a) worden beschermd, b) duurzaam worden beheerd met IPA III-steun.

11.

Goede nabuurschapsbetrekkingen, zoals het aantal opgerichte, geformaliseerde en uitgevoerde grensoverschrijdende partnerschappen, percentage van de intraregionale handel ten opzichte van het bbp (bron: nationale statistieken, Raad voor regionale samenwerking), aantal personen dat dagelijks de grens oversteekt en aantal goederen vervoerende voertuigen dat dagelijks de grens oversteekt (2) (bron: Waarnemingspost vervoer).

De indicatoren worden, voor zover relevant en mogelijk, en indien gegevens beschikbaar zijn, uitgesplitst naar geslacht en leeftijd.


(1)  De indicator omvat vijf elementen:

werking van de rechterlijke macht

bestrijding van corruptie

bestrijding van georganiseerde criminaliteit

vrijheid van meningsuiting (onderdeel van de grondrechten)

hervorming van het openbaar bestuur.

(2)  Gegevens over laatstgenoemde zijn pas beschikbaar vanaf 2023.


Top