Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CA0467

    Zaak C-467/10: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 1 maart 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Gießen — Duitsland) — Strafzaak tegen Baris Akyüz (Richtlijnen 91/439/EEG en 2006/126/EG — Onderlinge erkenning van rijbewijzen — Weigering van een lidstaat om, ten aanzien van persoon die volgens reglementering van deze lidstaat lichamelijk en geestelijk ongeschikt is om voertuig te besturen, geldigheid te erkennen van door andere lidstaat afgegeven rijbewijs)

    PB C 118 van 21.4.2012, p. 4–4 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    21.4.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 118/4


    Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 1 maart 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Gießen — Duitsland) — Strafzaak tegen Baris Akyüz

    (Zaak C-467/10) (1)

    (Richtlijnen 91/439/EEG en 2006/126/EG - Onderlinge erkenning van rijbewijzen - Weigering van een lidstaat om, ten aanzien van persoon die volgens reglementering van deze lidstaat lichamelijk en geestelijk ongeschikt is om voertuig te besturen, geldigheid te erkennen van door andere lidstaat afgegeven rijbewijs)

    2012/C 118/06

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Landgericht Gießen

    Partij in de strafzaak

    Baris Akyüz

    Voorwerp

    Verzoek om een prejudiciële beslissing — Landgericht Gießen — Uitlegging van de artikelen 1, lid 2, en 8, lid 4, van richtlijn 91/439/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs (PB L 237, blz. 1), en van de artikelen 2, lid 1, en 11, lid 4, van richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs (PB L 403, blz. 18) — Onderlinge erkenning van rijbewijzen — Weigering van een lidstaat om ten aanzien van een persoon die volgens de wettelijke regeling van deze lidstaat lichamelijk en geestelijk ongeschikt is om een voertuig te besturen, de geldigheid van een door een andere lidstaat verleende rijbevoegdheid te erkennen

    Dictum

    1)

    Artikel 1, lid 2, juncto artikel 8, leden 2 en 4, van richtlijn 91/439/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs en artikel 2, lid 1, juncto artikel 11, lid 4, van richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen de regeling van een ontvangende staat krachtens welke deze staat mag weigeren op zijn grondgebied een door een andere lidstaat afgegeven rijbewijs te erkennen wanneer de houder van dat rijbewijs door deze ontvangende staat niet is onderworpen aan één van de maatregelen in de zin van de artikelen 8, lid 4, van richtlijn 91/439 of 11, lid 4, tweede alinea, van richtlijn 2006/126, maar hem in deze staat de afgifte van een eerste rijbewijs is geweigerd omdat hij, volgens de regeling van deze staat, niet voldeed aan de voorwaarden van lichamelijke en geestelijke geschiktheid om veilig een voertuig te besturen.

    2)

    De genoemde bepalingen, in hun onderlinge samenhang beschouwd, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen de regeling van een ontvangende staat op basis waarvan deze staat mag weigeren op zijn grondgebied een door een andere lidstaat afgegeven rijbewijs te erkennen indien op basis van onbetwistbare, van de staat van afgifte afkomstige inlichtingen vaststaat dat de houder van het rijbewijs bij de afgifte ervan niet voldeed aan de bij artikel 7, lid 1, sub b, van richtlijn, 91/439 en artikel 7, lid 1, sub e, van richtlijn 2006/126 gestelde voorwaarde van de gewone verblijfplaats. In dit opzicht is het feit dat deze inlichtingen door de lidstaat van afgifte aan de bevoegde autoriteiten van de ontvangende lidstaat niet op directe, maar enkel op indirecte wijze, in de vorm van een kennisgeving door derden zijn doorgegeven, op zich niet van die aard dat wordt uitgesloten dat deze inlichtingen kunnen worden geacht afkomstig te zijn van de lidstaat van afgifte, op voorwaarde dat zij zijn verstrekt door een autoriteit van deze staat.

    Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of in omstandigheden als die van het hoofdgeding verkregen inlichtingen kunnen worden aangemerkt als van de staat van afgifte afkomstige inlichtingen, alsook, in voorkomend geval, om die inlichtingen te beoordelen en, gelet op alle omstandigheden van het bij hem aanhangige geding, na te gaan of zij onbetwistbare inlichtingen zijn waaruit blijkt dat de houder van het rijbewijs bij de afgifte ervan zijn gewone verblijfplaats niet had op het grondgebied van deze staat.


    (1)  PB C 328 van 4.12.2010.


    Top