This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62012CA0197
Case C-197/12: Judgment of the Court (Tenth Chamber) of 21 March 2013 — European Commission v French Republic (Failure of a Member State to fulfil obligations — Taxation — VAT — Directive 2006/112/EC — Article 148 — Exemption of certain transactions intended for vessels carrying passengers for reward or used for the purpose of commercial activities — Condition that the vessels must be used for navigation on the high seas)
Zaak C-197/12: Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 21 maart 2013 — Europese Commissie/Franse Republiek (Niet-nakoming — Fiscale bepalingen — Btw — Richtlijn 2006/112/EG — Artikel 148 — Vrijstelling voor bepaalde handelingen, bestemd voor schepen waarmee passagiersvervoer tegen betaling plaatsvindt of die worden gebruikt voor uitoefening van commerciële activiteit — Voorwaarde inzake gebruik voor vaart op volle zee)
Zaak C-197/12: Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 21 maart 2013 — Europese Commissie/Franse Republiek (Niet-nakoming — Fiscale bepalingen — Btw — Richtlijn 2006/112/EG — Artikel 148 — Vrijstelling voor bepaalde handelingen, bestemd voor schepen waarmee passagiersvervoer tegen betaling plaatsvindt of die worden gebruikt voor uitoefening van commerciële activiteit — Voorwaarde inzake gebruik voor vaart op volle zee)
PB C 156 van 1.6.2013, pp. 14–15
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
|
1.6.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 156/14 |
Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 21 maart 2013 — Europese Commissie/Franse Republiek
(Zaak C-197/12) (1)
(Niet-nakoming - Fiscale bepalingen - Btw - Richtlijn 2006/112/EG - Artikel 148 - Vrijstelling voor bepaalde handelingen, bestemd voor schepen waarmee passagiersvervoer tegen betaling plaatsvindt of die worden gebruikt voor uitoefening van commerciële activiteit - Voorwaarde inzake gebruik voor vaart op volle zee)
2013/C 156/22
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: F. Dintilhac en C. Soulay, gemachtigden)
Verwerende partij: Franse Republiek (vertegenwoordigers: G. de Bergues, J.-S. Pilczer en D. Colas, gemachtigden)
Voorwerp
Niet-nakoming — Schending van artikel 148, sub a, c en d, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1) — Vrijstelling voor bepaalde handelingen, bestemd voor schepen waarmee passagiersvervoer tegen betaling plaatsvindt of die worden gebruikt voor de uitoefening van een commerciële activiteit — Voorwaarde inzake het gebruik voor de vaart op volle zee — Verenigbaarheid van een nationale regeling waarbij een te ruime toepassing wordt gegeven aan de in de richtlijn vastgestelde vrijstellingen
Dictum
|
1) |
De Franse Republiek is de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en met name artikel 148, sub a, c, en d, ervan, door voor handelingen als bedoeld in artikel 262, II, punten 2, 3, 6 en 7, van de Code général des impôts (algemeen belastingwetboek) niet als voorwaarde voor vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde te stellen dat schepen waarmee passagiersvervoer tegen betaling plaatsvindt en schepen die worden gebruikt voor de uitoefening van een commerciële activiteit, voor de vaart op volle zee worden gebruikt. |
|
2) |
De Franse Republiek wordt verwezen in de kosten. |