Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document E2000C0032

    Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 32/00/COL van 16 februari 2000 houdende richtsnoeren voor de samenwerking tussen nationale rechterlijke instanties en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op het gebied van steunmaatregelen van de staten tot drieëntwintigste wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van de overheidssteun

    PB L 274 van 26.10.2000, p. 19–25 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2000/32(2)/oj

    E2000C0032

    Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 32/00/COL van 16 februari 2000 houdende richtsnoeren voor de samenwerking tussen nationale rechterlijke instanties en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op het gebied van steunmaatregelen van de staten tot drieëntwintigste wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van de overheidssteun

    Publicatieblad Nr. L 274 van 26/10/2000 blz. 0019 - 0025


    Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

    nr. 32/00/COL

    van 16 februari 2000

    houdende richtsnoeren voor de samenwerking tussen nationale rechterlijke instanties en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op het gebied van steunmaatregelen van de staten tot drieëntwintigste wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van de overheidssteun

    DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA,

    Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte(1), en met name op de artikelen 61 tot en met 63,

    Gelet op de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie(2), en met name op artikel 24 en artikel 1 van Protocol nr. 3,

    Overwegende dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA overeenkomstig artikel 24 van de TA- en Hof-overeenkomst uitvoering geeft aan de bepalingen inzake overheidssteun,

    Overwegende dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder b), van de TA- en Hof-overeenkomst kennisgevingen en richtsnoeren doet uitgaan over aangelegenheden die in de EER-overeenkomst worden behandeld, indien die overeenkomst of de TA- en Hof-overeenkomst zulks uitdrukkelijk voorschrijft, of indien de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA dit nodig acht,

    Wijzende op de formele en materiële regels op het gebied van de overheidssteun(3) die op 19 januari 1994 door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA(4) zijn vastgesteld,

    Overwegende dat de Europese Commissie een bekendmaking heeft gedaan betreffende samenwerking tussen nationale rechterlijke instanties en de Commissie op het gebied van steunmaatregelen van de staten(5),

    Overwegende dat er moet worden toegezien op een uniforme toepassing van de EER-regels op het gebied van de staatssteun in de Europese Economische Ruimte,

    Overwegende dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA ingevolge punt II onder de titel "Algemeen" aan het einde van bijlage XV bij de EER-overeenkomst, na overleg met de Europese Commissie, besluiten dient vast te stellen die overeenkomen met die van de Commissie, teneinde ervoor te zorgen dat gelijke mededingingsvoorwaarden blijven bestaan,

    Na overleg met de Europese Commissie,

    Overwegende dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA de EVA-staten over de invoering van deze nieuwe richtsnoeren heeft geraadpleegd,

    BESLUIT:

    1. De richtsnoeren overheidssteun worden gewijzigd door de toevoeging van een nieuw hoofdstuk, hoofdstuk 9A, betreffende samenwerking tussen nationale rechterlijke instanties en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op het gebied van steunmaatregelen van de staten, dat is vervat in bijlage I bij dit besluit.

    2. De EVA-staten worden in kennis gesteld middels een schrijven en een afschrift van het besluit, met inbegrip van bijlage I.

    3. De Europese Commissie wordt overeenkomstig Protocol nr. 27, onder d), van de EER-overeenkomst in kennis gesteld middels een afschrift van dit besluit, met inbegrip van bijlage I.

    4. Het besluit wordt, met inbegrip van bijlage I, bekendgemaakt in het EER-deel van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en in het EER-supplement daarbij.

    5. Dit besluit is authentiek in de Engelse taal.

    Gedaan te Brussel, 16 februari 2000.

    Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

    De voorzitter

    Knut Almestad

    (1) Hierna "EER-overeenkomst" genoemd.

    (2) Hierna "TA- en Hof-overeenkomst" genoemd.

    (3) Hierna "richtsnoeren overheidssteun" genoemd.

    (4) Aanvankelijk gepubliceerd in PB L 231 van 3.9.1994 en in het EER-supplement nr. 32 van 3.9.1994, laatstelijk gewijzigd (voor de 22e maal) bij Beschikking nr. 329/99/COL van 16 december 1999 (nog niet gepubliceerd).

    (5) Gepubliceerd in PB C 312 van 23.11.1995, blz. 8.

    BIJLAGE I

    "9A. SAMENWERKING TUSSEN NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES EN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA OP HET GEBIED VAN STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN

    1. Het doel van dit hoofdstuk bestaat erin richtsnoeren te bieden voor samenwerking tussen de nationale rechterlijke instanties en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op het gebied van staatssteunmaatregelen. Dit hoofdstuk beperkt geenszins de uit hoofde van het EER-recht aan EVA-staten, particulieren of ondernemingen toevallende rechten. Ook wordt daarmee geen afbreuk gedaan aan de uitlegging van het EER-recht en het Gemeenschapsrecht door het EVA-Hof, door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en door het Gerecht van eerste aanleg. Ten slotte wordt met dit hoofdstuk geenszins beoogd zich in de taakvervulling van de nationale rechterlijke instanties te mengen.

    2. De Europese Commisse (hierna 'de Comissie') heeft op 23 november 1995 een bekendmaking gedaan betreffende samenwerking tussen nationale rechterlijke instanties en de Commissie op het gebied van steunmaatregelen van de staten(1). In deze niet-bindende bekendmaking zijn beginselen en regels inzake staatssteun vervat die door de Commissie in acht worden genomen. Tevens wordt een toelichting verschaft bij de wijze waarop de Commissie met de nationale rechterlijke instanties wil samenwerken. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA is van oordeel dat het onderwerp van deze bekendmaking van de Commissie voor de EER relevant is. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA wijzigt bij dit hoofdstuk de geldende richtsnoeren voor de toepassing en de uitlegging van de artikelen 61 en 62 van de EER-overeenkomst(2), om ervoor te zorgen dat in de hele Europese Economische Ruimte gelijke voorwaarden op het gebied van staatssteun blijven bestaan en om een uniforme toepassing van de EER-regels inzake staatssteun te verzekeren. In het licht van de ontwikkelingen op het gebied van de codificatie van de regels inzake staatssteun in de Gemeenschap en de hieruit voortvloeiende gevolgen voor de wetgevingen van die EVA-staten, wordt de samenwerking tussen de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en nationale rechterlijke instanties op dit terrein steeds noodzakelijker.

    9A.1. Inleiding

    1. Overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft de laatste volzin van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag, waarvan de laatste volzin van artikel 1, lid 3, van Protocol nr. 3 bij de TA- en Hof-overeenkomst een getrouwe weergave is, rechtstreekse werking in de rechtsorde van de EG-lidstaten(3). Deze volzin bevat de zogeheten 'standstill-bepaling'. De bepaling luidt als volgt: 'De betrokken lidstaat kan de voorgenomen maatregelen niet tot uitvoering brengen voordat die procedure tot een eindbeslissing heeft geleid'. De juiste toepassing van deze bepaling is van essentieel belang voor een doeltreffend toezicht op steunmaatregelen van de staten. De bepaling moet, evenals de communautaire verordeningen (die door hun aard en functie rechtstreekse werking hebben in het stelsel van de communautaire rechtsbronnen), door de nationale rechterlijke instanties worden toegepast zonder wettelijke maatregel om het Gemeenschapsrecht in nationaal recht om te zetten. De nationale rechterlijke instanties in de Gemeenschap zijn bevoegd voor het doen naleven van de rechtstreekse werking van artikel 88, lid 3, laatste volzin, van het EG-Verdrag.

    2. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA is van mening dat de situatie voor het EER-recht anders is met betrekking tot de EVA-staten. In deze staten is de interne werking van het EER-recht krachtens Protocol nr. 35 van de EER-overeenkomst onderworpen aan het respectieve grondwettelijk recht. Overeenkomstig dit protocol zijn de EVA-staten ertoe verplicht in gevallen waarin zich conflicten zouden voordoen tussen de tenuitvoerlegging van EER-regels en andere wetgevende bepalingen zo nodig in hun wetgeving een bepaling op te nemen volgens welke de EER-regels in die gevallen voorrang hebben. Volgens het EVA-Hof is het inherent aan de aard van een dergelijke bepaling dat particulieren en ondernemingen bij conflicten tussen de tenuitvoerlegging van EER-regels en nationale wetgevende bepalingen op nationaal niveau aanspraak moeten kunnen maken op rechten uit hoofde van bepalingen van het EER-recht(4), als rechten die deel uitmaken van of die zijn opgenomen in de respectieve nationale rechtsorde, mits zij onvoorwaardelijk en voldoende duidelijk zijn(5).

    3. De juiste toepassing van de 'standstill-bepaling' in de EER kan een doeltreffende samenwerking tussen de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de nationale rechterlijke instanties vergen. Dit hoofdstuk verduidelijkt hoe de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA voor de toepassing en de uitlegging van de artikelen 61 en 62 van de EER-overeenkomst in afzonderlijke gevallen tot een nauwere samenwerking met de nationale rechterlijke instanties wil bijdragen. Aangezien de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA zich niet altijd in een positie bevindt om onmiddellijk ter vrijwaring van de belangen van derden in staatssteunzaken op te treden, zijn de nationale rechterlijke instanties wellicht beter geplaatst om ervoor zorg te dragen dat inbreuken op de 'standstill-bepaling' worden behandeld en verholpen.

    9A.2. Bevoegdheden

    1. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA geeft uitvoering aan de bepalingen van de EER-overeenkomst inzake staatssteun en ziet erop toe dat deze bepalingen door de EVA-staten worden toegepast. De nationale rechter is daarentegen verantwoordelijk voor de rechtsbescherming en voor het doen naleven van plichten, gewoonlijk op verzoek van particuliere partijen. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA moet alle steunmaatregelen die onder artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst vallen, onderzoeken om de verenigbaarheid ervan met de werking van de EER-overeenkomst te toetsen. De nationale rechter kan, overeenkomstig het toepasselijke nationale procedurerecht, erop toezien dat de EVA-staten aan hun procedureverplichtingen voldoen.

    2. De 'standstill-bepaling' bepaalt dat de EVA-staten de voorgenomen maatregelen niet tot uitvoering mogen brengen voordat de procedure zoals bedoeld in artikel 1, lid 2, van Protocol nr. 3 bij de TA- en Hof-overeenkomst tot een eindbeslissing heeft geleid. Deze bepaling houdt een algemeen verbod in om de steun tot uitvoering te brengen voordat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA een besluit heeft genomen, ook in gevallen waarin nog geen formele procedure is ingeleid.

    3. Het verbod tot tenuitvoerlegging dat in deze bepaling is vervat, strekt zich uit tot iedere steunmaatregel die zonder kennisgeving(6) tot uitvoering is gebracht, en blijft, wanneer deze kennisgeving wel heeft plaatsgehad, van kracht tijdens de inleidende fase en wel, indien de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA de formele onderzoeksprocedure inleidt, tot de eindbeslissing.

    4. Het spreekt vanzelf dat de rechter zal moeten nagaan of de 'voorgenomen maatregelen' als steunmaatregelen in de zin van artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst dienen te worden aangemerkt, alvorens uitspraak te doen krachtens de 'standstill-bepaling'. Het begrip 'steunmaatregelen van de staten' moet ruim worden geïnterpreteerd, zodat het niet enkel betrekking heeft op subsidies maar ook op belastingfaciliteiten en investeringen die met openbare middelen zijn verricht in omstandigheden waarin een particuliere investeerder niet zou zijn opgetreden. De steun moet komen van de 'staat', hetgeen alle niveaus, uitingen en emanaties van de overheid behelst. De steun moet ten goede komen aan bepaalde ondernemingen of aan de productie van bepaalde goederen: dit dient om steunmaatregelen waarop artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst van toepassing is te onderscheiden van algemene maatregelen waarop het genoemde artikel niet van toepassing is. Er is onder meer geen sprake van staatssteun bij maatregelen die niet gericht zijn op of leiden tot de begunstiging van bepaalde ondernemingen of de productie van bepaalde goederen, of die op grond van objectieve criteria van toepassing zijn op personen ongeacht de locatie, de sector of de onderneming waar de begunstigde is tewerkgesteld.

    5. Alleen de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA kan besluiten dat staatssteun 'verenigbaar is met de werking van de EER-overeenkomst' en derhalve is toegestaan.

    6. Bij de toepassing van de 'standstill-bepaling' kunnen de nationale rechterlijke instanties vanzelfsprekend aan het EVA-Hof prejudiciële vragen over de uitlegging van artikel 61 van de EER-overeenkomst stellen krachtens artikel 34 van de TA- en Hof-overeenkomst. Ze kunnen tevens de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA om bijstand verzoeken door aan haar 'juridische of economische gegevens'(7) te vragen.

    7. De nationale rechter moet de rechten veilig stellen die de particulieren ontlenen aan het in die 'standstill-bepaling' neergelegde verbod, dat dienovereenkomstig tot uitvoering is gebracht in de nationale rechtsorde van de EVA-staten(8). Artikel 1, lid 3, laatste volzin, van Protocol nr. 3 bij de TA- en Hof-overeenkomst voldoet naar de mening van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA aan de impliciete criteria in Protocol nr. 35 van de EER-overeenkomst van onvoorwaardelijkheid en voldoende duidelijkheid. Het feit dat genoemde volzin in de nationale rechtsorde van de EVA-staten is opgenomen, geeft nationale rechterlijke instanties voldoende bevoegdheden om ervoor te zorgen dat de 'standstill-bepaling' wordt nageleefd. Een rechterlijke instantie moet alle beschikbare middelen of beroepsmogelijkheden gebruiken en alle relevante bepalingen van het nationale recht toepassen teneinde het nationale recht houdende tenuitvoerlegging van artikel 1, lid 3, laatste volzin, van Protocol nr. 3 bij de TA- en Hof-overeenkomst tot gelding te brengen. Een nationale rechterlijke instantie moet in een zaak die onder haar bevoegdheid valt, de rechten beschermen die het recht aan particulieren verleent. De rechter kan op passende wijze en overeenkomstig de toepasselijke nationale rechtsregels en de evolutie van de rechtspraak van het EVA-Hof, van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en van het Gerecht van eerste aanleg voorlopige maatregelen treffen, onder meer door blokkering of teruggave van onrechtmatig uitgekeerde sommen te gelasten en door toekenning van schadevergoeding, in gevallen waarin dergelijke beroepsmogelijkheden ingevolge het nationale recht beschikbaar zijn.

    8. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA meent dat het nationale recht en het EER-recht inzake staatssteun gelijktijdig kunnen worden toegepast, indien hierbij geen afbreuk wordt gedaan aan de doeltreffendheid en de uniformiteit van de EER-regels inzake staatssteun en de maatregelen om op de naleving ervan toe te zien. In gevallen waarin zich conflicten zouden voordoen tussen de tenuitvoerlegging van het EER-recht en het nationale recht inzake staatssteun, heeft het EER-recht krachtens de EER-overeenkomst voorrang. Dit beginsel beoogt iedere nationale maatregel waardoor aan de volle werking van de bepalingen van het EER-recht zou worden afgedaan, uit te sluiten.

    9A.3. De beperkte bevoegdheden van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

    1. Toepassing van het EER-recht inzake staatssteun door de nationale rechter brengt voor particulieren en ondernemingen aanzienlijke voordelen met zich mee. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA kan geen schadevergoeding toekennen met betrekking tot de geleden schade als gevolg van een inbreuk op nationaal recht houdende tenuitvoerlegging van artikel 1, lid 3, laatste volzin, van Protocol nr. 3 bij de TA- en Hof-overeenkomst. Dergelijke vorderingen kunnen slechts bij de nationale rechterlijke instanties aanhangig worden gemaakt. De nationale rechterlijke instanties kunnen gewoonlijk snel voorlopige maatregelen vaststellen en beëindiging van de inbreuken gelasten. Bovendien kunnen de nationale rechterlijke instanties de verliezende verweerder veroordelen tot betaling van de kosten die de eiser voor het geding heeft gemaakt. Dit is nimmer mogelijk in de administratieve procedure bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.

    9A.4. Toepassing van artikel 1 van Protocol nr. 3 bij de TA- en Hof-overeenkomst

    1. De EVA-staten moeten alle steunvoornemens of wijzigingen van reeds goedgekeurde steunmaatregelen bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA aanmelden. Dit geldt eveneens voor steun die voor goedkeuring krachtens artikel 61, lid 2, van de EER-overeenkomst in aanmerking kan komen, omdat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA moet nagaan of aan de vereiste voorwaarden is voldaan. De enige uitzondering op de aanmeldingsverplichting is steun die als verwaarloosbaar (de minimis) is aangemerkt, omdat de steun het handelsverkeer tussen de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst niet aanmerkelijk beïnvloedt en derhalve niet binnen de werkingssfeer van artikel 61, lid 1, valt(9).

    2. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA ontvangt de aanmelding van algemene steunregelingen of -programma's alsook van voornemens om steun toe te kennen aan afzonderlijke ondernemingen. Zodra een regeling door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA is goedgekeurd, behoeven afzonderlijke steunmaatregelen krachtens de regeling normalerwijze niet te worden aangemeld. Krachtens bepaalde steuncodes of kaderregelingen ten behoeve van bijzondere bedrijfstakken of bijzondere typen steun, dient elke steunverlening dan wel steunverlening vanaf een bepaald bedrag afzonderlijk te worden aangemeld. Afzonderlijke aanmelding kan eveneens vereist zijn in sommige gevallen krachtens de voorwaarden van de goedkeuring van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van een bepaalde regeling. De EVA-staten dienen de steun die zij buiten het kader van een goedgekeurde regeling wensen te verlenen, aan te melden. Aanmelding is vereist ten aanzien van voorgenomen maatregelen, met inbegrip van voornemens om overheidsmiddelen aan overheids- of particuliere ondernemingen over te dragen, hetgeen steun in de zin van artikel 61, lid 1, kan inhouden.

    3. Bij een vordering op grond van nationaal recht houdende tenuitvoerlegging van artikel 1, lid 3, laatste volzin, van Protocol nr. 3 bij de TA- en Hof-overeenkomst moeten de nationale rechterlijke instanties eerst nagaan of de maatregel als nieuwe of bestaande steun in de zin van artikel 61, lid 1, dient te worden aangemerkt. In de tweede plaats moet worden nagegaan of de maatregel hetzij afzonderlijk hetzij in het kader van een regeling is aangemeld en of de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA over voldoende tijd beschikte om tot een besluit te komen.

    4. Wat steunregelingen betreft, wordt een periode van twee maanden als 'voldoende tijd' beschouwd, waarna de betrokken EVA-staat de aangemelde steunmaatregel, na voorafgaande kennisgeving aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, ten uitvoer mag leggen. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA herleidt deze periode vrijwillig tot 30 werkdagen voor afzonderlijke gevallen en tot 20 werkdagen in de 'versnelde' procedure en met betrekking tot nieuwe steunregelingen voor kleine en middelgrote ondernemingen. De termijnen beginnen te lopen vanaf het tijdstip waarop de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van oordeel is dat de door de EVA-staat verstrekte gegevens volstaan om een besluit te nemen.

    5. Indien de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA besluit de procedure van artikel 1, lid 2, van Protocol nr. 3 bij de TA- en Hof-overeenkomst in te leiden, loopt de periode waarin de tenuitvoerlegging van een steunmaatregel verboden is, tot het tijdstip waarop de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA een positieve beschikking geeft. Ten aanzien van niet-aangemelde steunmaatregelen is er met betrekking tot de besluitvorming van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA geen sprake van een termijn, hoewel de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA zo spoedig mogelijk zal handelen. Er mag geen steun worden verleend vóór de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA een eindbeschikking heeft gegeven.

    6. Indien de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA zich niet over een steunmaatregel heeft uitgesproken, kan de nationale rechter zich bij de interpretatie van het nationale recht houdende tenuitvoerlegging van het EER-recht laten leiden door de rechtspraak van het EVA-Hof, van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en van het Gerecht van eerste aanleg, alsmede door de beschikkingen van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en van de Commissie. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA heeft richtsnoeren bekendgemaakt die in dat opzicht nuttig kunnen zijn(10).

    7. De nationale rechter moet aldus in staat zijn te besluiten of de betrokken maatregel al dan niet onwettelijk is, omdat de EVA-staat niet aan de aanmeldingverplichtingen heeft voldaan. Bij twijfel kan de nationale rechter een prejudiciële vraag stellen aan het EVA-Hof overeenkomstig artikel 34 van de TA- en Hof-overeenkomst(11).

    8. Indien de nationale rechter in zijn uitspraak vaststelt dat de 'standstill-bepaling' niet is nageleefd, moet hij vaststellen dat de betrokken maatregel het nationale recht houdende tenuitvoerlegging van het EER-recht schendt, en de dienstige maatregelen treffen om de rechten van particulieren en ondernemingen veilig te stellen.

    9A.5. Gevolgen van de beschikkingen van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

    1. De nationale rechter is gebonden door een aan een EVA-staat krachtens artikel 1, lid 2, van Protocol nr. 3 bij de TA- en Hof-overeenkomst gerichte beschikking van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, ingeval de betrokken begunstigde van de steun de geldigheid van de beschikking waarvan deze schriftelijk door de betrokken EVA-staat in kennis is gesteld, wenst aan te vechten en verzuimd heeft om binnen de in artikel 36 van de TA- en Hof-overeenkomst bepaalde termijn tegen die beschikking beroep in te stellen.

    9A.6. Samenwerking tussen de nationale rechterlijke instanties en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

    1. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA is zich ervan bewust dat de genoemde beginselen voor de toepassing en de uitlegging van de regels inzake staatssteun door de nationale rechterlijke instanties complex zijn en soms ontoereikend ontwikkeld zijn om de rechterlijke instanties in staat te stellen hun rechterlijke taken naar behoren te vervullen. De nationale rechterlijke instanties kunnen derhalve de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA om bijstand verzoeken.

    2. Artikel 3 van de EER-overeenkomst, dat is gebaseerd op artikel 10 (voorheen artikel 5) van het EG-Verdrag, verplicht de overeenkomstsluitende partijen ertoe alle dienstige maatregelen te treffen om de nakoming van de uit de EER-overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te verzekeren en de samenwerking in dit kader te vergemakkelijken(12).

    3. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft gesteld dat de Commissie, uit hoofde van artikel 10 van het EG-Verdrag, verplicht is loyaal samen te werken met de rechterlijke autoriteiten van de lidstaten van de Gemeenschap, die tot taak hebben over de toepassing en de eerbiediging van het Gemeenschapsrecht in de nationale rechtsorde(13) te waken. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA meent dat zij uit hoofde van het overeenkomende artikel 3 van de EER-overeenkomst en artikel 2 van de TA- en Hof-overeenkomst eveneens verplicht is loyaal samen te werken met de nationale rechterlijke instanties. Zij acht deze samenwerking van essentieel belang met het oog op het garanderen van een doelmatige en coherente toepassing van de EER-regels inzake staatssteun. Bovendien is de deelname van de nationale rechterlijke instanties aan de toepassing van het mededingingsrecht op het gebied van de staatssteun noodzakelijk opdat de 'standstill-bepaling' effect zou sorteren. De TA- en Hof-Overeenkomst verplicht de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA ertoe de procedure van artikel 1, lid 2, van Protocol nr. 3 te volgen alvorens zij de terugbetaling kan gelasten van de steun die onverenigbaar is met de werking van de EER-overeenkomst. De toepassing van de regels inzake aanmelding op het gebied van staatssteun is derhalve een essentieel onderdeel van de mogelijke rechtsvordering van particulieren en van ondernemingen.

    4. In het licht van deze overwegingen is de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA voornemens zich op de volgende wijze in te zetten om tot een nauwere samenwerking met de nationale rechterlijke instanties te komen.

    5. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA hecht veel belang aan een open en doorzichtig beleid. Het beleid van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA is erop gericht de betrokken partijen nuttige informatie over de toepassing van de regels inzake staatssteun te verstrekken. Daartoe zal zij zo veel mogelijk informatie over steunzaken en het desbetreffende beleid blijven publiceren. De rechtspraak van het EVA-Hof, van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en van het Gerecht van eerste aanleg, door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA bekendgemaakte algemene teksten inzake staatssteun, beschikkingen van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA of de Commissie, de jaarverslagen van de Commissie inzake mededingingsbeleid en het maandelijkse Bulletin van de Europese Unie kunnen de nationale rechterlijke instanties bij de behandeling van individuele zaken van dienst zijn.

    6. Indien deze algemene aanwijzingen niet volstaan, kan de nationale rechter binnen de beperkingen van het nationale procedurerecht bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA informatie van procedurele aard inwinnen teneinde te kunnen vaststellen of een bepaalde zaak in behandeling is bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, al dan niet is aangemeld, dan wel of de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA officieel de procedure heeft ingeleid of enig ander besluit heeft genomen.

    7. De nationale rechterlijke instanties kunnen ook de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA raadplegen, indien de uitlegging van artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst of van artikel 1, lid 3, van Protocol nr. 3 bij de TA- en Hof-overeenkomst bijzondere moeilijkheden oplevert. Wat artikel 61, lid 1, betreft, kunnen deze moeilijkheden met name verband houden met het aanmerken van de maatregel als staatssteun, de eventuele vervalsing van de mededinging waartoe de maatregel aanleiding kan geven, en de nadelige invloed op het handelsverkeer tussen de overeenkomstsluitende partijen. De rechterlijke instanties kunnen derhalve de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA raadplegen over haar gangbare praktijk op deze punten. Zij kunnen bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA inlichtingen inwinnen over feitelijke gegevens, zoals statistieken, marktstudies en economische analyses. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA zal al het mogelijke doen om die gegevens te verschaffen of zij zal de bron vermelden waar die gegevens uit kunnen worden geput.

    8. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA zal in haar antwoord niet ingaan op de grondslag van de individuele zaak noch op de verenigbaarheid van de maatregel met de werking van de EER-overeenkomst. Het door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA gegeven antwoord is voor de nationale rechter niet bindend. In haar antwoord geeft de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA duidelijk aan dat haar standpunt voorlopig is en dat geen enkele afbreuk wordt gedaan aan het recht van de nationale rechter om aan het EVA-Hof een prejudiciële vraag te stellen.

    9. Het is in het belang van een goede rechtsbedeling dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op de verzoeken om juridische en feitelijke gegevens zo spoedig mogelijk antwoordt. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA kan evenwel aan die verzoeken slechts gevolg geven indien een aantal voorwaarden zijn vervuld. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA moet daadwerkelijk over de gevraagde inlichtingen beschikken en mag alleen niet-vertrouwelijke gegevens verstrekken.

    10. Artikel 14 van de TA- en Hof-overeenkomst verplicht de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA ertoe gegevens van vertrouwelijke aard niet openbaar te maken. De verplichting tot loyale samenwerking betreft bovendien alleen de betrekkingen tussen de nationale rechterlijke instanties en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, en raakt geenszins de partijen in het geding voor hun nationale rechter. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA dient de rechterlijke neutraliteit en objectiviteit te eerbiedigen. Bijgevolg zal zij op een verzoek om inlichtingen slechts ingaan wanneer dit van een nationale rechterlijke instantie uitgaat, hetzij rechtstreeks, hetzij onrechtstreeks via de partijen aan wie de betrokken rechterlijke instantie heeft opgedragen bepaalde gegevens in te winnen.

    9A.7. Slotopmerkingen

    1. Dit hoofdstuk is louter indicatief bedoeld en beperkt op generlei wijze de aan EVA-staten, particulieren en ondernemingen uit hoofde van het EER-recht toevallende rechten.

    2. Dit hoofdstuk laat de uitlegging van de EER-wetgeving door het EVA-Hof, door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en door het Gerecht van eerste aanleg onverlet.".

    (1) PB C 312 van 23.11.1995, blz. 8.

    (2) De richtsnoeren en dit nieuwe hoofdstuk vindt u op de website van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (www.efta.int).

    (3) Hof van Justitie, zaak 120/70, Lorenz tegen Duitsland, Jurisprudentie 1973, blz. 1471, punt 8.

    (4) Zie in dit verband ook de preambule van de TA- en Hof-overeenkomst, die vermeldt '[dat] de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst, met volledige eerbiediging van de onafhankelijkheid van de rechterlijke instanties, streven naar een uniforme uitlegging en toepassing van de EER-overeenkomst en van die bepalingen van de communautaire wetgeving die in hoofdzaak in die overeenkomst zijn overgenomen, om te komen tot een gelijke behandeling van personen en ondernemingen wat betreft de vier vrijheden en de mededingingsvoorwaarden'. In de preambule staat voorts '[dat] bij de toepassing van de Protocollen nr. 1 tot en met nr. 4 bij deze overeenkomst rekening zal worden gehouden met de vóór de inwerkingtreding van deze overeenkomst bestaande wettelijke en administratieve gebruiken van de Commissie van de Europese Gemeenschappen'.

    (5) EVA-Hof, zaak E-1/94, Ravintoloitsijain Liiton Kustannus Oy Restamark, EVA-Hof jurisprudentie (1 januari 1994-30 juni 1995), punt 77.

    (6) Met uitzondering van 'bestaande' steun. Dergelijke steun kan tot uitvoering worden gebracht zolang de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA deze niet onverenigbaar met de werking van de EER-overeenkomst heeft verklaard.

    (7) Naar analogie met het Delimitis-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (Hof van Justitie, zaak C-234/89, Delimitis tegen Henning Bräu, Jurisprudentie 1991, blz. I-935).

    (8) De 'standstill-bepaling' is in IJsland tot uitvoering gebracht bij hoofdstuk XI, artikel 46, van het Mededingingsrecht (The Law Gazette A, nr. 8/1993, zoals gewijzigd bij wet nr. 24/1994, 83/1997 en 82/1998). In Noorwegen is de bepaling tot uitvoering gebracht bij lid 2 van de voorschriften betreffende de tenuitvoerlegging van de bepalingen inzake staatssteun van de EER-overeenkomst (vastgesteld bij het Koninklijk Besluit van 4 december 1992 ingevolge wet nr. 117 van 27 november 1992 betreffende staatssteun, cf. EER-overeenkomst, artikel 61 e.v., voorgesteld door het ministerie van Industrie en Energie, gewijzigd bij het Koninklijk Besluit van 31 maart 1995, gewijzigd bij het Koninklijk Besluit van 13 september 1996). Daar Liechtenstein een monistisch systeem heeft, is de 'standstill-bepaling' rechtstreeks in de rechtsorde van Liechtenstein opgenomen (Liechtensteinisches Landesgesetzblatt, jaargang 1995, nr. 72, 28 april 1995).

    (9) Zie in dit verband hoofdstuk 12 van de richtsnoeren overheidssteun betreffende de de-minimisregel.

    (10) Formele en materiële regels op het gebied van de overheidssteun (richtsnoeren overheidssteun), aanvankelijk vastgesteld op 19 januari 1994. Gepubliceerd in PB L 231 van 3.9.1994 en in het EER-supplement nr. 32 van dezelfde datum, laatstelijk gewijzigd (voor de 22e maal) bij Beschikking nr. 329/99/COL van 16 december 1999 (nog niet gepubliceerd).

    (11) Het EVA-Hof geeft gewoonlijk binnen acht maanden een prejudiciële beslissing.

    (12) Zie in dit verband ook artikel 2 van de TA- en Hof-overeenkomst, dat als volgt luidt: 'De EVA-staten treffen alle algemene of bijzondere maatregelen welke geschikt zijn om de nakoming van de uit deze overeenkomst voortvloeiende verpflichtingen te verzekeren. Zij onthouden zich van alle maatregelen welke de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst in gevaar kunnen brengen'.

    (13) Hof van Justitie, zaak C-2/88, Imm. Zwartveld, Jurisprudentie 1990, punt 18; zaak C-234/89, Delimitis tegen Henninger Bräu, Jurisprudentie 1991, punt 53.

    Top