EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62013CA0497
Case C-497/13: Judgment of the Court (First Chamber) of 4 June 2015 (request for a preliminary ruling from the Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden — Netherlands) — Froukje Faber v Autobedrijf Hazet Ochten BV (Reference for a preliminary ruling — Directive 1999/44/EC — Sale of consumer goods and associated guarantees — Status of the purchaser — Consumer status — Lack of conformity of the goods delivered — Duty to inform the seller — Lack of conformity which became apparent within six months of delivery of the goods — Burden of proof)
Zaak C-497/13: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 4 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden — Nederland) — F. Faber/Autobedrijf Hazet Ochten BV (Prejudiciële verwijzing — Richtlijn 1999/44/EG — Verkoop van en garantie voor consumptiegoederen — Hoedanigheid van de koper — Hoedanigheid van consument — Gebrek aan overeenstemming van het geleverde goed — Verplichting om de verkoper op de hoogte te brengen — Gebrek dat zich manifesteert binnen een termijn van zes maanden vanaf de aflevering van de goederen — Bewijslast)
Zaak C-497/13: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 4 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden — Nederland) — F. Faber/Autobedrijf Hazet Ochten BV (Prejudiciële verwijzing — Richtlijn 1999/44/EG — Verkoop van en garantie voor consumptiegoederen — Hoedanigheid van de koper — Hoedanigheid van consument — Gebrek aan overeenstemming van het geleverde goed — Verplichting om de verkoper op de hoogte te brengen — Gebrek dat zich manifesteert binnen een termijn van zes maanden vanaf de aflevering van de goederen — Bewijslast)
PB C 236 van 20.7.2015, p. 6–7
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
20.7.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 236/6 |
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 4 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden — Nederland) — F. Faber/Autobedrijf Hazet Ochten BV
(Zaak C-497/13) (1)
((Prejudiciële verwijzing - Richtlijn 1999/44/EG - Verkoop van en garantie voor consumptiegoederen - Hoedanigheid van de koper - Hoedanigheid van consument - Gebrek aan overeenstemming van het geleverde goed - Verplichting om de verkoper op de hoogte te brengen - Gebrek dat zich manifesteert binnen een termijn van zes maanden vanaf de aflevering van de goederen - Bewijslast))
(2015/C 236/08)
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: F. Faber
Verwerende partij: Autobedrijf Hazet Ochten BV
Dictum
1) |
Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen moet aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter bij wie een geding aanhangig is over een overeenkomst die binnen de werkingssfeer van die richtlijn kan vallen, wanneer hij over de daartoe noodzakelijke gegevens, feitelijk en rechtens, beschikt of daarover op eenvoudig verzoek om verduidelijkingen kan beschikken, verplicht is om na te gaan of de koper als consument in de zin van die richtlijn kan worden aangemerkt, ook al heeft de koper zich niet op die hoedanigheid beroepen. |
2) |
Artikel 5, lid 3, van richtlijn 1999/44 moet aldus worden uitgelegd dat het moet worden beschouwd als een norm die gelijkwaardig is aan een nationale regel die in de interne rechtsorde als regel van openbare orde geldt en dat de nationale rechter verplicht is om iedere bepaling waarbij dat artikel in nationaal recht is omgezet, ambtshalve toe te passen. |
3) |
Artikel 5, lid 2, van richtlijn 1999/44 moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regel volgens welke de consument de rechten die hij aan die richtlijn ontleent niet kan uitoefenen dan wanneer hij de verkoper binnen bekwame tijd op de hoogte brengt van het gebrek aan overeenstemming, op voorwaarde dat die consument voor die kennisgeving beschikt over een termijn van ten minste twee maanden na de datum waarop hij dat gebrek heeft vastgesteld, de kennisgeving die hij moet doen alleen op het bestaan van dat gebrek betrekking heeft en voor die kennisgeving geen bewijsregels gelden die het voor die consument onmogelijk of uiterst moeilijk maken om zijn rechten uit te oefenen. |
4) |
Artikel 5, lid 3, van richtlijn 1999/44 moet aldus worden uitgelegd dat het vermoeden dat het gebrek aan overeenstemming bestond op het tijdstip van aflevering van het goed,
|