EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62006TN0069

Zaak T-69/06: Beroep ingesteld op 23 februari 2006 — Aughinish Alumina tegen Commissie

PB C 96 van 22.4.2006, p. 29–29 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

22.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 96/29


Beroep ingesteld op 23 februari 2006 — Aughinish Alumina tegen Commissie

(Zaak T-69/06)

(2006/C 96/47)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekster: Aughinish Alumina Ltd (Askeaton, Ierland) (vertegenwoordigers: J. Handoll en C. Waterson, solicitors)

Verweerster: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoeksters

beschikking C(2005) 4436 def. van de Commissie van 7 december 2005 betreffende de door Ierland verleende vrijstelling van accijnsrechten voor minerale oliën die als brandstof worden gebruikt voor de productie van aluminiumoxide in onder andere Shannon nietig te verklaren, voorzover zij betrekking heeft op verzoekster [C 78/2001 (ex NN/2001) — Ierland];

de Commissie te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

De Commissie heeft in de bestreden beschikking vastgesteld dat de onder andere door Ierland tot 31 december 2003 verleende vrijstelling van accijnsrechten voor zware stookolie die wordt gebruikt voor de productie van aluminiumoxide, staatssteun vormt in de zin van artikel 87, lid 1, EG. De Commissie kwam tot de conclusie dat de steun die was verleend tussen 17 juli 1990 en 2 februari 2002, niet behoefde te worden teruggevorderd voorzover zij onverenigbaar was met de gemeenschappelijke markt; de tussen 3 februari 2002 en 31 december 2003 verleende steun achtte zij verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, EG, voorzover de begunstigden ten minste een accijns van 13,01 euro per 1 000 kg zware stookolie hadden betaald, en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt voorzover zij minder dan dat minimum hadden betaald. Zij gelastte onder meer Ierland om alle nodige maatregelen te nemen om de onrechtmatige steun van de begunstigden terug te vorderen.

Verzoekster, een Ierse vennootschap en een van de begunstigden van de betrokken steun, verzoekt om nietigverklaring van de bestreden beschikking. Zij voert om te beginnen aan dat de Commissie de betrokken steun ten onrechte niet heeft behandeld als bestaande steun in de zin van artikel 88, lid 1, EG. In dit verband voert zij drie alternatieve argumenten aan: de steun was bindend toegezegd vóór de toetreding van Ierland; de steun was in januari 1983 aangemeld en de Commissie heeft vóór 2000 zelfs niet overwogen om een procedure in te leiden; zelfs indien de steun als onrechtmatig moet worden beschouwd, heeft de Commissie ten onrechte geconcludeerd dat zij slechts gedeeltelijk als bestaande steun in de zin van artikel 15 van verordening nr. 659/99 (1) kan worden beschouwd.

Verzoekster betoogt verder dat de bestreden beschikking in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel, aangezien deze voorbijgaat aan de toestemming die de Raad krachtens artikel 93 EG heeft verleend, en de Commissie zich niet heeft gehouden aan de procedure van artikel 8 van richtlijn 92/81 (2) voor het oplossen van problemen betreffende onder meer staatssteun, en evenmin de nietigverklaring heeft gevorderd van de betrokken beschikkingen van de Raad.

Verder heeft de Commissie volgens verzoekster geen rekening gehouden met de fundamentele vereisten van de artikelen 3 EG en 157 EG, dat het concurrentievermogen van de communautaire industrie wordt versterkt en dat er voor wordt gezorgd dat de noodzakelijke voorwaarden daarvoor aanwezig zijn.

Verzoekster beroept zich tevens op het vertrouwens- en het rechtszekerheidsbeginsel. In dit verband wijst zij er nogmaals op dat de Commissie na de aanmelding van de steun gedurende 17 jaar niets hiertegen heeft ondernomen en niet is opgekomen tegen de beschikkingen van de Raad waarbij de geldigheid van de vrijstelling tot december 2006 werd verlengd.

Voorts heeft de op grond van artikel 88, lid 2, ingeleide procedure 43 maanden geduurd, wat volgens verzoekster buitensporig lang is, zodat de beginselen van behoorlijk bestuur en rechtszekerheid zijn geschonden.

Ten slotte heeft de Commissie de relevante markten en hun concurrentiestructuur niet naar behoren onderzocht, wat zij had moeten doen aangezien zij er zelf initieel van was uitgegaan dat er geen concurrentieverstoring was en de Raad de vrijstellingen tot 31 december 2006 had toegestaan.


(1)  Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 83 van 27 maart 1999, blz. 1).

(2)  Richtlijn 92/81/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën (PB L 316 van 31 oktober 1992, blz. 12).


Top