EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62015CA0182
Case C-182/15: Judgment of the Court (Grand Chamber) of 6 September 2016 (request for a preliminary ruling from the Augstākā tiesa — Latvia) — proceedings relating to the extradition of Aleksei Petruhhin (Reference for a preliminary ruling — Citizenship of the Union — Extradition to a third State of a national of a Member State who has exercised his right to freedom of movement — Scope of EU law — Protection of a Member State’s nationals against extradition — No protection for nationals of the other Member States — Restriction of freedom of movement — Justification based on the prevention of impunity — Proportionality — Verification of the guarantees provided for in Article 19 of the Charter of Fundamental Rights of the European Union)
Zaak C-182/15: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 6 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākā tiesa — Letland) — procedure tot uitlevering van Aleksei Petruhhin (Prejudiciële verwijzing — Burgerschap van de Europese Unie — Uitlevering, aan een derde land, van een onderdaan van een lidstaat die gebruik heeft gemaakt van zijn recht op vrij verkeer — Werkingssfeer van het Unierecht — Bescherming van onderdanen van een lidstaat tegen uitlevering — Geen bescherming van onderdanen van andere lidstaten — Beperking van het vrije verkeer — Rechtvaardiging op grond van de voorkoming van straffeloosheid — Evenredigheid — Verificatie van de inachtneming van de waarborgen van artikel 19 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie)
Zaak C-182/15: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 6 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākā tiesa — Letland) — procedure tot uitlevering van Aleksei Petruhhin (Prejudiciële verwijzing — Burgerschap van de Europese Unie — Uitlevering, aan een derde land, van een onderdaan van een lidstaat die gebruik heeft gemaakt van zijn recht op vrij verkeer — Werkingssfeer van het Unierecht — Bescherming van onderdanen van een lidstaat tegen uitlevering — Geen bescherming van onderdanen van andere lidstaten — Beperking van het vrije verkeer — Rechtvaardiging op grond van de voorkoming van straffeloosheid — Evenredigheid — Verificatie van de inachtneming van de waarborgen van artikel 19 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie)
PB C 402 van 31.10.2016, p. 9–9
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
31.10.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 402/9 |
Arrest van het Hof (Grote kamer) van 6 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākā tiesa — Letland) — procedure tot uitlevering van Aleksei Petruhhin
(Zaak C-182/15) (1)
((Prejudiciële verwijzing - Burgerschap van de Europese Unie - Uitlevering, aan een derde land, van een onderdaan van een lidstaat die gebruik heeft gemaakt van zijn recht op vrij verkeer - Werkingssfeer van het Unierecht - Bescherming van onderdanen van een lidstaat tegen uitlevering - Geen bescherming van onderdanen van andere lidstaten - Beperking van het vrije verkeer - Rechtvaardiging op grond van de voorkoming van straffeloosheid - Evenredigheid - Verificatie van de inachtneming van de waarborgen van artikel 19 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie))
(2016/C 402/10)
Procestaal: Lets
Verwijzende rechter
Augstākā tiesa
Partijen in het hoofdgeding
Aleksei Petruhhin
Dictum
1) |
De artikelen 18 en 21 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat, indien een derde land een lidstaat waarnaar een Unieburger die onderdaan is van een andere lidstaat, zich heeft begeven, om uitlevering verzoekt, en er tussen het derde land en de aangezochte lidstaat een uitleveringsverdrag bestaat, de aangezochte lidstaat de lidstaat waarvan deze onderdaan de nationaliteit heeft op de hoogte dient te brengen en deze onderdaan in voorkomend geval op verzoek van deze laatste lidstaat aan hem dient over te leveren overeenkomstig kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009, op voorwaarde dat deze laatste lidstaat ingevolge zijn nationale recht bevoegd is om deze persoon te vervolgen voor buiten zijn nationale grondgebied gepleegde feiten. |
2) |
In het geval waarin een derde land een lidstaat verzoekt om uitlevering van een onderdaan van een andere lidstaat, moet deze eerste lidstaat nagaan of de uitlevering geen afbreuk doet aan de in artikel 19 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie neergelegde rechten. |