EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013AE4179

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement — Schaduwbankieren — Het aanpakken van nieuwe bronnen van risico in de financiële sector (COM(2013) 614 final)

PB C 170 van 5.6.2014, p. 55–60 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

5.6.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 170/55


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement — Schaduwbankieren — Het aanpakken van nieuwe bronnen van risico in de financiële sector

(COM(2013) 614 final)

2014/C 170/09

Rapporteur: de heer POLYZOGOPOULOS

Administrateur: Roxana MALITI

De Europese Commissie heeft op 18 april 2013 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement – Schaduwbankieren — Het aanpakken van nieuwe bronnen van risico in de financiële sector

COM(2013) 614 final.

De gespecialiseerde afdeling Interne markt, Productie en Consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 13 november 2013 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 494e zitting van 10 en 11 december 2013 (vergadering van 10 december 2013) het volgende advies met 153 stemmen vóór en 2 stemmen tegen, bij 5 onthoudingen, goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het EESC acht de mededeling een positieve en coherente bijdrage aan de noodzakelijke hervorming van financiële diensten, gericht op de terugkeer naar regelmaat en stabiliteit op dit cruciale gebied en op beperking van de systeemrisico's.

1.2

Het EESC verwacht dat de hervorming van de financiële markten zullen bijdragen aan een solide economie en benadrukt zijn vaste overtuiging dat stabiliteit van de financiële sector en het welslagen van de hervormingen voorwaarden zijn voor een duurzame economische ontwikkeling, de werkgelegenheid en de voltooiing van de interne markt.

1.3

Volgens het EESC wordt met de routekaart met reeds genomen en toekomstige maatregelen de juiste weg ingeslagen. Het erkent de geboekte vooruitgang, maar tekent aan dat veel maatregelen snel uitgevoerd moeten worden en dat hangende wetsinitiatieven op behandeling wachten.

De vijf prioriteitsgebieden voor toekomstige actie (1) overziend meent het EESC het volgende.

1.4

Het EESC acht de aanpak van arbitrage cruciaal voor de hervorming van de financiële diensten (2) en stemt in met het uitgebreide pakket maatregelen (3) en met name met de versterking van het prudentiële kader voor de banken, gericht op beperking van het risico op besmetting en arbitrage.

1.5

Positief is het streven naar meer transparantie, en met name naar concrete acties voor een kader voor follow-up van schaduwbankieren in de EU, de uitwerking van centrale registers voor derivaten in het kader van EMIR (4), de herziening van de richtlijn inzake markten voor financiële instrumenten (MiFID) (5), de toepassing van een identificatienummer voor juridische entiteiten (Legal Entity Identifier) en meer transparantie bij effectenfinancieringstransacties.

1.6

Het EESC erkent dat er vooruitgang is geboekt met de invoering van een sterker regelgevingskader voor bepaald investeringskapitaal, met als belangrijkste doelstelling de verbetering van de liquiditeit en stabiliteit, in het bijzonder voor de geldmarktfondsen die gevestigd zijn of verkocht worden in Europa.

1.7

Het EESC meent dat de mededeling ten aanzien van het terugdringen van risico's in verband met effectenfinancieringstransacties zich beperkt tot algemene vaststellingen, die weliswaar een bepaalde realiteit weergeven maar voorbijgaan aan de huidige kritieke omstandigheden. Het EESC beveelt aan de overwogen acties te versnellen en nader te specialiseren, met name voor wat betreft de wetgeving voor effecten, daar effectenfinancieringstransacties — hoofdzakelijk retrocessieovereenkomsten of effectenleningstransacties — van cruciaal belang zijn voor de schuldenomvang in de financiële sector.

1.8

Evenzo stelt het vertraging vast en maant het tot intensivering en snelle verduidelijking in de belangrijke discussie over versterkt toezicht op het schaduwbankieren, waar slechts enkele aspecten geregistreerd worden en voor de toekomst alleen verwezen wordt naar de herziening van het Europees Systeem voor Financieel Toezicht (ESFT), die de Commissie in 2013 zal uitvoeren.

1.9

Aangezien de belangrijkste onvrijwillige slachtoffers van de financiële en economische crisis de burgers zijn, als belastingplichtigen, werknemers, deposanten en consumenten, spoort het EESC aan tot meer initiatieven voor bescherming van de burger via transparantie, juiste informatie, gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de financiële sector, bescherming van de consument en de kleine belegger, en herinnert het aan zijn relevante opmerkingen over de deelname van maatschappelijke organisaties aan de hervorming van financiële markten (6).

1.10

Het EESC vindt het belangrijk dat de Commissie in haar mededeling opmerkt dat schaduwbankieren niet enkel mag worden beoordeeld op basis van de risico's die het inhoudt. Het is ook een aanvullend alternatief financieringskanaal dat zinvol kan zijn voor de reële economie.

2.   Definiëring, toepassingsgebied en achtergrond

2.1

Schaduwbankieren wordt omschreven als een „systeem voor kredietbemiddeling waarbij entiteiten en activiteiten betrokken zijn van buiten het reguliere banksysteem” (7) en dat twee onderling samenhangende pijlers omvat. De entiteiten leggen zich voornamelijk toe op activiteiten als het aanvaarden van financiering met depositoachtige kenmerken, het uitvoeren van looptijd- en/of liquiditeitstransformaties, het overdragen van kredietrisico en het gebruiken van directe of indirecte financiële leverage. De activiteiten — die fungeren als een potentieel belangrijke bron van financiering van niet-bankentiteiten — omvatten securitisatie, uitlening van effecten en repo-overeenkomsten („repo's”).

2.2

Entiteiten voor bijzondere doeleinden zijn securitisatievehikels zoals doorstroomlichamen voor door activa gedekt commercieel papier (ABCP conduits), vehikels voor bijzondere beleggingen (Special Investment Vehicles (SIV)) en andere vehikels voor bijzondere doeleinden (Special Purpose Vehicles (SPV)); geldmarktfondsen (Money Market Funds (MMFs)) en andere soorten beleggingsfondsen/beleggingsproducten met despositoachtige kenmerken, die kwetsbaar zijn voor massale geldopvragingen („runs”); beleggingsfondsen, inclusief trackers, die krediet verstrekken of geleveraged zijn; financieringsmaatschappijen en entiteiten voor effecten die krediet of niet-gereguleerde kredietwaarborgen verstrekken, of zoals banken liquiditeittransformaties en/of looptijdtransformaties uitvoeren; en verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die kredietproducten aanbieden of waarborgen.

2.3

De oorzaak van het schaduwbankieren is gelegen in de deregulering van het financiële systeem in de jaren '80 in Groot-Brittannië en vervolgens in de jaren '90 (8) in de VS en elders. Van belang waren de eerste Basel-akkoorden inzake winstgevende activiteiten buiten de balans om, die strenge aanpassingen invoerden voor de balansen van de banken (9).

2.4

De afschaffing/versoepeling van regels en regelingen (10) stond de financiële instellingen toe hun activiteiten uit te breiden tot nieuwe gebieden en complexe modellen, terwijl de belofte van hoge opbrengsten miljoenen mensen, met weinig kennis van de producten en van de werking van schaduwbankieren, in de hele wereld beïnvloedde.

2.5

In 2007 besloot de G20-groep tot een pakket normatieve maatregelen voor de veiligheid en duurzaamheid van het financiële systeem, terwijl de hevige sociale en economische repercussies van de crisis van 2008 de risico's onthulden van schaduwactiviteiten en de gevaren van lacunes in de regelgeving, gebrekkig toezicht, ondoorzichtige markten en al te complexe producten, daarbij de rol van de Raad voor financiële stabiliteit (FSB) onderstrepend.

2.6

De EU vervult een hoofdrol in het internationale streven, via de G20 en de FSB, waarbij flinke vooruitgang wordt geboekt met de uitvoering van verplichtingen die voortvloeien uit de EU-routekaart voor hervorming van de financiële sector en de uitwerking van nieuwe toezichtstructuren. Veel aanpassingen zijn al onderwerp van wetgeving, bijv. otc-derivaten e.d.

2.7

Het verslag van de FSB van oktober 2011 is de eerste uitvoerige internationale poging om tot meer toezicht op schaduwbankieren te komen. Een en ander was gericht op a) omschrijving van beginselen voor follow-up en regulering, b) het in kaart brengen en beoordelen van de systeemrisico's en c) afbakening van het toepassingsgebied voor de reguleringsmaatregelen via vijf actieterreinen (11), terwijl de Commissie met een Groenboek kwam dat zich richt op de potentiële gevaren van schaduwbankieren in de EU en op de aanpak hiervan met voorschriften.

3.   Samenvatting van de Mededeling

3.1

In de mededeling komen de reeds voor twee gebieden genomen maatregelen aan bod. Voor de financiële entiteiten richten de maatregelen zich op versterking van de vereisten die worden gesteld aan banken en verzekeringsmaatschappijen bij hun transacties met het schaduwbankwezen en op de uitwerking van een geharmoniseerd kader voor beheerders van instellingen voor alternatieve beleggingen. Ter aanzien van de integriteit van de markt richten de maatregelen zich op het besmettingsgevaar, strengere eisen aan securitisatie, alsook op een meer solide kader voor ratingbureaus.

3.2

Voorts stelt de Commissie vijf prioriteitsgebieden vast, waarvoor zij binnenkort met aanvullende maatregelen zal komen:

1)

meer transparantie binnen het schaduwbankieren;

2)

versterkt kader voor beleggingsfondsen, met name voor geldmarktfondsen;

3)

uitwerking van wetgeving voor effecten, om de risico's te beperken die voortvloeien uit effectenfinancieringstransacties;

4)

versterking van de regelingen voor prudentieel toezicht op de banken, en

5)

verbetering van het toezicht op schaduwbankieren.

In detail:

3.2.1

Ter wille van transparantie binnen het schaduwbankieren moeten de pogingen tot verzameling en uitwisseling van betrouwbare en geïntegreerde gegevens aangevuld worden met de uitwerking van een kader voor follow-up van de gevaren van schaduwbankieren en van centrale registers voor derivaten in het kader van de EMIR (12)-verordening, de herziening van de richtlijn inzake markten voor financiële instrumenten (MiFID) (13), de toepassing van een identificatienummer voor juridische entiteiten (Legal Entity Identifier) en meer transparantie bij effectenfinancieringstransacties.

3.2.2

Voor bepaalde beleggingsfondsen, en met name geldmarktfondsen, die in Europa gevestigd zijn of verhandeld worden, worden nieuwe regels voorgesteld ter verbetering van de liquiditeit en stabiliteit, en een hervorming van de regels voor instellingen voor collectieve beleggingen in effecten (icbe's).

3.2.3

Om de risico's terug te dringen in verband met effectenfinancieringstransacties zij vermeld dat veel werk is verzet om de problemen beter te begrijpen en er lering uit te trekken; de Commissie overweegt in dit verband een wetsvoorstel effectenrecht in te dienen.

3.2.4

Het prudentieel toezicht op de banken, bedoeld om het gevaar van besmetting of arbitrage te beperken, wordt uitgebreid met striktere regels met extra kapitaalvereisten voor banken wanneer zij transacties verrichten met niet-gereguleerde financiële entiteiten, strengere solvabiliteitsregels en nieuwe regels voor liquiditeit, met name gezien de inwerkingtreding vanaf 1 januari 2014 van de Verordening kapitaalvereisten (VKV) (14) en de Richtlijn kapitaalvereisten (RKV IV) (15). Waarschijnlijk zal het tot een uitbreiding komen van het toepassingsgebied van de prudentiële regels om het gevaar van arbitrage in te dammen.

3.2.5

Wat uitbreiding van het toezicht betreft, wordt erop gewezen dat schaduwbankieren wijd verspreid is, vele vormen aanneemt en dynamisch van aard is en worden de uitdagingen voor prudentieel toezicht, bijv. de grensoverschrijdende ontduiking van regels, beklemtoond. Op Europees niveau zijn voorbereidende werkzaamheden bezig in het kader van de Europese Raad voor systeemrisico's (ESRB) en de Europese toezichthouders. Deze aspecten, de noodzaak om arbitrage aan te pakken en de „eventuele noodzaak” om de institutionele rol van elke autoriteit te verduidelijken, zullen aan de orde komen bij de herziening van het Europees Systeem van financiële toezichthouders (ESFS), die in 2013 plaatsvindt.

4.   Opmerkingen

4.1

Vanaf het begin van de financiële crisis heeft het EESC in een reeks adviezen (16) de standpunten van het maatschappelijk middenveld vertolkt omtrent een breed spectrum van onderwerpen in verband met de werking van het financiële systeem. Het heeft in het algemeen relevante opmerkingen en aanbevelingen geformuleerd en in het bijzonder voor het herstel en de sanering van kredietinstellingen (17).

4.1.1

Het EESC achtte het Groenboek (18) over schaduwbankieren een belangrijke stap in de goede richting voor de aanpak van de problemen, onder andere opmerkend dat schaduwactiviteiten moeten worden opgeheven en dat schaduwbankieren dient te voldoen aan dezelfde eisen qua regulering en prudentieel toezicht als het gehele financiële systeem.

4.2

Het EESC is verheugd dat het prudentieel toezicht wordt benaderd in een mondiaal kader, met het oog op uitbreiding van de regelgeving en het toezicht op alle systeemrelevante financiële instellingen, instrumenten en markten (19). Het is tevreden dat de G20 (20) tijdens zijn recente bijeenkomst de aanbevelingen van de FSB heeft goedgekeurd; ook in de mededeling worden deze volledig onderschreven.

4.3

De Commissie wordt verzocht het actiekader voor meer toezicht op het schaduwbankieren concreet te maken en van een tijdpad te voorzien, door toepassing van een coherent mechanisme voor toezicht en door de institutionele rol van de toezichthouders snel te verduidelijken in het kader van het Europees systeem van financiële toezichthouders (ESFT).

4.4

Daar bepaalde schaduwactiviteiten en -entiteiten, al naargelang het land, al dan niet vallen onder een regelgevingsstelsel, zijn gelijke concurrentievoorwaarden tussen landen van bijzonder belang, alsmede tussen de banksector en schaduwbankentiteiten via adequate regelingen om reguleringsarbitrage te vermijden, die zou kunnen leiden tot verstorende regelgevingsstimulansen.

4.5

Het EESC benadrukt vooral de behoefte aan een gemeenschappelijke mondiale benadering van de regelgevingsautoriteiten bij de analyse van gegevens, met gemeenschappelijke referentiekaders en open sectorale normen, zodat gegevens snel kunnen worden uitgewisseld om bijtijds en doeltreffend te reageren op systeemgevaren en om de financiële stabiliteit te beschermen.

4.6

Het EESC beschouwt de omvang en het groeitempo van schaduwbankieren als belangrijke factoren voor systeemrisico's en herinnert eraan dat volgens de FSB (2012) (21) het schaduwbankieren in 2011 goed was voor 67 000 miljard dollar (tegen 26 000 miljard in 2002), wat overeenkomt met 111 % van het gecumuleerde bbp van de landen die het FSB bestudeert.

4.7

Een analytische beoordeling van het probleem is op zijn plaats, met definities van activiteiten in plaats van schaduwbankentiteiten, daar het welslagen van de maatregelen staat of valt met toezicht en controle op de activiteiten.

4.8

Het EESC meent dat het probleem van de omvang en de verstorende praktijken niet alleen het schaduwbankieren betreft. Het te grote bankenmodel, in combinatie met het gebrek aan transparantie, herbergt aantoonbaar het gevaar van destabilisering van de economie, waarbij de samenleving met de kosten wordt opgezadeld voor het redden van instellingen die 'te groot en onderling al te zeer verweven zijn om failliet te gaan'.

4.9

Het EESC merkt op dat versterking van het concurrentievermogen en de stabiliteit van de Europese financiële sector, tegelijk met de hervorming van het schaduwbankieren, noopt tot een wezenlijke aanpak van banken die door hun omvang niet failliet mogen gaan, door meer transparantie, stroomlijning van de omvang van de activiteiten van megabankengroepen en terugdringing van de afhankelijkheden binnen een groep.

4.10

Samen met de toezichtsmaatregelen meent het EESC dus een doeltreffende aanpak geboden van elke verstoring van de financiële sector, in combinatie met structurele hervormingen. Het spoort de Commissie aan om de procedures te versnellen om te komen tot één afwikkelingsmechanisme, rekening houdend met de aanbevelingen van het rapport Liikanen en het recente rapport van de EP-commissie Economisch en Financieel Beleid inzake de structurele hervorming van de bankensector in de EU (22).

4.11

Aangezien de diffuse, veelzijdige en flexibele aard van het schaduwbankieren doeltreffend toezicht complex en moeilijk maakt, spoort het EESC de Commissie aan snel te verduidelijken of en hoeveel middelen, controlemechanismen en bevoegdheden de bevoegde nationale en Europese toezichthouders, met inbegrip van het gemeenschappelijk toezichtmechanisme (GTM), hebben.

4.12

Geslaagd toezicht moet gepaard gaan met doeltreffende, afschrikwekkende en evenredige systemen voor het opleggen van sancties, alsook met de bekendmaking van het niveau van de sancties en de informatie over degenen die de regels overtreden. Voorts zij gewezen op het probleem van de naleving van Europese regelgeving door natuurlijke en rechtspersonen in derde landen.

4.13

Benadrukt zij de noodzaak van bescherming van consumenten van financiële producten tegen oneerlijke praktijken, misleidende en insolvabele producten of diensten, alsook tegen eventueel oneigenlijke clausules in overeenkomsten. Het EESC herinnert aan zijn voorstel voor de instelling van een Europees mechanisme voor de bescherming van de consument van financiële diensten, voor betere bescherming, transparantie en een doeltreffender geschillenregeling.

4.14

Toegankelijke websites en andere moderne informatiemedia kunnen consumenten de optie bieden om producten en diensten te vergelijken en te kiezen en aldus bijdragen aan de mededinging en zelfregulering van de financiële markt.

4.15

Het EESC spoort de Commissie aan vaart te zetten achter de voltooiing van de effectenrapportage, zodat de nieuwe liquiditeitsregels definitief kunnen worden, en om een kosten-batenonderzoek te doen naar de effectiviteit en evenredigheid van de vele wetteksten sinds het begin van de financiële crisis om het cumulatieve effect van alle wetgeving voor de financiële markt in de EU te beoordelen.

4.16

Verder stelt het EESC vast dat er behoefte is aan meer regulering, met geavanceerde expertise en wetenschappelijk onderzoek omtrent het verzamelen en uitwisselen van gegevens, en in het algemeen voor een uitgebreidere follow-up van de dynamische ontwikkeling van schaduwbankieren en de vaststelling van gunstige aspecten voor de reële economie, maar ook van aspecten die nieuwe bronnen van kwetsbaarheid en systeemgevaar kunnen vormen.

Brussel, 10 december 2013

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Henri MALOSSE


(1)  Zie par. 3.2. van dit advies.

(2)  PB C 11 van 15.1.2013, blz. 39.

(3)  COM(2013) 614 final, par. 3.4.

(4)  betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters

(5)  Zie http://ec.europa.eu/internal_market/securities/isd/mifid_en.htm.

(6)  PB C 143 van 22.05.2012, blz. 3.

(7)  COM(2013) 614 final, blz. 3.

(8)  Nicholas Gregory Mankiw and Mark Taylor, Economics: Special Edition with Global Economic Watch (UK: Cengage Learning EMEA, 2010).

(9)  PB C 11 van 15.01.2013, blz. 39 — Groenboek: Schaduwbankieren.

(10)  Met de wet Gramm-Leach-Bliley (1999) werd in de VS het verschil afgeschaft tussen commerciële en hypotheekbanken, verzekerings- en effectenmaatschappijen.

(11)  Interactie tussen banken en entiteiten i.v.m. schaduwbankieren (Bazels Comité voor bankentoezicht, BCBS), systeemrisico's van geldmarktfondsen (Internationale Organisatie van Effectentoezichthouders — IOSCO), securitisatievereisten (IOSCO en BCBS), andere schaduwbankentiteiten (FSB) en het uitlenen van effecten en „repo's” (FSB).

(12)  betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters

(13)  Zie http://ec.europa.eu/internal_market/securities/isd/mifid_en.htm.

(14)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(15)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(16)  Onder andere: PB C 11 van 15.1.2013, blz. 59; PB C 299 van 4.10.2012, blz. 76; PB C 191 van 29.6.2012, blz. 80; PB C 181 van 21.6.2012, blz. 64; PB C 181 van 21.6.2012, blz. 68. Deze adviezen zijn te raadplegen op de website van het EESC, op http://www.eesc.europa.eu/?i=portal.en.financial-markets-opinions).

(17)  PB C 44 van 15.2.2013, blz. 68.

(18)  PB C 11 van 15.1.2013, blz. 39.

(19)  Communiqué van de G20-top, 2 april 2009, Londen.

(20)  5—6 september 2013, Sint Petersburg.

(21)  Financial Stability Board, Global Shadow Banking Monitoring Report 2012 (FSB, 2012).

(22)  2013/2021 (INI).


Top