Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32007D0533

    Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)

    PB L 205 van 7.8.2007, p. 63–84 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 06/03/2023; opgeheven door 32018R1862

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2007/533/oj

    7.8.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 205/63


    BESLUIT 2007/533/JBZ VAN DE RAAD

    van 12 juni 2007

    betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE

    Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 30, lid 1, onder a) en b), artikel 31, lid 1, onder a) en b), en artikel 34, lid 2, onder c),

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Het Schengeninformatiesysteem („SIS”), dat is ingesteld op grond van de bepalingen van titel IV van de overeenkomst van 19 juni 1990 ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (2) („Schengenuitvoeringsovereenkomst”), en de verbeterde versie daarvan, SIS 1+, is een essentieel instrument voor de toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis zoals dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie.

    (2)

    De ontwikkeling van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) is toevertrouwd aan de Commissie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2424/2001 (3) en Besluit 2001/886/JBZ van de Raad van 6 december 2001 betreffende de ontwikkeling van een Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (4). SIS II zal het bij de Schengenuitvoeringsovereenkomst ingestelde SIS vervangen.

    (3)

    Dit besluit vormt de noodzakelijke wettelijke basis voor SIS II met betrekking tot aangelegenheden die onder de werkingssfeer van het Verdrag betreffende de Europese Unie (het EU-Verdrag) vallen. Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (5) vormt de noodzakelijke wettelijke basis voor SIS II met betrekking tot aangelegenheden die onder de werkingssfeer van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (het EG-Verdrag) vallen.

    (4)

    Het feit dat afzonderlijke instrumenten zijn vastgesteld als wettelijke basis voor SIS II, doet geen afbreuk aan het beginsel dat SIS II één informatiesysteem vormt, dat als zodanig moet functioneren. Een aantal bepalingen van deze instrumenten moet bijgevolg identiek zijn.

    (5)

    SIS II moet als compenserende maatregel bijdragen tot de handhaving van een hoog niveau van veiligheid in een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie door de operationele samenwerking tussen politiediensten en justitiële autoriteiten in strafzaken te ondersteunen.

    (6)

    De doelstellingen van SIS II moeten worden omschreven en er moeten voorschriften betreffende de werking en het gebruik ervan en betreffende de verantwoordelijkheden worden vastgesteld, waaronder voorschriften betreffende de technische architectuur en de financiering ervan, de in het systeem op te nemen categorieën gegevens, het doel van en de criteria voor de opneming ervan, de autoriteiten die toegang hebben tot het systeem, het koppelen van signaleringen en verdere voorschriften inzake gegevensverwerking en de bescherming van persoonsgegevens.

    (7)

    SIS II bevat een centraal systeem (centrale SIS II) en nationale toepassingen. De uitgaven in verband met de werking van het centrale SIS II en de communicatie-infrastructuur moeten ten laste van de begroting van de Europese Unie komen.

    (8)

    Er moet een handboek worden opgesteld met gedetailleerde voorschriften voor de uitwisseling van aanvullende informatie over de in de signalering gevraagde maatregel. De nationale autoriteiten van elke lidstaat moeten zorgen voor de uitwisseling van deze informatie.

    (9)

    Gedurende een overgangsperiode moet de Commissie worden belast met het operationele beheer van het centrale SIS II en van delen van de communicatie-infrastructuur. Zij mag een aantal van deze bevoegdheden of al deze bevoegdheden echter aan twee nationale overheidsinstanties delegeren, om ervoor te zorgen dat de overgang naar SIS II vlekkeloos verloopt. Op termijn en op basis van een effectbeoordeling met een grondige analyse van alternatieve oplossingen vanuit financieel, operationeel en organisatorisch oogpunt en van wetgevingsvoorstellen van de Commissie, dient een beheersautoriteit met bevoegdheid voor deze taken te worden opgericht. Deze overgangsperiode mag niet langer duren dan vijf jaar, gerekend vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

    (10)

    In SIS II moeten signaleringen worden opgenomen van personen die met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering en aanhouding ten behoeve van uitlevering worden gezocht. Naast signaleringen moet ook worden voorzien in de uitwisseling van extra gegevens die nodig zijn in het kader van overleverings- of uitleveringsprocedures. Meer bepaald moeten de gegevens zoals bedoeld in artikel 8 van Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (6) in SIS II worden verwerkt.

    (11)

    In SIS II moet een vertaling kunnen worden opgenomen van de extra gegevens die zijn ingevoerd met het oog op overlevering op grond van het Europees aanhoudingsbevel en met het oog op uitlevering.

    (12)

    SIS II moet signaleringen bevatten van vermiste personen die met het oog op bescherming of ter voorkoming van bedreigingen worden gezocht, van personen die in het kader van een gerechtelijke procedure worden gezocht, van personen en voorwerpen die aan een onopvallende of gerichte controle moeten worden onderworpen, en van voorwerpen die met het oog op inbeslagneming of gebruik als bewijsmateriaal in een strafprocedure worden gezocht.

    (13)

    Signaleringen mogen niet langer in SIS II worden bewaard dan nodig is voor het nagestreefde doel. In de regel moeten signaleringen van personen na drie jaar automatisch uit SIS II worden verwijderd. Signaleringen van voorwerpen met het oog op onopvallende controles of gerichte controles moeten na vijf jaar automatisch uit SIS II worden verwijderd. Signaleringen van voorwerpen met het oog op inbeslagneming of gebruik als bewijsmateriaal in een strafprocedure moeten na tien jaar automatisch uit SIS II worden verwijderd. Besluiten tot bewaring van signaleringen van personen dienen gebaseerd te zijn op een uitvoerige individuele beoordeling. De lidstaten moeten signaleringen van personen binnen de toetsingstermijn controleren en statistieken bijhouden van het aantal signaleringen van personen waarvan de bewaartermijn is verlengd.

    (14)

    SIS II moet de verwerking van biometrische gegevens mogelijk maken om betrouwbare identificatie van de betrokken personen te vergemakkelijken. In dit verband moet SIS II ook de verwerking mogelijk maken van gegevens van personen wier identiteit onrechtmatig is aangenomen, om problemen als gevolg van een verkeerde identificatie te voorkomen; daarbij moeten passende waarborgen worden geboden, met name de instemming van de betrokken persoon en een strikte beperking van de doeleinden waarvoor dergelijke gegevens rechtmatig kunnen worden verwerkt.

    (15)

    Een lidstaat moet in een signalering een zogenaamde „markering” kunnen aanbrengen, om aan te geven dat de in de signalering gevraagde maatregel op zijn grondgebied niet wordt uitgevoerd. In geval van signaleringen met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering mag niets in dit besluit worden uitgelegd als afwijking van of beletsel voor de toepassing van de bepalingen van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. Het besluit om een signalering te markeren, mag uitsluitend gebaseerd zijn op de in dat kaderbesluit genoemde weigeringsgronden.

    (16)

    Wanneer een markering is aangebracht en bekend wordt waar de persoon die wordt gezocht met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering, zich bevindt, moet die plaats altijd worden meegedeeld aan de uitvaardigende rechterlijke autoriteit, die kan besluiten om de bevoegde rechterlijke autoriteit een Europees aanhoudingsbevel toe te zenden overeenkomstig de bepalingen van Kaderbesluit 2002/584/JBZ.

    (17)

    SIS II moet lidstaten de mogelijkheid bieden signaleringen om te koppelen. Het koppelen van twee of meer signaleringen door een lidstaat mag geen gevolgen hebben voor de gevraagde maatregel, de bewaringstermijn of het recht van toegang tot de signaleringen.

    (18)

    De krachtens dit besluit in SIS II verwerkte gegevens worden niet doorgegeven aan derde landen of internationale organisaties of te hunner beschikking gesteld. Het is evenwel aangewezen de samenwerking tussen de Europese Unie en Interpol te versterken door een doeltreffende uitwisseling van gegevens betreffende paspoorten te bevorderen. Wanneer persoonsgegevens van SIS II worden doorgegeven aan Interpol, moet met betrekking tot deze persoonsgegevens een adequate bescherming worden geboden, die wordt gewaarborgd door een overeenkomst, welke in strikte waarborgen en voorwaarden voorziet.

    (19)

    Alle lidstaten hebben het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens bekrachtigd. Overeenkomstig dit verdrag zijn binnen bepaalde grenzen uitzonderingen en beperkingen mogelijk op de daarin vastgestelde rechten en verplichtingen. Persoonsgegevens die in het kader van de uitvoering van dit besluit worden verwerkt, moeten met inachtneming van de beginselen van dit verdrag worden beschermd. De in dit verdrag vastgestelde beginselen moeten, voor zover nodig, in dit besluit worden aangevuld of verduidelijkt.

    (20)

    De beginselen van Aanbeveling R(87) 15 van het Comité van ministers van de Raad van Europa van 17 september 1987 tot regeling van het gebruik van persoonsgegevens op politieel gebied moeten in acht worden genomen wanneer de politiediensten overeenkomstig dit besluit persoonsgegevens verwerken.

    (21)

    De Commissie heeft bij de Raad een voorstel ingediend voor een kaderbesluit over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, waarin staat dat dat uiterlijk eind 2006 zou moeten worden goedgekeurd en van toepassing zou zijn op persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van SIS II en op de daarmee verband houdende uitwisseling van aanvullende informatie overeenkomstig dit besluit.

    (22)

    Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (7), en met name de bepalingen betreffende respectievelijk de vertrouwelijkheid en de beveiliging van de verwerking, is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen bij het verrichten van hun taken als verantwoordelijke voor het operationele beheer van SIS II, voorzover die verwerking plaatsvindt in het kader van werkzaamheden die geheel of gedeeltelijk onder de werkingssfeer van het Gemeenschapsrecht vallen. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van SIS II valt gedeeltelijk onder de werkingssfeer van het Gemeenschapsrecht. De coherente en homogene toepassing van de regels inzake de bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens houdt in dat moet worden verduidelijkt dat Verordening (EG) nr. 45/2001 van toepassing is wanneer de Commissie overeenkomstig dit besluit persoonsgegevens verwerkt. De in Verordening (EG) nr. 45/2001 vastgestelde beginselen moeten, voor zover nodig, in dit besluit worden aangevuld of verduidelijkt.

    (23)

    Wat de vertrouwelijkheid betreft, zijn de relevante bepalingen van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen van toepassing op ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen die werkzaamheden in verband met SIS II verrichten.

    (24)

    De nationale controleautoriteiten moeten toezicht houden op de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten en de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming, die is benoemd bij Besluit 2004/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 2003 houdende benoeming van de in artikel 286 van het EG-Verdrag voorziene onafhankelijke controleautoriteit (8), moet toezicht houden op de werkzaamheden van de communautaire instellingen en organen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, rekening houdend met de beperkte taken van de communautaire instellingen en organen met betrekking tot de gegevens als zodanig.

    (25)

    Zowel de lidstaten als de Commissie dienen een beveiligingsplan op te stellen om de feitelijke uitvoering van hun verplichtingen inzake beveiliging te vereenvoudigen en moeten samenwerken teneinde beveiligingsvraagstukken vanuit een gemeenschappelijke invalshoek aan te pakken.

    (26)

    De gegevensbeschermingsvoorschriften van de Overeenkomst van 26 juli 1995 tot oprichting van een Europese politiedienst (9) (de Europol-overeenkomst) zijn van toepassing op de verwerking van SIS II-gegevens door de Europese politiedienst (Europol), waaronder de voorschriften inzake de bevoegdheden van het bij de Europol-overeenkomst opgerichte gemeenschappelijk controleorgaan, dat toezicht houdt op de werkzaamheden van Europol, en de voorschriften inzake de aansprakelijkheid voor de onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens door Europol.

    (27)

    De gegevensbeschermingsvoorschriften van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken (10) zijn van toepassing op de verwerking van SIS II-gegevens door Eurojust, waaronder de voorschriften inzake de bevoegdheden van het bij dat besluit opgerichte gemeenschappelijk controleorgaan, dat toezicht houdt op de werkzaamheden van Eurojust, en de voorschriften inzake de aansprakelijkheid voor de onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens door Eurojust.

    (28)

    Met het oog op transparantie moet de Commissie of de beheersautoriteit, wanneer deze is opgericht, om de twee jaar verslag uitbrengen over de technische werking van het centrale SIS II en de communicatie-infrastructuur, alsmede over de beveiliging ervan, en over de uitwisseling van aanvullende informatie. Om de vier jaar moet de Commissie een algemene evaluatie verrichten.

    (29)

    Sommige aspecten van SIS II, zoals technische voorschriften betreffende het opnemen van gegevens — inclusief de gegevens die noodzakelijk zijn voor de opneming van een signalering —, bijwerken, wissen en opzoeken van gegevens, de regels inzake de compatibiliteit en de prioriteit van signaleringen, het markeren van signaleringen, het koppelen van signaleringen en de uitwisseling van aanvullende informatie, kunnen vanwege hun technische aard, hun gedetailleerdheid en de noodzaak van regelmatige bijwerking niet uitputtend worden geregeld in de bepalingen van dit besluit. Daarom moeten uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot deze aspecten aan de Commissie worden gedelegeerd. In technische voorschriften voor het opzoeken van signaleringen moet rekening worden gehouden met de goede werking van de nationale applicaties. Onder voorbehoud van een effectbeoordeling door de Commissie zal worden beslist in hoeverre de beheersautoriteit, zodra deze is opgericht, bevoegd zou kunnen zijn voor de uitvoeringsmaatregelen.

    (30)

    In dit besluit moet de procedure voor de aanneming van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering ervan, worden vastgesteld. De procedure voor de aanneming van uitvoeringsmaatregelen in het kader van dit besluit moet dezelfde zijn als die in het kader van Verordening (EG) nr. 1987/2006.

    (31)

    Er moeten overgangsbepalingen worden vastgesteld voor signaleringen die in SIS 1+ zijn opgenomen en naar SIS II worden overgedragen. Een aantal bepalingen van het Schengenacquis moet gedurende een beperkte periode van toepassing blijven totdat de lidstaten de verenigbaarheid van deze signaleringen met het nieuwe rechtskader hebben onderzocht. Prioriteit moet worden gegeven aan de bestudering van de compatibiliteit van signaleringen van personen. Verder moet bij elke wijziging, aanvulling, correctie of bijwerking van een van SIS1+ naar SIS II overgebrachte signalering, alsook bij elke treffer met betrekking tot dergelijke signaleringen onmiddellijk worden nagegaan of de signalering verenigbaar is met de bepalingen van dit besluit.

    (32)

    Er moeten bijzondere bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot de rest van de aan SIS toegewezen middelen die geen deel uitmaken van de algemene begroting van de Europese Unie.

    (33)

    Aangezien de doelstellingen van het overwogen optreden, namelijk de instelling en regulering van een gemeenschappelijk informatiesysteem, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Europese Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Raad overeenkomstig het in artikel 5 van het EG-Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, waarnaar in artikel 2 van het EU-Verdrag wordt verwezen, maatregelen treffen. Overeenkomstig het in artikel 5 van het EG-Verdrag neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

    (34)

    Dit besluit is in overeenstemming met de grondrechten en beginselen die met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend.

    (35)

    Het Verenigd Koninkrijk neemt aan dit besluit deel overeenkomstig artikel 5 van het Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie, dat aan het EU-Verdrag en het EG-Verdrag is gehecht, en artikel 8, lid 2, van Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (11).

    (36)

    Ierland neemt aan dit besluit deel overeenkomstig artikel 5 van het Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie, dat aan het EU-Verdrag en het EG-Verdrag is gehecht, en artikel 6, lid 2, van Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (12).

    (37)

    Dit besluit heeft geen gevolgen voor de regelingen voor de gedeeltelijke deelneming van het Verenigd Koninkrijk en Ierland aan het Schengenacquis, zoals bepaald in respectievelijk Besluit 2000/365/EG en Besluit 2002/192/EG.

    (38)

    Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de door de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (13) die vallen onder het gebied dat is bedoeld in artikel 1, onder G, van Besluit 1999/437/EG (14) inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst.

    (39)

    Er moet een regeling worden getroffen op grond waarvan vertegenwoordigers van IJsland en Noorwegen kunnen worden betrokken bij het werk van de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoerende taken. Een dergelijke regeling is aan de orde gesteld in de briefwisseling tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen over de comités die de Europese Commissie bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende taken (15), die aan de bovengenoemde overeenkomst is gehecht.

    (40)

    Wat Zwitserland betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst die is ondertekend door de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat betreffende de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied dat is bedoeld in artikel 1, onder G, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 4, lid 1, van de Besluiten 2004/849/EG (16) en 2004/860/EG (17) betreffende de ondertekening van de overeenkomst en de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van deze overeenkomst.

    (41)

    Er moet een regeling worden getroffen op grond waarvan vertegenwoordigers van Zwitserland kunnen worden betrokken bij het werk van de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden. Een dergelijke regeling is aan de orde gesteld in de briefwisseling tussen de Gemeenschap en Zwitserland die aan de bovengenoemde overeenkomst is gehecht.

    (42)

    Dit besluit vormt een op het Schengenacquis voortbouwend of anderszins daaraan gerelateerd rechtsbesluit in de zin van artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003 en van artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005.

    (43)

    Voor het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Zwitserland moet dit besluit van toepassing zijn met ingang van een datum die wordt vastgesteld volgens de procedures die zijn vastgelegd in de instrumenten betreffende de toepassing van het Schengenacquis op die staten,

    BESLUIT:

    HOOFDSTUK I

    ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 1

    Instelling en algemene doelstelling van SIS II

    1.   Hierbij wordt het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) ingesteld.

    2.   SIS II heeft tot doel, overeenkomstig het bepaalde in dit besluit, met behulp van de via dit systeem verstrekte informatie, te zorgen voor een hoog niveau van veiligheid in een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie, onder meer door handhaving van de openbare orde en veiligheid en vrijwaring van de veiligheid op het grondgebied van de lidstaten, en de bepalingen van deel III, titel IV, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (het EG-Verdrag) inzake het personenverkeer op hun grondgebied toe te passen.

    Artikel 2

    Toepassingsgebied

    1.   In dit besluit worden de voorwaarden en procedures vastgesteld voor de invoering en de verwerking in SIS II van signaleringen van personen en voorwerpen en voor de uitwisseling van aanvullende informatie en extra gegevens met het oog op de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken.

    2.   In dit besluit worden ook bepalingen vastgesteld betreffende de technische architectuur van SIS II, de verantwoordelijkheden van de lidstaten en de in artikel 15 bedoelde beheersautoriteit, de algemene gegevensverwerking, de rechten van de betrokken personen en de aansprakelijkheid.

    Artikel 3

    Definities

    1.   In dit besluit wordt verstaan onder:

    a)

    „signalering”: een in SIS II opgenomen reeks gegevens aan de hand waarvan de bevoegde autoriteiten een persoon of een voorwerp kunnen identificeren met het oog op het nemen van een specifieke maatregel;

    b)

    „aanvullende informatie”: niet in SIS II opgeslagen informatie die echter gerelateerd is aan SIS II-signaleringen en die wordt uitgewisseld:

    i)

    om de lidstaten in staat te stellen onderling overleg te plegen of elkaar inlichtingen te verstrekken bij de opneming van een signalering;

    ii)

    na een treffer zodat de passende maatregel kan worden uitgevoerd;

    iii)

    indien de gevraagde maatregel niet kan worden uitgevoerd;

    iv)

    inzake de kwaliteit van de SIS II-gegevens;

    v)

    inzake de compatibiliteit en de prioriteit van signaleringen;

    vi)

    inzake de uitoefening van het recht van toegang;

    c)

    „extra gegevens”: de in SIS II opgeslagen en aan SIS II-signaleringen gerelateerde gegevens die onmiddellijk ter beschikking van de bevoegde autoriteiten staan in de gevallen waarin personen over wie gegevens in SIS II zijn opgenomen („betrokkenen”), worden aangetroffen als gevolg van opzoekingen in dit systeem;

    d)

    „persoonsgegevens”: iedere informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon („betrokkene”); als identificeerbaar wordt beschouwd een persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd;

    e)

    „verwerking van persoonsgegevens” („verwerking”): elke bewerking of elk geheel van bewerkingen met betrekking tot persoonsgegevens, al dan niet uitgevoerd met behulp van geautomatiseerde procedés, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op enigerlei andere wijze ter beschikking stellen, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, wissen of vernietigen van gegevens.

    2.   Elke verwijzing in dit besluit naar bepalingen van Kaderbesluit 2002/584/JBZ wordt geacht tevens te verwijzen naar de overeenkomstige bepalingen van overeenkomsten die tussen de Europese Unie en derde landen op grond van de artikelen 24 en 38 van het EU-Verdrag zijn gesloten met het oog op de overlevering van personen op grond van een aanhoudingsbevel, die voorzien in de toezending van dat aanhoudingsbevel via het Schengeninformatiesysteem.

    Artikel 4

    Technische architectuur en werking van SIS II

    1.   SIS II bestaat uit:

    a)

    een centraal systeem („het centrale SIS II”) bestaande uit:

    een technisch ondersteunende functie („CS-SIS”) die de SIS II-databank bevat;

    een uniforme nationale interface („NI-SIS”);

    b)

    een nationaal deel („N.SIS II”) in elk van de lidstaten, bestaande uit de nationale datasystemen die in verbinding staan met het centrale SIS II. Een N.SIS II kan een gegevensbestand bevatten („nationale kopie”) dat een volledige of gedeeltelijke kopie bevat van de SIS II-databank;

    c)

    een communicatie-infrastructuur tussen CS-SIS en NI-SIS („communicatie-infrastructuur”), waarmee een versleuteld virtueel netwerk tot stand wordt gebracht dat specifiek voor SIS II-gegevens bestemd is, en gegevens worden uitgewisseld tussen de in artikel 7, lid 2, bedoelde Sirene-bureaus.

    2.   SIS II-gegevens worden opgenomen, bijgewerkt, gewist en opgezocht via de verschillende N.SIS II-systemen. Er is een nationale kopie beschikbaar om op het grondgebied van elk van de lidstaten die een dergelijke kopie gebruiken, geautomatiseerde bevraging mogelijk te maken. De gegevensbestanden van andere lidstaten kunnen niet worden bevraagd via N.SIS II.

    3.   CS-SIS, dat voor technisch toezicht en beheer zorgt, bevindt zich in Straatsburg (Frankrijk) en een CS-SIS-back-up, die alle functies van het belangrijkste CS-SIS kan overnemen wanneer dit uitvalt, bevindt zich in Sankt Johann im Pongau (Oostenrijk).

    4.   CS-SIS zal de nodige diensten leveren voor de bijwerking van gegevens en de opzoekingen van gegevens in de SIS II-databank. Voor de lidstaten die een nationale kopie gebruiken, verzorgt CS-SIS:

    a)

    de onlinebijwerking van de nationale kopieën;

    b)

    de synchronisatie en de samenhang tussen de nationale kopieën en de SIS II-databank;

    c)

    het proces voor de initialisering en het herstel van de nationale kopieën.

    Artikel 5

    Kosten

    1.   De kosten voor het opzetten, de werking en het onderhoud van het centrale SIS II en de communicatie-infrastructuur komen ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie.

    2.   Deze kosten omvatten de werkzaamheden in verband met CS-SIS waarmee gezorgd wordt voor de in artikel 4, lid 4, bedoelde diensten.

    3.   De kosten voor het opzetten, de werking en het onderhoud van elk N.SIS II komen ten laste van de betrokken lidstaat.

    HOOFDSTUK II

    VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE LIDSTATEN

    Artikel 6

    Nationale systemen

    Elke lidstaat is verantwoordelijk voor het opzetten, doen functioneren en onderhouden van een N.SIS II en het aansluiten van zijn N.SIS II op NI-SIS.

    Artikel 7

    N.SIS II-instantie en Sirene-bureau

    1.   Elke lidstaat wijst een autoriteit aan („N.SIS II-instantie”) die de centrale verantwoordelijkheid voor zijn N.SIS II heeft.

    Deze autoriteit is verantwoordelijk voor de goede werking en beveiliging van N.SIS II, zorgt voor de toegang van de bevoegde autoriteiten tot SIS II en treft de nodige maatregelen ten behoeve van de naleving van de bepalingen van dit besluit.

    Elke lidstaat stuurt zijn signaleringen door via de N.SIS II-instantie.

    2.   Elke lidstaat wijst de autoriteit aan die ervoor zorgt dat alle aanvullende informatie wordt uitgewisseld („het Sirene-bureau”), overeenkomstig de bepalingen van het Sirene-handboek, als bedoeld in artikel 8.

    Het Sirene-bureau coördineert ook de kwaliteitscontrole van de in SIS II opgenomen informatie. Voor deze taken heeft het toegang tot de in SIS II verwerkte gegevens.

    3.   De lidstaten lichten de beheersautoriteit in over hun N.SIS II-instantie en hun Sirene-bureau. De beheersautoriteit maakt daarvan een lijst bekend, tezamen met de in artikel 46, lid 8, bedoelde lijst.

    Artikel 8

    Uitwisseling van aanvullende informatie

    1.   Aanvullende informatie wordt uitgewisseld overeenkomstig de bepalingen van het Sirene-handboek en met gebruikmaking van de communicatie-infrastructuur. Indien de communicatie-infrastructuur niet voorhanden is, kunnen de lidstaten andere afdoende beveiligde technische middelen gebruiken voor de uitwisseling van aanvullende informatie.

    2.   Deze informatie wordt alleen gebruikt voor het doel waarvoor zij is verstrekt.

    3.   Aan door andere lidstaten gedane verzoeken om aanvullende informatie wordt zo spoedig mogelijk voldaan.

    4.   Nadere voorschriften voor de uitwisseling van aanvullende informatie worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 67, in de vorm van een handboek, „Sirene-handboek” genaamd, onverminderd de bepalingen van het instrument tot oprichting van de bedoelde beheersautoriteit.

    Artikel 9

    Naleving van de technische normen

    1.   Teneinde de gegevenstransmissie snel en efficiënt te doen plaatsvinden, conformeert elke lidstaat zich bij het opzetten van zijn N.SIS II aan de daartoe vastgestelde protocollen en technische procedures teneinde de compatibiliteit van het CS-SIS met het N.SIS II te waarborgen. Deze protocollen en technische procedures worden gespecificeerd volgens de procedure van artikel 67, onverminderd de bepalingen van het instrument tot oprichting van de bedoelde beheersautoriteit.

    2.   Indien een lidstaat een nationale kopie gebruikt, zorgt hij er met behulp van de door CS-SIS geleverde diensten voor dat de gegevens die in de nationale kopie zijn opgeslagen, door middel van automatische bijwerkingen, bedoeld in artikel 4, lid 4, identiek en consistent zijn met de SIS II-databank en dat een opzoeking in die nationale kopie een resultaat oplevert dat gelijkwaardig is aan een opzoeking in de SIS II-databank.

    Artikel 10

    Beveiliging — Lidstaten

    1.   Elke lidstaat neemt voor zijn N.SIS II passende maatregelen, waartoe ook een beveiligingsplan behoort, opdat:

    a)

    gegevens fysiek worden beschermd, onder meer door noodplannen voor kritieke infrastructuur;

    b)

    onbevoegden de toegang tot de voor de verwerking van persoonsgegevens gebezigde gegevensverwerkingsfaciliteiten wordt ontzegd (controle op de toegang tot de faciliteiten);

    c)

    voorkomen wordt dat gegevensdragers door onbevoegden kunnen worden gelezen, gekopieerd, veranderd of verwijderd (controle op gegevensdragers);

    d)

    onbevoegde gegevensopslag in het geheugen, alsmede onbevoegde kennisneming, wijziging of verwijdering van opgeslagen persoonsgegevens worden voorkomen (controle op de opslag);

    e)

    voorkomen wordt dat geautomatiseerde gegevensverwerkingssystemen door middel van gegevenstransmissieapparatuur door onbevoegden kunnen worden gebruikt (controle op de gebruikers);

    f)

    degenen die bevoegd zijn om een systeem voor automatische gegevensverwerking te gebruiken, uitsluitend toegang hebben tot de gegevens waarop hun toegangsbevoegdheid betrekking heeft, en uitsluitend met persoonlijke en unieke gebruikersidentiteiten en geheime toegangsprocedures (controle op de toegang tot de gegevens);

    g)

    wordt gewaarborgd dat alle autoriteiten met toegangsrecht tot SIS II of tot faciliteiten voor gegevensverwerking, profielen opstellen waarin de taken en verantwoordelijkheden worden omschreven van personen die bevoegd zijn om gegevens in te zien, in te voeren, bij te werken, te wissen en te doorzoeken, en deze profielen desgevraagd onverwijld ter beschikking te stellen van de in artikel 60 bedoelde nationale controleautoriteiten (personeelsprofielen);

    h)

    nagegaan en vastgesteld kan worden aan welke instanties persoonsgegevens door middel van gegevenstransmissieapparatuur kunnen worden overgedragen (controle op de overdracht);

    i)

    naderhand kan worden nagegaan en vastgesteld welke persoonsgegevens wanneer, door wie en voor welk doel in een geautomatiseerd gegevensverwerkingssysteem zijn opgenomen (controle op de opneming);

    j)

    wordt voorkomen, in het bijzonder door middel van passende versleutelingstechnieken, dat bij de overdracht van persoonsgegevens of vervoer van gegevensdragers de gegevens op onbevoegde wijze worden gelezen, gekopieerd, gewijzigd of verwijderd (controle op het transport);

    k)

    de doelmatigheid van de in dit lid bedoelde beveiligingsmaatregelen doorlopend wordt gecontroleerd en met betrekking tot deze interne controle de nodige organisatorische maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat de voorschriften van dit besluit worden nageleefd (interne controle).

    2.   De lidstaten nemen maatregelen, gelijkwaardig aan die vermeld in lid 1, met het oog op de beveiliging van de uitwisseling van aanvullende informatie.

    Artikel 11

    Vertrouwelijkheid — Lidstaten

    Elke lidstaat past, in overeenstemming met zijn nationale wetgeving, de voorschriften inzake het beroepsgeheim of een gelijkwaardige geheimhoudingsplicht toe op iedere persoon en instantie die met SIS II-gegevens en aanvullende informatie moet werken. Deze geheimhoudingsplicht blijft gelden nadat de persoon zijn functie of dienstverband heeft beëindigd of de instantie haar werkzaamheden heeft stopgezet.

    Artikel 12

    Bijhouden van registers op nationaal niveau

    1.   Lidstaten die geen nationale kopieën gebruiken, zorgen ervoor dat elke toegang tot en uitwisseling van persoonsgegevens in, respectievelijk met, het CS-SIS wordt vastgelegd in het N.SIS II met het oog op controle op de rechtmatigheid van de bevraging, om toezicht te houden op de rechtmatigheid van de gegevensverwerking, ten behoeve van interne controle en om te zorgen voor de goede werking van het N.SIS II en voor de integriteit en beveiliging van de gegevens.

    2.   De lidstaten die nationale kopieën gebruiken, zorgen ervoor dat elke toegang tot en uitwisseling van SIS II-gegevens wordt vastgelegd voor de in lid 1 genoemde doeleinden. Dit geldt niet voor de in artikel 4, lid 4, bedoelde processen.

    3.   De registers bevatten met name het relaas van de signaleringen, de datum en het tijdstip van de gegevenstransmissie, de voor bevraging gebruikte gegevens, de verwijzing naar de toegezonden gegevens, alsmede de naam van de bevoegde autoriteit en van de persoon die met de verwerking van de gegevens is belast.

    4.   De registers mogen alleen voor het in de leden 1 en 2 genoemde doel worden gebruikt en worden ten vroegste één jaar en uiterlijk drie jaar na de aanleg ervan verwijderd. De registers die het relaas van de signaleringen bevatten, worden één tot drie jaar na de verwijdering van de signaleringen gewist.

    5.   Registers kunnen langer worden bewaard indien zij nodig zijn in het kader van lopende controleprocedures.

    6.   De bevoegde nationale autoriteiten die ermee belast zijn toe te zien op de rechtmatigheid van de bevraging, hebben, ten behoeve van het toezicht op de rechtmatigheid van de gegevensverwerking met het oog op de interne controle, om te zorgen voor de goede werking van het N.SIS II, en met het oog op de integriteit en beveiliging van de gegevens, binnen de grenzen van hun bevoegdheid en op verzoek toegang tot deze registers om ervoor te zorgen dat zij hun taken kunnen vervullen.

    Artikel 13

    Interne controle

    De lidstaten zorgen ervoor dat elke instantie met toegangsrecht tot SIS II-gegevens de nodige maatregelen treft met het oog op de naleving van dit besluit en, indien nodig, samenwerkt met de nationale controleautoriteit bedoeld in artikel 59.

    Artikel 14

    Opleiding van het personeel

    Alvorens toestemming te krijgen om in SIS II opgeslagen gegevens te verwerken, krijgt het personeel van de autoriteiten met toegangsrecht tot SIS II een degelijke opleiding over de regels inzake gegevensbeveiliging en -bescherming en wordt het op de hoogte gebracht van ter zake doende strafbare feiten en sancties.

    HOOFDSTUK III

    VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE BEHEERSAUTORITEIT

    Artikel 15

    Operationeel beheer

    1.   Na een overgangsperiode zal een beheersautoriteit, hierna „de beheersautoriteit” genoemd, die uit de begroting van de Europese Unie wordt gefinancierd, worden belast met het operationele beheer van het centrale SIS II. De beheersautoriteit zorgt er samen met de lidstaten voor dat te allen tijde de beste voorhanden zijnde technologie wordt gebruikt voor het centrale SIS II, onder voorbehoud van een kosten-batenanalyse.

    2.   De beheersautoriteit wordt tevens belast met de volgende taken met betrekking tot de communicatie-infrastructuur:

    a)

    toezicht;

    b)

    beveiliging;

    c)

    coördinatie van de betrekkingen tussen de lidstaten en de dienstverlener.

    3.   De Commissie wordt belast met alle andere taken die betrekking hebben op de communicatie-infrastructuur, met name:

    a)

    begrotingsuitvoeringstaken;

    b)

    aanschaf en vernieuwing;

    c)

    contractuele aangelegenheden.

    4.   Gedurende een overgangsperiode die voorafgaat aan de werkzaamheden van de beheersautoriteit, is de Commissie belast met het operationele beheer van het centrale SIS II. De Commissie mag dit beheer, evenals begrotingsuitvoeringstaken, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (18) overlaten aan nationale overheidsinstanties, in twee verschillende landen.

    5.   Elke nationale overheidsinstantie zoals bedoeld in lid 4, moet in het bijzonder voldoen aan onderstaande selectiecriteria:

    a)

    de instantie moet hebben bewezen dat zij over langdurige ervaring beschikt in het omgaan met een grootschalig informatiesysteem met de in artikel 4, lid 4, bedoelde functies;

    b)

    de instantie moet beschikken over langdurige deskundigheid in het omgaan met en het beveiligen van een informatiesysteem dat vergelijkbaar is met de in artikel 4, lid 4, bedoelde functies;

    c)

    de instantie moet beschikken over voldoende en ervaren personeel dat beroepsdeskundigheid en taalvaardigheden bezit die zijn afgestemd op de werkzaamheden in het kader van internationale samenwerking zoals die vereist door SIS II;

    d)

    de instantie moet beschikken over een beveiligde en op maat gesneden faciliteiteninfrastructuur, met name om voor een back-up en ononderbroken werking van grootschalige IT-systemen te kunnen zorgen, en

    e)

    de instantie moet functioneren in een administratieve context die haar in staat stelt zich naar behoren van haar taken te kwijten en elk belangenconflict te vermijden.

    6.   Alvorens taken te delegeren op de wijze bedoeld in lid 4, alsook op gezette tijden nadien, licht de Commissie het Europees Parlement en de Raad in over de voorwaarden van de delegatie, de precieze reikwijdte ervan en de instanties waaraan taken zijn gedelegeerd.

    7.   Indien de Commissie tijdens de overgangsperiode op grond van lid 4 haar taken delegeert, zorgt zij ervoor dat de beperkingen van het institutionele bestel zoals vastgelegd in het Verdrag, daarbij volledig worden geëerbiedigd. In het bijzonder waarborgt zij dat deze delegatie niet ten koste gaat van effectieve controlemechanismen krachtens het recht van de Europese Unie, ongeacht of het gaat om controle door het Hof van Justitie, de Rekenkamer of de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

    8.   Het operationele beheer van het centrale SIS II omvat alle taken die nodig zijn om het centrale SIS II overeenkomstig deze verordening 24 uur per dag en zeven dagen per week te laten functioneren, met name de voor de goede werking van het systeem onontbeerlijke onderhoudswerkzaamheden en technische ontwikkelingen.

    Artikel 16

    Beveiliging

    1.   De beheersautoriteit, voor het centrale SIS II, en de Commissie, voor de communicatie-infrastructuur, nemen de nodige maatregelen, waartoe ook een veiligheidsplan behoort, opdat:

    a)

    gegevens fysiek worden beschermd, onder meer door noodplannen voor kritieke infrastructuur;

    b)

    onbevoegden de toegang tot de voor de verwerking van persoonsgegevens gebezigde gegevensverwerkingsfaciliteiten wordt ontzegd (controle op de toegang tot de faciliteiten);

    c)

    voorkomen wordt dat gegevensdragers door onbevoegden kunnen worden gelezen, gekopieerd, veranderd of verwijderd (controle op gegevensdragers);

    d)

    onbevoegde gegevensopslag in het geheugen, alsmede onbevoegde kennisneming, wijziging of verwijdering van opgeslagen persoonsgegevens worden voorkomen (controle op de opslag);

    e)

    voorkomen wordt dat geautomatiseerde gegevensverwerkingssystemen door middel van gegevenstransmissieapparatuur door onbevoegden kunnen worden gebruikt (controle op de gebruikers);

    f)

    degenen die bevoegd zijn een systeem voor automatische gegevensverwerking te gebruiken, uitsluitend toegang hebben tot de gegevens waarop hun toegangsbevoegdheid betrekking heeft, en uitsluitend met persoonlijke en unieke gebruikersidentiteiten en geheime toegangsprocedures (controle op de toegang tot de gegevens);

    g)

    profielen worden opgesteld waarin de taken en verantwoordelijkheden worden omschreven van personen die bevoegd zijn om de gegevens in te zien of toegang hebben tot faciliteiten voor gegevensverwerking, en deze profielen desgevraagd onverwijld ter beschikking worden gesteld van de in artikel 61 bedoelde Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (personeelsprofielen);

    h)

    nagegaan en vastgesteld kan worden aan welke instanties persoonsgegevens door middel van gegevenstransmissieapparatuur kunnen worden overgedragen (controle op de overdracht);

    i)

    naderhand kan worden nagegaan en vastgesteld welke persoonsgegevens wanneer en door wie in een geautomatiseerd gegevensverwerkingssysteem zijn opgenomen (controle op de opneming);

    j)

    wordt voorkomen, in het bijzonder door middel van passende versleutelingstechnieken, dat bij de overdracht van persoonsgegevens of bij het transport van gegevensdragers de gegevens op onbevoegde wijze worden gelezen, gekopieerd, gewijzigd of verwijderd (controle op het transport);

    k)

    de doelmatigheid van de in dit lid bedoelde beveiligingsmaatregelen doorlopend wordt gecontroleerd en met betrekking tot deze interne controle de nodige organisatorische maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat de voorschriften van dit besluit worden nageleefd (interne controle).

    2.   De beheersautoriteit neemt maatregelen, gelijkwaardig aan die vermeld in lid 1, met het oog op de beveiliging van de uitwisseling van aanvullende informatie via de communicatie-infrastructuur.

    Artikel 17

    Vertrouwelijkheid — Beheersautoriteit

    1.   Onverminderd artikel 17 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen past de beheersautoriteit de voorschriften inzake het beroepsgeheim of een gelijkwaardige geheimhoudingsplicht toe op iedere persoon die met SIS II-gegevens moet werken, aan de hand van normen die vergelijkbaar zijn met die van artikel 11 van dit besluit. Deze geheimhoudingsplicht blijft gelden nadat de persoon zijn functie of dienstverband heeft beëindigd of zijn werkzaamheden heeft stopgezet.

    2.   De beheersautoriteit neemt maatregelen, gelijkwaardig aan die vermeld in lid 1, met het oog op de vertrouwelijkheid van de uitwisseling van aanvullende informatie via de communicatie-infrastructuur.

    Artikel 18

    Bijhouden van registers op centraal niveau

    1.   De beheersautoriteit zorgt ervoor dat elke toegang tot en elke uitwisseling van persoonsgegevens in, respectievelijk met, het CS-SIS wordt vastgelegd voor de in artikel 12, leden 1 en 2, genoemde doeleinden.

    2.   De registers bevatten met name het relaas van de signaleringen, de datum en het tijdstip van de gegevenstransmissie, de voor bevraging gebruikte gegevens, de verwijzing naar de toegezonden gegevens, alsmede de naam van de bevoegde autoriteit die met de verwerking van de gegevens is belast.

    3.   De registers mogen alleen voor de in lid 1 genoemde doeleinden worden gebruikt en worden ten vroegste één jaar en uiterlijk drie jaar na de aanleg ervan verwijderd. De registers die het relaas van de signaleringen bevatten, worden één tot drie jaar na de verwijdering van de signaleringen gewist.

    4.   Registers kunnen langer worden bewaard indien zij nodig zijn in het kader van lopende controleprocedures.

    5.   De bevoegde nationale autoriteiten die ermee beslast zijn toe te zien op de rechtmatigheid van de bevraging, hebben, ten behoeve van het toezicht op de rechtmatigheid van de gegevensverwerking, met het oog op de interne controle, om te zorgen voor de goede werking van het CS-SIS en met het oog op de integriteit en beveiliging van de gegevens, binnen de grenzen van hun bevoegdheid en op verzoek toegang tot deze registers om ervoor te zorgen dat zij hun taken kunnen vervullen.

    Artikel 19

    Voorlichtingscampagne

    Bij de inbedrijfstelling van SIS II organiseert de Commissie, in samenwerking met de nationale controleautoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, een voorlichtingscampagne om het publiek te informeren omtrent de doelstellingen, de opgeslagen gegevens, de autoriteiten met toegangsrecht en de rechten van het individu. Zodra de beheersautoriteit is opgericht, herhaalt deze, in samenwerking met de nationale controleautoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, op gezette tijden deze campagne. In samenwerking met hun nationale controleautoriteiten ontwikkelen de lidstaten het beleid dat nodig is om hun burgers algemene voorlichting over SIS II te geven, en geven daaraan vervolgens uitvoering.

    HOOFDSTUK IV

    GEGEVENSCATEGORIEËN EN MARKERING

    Artikel 20

    Categorieën gegevens

    1.   Onverminderd artikel 8, lid 1, en de bepalingen van dit besluit met betrekking tot de opslag van aanvullende gegevens, bevat SIS II alleen de door elk van de lidstaten verstrekte categorieën gegevens, zoals vereist voor de in de artikelen 26, 32, 34, 36 en 38 genoemde doeleinden.

    2.   De categorieën gegevens zijn:

    a)

    de gesignaleerde personen;

    b)

    de voorwerpen bedoeld in artikel 36 en artikel 38.

    3.   Voor gesignaleerde personen worden ten hoogste de onderstaande gegevens opgenomen:

    a)

    achterna(a)m(en) en voorna(a)m(en), na(a)m(en) bij geboorte en voorheen gebruikte namen, en aliassen, in voorkomend geval afzonderlijk;

    b)

    bijzondere onveranderlijke en objectieve fysieke kenmerken;

    c)

    geboorteplaats en -datum;

    d)

    geslacht;

    e)

    foto's;

    f)

    vingerafdrukken;

    g)

    nationaliteit(en);

    h)

    bejegeningsgegevens „gewapend”, „gewelddadig” of „ontsnapt”;

    i)

    reden van signalering;

    j)

    signalerende autoriteit;

    k)

    vermelding van de beslissing die aan de signalering ten grondslag ligt;

    l)

    de te nemen maatregel;

    m)

    koppeling(en) met andere SIS II-signaleringen overeenkomstig artikel 52;

    n)

    het soort strafbaar feit.

    4.   De technische voorschriften die nodig zijn voor het opnemen, bijwerken, wissen en opzoeken van de in lid 2 en lid 3 bedoelde gegevens, worden volgens de procedure van artikel 67 vastgesteld, onverminderd de bepalingen van het instrument tot oprichting van de beheersautoriteit.

    5.   De technische voorschriften die nodig zijn voor het opzoeken van de in lid 3 bedoelde gegevens, zijn soortgelijk voor opzoekingen in CS-SIS, in nationale kopieën en in technische kopieën, als bedoeld in artikel 46, lid 2.

    Artikel 21

    Evenredigheid

    De signalerende lidstaat gaat na of de zaak zodanig geschikt, ter zake doende en belangrijk is dat opneming van de signalering in SIS II gerechtvaardigd is.

    Artikel 22

    Specifieke voorschriften met betrekking tot foto's en vingerafdrukken

    Voor het gebruik van foto's en vingerafdrukken zoals bedoeld in artikel 20, lid 3, onder e) en f), gelden de volgende bepalingen:

    a)

    foto's en vingerafdrukken worden alleen opgenomen als door middel van een speciale kwaliteitscontrole is vastgesteld dat aan een minimale gegevenskwaliteitsnorm is voldaan. De speciale kwaliteitscontrole wordt gespecificeerd volgens de procedure van artikel 67, onverminderd de bepalingen van het instrument tot oprichting van de beheersautoriteit;

    b)

    foto's en vingerafdrukken worden alleen gebruikt ter bevestiging van de identiteit van een persoon die is aangetroffen als gevolg van een alfanumerieke opzoeking in SIS II;

    c)

    zodra dit technisch mogelijk is, mogen vingerafdrukken ook worden gebruikt voor de vaststelling van de identiteit van een persoon op basis van diens biometrische identificatiekenmerken. Voordat deze functie in SIS II wordt ingevoerd, komt de Commissie met een verslag over de beschikbaarheid en geschiktheid van de vereiste technologie, waarover het Europees Parlement wordt geraadpleegd.

    Artikel 23

    Vereisten voor de opneming van een signalering

    1.   Een signalering van personen kan niet worden opgenomen zonder de in artikel 20, lid 3, onder a), d), en l), alsmede, in voorkomend geval, onder k), bedoelde gegevens.

    2.   Daarnaast worden alle andere in artikel 20, lid 3, opgesomde gegevens opgenomen, indien deze beschikbaar zijn.

    Artikel 24

    Algemene bepalingen betreffende markering

    1.   Wanneer een lidstaat van oordeel is dat gevolg geven aan een overeenkomstig artikel 26, artikel 32 of artikel 36 opgenomen signalering in strijd is met zijn nationale recht, internationale verplichtingen of wezenlijke nationale belangen, kan hij alsnog verlangen dat de signalering wordt gemarkeerd, zodat de gevraagde maatregel op zijn grondgebied niet wordt uitgevoerd op grond van signalering. De markering wordt aangebracht door het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat.

    2.   Teneinde de lidstaten in staat te stellen te verlangen dat een markering wordt aangebracht in een signalering overeenkomstig artikel 26, worden zij via de uitwisseling van aanvullende informatie automatisch in kennis gesteld van elke nieuwe signalering van die categorie.

    3.   Indien een signalerende lidstaat in zeer dringende en ernstige gevallen om uitvoering van de maatregel verzoekt, gaat de uitvoerende lidstaat na of hij kan toestaan dat de op zijn verzoek aangebrachte markering wordt ingetrokken. Indien dat het geval is, neemt de uitvoerende lidstaat de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de gevraagde maatregel onmiddellijk kan worden uitgevoerd.

    Artikel 25

    Markering van signaleringen met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering

    1.   Wanneer Kaderbesluit 2002/584/JBZ van toepassing is, wordt een markering die ertoe leidt dat niet tot aanhouding kan worden overgegaan, slechts in een signalering met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering aangebracht wanneer de justitiële autoriteit die krachtens het nationale recht bevoegd is voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel, de tenuitvoerlegging van dat bevel heeft geweigerd op basis van een grond voor weigering van tenuitvoerlegging, en wanneer de markering is verlangd.

    2.   Op verzoek van een krachtens het nationale recht bevoegde justitiële autoriteit kan het, op basis van een algemene instructie of in een specifiek geval, evenwel ook nodig zijn een markering aan te brengen in een signalering met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering wanneer het duidelijk is dat de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel zal moeten worden geweigerd.

    HOOFDSTUK V

    SIGNALERINGEN VAN PERSONEN DIE MET HET OOG OP AANHOUDING TEN BEHOEVE VAN OVERLEVERING OF UITLEVERING WORDEN GEZOCHT

    Artikel 26

    Doelstellingen en voorwaarden

    1.   Gegevens over personen die met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering worden gezocht op basis van een Europees aanhoudingsbevel of die met het oog op aanhouding ten behoeve van uitlevering worden gezocht, worden opgenomen op verzoek van de rechterlijke instantie van de signalerende lidstaat.

    2.   Gegevens over personen die met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering worden gezocht, worden eveneens opgenomen op basis van aanhoudingsbevelen die zijn uitgevaardigd krachtens overeenkomsten die tussen de Europese Unie en derde landen op grond van de artikelen 24 en 38 van het Verdrag betreffende de Europese Unie zijn gesloten met het oog op de overlevering van personen op grond van een aanhoudingsbevel, die voorzien in de toezending van een dergelijk aanhoudingsbevel via het Schengeninformatiesysteem.

    Artikel 27

    Extra gegevens over personen die worden gezocht met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering

    1.   Indien een persoon met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering wordt gezocht op basis van een Europees aanhoudingsbevel, neemt de signalerende lidstaat een kopie van het originele Europees aanhoudingsbevel in SIS II op.

    2.   De signalerende lidstaat kan een kopie van een vertaling van het Europese aanhoudingsbevel invoeren in één of meer andere officiële talen van de Europese Unie.

    Artikel 28

    Aanvullende informatie over personen die worden gezocht met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering

    De lidstaat die de signalering met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering in SIS II heeft aangebracht, deelt de in artikel 8, lid 1, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ bedoelde gegevens aan alle lidstaten mee door middel van het uitwisselen van aanvullende informatie.

    Artikel 29

    Aanvullende informatie over personen die worden gezocht met het oog op aanhouding ten behoeve van uitlevering

    1.   De lidstaat die de signalering met het oog op uitlevering in het SIS II heeft ingebracht, deelt de volgende gegevens aan alle lidstaten mee door middel van het uitwisselen van aanvullende informatie:

    a)

    de om aanhouding verzoekende autoriteit;

    b)

    het bestaan van een bevel tot aanhouding of van een akte die dezelfde kracht heeft, of van een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis;

    c)

    de aard en de wettelijke omschrijving van het strafbaar feit;

    d)

    een beschrijving van de omstandigheden waaronder het strafbare feit is begaan, met inbegrip van tijd, plaats en mate van betrokkenheid van de gesignaleerde persoon bij het strafbare feit;

    e)

    voor zover mogelijk de gevolgen van het strafbare feit;

    f)

    of enige andere informatie die nuttig of noodzakelijk is voor de uitvoering van de signalering.

    2.   De in lid 1 bedoelde gegevens worden niet meegedeeld wanneer de in artikel 27 of artikel 28 bedoelde gegevens reeds zijn verstrekt en toereikend worden geacht voor de tenuitvoerlegging van de signalering door de uitvoerende lidstaat.

    Artikel 30

    Omzetting van signaleringen over personen die worden gezocht met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering of uitlevering

    Wanneer aanhouding niet mogelijk is wegens een afwijzende beslissing door een aangezochte lidstaat overeenkomstig de procedures voor markering van artikel 24 of artikel 25, of wegens een nog niet beëindigde toetsing in het geval van een signalering met het oog op aanhouding ten behoeve van uitlevering, dient de genoemde aangezochte lidstaat de signalering te behandelen als een signalering ter fine van mededeling van de plaats waar de betrokkene zich bevindt.

    Artikel 31

    Tenuitvoerlegging van de in een signalering gevraagde maatregel ten aanzien van een persoon die wordt gezocht met het oog op aanhouding ten behoeve van overlevering of uitlevering

    1.   Wanneer dit kaderbesluit van toepassing is, vormt een overeenkomstig artikel 26 in SIS II opgenomen signalering, in combinatie met de extra gegevens bedoeld in artikel 27, een krachtens Kaderbesluit 2002/584/JBZ uitgevaardigd Europees aanhoudingsbevel en heeft die signalering dezelfde gevolgen.

    2.   Wanneer Kaderbesluit 2002/584/JBZ niet van toepassing is, heeft een overeenkomstig de artikelen 26 en 29 in SIS II aangebrachte signalering dezelfde kracht als een verzoek om voorlopige aanhouding krachtens artikel 16 van het Europees Verdrag betreffende uitlevering van 13 december 1957 of artikel 15 van het Verdrag aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden van 27 juni 1962.

    HOOFDSTUK VI

    SIGNALERINGEN VAN VERMISTE PERSONEN

    Artikel 32

    Doelstellingen en voorwaarden

    1.   Gegevens over vermiste personen die in bescherming moeten worden genomen en/of van wie de verblijfplaats moet worden nagegaan, worden op last van de bevoegde autoriteit van de signalerende lidstaat in SIS II opgenomen.

    2.   Onderstaande categorieën van vermiste personen kunnen worden opgenomen:

    a)

    vermiste personen die in bescherming moeten worden genomen

    i)

    ter bescherming van zichzelf;

    ii)

    ter voorkoming van gevaar;

    b)

    vermiste personen die niet in bescherming moeten worden genomen.

    3.   Lid 2, onder a), is enkel van toepassing op personen die op last van een bevoegde autoriteit in een inrichting moeten worden opgenomen.

    4.   De leden 1, 2 en 3 gelden in het bijzonder voor minderjarigen.

    5.   De lidstaten zien erop toe dat uit de in SIS II opgenomen gegevens blijkt onder welke van de in lid 2 vermelde categorieën de vermiste persoon valt.

    Artikel 33

    Tenuitvoerlegging van een in een signalering gevraagde maatregel

    1.   Wanneer personen zoals bedoeld in artikel 32, worden aangetroffen, delen de bevoegde autoriteiten, met inachtneming van lid 2, aan de signalerende lidstaat mee waar de betrokkenen zich bevinden. Zij kunnen, in de gevallen zoals bedoeld in artikel 32, lid 2, onder a), de betrokkenen in bewaring stellen, teneinde verdere doorreis te beletten, voor zover dit op grond van het nationale recht is toegestaan.

    2.   Wanneer een vermiste meerderjarige wordt aangetroffen, is voor andere mededelingen van gegevens dan die tussen de bevoegde autoriteiten de instemming van de betrokken persoon vereist. De bevoegde autoriteiten kunnen echter aan een belanghebbende die de persoon als vermist heeft opgegeven, meedelen dat de signalering is verwijderd omdat de persoon is gelokaliseerd.

    HOOFDSTUK VII

    SIGNALERINGEN VAN PERSONEN DIE WORDEN GEZOCHT MET HET OOG OP EEN GERECHTELIJKE PROCEDURE

    Artikel 34

    Doelstellingen en voorwaarden

    Ten behoeve van de mededeling van de woon- of verblijfplaats van de betrokkenen nemen de lidstaten op verzoek van een bevoegde autoriteit in SIS II gegevens op over:

    a)

    getuigen;

    b)

    personen die door de rechterlijke instanties in het kader van een strafprocedure zijn opgeroepen of die daartoe worden gezocht wegens feiten waarvoor zij worden vervolgd;

    c)

    personen aan wie een vonnis of andere documenten dienen te worden betekend in het kader van een strafprocedure wegens feiten waarvoor zij worden vervolgd;

    d)

    personen aan wie een oproep tot het ondergaan van een vrijheidsstraf dient te worden betekend.

    Artikel 35

    Tenuitvoerlegging van de in een signalering gevraagde maatregel

    De gevraagde informatie wordt aan de verzoekende lidstaat meegedeeld door middel van de uitwisseling van aanvullende informatie.

    HOOFDSTUK VIII

    SIGNALERINGEN VAN PERSONEN EN VOORWERPEN MET HET OOG OP ONOPVALLENDE CONTROLES OF GERICHTE CONTROLES

    Artikel 36

    Doelstellingen en voorwaarden

    1.   Gegevens over personen of voertuigen, vaartuigen, luchtvaartuigen en containers worden met inachtneming van het nationale recht van de signalerende lidstaat, hetzij ter fine van onopvallende, hetzij ter fine van gerichte controles overeenkomstig het bepaalde in artikel 37, lid 4, opgenomen.

    2.   Een dergelijke signalering is toegestaan met het oog op de vervolging van strafbare feiten en ter voorkoming van gevaar voor de openbare veiligheid, indien:

    a)

    er duidelijke aanwijzingen zijn dat een persoon een ernstig misdrijf beraamt of pleegt, zoals de in artikel 2, lid 2, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ vermelde strafbare feiten, of

    b)

    een algemene beoordeling van een persoon, vooral op grond van de door hem gepleegde strafbare feiten, doet verwachten dat hij ernstige misdrijven, zoals de in artikel 2, lid 2, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ vermelde strafbare feiten, zal blijven plegen.

    3.   Voorts is signalering, voor zover dat krachtens het nationale recht is toegestaan, op verzoek van de voor de veiligheid van de staat bevoegde diensten mogelijk, indien er concrete aanwijzingen voor bestaan dat de in artikel 37, lid 1, genoemde gegevens met het oog op de voorkoming van een ernstige, van de desbetreffende persoon uitgaande bedreiging, dan wel van andere ernstige gevaren voor de interne of externe veiligheid van de staat noodzakelijk zijn. De lidstaat die op grond van dit lid de signalering verricht, stelt de overige lidstaten daarvan op de hoogte. Elke lidstaat bepaalt aan welke autoriteiten deze informatie wordt toegezonden.

    4.   Voertuigen, vaartuigen, luchtvaartuigen en containers kunnen worden gesignaleerd indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat zij in verband staan met een ernstig misdrijf zoals bedoeld in lid 2 of een ernstige bedreiging zoals bedoeld in lid 3.

    Artikel 37

    Tenuitvoerlegging van de in een signalering gevraagde maatregel

    1.   Ten behoeve van onopvallende of gerichte controles kunnen bij grenscontrole of andere politie- en douanecontroles in de lidstaat de onderstaande gegevens of een deel daarvan worden verzameld en aan de signalerende autoriteit worden meegedeeld:

    a)

    aantreffen van de gesignaleerde persoon of van het gesignaleerde voertuig, vaartuig of luchtvaartuig of de gesignaleerde container;

    b)

    plaats, tijdstip van of aanleiding voor de controle;

    c)

    reisroute en bestemming;

    d)

    personen die de betrokken personen begeleiden of inzittenden van het voertuig, vaartuig of luchtvaartuig van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zij in verband kunnen worden gebracht met de betrokken personen;

    e)

    het gebruikte voertuig, vaartuig, luchtvaartuig of de gebruikte container;

    f)

    meegenomen voorwerpen;

    g)

    omstandigheden waaronder de persoon of het voertuig, het vaartuig, het luchtvaartuig of de container zijn aangetroffen.

    2.   De in lid 1 bedoelde informatie wordt verstrekt via de uitwisseling van aanvullende informatie.

    3.   Bij de verzameling van de in lid 1 bedoelde informatie nemen de lidstaten de nodige maatregelen om het onopvallende karakter van de controle niet in gevaar te brengen.

    4.   Bij de in artikel 36 bedoelde gerichte controles kunnen met inachtneming van het nationale recht en voor de in dat artikel vermelde doeleinden personen, voertuigen, vaartuigen, luchtvaartuigen, containers en meegenomen voorwerpen worden onderzocht. Indien gerichte controles naar het recht van een lidstaat niet zijn toegestaan, wordt deze vorm van controle in die lidstaat automatisch in een onopvallende controle omgezet.

    HOOFDSTUK IX

    SIGNALERINGEN VAN VOORWERPEN MET HET OOG OP INBESLAGNEMING OF GEBRUIK ALS BEWIJSMATERIAAL IN EEN STRAFPROCEDURE

    Artikel 38

    Doelstellingen en voorwaarden

    1.   Gegevens over voorwerpen die met het oog op inbeslagneming of als bewijsmiddel in een strafprocedure worden gezocht, worden in SIS II opgenomen.

    2.   Onderstaande categorieën van gemakkelijk identificeerbare voorwerpen worden opgenomen:

    a)

    motorvoertuigen met een cilinderinhoud van meer dan 50 cc, vaartuigen en luchtvaartuigen;

    b)

    aanhangers met een ledig gewicht van meer dan 750 kg, caravans, industriële uitrusting, buitenboordmotoren en containers;

    c)

    vuurwapens;

    d)

    gestolen, verduisterde of anderszins vermiste blanco officiële documenten;

    e)

    gestolen, verduisterde, anderszins vermiste of ongeldig gemaakte, op naam gestelde identiteitspapieren zoals paspoorten, identiteitskaarten, rijbewijzen, verblijfstitels en reisdocumenten;

    f)

    gestolen, verduisterde of anderszins vermiste of ongeldig gemaakte voertuigregistratiebewijzen en voertuigkentekenplaten;

    g)

    bankbiljetten (geregistreerde biljetten);

    h)

    gestolen, verduisterde of anderszins vermiste of ongeldig gemaakte waardepapieren en betaalmiddelen zoals cheques, creditcards, obligaties, effecten en aandelen.

    3.   De technische voorschriften die nodig zijn voor het invoeren, bijwerken, wissen en opzoeken van de in lid 2 bedoelde gegevens, worden volgens de procedure van artikel 67 vastgesteld, onverminderd de bepalingen van het instrument tot oprichting van de beheersautoriteit.

    Artikel 39

    Tenuitvoerlegging van de in een signalering gevraagde maatregel

    1.   Blijkt uit een bevraging dat er met betrekking tot een aangetroffen voorwerp een signalering bestaat, dan neemt de autoriteit die zulks heeft geconstateerd, contact op met de signalerende autoriteit, teneinde de nodige maatregelen overeen te komen. Daartoe mogen overeenkomstig dit besluit persoonsgegevens worden verstrekt.

    2.   De in lid 1 bedoelde informatie wordt verstrekt via de uitwisseling van aanvullende informatie.

    3.   De lidstaat die het voorwerp aantreft, neemt overeenkomstig het nationale recht de nodige maatregelen.

    HOOFDSTUK X

    RECHT VAN TOEGANG TOT EN BEWARING VAN SIGNALERINGEN

    Artikel 40

    Autoriteiten met toegangsrecht tot signaleringen

    1.   Uitsluitend de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor

    a)

    grenscontrole, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (19);

    b)

    andere politie- en douanecontroles die in de betrokken lidstaat worden uitgevoerd, de coördinatie daarvan door daartoe aangewezen autoriteiten,

    verkrijgen toegang tot de overeenkomstig dit besluit in SIS II opgenomen gegevens en zijn bevoegd tot directe bevraging van die gegevens of bevraging in een kopie van de gegevens van SIS II.

    2.   Ook de nationale gerechtelijke instanties, waaronder de autoriteiten die belast zijn met de instelling van strafvervolging en van gerechtelijke onderzoeken voorafgaand aan tenlastelegging, alsook hun coördinerende instanties, hebben echter met het oog op de uitvoering van hun taken, zoals vastgesteld in de nationale wetgeving, toegang tot de in SIS II opgenomen gegevens en hebben het recht tot directe bevraging daarvan.

    3.   De in dit artikel bedoelde autoriteiten worden opgenomen in de artikel 46, lid 8, bedoelde lijst.

    Artikel 41

    Toegang van Europol tot SIS II-gegevens

    1.   Europol heeft binnen de beperkingen van zijn mandaat recht op toegang tot en directe bevraging van in overeenstemming met de artikelen 26, 36 en 38 in SIS II opgenomen gegevens.

    2.   Indien Europol bij een bevraging van SIS II een signalering aantreft, stelt Europol langs de in de Europol-overeenkomst vastgestelde kanalen de signalerende lidstaat daarvan in kennis.

    3.   Door een bevraging van SIS II verkregen informatie mag alleen worden gebruikt indien de betrokken lidstaat daarvoor toestemming geeft. Indien de betrokken lidstaat het gebruik van dergelijke informatie toestaat, wordt deze volgens de bepalingen van de Europol-overeenkomst behandeld. Europol mag die informatie alleen met de toestemming van de betrokken lidstaat aan andere landen en organen meedelen.

    4.   Europol mag de betrokken lidstaat om extra informatie verzoeken overeenkomstig de bepalingen van de Europol-overeenkomst.

    5.   Europol is ertoe gehouden:

    a)

    elke toegang en alle door hem verrichte bevragingen vast te leggen overeenkomstig het bepaalde in artikel 12;

    b)

    onverminderd de leden 3 en 4, delen van SIS II niet te verbinden met en de daarin opgenomen gegevens waartoe Europol toegang heeft, niet over te dragen naar een computersysteem voor gegevensvergaring en -verwerking dat door of bij Europol wordt gebruikt; delen van SIS II mogen evenmin worden gedownload of anderszins gekopieerd;

    c)

    de toegang tot in SIS II opgenomen gegevens te beperken tot personeel van Europol waaraan specifiek toestemming daarvoor is verleend;

    d)

    maatregelen zoals bedoeld in artikel 10 en artikel 11 te nemen en toe te passen;

    e)

    het uit hoofde van artikel 24 van de Europol-overeenkomst opgerichte gemeenschappelijk controleorgaan in de gelegenheid te stellen de activiteiten van Europol bij de uitoefening van zijn recht op toegang tot en bevraging van in SIS II opgenomen gegevens te evalueren.

    Artikel 42

    Toegang van Eurojust tot SIS II-gegevens

    1.   De nationale leden van Eurojust en hun assistenten hebben binnen de beperkingen van hun mandaat recht op toegang tot en bevraging van in overeenstemming met de artikelen 26, 32, 34 en 38 in SIS II opgenomen gegevens.

    2.   Indien een nationaal lid van Eurojust bij een bevraging van SIS II een signalering aantreft, stelt dat lid de signalerende lidstaat daarvan in kennis. Mededeling van uit deze bevraging verkregen informatie aan andere landen en organen is slechts mogelijk met toestemming van de signalerende lidstaat.

    3.   Niets in dit artikel mag worden uitgelegd als afbreuk doende aan de bepalingen van Besluit 2002/187/JBZ inzake gegevensbescherming en de aansprakelijkheid voor ongeoorloofde of incorrecte verwerking van deze gegevens door de nationale leden van Eurojust of hun assistenten of als een inbreuk op de bevoegdheden van het krachtens voornoemd besluit opgerichte gemeenschappelijk controleorgaan.

    4.   Elke toegang of bevraging door een nationaal lid van Eurojust of zijn assistent wordt vastgelegd overeenkomstig artikel 12, en elk gebruik door dat lid of zijn assistent van gegevens waartoe zij toegang hebben gekregen, wordt geregistreerd.

    5.   Delen van SIS II mogen niet worden verbonden met en de daarin opgenomen gegevens waartoe de nationale leden of hun assistenten toegang hebben, mogen niet worden overgedragen naar een computersysteem voor gegevensverzameling en -verwerking dat door of bij Eurojust wordt gebruikt; delen van SIS II mogen niet worden gedownload.

    6.   De toegang tot de in SIS II opgenomen gegevens wordt beperkt tot de nationale leden en hun assistenten en strekt zich niet uit tot het personeel van Eurojust.

    7.   De in artikel 10 en artikel 11 bedoelde maatregelen worden genomen en toegepast.

    Artikel 43

    Beperkingen op de toegang

    De gebruikers, alsmede Europol, de nationale leden van Eurojust en hun assistenten krijgen slechts toegang tot de gegevens die voor het vervullen van hun taken noodzakelijk zijn.

    Artikel 44

    Termijn van bewaring van signaleringen van personen

    1.   De in SIS II overeenkomstig dit besluit opgenomen signaleringen van personen worden niet langer bewaard dan nodig is voor het nagestreefde doel.

    2.   Uiterlijk drie jaren na de opneming van een dergelijke signalering in SIS II toetst de signalerende lidstaat de noodzaak van verdere bewaring. Voor signaleringen van personen overeenkomstig artikel 36 beloopt deze termijn één jaar.

    3.   Elke lidstaat stelt in voorkomend geval volgens nationaal recht kortere toetsingstermijnen vast.

    4.   De signalerende lidstaat kan, op grond van een grondige individuele beoordeling die wordt geregistreerd, vóór het verstrijken van de toetsingstermijn tot handhaving van de signalering besluiten indien dit voor het met de signalering nagestreefde doel vereist is. In dat geval is lid 2 van dienovereenkomstige toepassing. Elke verlenging van een signalering wordt aan CS-SIS meegedeeld.

    5.   Na afloop van de in lid 2 bedoelde toetsingstermijn worden signaleringen automatisch gewist. Dit gebeurt niet indien de signalerende lidstaat de verlenging van de signalering aan CS-SIS heeft meegedeeld, zoals bedoeld in lid 4. CS-SIS stelt de lidstaten vier maanden op voorhand automatisch in kennis van de in het systeem geprogrammeerde verwijdering.

    6.   De lidstaten houden statistieken bij van het aantal signaleringen waarvan de bewaring overeenkomstig lid 4 is verlengd.

    Artikel 45

    Termijn van bewaring van signaleringen van voorwerpen

    1.   De in SIS II overeenkomstig dit besluit opgenomen signaleringen van voorwerpen worden niet langer bewaard dan nodig is voor het nagestreefde doel.

    2.   Signaleringen van voorwerpen die zijn opgenomen overeenkomstig artikel 36, worden niet langer dan vijf jaar bewaard.

    3.   Signaleringen van voorwerpen die zijn opgenomen overeenkomstig artikel 38, worden niet langer dan tien jaar bewaard.

    4.   De in de leden 2 en 3 bedoelde termijnen van bewaring kunnen worden verlengd indien dit voor het met de signalering nagestreefde doel vereist is. In dat geval zijn de leden 2 en 3 dienovereenkomstig van toepassing.

    HOOFDSTUK XI

    ALGEMENE VOORSCHRIFTEN INZAKE GEGEVENSVERWERKING

    Artikel 46

    Verwerking van SIS II-gegevens

    1.   De lidstaten mogen de in de artikelen 20, 26, 32, 34, 36 en 38 bedoelde gegevens slechts verwerken voor het doel waarvoor de daarin bedoelde signaleringen zijn gedaan.

    2.   De gegevens mogen slechts voor technische doeleinden worden gekopieerd, voor zover dit voor directe bevraging door de in artikel 40 bedoelde autoriteiten noodzakelijk is. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op dergelijke kopieën. Signaleringen van andere lidstaten mogen niet uit N.SIS II in andere nationale gegevensbestanden worden gekopieerd.

    3.   Technische kopieën zoals bedoeld in lid 2, die leiden tot de aanleg van offlinegegevensbanken, mogen slechts worden gemaakt voor een periode van niet meer dan 48 uur. Deze duur kan in noodsituaties worden verlengd. Deze kopieën worden vernietigd zodra er geen sprake meer is van een noodsituatie.

    De lidstaten houden een actuele inventaris van deze kopieën bij, stellen deze inventaris ter beschikking van de nationale controleautoriteiten en zorgen ervoor dat de bepalingen van dit besluit, in het bijzonder de in artikel 10 bedoelde bepalingen, op deze kopieën worden toegepast.

    4.   Toegang tot SIS II-gegevens is slechts toegestaan binnen de grenzen van de bevoegdheden van de nationale autoriteiten bedoeld in artikel 40, en is voorbehouden aan daartoe gemachtigde personeelsleden.

    5.   De gegevens in verband met signaleringen op grond van de artikelen 26, 32, 34, 36 en 38, kunnen slechts worden verwerkt voor andere doelstellingen dan die welke met hun opneming in SIS II werden beoogd, indien er een verband bestaat met een specifieke zaak en indien dit voor het voorkomen van een ernstig en onmiddellijk dreigend gevaar voor de openbare orde en veiligheid, of om ernstige redenen verband houdende met de veiligheid van de staat, dan wel ter voorkoming van een ernstig strafbaar feit noodzakelijk is. Daartoe dient vooraf de toestemming van de signalerende lidstaat te worden verkregen.

    6.   De gegevens mogen niet voor administratieve doeleinden worden gebruikt.

    7.   Elk gebruik van gegevens dat in strijd is met de leden 1 tot en met 6, wordt naar nationaal recht van de lidstaten aangemerkt als oneigenlijk gebruik.

    8.   Iedere lidstaat verstrekt de beheersautoriteit een lijst van bevoegde autoriteiten die op grond van dit besluit gemachtigd zijn tot directe bevraging van de in SIS II opgenomen gegevens, en stelt haar in kennis van elke wijziging van die lijst. Daarbij wordt voor elke autoriteit vermeld welke gegevens zij voor welke doeleinden mag bevragen. De beheersautoriteit zorgt ervoor dat deze lijst jaarlijks in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt.

    9.   Voor zover in het recht van de Europese Unie niet in bijzondere bepalingen is voorzien, is het recht van de onderscheiden lidstaten op de in hun N.SIS II opgenomen gegevens van toepassing.

    Artikel 47

    SIS II-gegevens en nationale bestanden

    1.   Artikel 46, lid 2, laat het recht van een lidstaat onverlet om SIS II-gegevens in verband waarmee op zijn grondgebied een maatregel is genomen, in zijn nationale bestanden te bewaren. Deze gegevens worden maximaal drie jaar in de nationale bestanden bewaard, tenzij in specifieke bepalingen van nationaal recht een langere opslagtermijn is vastgesteld.

    2.   Artikel 46, lid 2, laat het recht van een lidstaat onverlet om in zijn nationale bestanden gegevens te bewaren betreffende een specifieke signalering die door deze lidstaat in SIS II is opgenomen.

    Artikel 48

    Kennisgeving bij uitblijven van signalering

    Wanneer de gevraagde maatregel niet kan worden uitgevoerd, stelt de aangezochte lidstaat de signalerende lidstaat daarvan onmiddellijk in kennis.

    Artikel 49

    Kwaliteit van de in SIS II verwerkte gegevens

    1.   De signalerende lidstaat is verantwoordelijk voor de juistheid en actualiteit van de gegevens, alsmede voor de rechtmatige opneming van de gegevens in SIS II.

    2.   Alleen de signalerende lidstaat is bevoegd de door hem ingevoerde gegevens te wijzigen, aan te vullen, te verbeteren, bij te werken of te verwijderen.

    3.   Wanneer een niet-signalerende lidstaat aanwijzingen heeft dat gegevens onjuist zijn of onrechtmatig zijn opgenomen, stelt hij de signalerende lidstaat door middel van de uitwisseling van aanvullende informatie daarvan zo spoedig mogelijk, en uiterlijk tien dagen nadat de aanwijzingen aan het licht zijn gekomen, in kennis; die lidstaat toetst de mededeling en verbetert of verwijdert zo nodig de gegevens onverwijld.

    4.   Indien de lidstaten na twee maanden geen overeenstemming hebben kunnen bereiken, wordt het geval door de niet-signalerende lidstaat voorgelegd aan de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, die tezamen met de betrokken nationale controleautoriteiten optreedt als bemiddelaar.

    5.   De lidstaten wisselen aanvullende informatie uit indien een persoon beweert niet diegene te zijn die door middel van een signalering wordt opgespoord. Indien na controle blijkt dat het inderdaad twee verschillende personen betreft, wordt de betrokkene ingelicht over het bepaalde in artikel 51.

    6.   Wanneer van een persoon reeds een signalering in SIS II is opgenomen, treft een lidstaat die een nieuwe signalering opneemt, met de lidstaat die de eerste signalering heeft opgenomen, een regeling omtrent de opneming van de signalering. De regeling komt tot stand op basis van de uitwisseling van aanvullende informatie.

    Artikel 50

    Onderscheid tussen personen met kenmerken die gelijkenis vertonen

    Indien bij de opneming van een nieuwe signalering blijkt dat in SIS II reeds een persoon met dezelfde identiteitsbeschrijving gesignaleerd is, is de volgende procedure van toepassing:

    a)

    het Sirene-bureau neemt contact op met de verzoekende dienst om na te gaan of de signalering dezelfde persoon betreft;

    b)

    indien uit de verificatie blijkt dat het inderdaad om dezelfde persoon gaat, volgt het Sirene-bureau de in artikel 49, lid 6, bedoelde procedure voor de opneming van meervoudige signaleringen. Indien uit de verificatie blijkt dat het om twee verschillende personen gaat, bekrachtigt het Sirene-bureau het verzoek om opneming van een nieuwe signalering en voegt het de nodige elementen toe om verkeerde identificatie te voorkomen.

    Artikel 51

    Extra gegevens om misbruik van identiteit te voorkomen

    1.   Wanneer de daadwerkelijk gesignaleerde persoon kan worden verward met een persoon wiens identiteit onrechtmatig is aangenomen, neemt de lidstaat waarvan de signalering uitgaat, in de signalering extra gegevens betreffende de laatstbedoelde persoon op, voor zover deze uitdrukkelijk daarin toestemt, om nadelige gevolgen van verkeerde identificatie te voorkomen.

    2.   De gegevens betreffende een persoon wiens identiteit onrechtmatig is aangenomen, worden uitsluitend gebruikt voor de volgende doeleinden:

    a)

    de bevoegde autoriteit in staat stellen de persoon wiens identiteit onrechtmatig is aangenomen, te onderscheiden van de daadwerkelijk gesignaleerde persoon;

    b)

    de persoon wiens identiteit onrechtmatig is aangenomen, in staat stellen zijn identiteit te bewijzen en aan te tonen dat zijn identiteit onrechtmatig is aangenomen.

    3.   Voor de toepassing van dit artikel mogen in SIS II slechts de volgende persoonsgegevens worden opgenomen en verwerkt:

    a)

    achterna(a)m(en) en voorna(a)m(en), na(a)m(en) bij geboorte en voorheen gebruikte namen, en aliassen, in voorkomend geval afzonderlijk;

    b)

    bijzondere, onveranderlijke objectieve fysieke kenmerken;

    c)

    geboorteplaats en -datum;

    d)

    geslacht;

    e)

    foto's;

    f)

    vingerafdrukken;

    g)

    nationaliteit(en);

    h)

    nummer(s) van identiteitspapier(en) en datum van afgifte.

    4.   De technische voorschriften die nodig zijn voor het invoeren, bijwerken en wissen van de in lid 3 bedoelde gegevens, worden volgens de procedure van artikel 67 vastgesteld, onverminderd de bepalingen van het instrument tot oprichting van de bedoelde beheersautoriteit.

    5.   De in lid 3 bedoelde gegevens worden op hetzelfde moment als de overeenkomstige signalering verwijderd, dan wel eerder indien de betrokkene daarom verzoekt.

    6.   Alleen de autoriteiten met toegangsrecht tot de overeenkomstige signalering hebben toegang tot de in lid 3 bedoelde gegevens en zulks uitsluitend ter voorkoming van verkeerde identificatie.

    Artikel 52

    Koppelingen tussen signaleringen

    1.   Een lidstaat kan de door hem in SIS II ingebrachte signaleringen koppelen. Door een dergelijke koppeling worden twee of meer signaleringen met elkaar verbonden.

    2.   De koppeling heeft geen gevolgen voor de in de gekoppelde signaleringen gevraagde specifieke maatregel of voor de bewaartermijn van de gekoppelde signaleringen.

    3.   De koppeling heeft geen gevolgen voor de in dit besluit vastgestelde toegangsrechten. Autoriteiten die geen toegangsrecht hebben tot bepaalde categorieën signaleringen, mogen geen inzage hebben in koppelingen naar signaleringen waartoe zij geen toegang hebben.

    4.   Een lidstaat koppelt signaleringen alleen als er een duidelijke operationele noodzaak is.

    5.   Een lidstaat mag overgaan tot koppeling overeenkomstig zijn nationale wetgeving, voor zover de beginselen van dit artikel worden geëerbiedigd.

    6.   Wanneer een lidstaat een door een andere lidstaat aangebrachte koppeling tussen signaleringen in strijd acht met zijn nationale recht of internationale verplichtingen, kan hij de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de koppeling vanaf zijn grondgebied of voor de eigen autoriteiten buiten zijn eigen grondgebied niet toegankelijk is.

    7.   De technische voorschriften voor koppelingen tussen signaleringen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 67, onverminderd de bepalingen van het instrument tot oprichting van de bedoelde beheersautoriteit.

    Artikel 53

    Doel en bewaartermijn van aanvullende informatie

    1.   De lidstaten houden in het Sirene-bureau een verwijzing naar de aan signaleringen ten grondslag liggende beslissingen bij, ter ondersteuning van de uitwisseling van aanvullende informatie.

    2.   Persoonsgegevens die door het Sirene-bureau naar aanleiding van de informatie-uitwisseling in bestanden zijn opgeslagen, worden niet langer bewaard dan de periode die nodig is om het doel waarvoor zij werden verstrekt, te verwezenlijken. Zij worden in ieder geval geschrapt uiterlijk één jaar nadat de signalering uit SIS II is verwijderd.

    3.   Lid 2 laat het recht van een lidstaat onverlet om in nationale bestanden gegevens te bewaren over een specifieke signalering die door die lidstaat is verricht, of over een signalering in verband waarmee op zijn grondgebied een maatregel is genomen. De periode gedurende welke dergelijke gegevens in die bestanden mogen worden bewaard, wordt geregeld door de nationale wetgeving.

    Artikel 54

    Doorgifte van persoonsgegevens aan derde partijen

    De krachtens dit besluit in SIS II verwerkte gegevens worden niet doorgegeven aan derde landen of internationale organisaties of te hunner beschikking gesteld.

    Artikel 55

    Uitwisseling met Interpol van gegevens over gestolen, verduisterde, anderszins vermiste of ongeldig gemaakte paspoorten

    1.   In afwijking van artikel 54 kunnen het paspoortnummer, het land van afgifte en het documenttype van in SIS II opgenomen gestolen, verduisterde, anderszins vermiste of ongeldig gemaakte paspoorten met leden van Interpol worden uitgewisseld door een koppeling te maken tussen SIS II en de gegevensbank van Interpol voor gestolen of anderszins vermiste reisdocumenten, op voorwaarde dat daarover een overeenkomst tussen Interpol en de Europese Unie wordt gesloten. In de overeenkomst wordt bepaald dat de doorgifte van door een lidstaat ingevoerde gegevens slechts mogelijk is met toestemming van de betrokken lidstaat.

    2.   De in lid 1 bedoelde overeenkomst dient te bepalen dat de gedeelde gegevens uitsluitend toegankelijk zullen zijn voor leden van Interpol uit landen die een adequaat niveau van bescherming van persoonsgegevens bieden. Alvorens deze overeenkomst af te sluiten, vraagt de Raad de Commissie om advies over de toereikendheid van het beschermingsniveau van persoonsgegevens en de eerbiediging van de fundamentele rechten en vrijheden wat betreft de automatische verwerking van persoonsgegevens door Interpol en door landen die vertegenwoordigers naar Interpol hebben afgevaardigd.

    3.   De in lid 1 bedoelde overeenkomst kan tevens voorzien in de toegang van de lidstaten tot gegevens uit de gegevensbank van Interpol voor gestolen of anderszins vermiste reisdocumenten via SIS II, overeenkomstig de relevante bepalingen van dit besluit met betrekking tot de in SIS II opgenomen signaleringen van gestolen, verduisterde, anderszins vermiste of ongeldig gemaakte paspoorten.

    HOOFDSTUK XII

    GEGEVENSBESCHERMING

    Artikel 56

    Verwerking van gevoelige gegevenscategorieën

    De verwerking van de categorieën gegevens, bedoeld in artikel 6, eerste zin, van het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, is niet toegestaan.

    Artikel 57

    Toepassing van het verdrag inzake gegevensbescherming van de Raad van Europa

    In toepassing van dit besluit verwerkte persoonsgegevens worden beschermd overeenkomstig het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, zoals gewijzigd.

    Artikel 58

    Recht van toegang, verbetering van onjuiste gegevens en verwijdering van onrechtmatig opgenomen gegevens

    1.   Het recht van eenieder om kennis te nemen van de overeenkomstig dit besluit in SIS II opgenomen gegevens die hem betreffen, wordt uitgeoefend overeenkomstig het recht van de lidstaat bij welke een beroep op dit recht wordt gedaan.

    2.   Voor zover het nationale recht daarin voorziet, beslist de nationale controleautoriteit of, en zo ja, op welke wijze, gegevens worden verstrekt.

    3.   Een niet-signalerende lidstaat mag slechts informatie over deze gegevens verstrekken indien hij de signalerende lidstaat vooraf de gelegenheid heeft geboden dienaangaande een standpunt te bepalen. Dit geschiedt door middel van de uitwisseling van aanvullende informatie.

    4.   De kennisneming wordt de betrokkene geweigerd wanneer dit voor een rechtmatige, uit de signalering voortvloeiende taakuitoefening of ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden onontbeerlijk is.

    5.   Eenieder heeft het recht hem betreffende onjuiste gegevens te doen verbeteren of onrechtmatig opgenomen gegevens te doen verwijderen.

    6.   De betrokkene wordt zo spoedig mogelijk en uiterlijk 60 dagen na de datum waarop hij om toegang heeft verzocht, op de hoogte gebracht. Indien het nationale recht in een kortere termijn voorziet, wordt deze termijn aangehouden.

    7.   De betrokkene wordt zo spoedig mogelijk en uiterlijk drie maanden na de datum waarop hij om rechtzetting of verwijdering heeft verzocht, op de hoogte gebracht van het gevolg dat aan de uitoefening van zijn recht op rechtzetting en verwijdering is gegeven. Indien het nationale recht in een kortere termijn voorziet, wordt deze termijn aangehouden.

    Artikel 59

    Rechtsmiddelen

    1.   Eenieder heeft het recht bij de naar nationaal recht bevoegde rechter of instantie van elke lidstaat beroep in te stellen wegens een hem betreffende signalering, met het oog op verbetering, verwijdering, kennisneming of schadevergoeding.

    2.   De lidstaten verbinden zich ertoe wederzijds de onherroepelijke beslissingen van de in lid 1 bedoelde rechters of instanties ten uitvoer te leggen, onverminderd het bepaalde in artikel 64.

    3.   Uiterlijk op 23 augustus 2009 worden de bepalingen inzake de rechtsmiddelen, bedoeld in dit artikel, door de Commissie geëvalueerd.

    Artikel 60

    Controle op N.SIS II

    1.   Elke lidstaat zorgt ervoor dat een onafhankelijke autoriteit („nationale controleautoriteit”) zelfstandig waakt over de rechtmatigheid van de verwerking van SIS II-persoonsgegevens op en vanuit zijn grondgebied, met inbegrip van de uitwisseling en verdere verwerking van aanvullende informatie.

    2.   De nationale controleautoriteit zorgt ervoor dat ten minste om de vier jaar een controle van de gegevensverwerking in N.SIS II wordt verricht overeenkomstig internationale controlestandaarden.

    3.   De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale controleautoriteit voldoende middelen ter beschikking heeft om haar taken uit hoofde van dit besluit te kunnen vervullen.

    Artikel 61

    Toezicht op de beheersautoriteit

    1.   De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming waakt over de verwerking, overeenkomstig dit besluit, van persoonsgegevens door de beheersautoriteit. De taken en bevoegdheden bedoeld in de artikelen 46 en 47 van Verordening (EG) nr. 45/2001, zijn dienovereenkomstig van toepassing.

    2.   De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming zorgt ervoor dat ten minste om de vier jaar een audit van de activiteiten van de beheersautoriteit op het gebied van de verwerking van persoonsgegevens wordt verricht overeenkomstig internationale auditnormen. Het auditrapport wordt toegezonden aan het Europees Parlement, de Raad, de beheersautoriteit, de Commissie en de nationale controleautoriteiten. Alvorens het rapport wordt aangenomen, wordt de beheersautoriteit in de gelegenheid gesteld opmerkingen in te dienen.

    Artikel 62

    Samenwerking tussen de nationale controleautoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

    1.   De nationale controleautoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werken, elk binnen hun eigen bevoegdheden en elk in het kader van hun eigen verantwoordelijkheden, actief samen en zorgen voor een gecoördineerd toezicht op SIS II.

    2.   Zij wisselen, elk binnen hun eigen bevoegdheden, relevante informatie uit, staan elkaar bij in de uitvoering van controles en inspecties, behandelen problemen bij de uitlegging of toepassing van dit besluit, buigen zich over problemen bij de uitoefening van het onafhankelijke toezicht of bij de uitoefening van de rechten van personen wier gegevens worden verwerkt, stellen geharmoniseerde voorstellen voor gemeenschappelijke oplossingen voor problemen op en bevorderen het bewustzijn over gegevensbeschermingsrechten, al naar gelang van het geval.

    3.   Daartoe komen de nationale controleautoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming elk jaar ten minste tweemaal bijeen. De kosten en logistieke ondersteuning van deze bijeenkomsten komen ten laste van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. Tijdens de eerste bijeenkomst wordt een reglement van orde vastgesteld. Indien nodig worden in onderling overleg andere werkmethodes vastgesteld. Om de twee jaar wordt een gezamenlijk activiteitenverslag toegezonden aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de beheersautoriteit.

    Artikel 63

    Gegevensbescherming tijdens de overgangsperiode

    Indien de Commissie tijdens de overgangsperiode op grond van artikel 15, lid 4, haar taken aan een andere instantie of andere instanties delegeert, zorgt zij ervoor dat de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming het recht en de mogelijkheid heeft zijn taken volledig uit te voeren, met inbegrip van de mogelijkheid om verificaties ter plaatse te verrichten of de bevoegdheden uit te oefenen die de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming zijn toebedeeld op grond van artikel 47 van Verordening (EG) nr. 45/2001.

    HOOFDSTUK XIII

    AANSPRAKELIJKHEID EN SANCTIES

    Artikel 64

    Aansprakelijkheid

    1.   Indien een persoon door de werking van N.SIS II schade lijdt, is iedere lidstaat te zijnen aanzien naar nationaal recht hiervoor aansprakelijk. Dit is eveneens het geval wanneer de schade door de signalerende lidstaat is veroorzaakt doordat deze onjuiste gegevens heeft aangeleverd of omdat de opneming onrechtmatig was.

    2.   Wanneer de gedaagde lidstaat niet de signalerende lidstaat is, betaalt laatstgenoemde desgevraagd de toegekende schadevergoeding terug, tenzij de gegevens door de om terugbetaling verzoekende lidstaat in strijd met dit besluit werden gebruikt.

    3.   Indien SIS II schade oploopt doordat een lidstaat zijn verplichtingen uit hoofde van dit besluit niet is nagekomen, is deze lidstaat aansprakelijk, tenzij de beheersautoriteit of één of meer andere aan SIS II deelnemende lidstaten hebben nagelaten redelijke stappen te ondernemen om het optreden van de schade te voorkomen of de omvang ervan zo veel mogelijk te beperken.

    Artikel 65

    Sancties

    De lidstaten zorgen ervoor dat oneigenlijk gebruik van in SIS II opgenomen gegevens en iedere met dit besluit strijdige uitwisseling van aanvullende informatie aan effectieve, evenredige en afschrikkende sancties naar nationaal recht wordt onderworpen.

    HOOFDSTUK XIV

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 66

    Toetsing en statistieken

    1.   De beheersautoriteit zorgt ervoor dat er procedures voorhanden zijn om de resultaten, de kosteneffectiviteit, de beveiliging en de kwaliteit van de dienstverlening van SIS II te toetsen aan de doelstellingen.

    2.   Met het oog op het technische onderhoud en de opstelling van verslagen en statistieken heeft de beheersautoriteit toegang tot de vereiste informatie over de in het centrale SIS II verrichte verwerkingshandelingen.

    3.   Elk jaar maakt de beheersautoriteit statistieken bekend over het aantal bestanden per signaleringscategorie, het aantal treffers per signaleringscategorie en het aantal keren dat SIS II is bevraagd, in de vorm van algemene statistieken en statistieken per lidstaat.

    4.   Twee jaar na de ingebruikneming van SIS II, en vervolgens om de twee jaar, legt de beheersautoriteit aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de technische werking van het centrale SIS II en de communicatie-infrastructuur, alsmede over de beveiliging ervan, en over de bilaterale en multilaterale uitwisseling van aanvullende informatie tussen de lidstaten.

    5.   Drie jaar na de ingebruikneming van SIS II, en vervolgens om de vier jaar, stelt de Commissie een algemene evaluatie op van het centrale SIS II en van de bilaterale en multilaterale uitwisseling van aanvullende informatie tussen de lidstaten. In deze algemene evaluatie worden de bereikte resultaten afgezet tegen de doelstellingen en wordt nagegaan of de uitgangspunten nog gelden, worden de toepassing van dit besluit ten aanzien van het centrale SIS II en de beveiliging van het centrale SIS II beoordeeld en wordt bekeken welke gevolgen een en ander heeft voor toekomstige werkzaamheden. De Commissie legt de verslagen over deze evaluatie voor aan het Europees Parlement en de Raad.

    6.   De lidstaten verstrekken de beheersautoriteit en de Commissie de informatie die nodig is om de in de leden 3, 4 en 5 bedoelde verslagen op te stellen.

    7.   De beheersautoriteit verstrekt de Commissie de informatie die nodig is om de in lid 5 bedoelde algemene evaluaties op te stellen.

    Artikel 67

    Regelgevend Comité

    1.   Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, wordt de Commissie bijgestaan door een regelgevend comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt zijn advies over het ontwerp uit binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 205, lid 2, van het EG-Verdrag is voorgeschreven voor de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie moet aannemen. Bij de stemmingen binnen het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen op de in voornoemd artikel omschreven wijze. De voorzitter neemt niet aan de stemmingen deel.

    2.   Het comité stelt op voorstel van de voorzitter zijn reglement van orde vast op basis van het standaardreglement dat is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    3.   De Commissie stelt de voorgenomen maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité. Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen.

    4.   De Raad kan binnen twee maanden na de datum van verwijzing naar de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit over het voorstel nemen. Indien de Raad zich binnen die termijn met gekwalificeerde meerderheid tegen het voorstel heeft uitgesproken, onderzoekt de Commissie het voorstel opnieuw. Zij kan bij de Raad een gewijzigd voorstel indienen, haar voorstel opnieuw indienen of een wetgevingsvoorstel indienen. Indien de Raad na het verstrijken van die termijn het voorgestelde uitvoeringsbesluit niet heeft goedgekeurd en zich niet tegen het voorstel voor uitvoeringsmaatregelen heeft uitgesproken, wordt het voorgestelde uitvoeringsbesluit door de Commissie vastgesteld.

    5.   Het in lid 1 bedoelde comité verricht zijn taak vanaf 23 augustus 2007.

    Artikel 68

    Wijziging van de bepalingen van het Schengenacquis

    1.   Met betrekking tot aangelegenheden die onder de werkingssfeer van het EU-Verdrag vallen, vervangt dit besluit op de in artikel 71, lid 2, bedoelde datum de bepalingen van artikel 64 en van de artikelen 92 tot en met 119 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst, met uitzondering van artikel 102 bis.

    2.   Met betrekking tot aangelegenheden die onder de werkingssfeer van het EU-Verdrag vallen, worden bij dit besluit op de in artikel 71, lid 2, bedoelde datum tevens de volgende bepalingen van het Schengenacquis die deze artikelen uitvoeren, ingetrokken (20):

    a)

    besluit van het Uitvoerend Comité van 14 december 1993 inzake de financiële regeling betreffende de kosten voor de installatie en exploitatie van het Schengen-C.SIS (SCH/Com-ex (93) 16);

    b)

    besluit van het Uitvoerend Comité van 7 oktober 1997 betreffende de ontwikkeling van het SIS (SCH/Com-ex (97) 24);

    c)

    besluit van het Uitvoerend Comité van 15 december 1997 betreffende de wijziging van het financieel reglement van het C.SIS (SCH/Com-ex (97) 35);

    d)

    besluit van het Uitvoerend Comité van 21 april 1998 betreffende het C.SIS met 15/18-verbindingen (SCH/Com-ex (98) 11);

    e)

    besluit van het Uitvoerend Comité van 25 april 1997 betreffende de aanbesteding van de voorstudie inzake SIS II (SCH/Com-ex(97) 2, 2e herz.);

    f)

    besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de installatiekosten van het C.SIS (SCH/Com-ex (99) 4);

    g)

    besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende het Sirene-handboek (SCH/Com-ex (99) 5);

    h)

    verklaring van het Uitvoerend Comité van 18 april 1996 betreffende de definiëring van het begrip „vreemdeling” (SCH/Com-ex (96) decl. 5);

    i)

    verklaring van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de structuur van het SIS (SCH/Com-ex(99) decl. 2, herz.);

    j)

    besluit van het Uitvoerend Comité van 7 oktober 1997 betreffende het aandeel van Noorwegen en IJsland in de kosten voor de inrichting en werking van het C.SIS (SCH/Com-ex (97) 18).

    3.   Met betrekking tot aangelegenheden die onder de werkingssfeer van het EU-Verdrag vallen, gelden verwijzingen naar de vervangen artikelen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst en de relevante bepalingen van het Schengenacquis die deze artikelen uitvoeren, als verwijzingen naar dit besluit.

    Artikel 69

    Intrekking

    Besluit 2004/201/JBZ, Besluit 2005/211/JBZ, Besluit 2005/719/JBZ, Besluit 2005/727/JBZ, Besluit 2006/228/JBZ, Besluit 2006/229/JBZ en Besluit 2006/631/JBZ worden ingetrokken op de in artikel 71, lid 2, bedoelde datum.

    Artikel 70

    Overgangsperiode en begroting

    1.   Signaleringen kunnen van SIS 1+ naar SIS II worden overgebracht. De lidstaten zorgen ervoor dat de inhoud van de signaleringen die van SIS 1+ naar SIS II worden overgedragen, zo spoedig mogelijk en uiterlijk drie jaar na de in artikel 71, lid 2, bedoelde datum, aan de bepalingen van dit besluit voldoen, waarbij zij voorrang geven aan signaleringen van personen. Tijdens de overgangsperiode mogen de lidstaten de bepalingen van de artikelen 94, 95 en 97 tot en met 100 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst blijven toepassen op de inhoud van de signaleringen die van SIS 1+ naar SIS II worden overgebracht, met inachtneming van het volgende:

    a)

    in het geval van een wijziging, correctie of bijwerking van, of toevoeging aan, een van SIS 1+ naar SIS II overgedragen signalering zorgen de lidstaten ervoor dat deze signalering aan de bepalingen van dit besluit voldoet vanaf het moment waarop de wijziging, correctie, bijwerking of toevoeging plaatsvindt;

    b)

    in het geval van een treffer met betrekking tot een van SIS 1+ naar SIS II overgedragen signalering gaan de lidstaten onmiddellijk na of deze signalering verenigbaar is met de bepalingen van dit besluit, met dien verstande dat de op grond van deze signalering te nemen maatregel daardoor niet mag worden vertraagd.

    2.   De op de overeenkomstig artikel 71, lid 2, vastgestelde datum resterende bedragen van de krachtens de bepalingen van artikel 119 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst goedgekeurde begroting worden terugbetaald aan de lidstaten. De terug te betalen bedragen worden berekend op basis van de bijdragen van de lidstaten zoals vastgesteld in het besluit van het Uitvoerend Comité van 14 december 1993 inzake de financiële regeling betreffende de kosten voor de installatie en exploitatie van het Schengeninformatiesysteem.

    3.   Gedurende de in artikel 15, lid 4, bedoelde overgangsperiode worden verwijzingen in dit besluit naar de beheersautoriteit opgevat als een verwijzing naar de Commissie.

    Artikel 71

    Inwerkingtreding, toepasselijkheid en migratie

    1.   Dit besluit wordt van kracht op de twintigste dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    2.   Het is voor de aan SIS 1+ deelnemende lidstaten van toepassing vanaf een door de Raad met eenparigheid van de stemmen van de leden die de regeringen van de aan SIS 1+ deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, vast te stellen datum.

    3.   De in lid 2 bedoelde datum wordt vastgesteld nadat:

    a)

    de nodige uitvoeringsmaatregelen zijn vastgesteld;

    b)

    alle lidstaten die volledig aan SIS 1+ deelnemen, de Commissie ervan in kennis hebben gesteld dat zij de nodige technische en juridische maatregelen hebben genomen om SIS II-gegevens te verwerken en aanvullende informatie uit te wisselen;

    c)

    de Commissie heeft verklaard dat SIS II met succes een integrale test heeft doorstaan, die door de Commissie samen met de lidstaten wordt uitgevoerd, en de voorbereidende instanties van de Raad het voorgestelde testresultaat hebben gevalideerd. Door deze validering wordt bevestigd dat het prestatieniveau van SIS II ten minste gelijk is aan dat van SIS 1+;

    d)

    de Commissie de nodige technische maatregelen voor de aansluiting van het centrale SIS II op het N.SIS II van de betrokken lidstaten heeft vastgesteld.

    4.   De Commissie licht het Europees Parlement in over de resultaten van de op grond van lid 3, onder c), verrichte tests.

    5.   Op grond van lid 2 door de Raad genomen besluiten worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Gedaan te Luxemburg, 12 juni 2007.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    W. SCHÄUBLE


    (1)  Advies uitgebracht op 25 oktober 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

    (2)  PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19. Overeenkomst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1160/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 191 van 22.7.2005, blz. 18).

    (3)  PB L 328 van 13.12.2001, blz. 4.

    (4)  PB L 328 van 13.12.2001, blz. 1.

    (5)  PB L 381 van 28.12.2006, blz. 4.

    (6)  PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1.

    (7)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

    (8)  PB L 12 van 17.1.2004, blz. 47.

    (9)  PB C 316 van 27.11.1995, blz. 2.

    (10)  PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1.

    (11)  PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

    (12)  PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.

    (13)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

    (14)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.

    (15)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 53.

    (16)  Besluit 2004/849/EG van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, en de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 368 van 15.12.2004, blz. 26).

    (17)  Besluit 2004/860/EG van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, en de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 370 van 17.12.2004, blz. 78).

    (18)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

    (19)  PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1.

    (20)  PB L 239 van 22.9.2000, blz. 439.


    Top