EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014TN0787

Zaak T-787/14 P: Hogere voorziening ingesteld op 28 november 2014 door de Europese Centrale Bank tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 18 september 2014 in zaak F-26/12, Cerafogli/ECB

PB C 46 van 9.2.2015, p. 56–57 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

9.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/56


Hogere voorziening ingesteld op 28 november 2014 door de Europese Centrale Bank tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 18 september 2014 in zaak F-26/12, Cerafogli/ECB

(Zaak T-787/14 P)

(2015/C 046/72)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirerende partij: Europese Centrale Bank (vertegenwoordigers: E. Carlini en M. López Torres, gemachtigden, bijgestaan door B. Wägenbaur, advocaat)

Andere partij in de procedure: Maria Concetta Cerafogli (Rome, Italië)

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

het arrest van 18 september 2014 in zaak F-26/12, Cerafogli/ECB, te vernietigen;

de in eerste aanleg door haar geformuleerde vorderingen toe te wijzen;

te oordelen dat elke partij haar eigen kosten zal dragen.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij vier middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan het feit dat de rechtspraak in de zaak Grolsch ten onrechte is toegepast op ambtenarenzaken, waarbij is voorbijgegaan aan het beginsel van een doeltreffende rechterlijke bescherming, gelet op artikel 47 van het Handvest en de onjuistheid van de aangevoerde gronden.

2.

Tweede middel, ontleend aan het feit dat geen rekening is gehouden met de rechten van verweer van de instelling noch met het doel van de precontentieuze procedure noch met de relevante feiten alsmede aan een verkeerde uitlegging van het beginsel van rechtszekerheid.

3.

Derde middel, ontleend aan het feit dat verkeerde conclusies zijn getrokken uit het karakter van een exceptie van onwettigheid, verkeerde uitlegging van artikel 277 VWEU en het beginsel van rechtszekerheid.

4.

Vierde middel, ontleend aan een verkeerde uitlegging van het beginsel van een doeltreffende rechterlijke bescherming, het feit dat geen rekening is gehouden met de feiten van de onderhavige zaak en een schending van het evenredigheidsbeginsel.


Top