EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012XR2494

Resolutie van het Comité van de Regio's — Een duurzame toekomst voor de Economische en Monetaire Unie (EMU)

PB C 62 van 2.3.2013, p. 8–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

2.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 62/8


Resolutie van het Comité van de Regio's — Een duurzame toekomst voor de Economische en Monetaire Unie (EMU)

2013/C 62/02

HET COMITE VAN DE REGIO'S (CvdR)

gezien de conclusies van de Europese Raad van 13-14 december 2012;

gezien het rapport "Naar een echte Economische en Monetaire Unie", dat werd opgesteld door de voorzitter van de Europese Raad, Herman Van Rompuy, samen met de voorzitter van de Europese Commissie, de president van de Europese Centrale Bank en de voorzitter van de Eurogroep (5 december 2012);

gezien de mededeling van de Commissie "Blauwdruk voor een hechte economische en monetaire unie" (COM (2012) 777/2 - 28 november 2012)";

gezien de resolutie van het Europees Parlement van 20 november 2012 met aanbevelingen aan de Commissie over genoemd rapport;

gezien de resolutie van het Europees Parlement van 16 januari 2013 over de openbare financiën in de EMU – 2011 en 2012;

1.

benadrukt dat de versterking, in de lidstaten, van de Economische en Monetaire Unie (EMU) cruciaal is voor duurzame groei, sociale vooruitgang en verdere politieke integratie in de Unie;

2.

betreurt dat een aantal zaken op het gebied van economisch en begrotingsbeleid die in de blauwdruk van de Commissie voor een hechte economische en monetaire unie en in het rapport van de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Europese Commissie, de president van de Europese Centrale Bank en de voorzitter van de Eurogroep werden behandeld niet in de slotconclusies van de Europese Raad aan de orde komen en dat de behandeling ervan is uitgesteld tot de top van juni 2013;

3.

eist dat de lokale en regionale overheden en het CvdR deelnemen aan het Europees Semester op nationaal resp. Europees niveau, omdat budgettaire governance ook economische governance op lokaal en regionaal niveau betekent. Om effectief gestalte te geven aan de budgettaire governance, zal de verdeling van bevoegdheden tussen het Europese, het nationale en het regionale resp. lokale niveau ondubbelzinnig en duidelijk vast moeten liggen;

4.

benadrukt dat Europese besluiten betreffende de EMU niet alleen op de nationale financiën, maar ook op de subnationale financiën een grote impact hebben; wijst er in dit verband op dat de subnationale begrotingsautonomie onder meer in artikel 4 van het VEU wordt gegarandeerd en pleit derhalve voor meer synergie tussen de EU- en de (sub)nationale begrotingen;

5.

vestigt hier de aandacht op het verzoek van het Europees Parlement aan de Commissie (1) om in haar volgende jaarlijkse groeianalyse "de rol van de EU-begroting in het proces van het Europees semester uitgebreid te belichten en te onderstrepen, door concreet feitenmateriaal te verschaffen over de effecten van die begroting (als initiator, katalysator, synergiebevorderaar en complementaire financieringsbron) op de totale overheidsuitgaven op lokaal, regionaal en nationaal niveau";

6.

betuigt andermaal zijn steun aan de oproep van het Europees Parlement tot de lidstaten om te overwegen een sociaal investeringspact te sluiten dat is gebaseerd op het model van het ‘Euro Plus Pact’. Eerstgenoemd pact zou targets voor nationale sociale investeringen moeten bevatten die dienen ter verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie op werkgelegenheids-, sociaal en onderwijsgebied;

7.

benadrukt dat we ons nu bij de maatregelen om de economische crisis te lijf te gaan, moeten concentreren op het efficiënte functioneren en tot ontwikkeling brengen van de nieuwe mechanismen waarover reeds overeenstemming is bereikt, zoals de aan de lokale en regionale toegewezen rol in het kader van het Europees Semester;

8.

stelt met tevredenheid vast dat de Europese Raad in zijn conclusies (2) terecht benadrukt dat "in het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact (…) gebruik [kan] worden gemaakt van de mogelijkheden die het bestaande begrotingskader van de EU biedt om een evenwicht te scheppen tussen de behoeften inzake productieve overheidsinvesteringen en de doelstellingen op het gebied van begrotingsdiscipline". Dat wordt alleen maar pertinenter in het licht van de recente IMF-vaststelling dat de zg. begrotingsmultiplicatoren, die de negatieve impact van begrotingsconsolidatie op de groei verzachten, substantieel hoger waren dan gedurende de schuldencrisis door analisten was voorzien. Het Comité verzoekt de Commissie derhalve om deze materie verder uit te diepen in haar aangekondigde mededeling over de kwaliteit van overheidsuitgaven. Daarbij zou zij onder meer moeten ingaan op de scheiding van lopende uitgaven en investeringen in de berekeningen van het begrotingstekort om overheidsinvesteringen met rendement op de lange termijn niet te belemmeren.

Een geïntegreerd financieel kader

9.

wijst erop dat de zwakte van de bancaire sector in de Unie in het algemeen en in sommige lidstaten in het bijzonder een bedreiging vormt voor de overheidsfinanciën, met name op regionaal en lokaal niveau, en betreurt dat de belastingbetaler moet opdraaien voor het merendeel van de kosten van de aanpak van de bankencrisis, hetgeen de groei van de reële economie belemmert;

10.

benadrukt dat iedere in het kader van een bankenunie genomen maatregel gepaard moet gaan met meer transparantie en verantwoordingsplicht, aangezien die maatregelen een grote impact kunnen hebben op de nationale, regionale en lokale overheidsfinanciën, en op de banken en de burgers;

11.

is ingenomen met het door het Europees Parlement en de Raad overeengekomen gemeenschappelijk toezichtsmechanisme als regelgevingskader voor banken in de Europese Unie en vestigt in dit verband de aandacht op de rol van regionale banken bij het verstrekken van kapitaal voor kleine en middelgrote ondernemingen evenals voor publieke investeringsprojecten voor territoriale ontwikkeling;

12.

steunt de richtlijnvoorstellen inzake herstel en bankafwikkeling, alsook inzake depositogaranties en is het ermee eens dat die zo snel mogelijk moeten worden goedgekeurd, maar benadrukt dat deze regels, met name wat monitoring- en controlesystemen betreft, evenredig dienen te zijn;

13.

is van mening dat de lange-termijndoelstelling van de uniforme Europese regelgeving voor deposito's eenvormige, gemeenschappelijke en strenge vereisten behoeft, waarbij voldoende rekening moet worden gehouden met de specifieke nationale omstandigheden in de financiële sector;

14.

verzoekt de Commissie om snel met wetgeving te komen als vervolg op het rapport-Liikanen (3) over de juridische scheiding tussen bepaalde zeer risicovolle financiële activiteiten en depositobeheer binnen een bankgroep;

15.

vraagt zich af waarom de Commissie de presentatie van een rapport over de invoering van een onafhankelijk Europees ratingbureau tot eind 2016 heeft uitgesteld;

Een geïntegreerd begrotingskader

16.

vindt ook dat de EMU vergezeld moet gaan van passende regels voor begrotingsbeleid en schaart zich in dit verband achter de snelle goedkeuring van het "two-pack" als aanvulling op het "six-pack" en achter het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur (VSCB, begrotingspact), dat begin 2013 in werking trad;

17.

schaart zich achter het verzoek van het Europees Parlement aan de lidstaten om duidelijkheid te verschaffen over verantwoordelijkheden, rollen, begrotingstransfers en inkomstenbronnen van de nationale, regionale en lokale bestuursniveaus om voor een gezond en duurzaam kader voor de openbare financiën te zorgen, en daarbij vooral te kijken naar de impact op de financiële en budgettaire autonomie van de lokale en regionale overheden zoals genoemd in het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de EMU. Het beveelt derhalve aan dat de decentrale overheden op passende wijze worden betrokken bij zowel de verdere uitwerking van die regels als de uitvoering ervan, overeenkomstig het beginsel van multilevel governance;

18.

betreurt dat de Europese Raad in zijn conclusies zwijgt over de behoefte aan budgettaire capaciteit om nationale economische hervormingen te ondersteunen en asymmetrische schokken op te vangen, en is ervan overtuigd dat die capaciteit echt nodig is om een hechte economische en monetaire unie te verwezenlijken;

19.

steunt de gedachte dat deze eventueel in te voeren begrotingscapaciteit onderwerp moet zijn van gezamenlijke besluitvorming en uitvoering op EMU-niveau, maar dat ook lidstaten van buiten de eurozone hieraan op basis van vrijwilligheid moeten kunnen deelnemen;

20.

steunt de oproep van het Europees Parlement aan de Commissie om zo snel mogelijk te komen met een routekaart voor de gemeenschappelijke uitgifte van openbare schuldinstrumenten;

21.

gaat ervan uit dat deze eventueel in te voeren begrotingscapaciteit van de EMU op korte termijn separaat van het MFK zou moeten worden behandeld en op langere termijn als een aparte specifieke begrotingsprocedure voor de EMU, maar alleen op voorwaarde dat de Verdragsbepalingen worden nageleefd teneinde transparantie en democratisch toezicht te waarborgen;

Een geïntegreerd economisch beleidskader

22.

acht de Europa 2020-strategie cruciaal voor de versterking van de economische pijler van de EMU, terwijl de laatste jaren de nadruk vooral op de monetaire aspecten van die Unie werd gelegd;

23.

wijst verder op het belang van de groeimogelijkheden die ontstaan door de tenuitvoerlegging van de interne-marktbepalingen, mits dit op gepaste wijze gebeurt en de aandacht met name uitgaat naar sleutelgebieden waar ruimte is voor innovatie en creatie van kwalitatief hoogwaardige banen;

24.

is ingenomen met het opzetten van een mechanisme voor meer coördinatie, convergentie en handhaving aangaande het structuurbeleid. Dat mechanisme zou moeten worden gebaseerd op contractuele regelingen tussen de lidstaten en de EU-instellingen op voorwaarde dat de democratische verantwoordingsplicht niet wordt omzeild. Die regelingen zouden inderdaad van geval tot geval kunnen worden aangegaan en het is goed dat zij tijdelijk, doelgericht en in financieel opzicht flexibel kunnen worden gesteund. Het Comité benadrukt in dit verband het belang van lokale en regionale financiering van investeringen en zou daarom graag zien dat de lokale en regionale overheden, met eerbiediging van de nationale wetgeving, bij het opstellen van de regelingen worden betrokken;

25.

is het er volkomen mee eens dat economisch beleid gericht moet zijn op de bevordering van sterke, duurzame en inclusieve economische groei, waardoor concurrentiekracht en werkgelegenheid worden vergroot zodat Europa een zeer aantrekkelijke sociale markteconomie behoudt en het Europese sociale model overeind blijft. De Europa 2020-strategie en de jaarlijkse groeianalyse blijven de belangrijkste instrumenten om deze doelstelling te bereiken;

26.

vindt het een goede suggestie om alle grote hervormingen die de lidstaten op het gebied van economisch beleid willen doorvoeren vooraf te bespreken en, indien nodig, onderling te coördineren. Daarbij moeten op Europees niveau de instellingen en de adviesorganen van de Unie worden betrokken en op nationaal niveau de lokale en regionale overheden en andere stakeholders;

27.

is ermee ingenomen dat het verslag van de Commissie van 2012 over de overheidsfinanciën in de EMU een hoofdstuk over de lokale en regionale overheidsfinanciën bevat. De Commissie wordt verzocht om ook in haar toekomstige verslagen aandacht aan begrotingsdecentralisatie te schenken;

28.

sluit zich ook aan bij het voorstel in de jaarlijkse groeianalyse om de in maart 2012 geformuleerde vijf prioriteiten te handhaven en er het volgende aan toe te voegen:

een regionale dimensie in de jaarlijkse groeianalyse die is gericht op de lokale en regionale dimensie van Europa 2020, naleving van het subsidiariteitsbeginsel en de bevoegdheidsverdeling binnen de lidstaten betreffende zowel de landenspecifieke aanbevelingen als de voorbereiding van nationale hervormingsprogramma's;

de betrokkenheid van vertegenwoordigers van de lokale en regionale overheden bij de permanente dialoog tussen de Commissie en de lidstaten, met name aangaande zaken die direct verband houden met lokale en regionale bevoegdheden;

Betere governance: democratische legitimatie en verantwoordingsplicht

29.

onderstreept dat bij de ontwikkeling van de EMU hoe dan ook voor democratie en legitimatie moet worden gezorgd. Het CvdR is dan ook verheugd over de geplande sleutelrol voor het Europees Parlement en de betrokkenheid van de nationale parlementen en pleit voor deelname van de lokale en regionale bestuursniveaus aan dit proces, waarbij het vooral aan regio's met wetgevende bevoegdheden denkt;

30.

zou graag zien dat de democratische verantwoordingsplicht van de trojka wordt opgevoerd doordat de leden het Europees Parlement middels hoorzittingen informeren;

31.

constateert dat de discussie over de EMU nauw samenhangt met de discussie over de toekomst van de Unie in het algemeen, waaraan het CvdR actief wil bijdragen om de standpunten van de Europese lokale en regionale overheden te presenteren;

32.

draagt zijn voorzitter op om deze resolutie te doen toekomen aan de voorzitter van het Europees Parlement, de voorzitter van de Europese Raad en de voorzitter van de Commissie, het Ierse Raadsvoorzitterschap en het komende Litouwse Raadsvoorzitterschap.

Brussel, 1 februari 2013

De voorzitter van het Comité van de Regio's

Ramón Luis VALCÁRCEL SISO


(1)  Resolutie van het Europees Parlement over het "Europees semester voor economische beleidscoördinatie: uitvoering van de prioriteiten 2012".

(2)  Conclusies van de Europese Raad van 13-14 december 2012, I. Economisch beleid, pt.2

(3)  http://ec.europa.eu/internal_market/bank/docs/high-level_expert_group/report_en.pdf


Top