Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012XR2233

    Resolutie van het Comité van de Regio's — Wetgevingspakket voor het cohesiebeleid na 2013

    PB C 62 van 2.3.2013, p. 1–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    2.3.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 62/1


    Resolutie van het Comité van de Regio's — Wetgevingspakket voor het cohesiebeleid na 2013

    2013/C 62/01

    HET COMITE VAN DE REGIO'S

    benadrukt met het oog op de lopende onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) dat cohesiebeleid zowel efficiënte uitgaven als een stevig budget vergt. De lidstaten worden daarom verzocht om de budgettaire beperkingen te herzien en het huidige financieringsniveau minstens te handhaven;

    geeft alle steun aan het onderhandelingsteam van REGI in de trialoog, en herinnert het aan een aantal zaken waarover het CvdR en het EP het eens zijn, zoals de overgangsregio's, het evenwicht tussen Europa 2020 en de Verdragsdoelstellingen, daadwerkelijke betrokkenheid van de lokale en regionale autoriteiten (LRA) en verwerping van macro-economische conditionaliteit en een prestatiereserve. Het hoopt het dat dit alles een plaats in het eindpakket zal krijgen;

    pleit voor daadwerkelijke betrokkenheid van de LRA bij het ontwerpen van partnerschapscontracten en operationele programma's, waarbij het beginsel van multilevel governance volledig wordt gerespecteerd. Het Comité steunt het Commissievoorstel om een Europese partnerschapsgedragscode te formuleren en het betreurt de afwijzing door de Raad van zo’n instrument ten zeerste. De landen met bedenkingen worden dan ook verzocht om hun standpunt te herzien. Die positie getuigt namelijk van een gebrek aan goede wil om met legitieme partners samen te werken;

    steunt de roep om meer democratische verantwoording. Voorts moet de Raad verscheidene financiële kwesties in het kader van de onderhandelingen over het wetgevingspakket voor het cohesiebeleid en liever niet voor het MFK bespreken. Daarbij valt te denken aan de methode voor toewijzing van middelen op nationaal en regionaal niveau, het aftoppingspercentage, het vangnet, enz. Op die manier kan het EP naar behoren participeren en kan het CvdR geraadpleegd worden;

    betreurt andermaal dat uitsluitend het BBP/BNP (en in mindere mate het aantal werklozen) het enige criteria is dat wordt gebruikt om te bepalen hoeveel geld er uit de structuurfondsen naar een regio gaat. Daarom steunt het Comité het voorstel om meer gewicht toe te kennen aan bijkomende indicatoren om behoeften en problemen op sociaal en milieugebied beter te kunnen beoordelen.

    Rapporteur

    Marek WOŹNIAK (PL/EVP), voorzitter van het regiobestuur van Groot-Polen

    Resolutie van het Comité van de Regio's – Wetgevingspakket voor het cohesiebeleid na 2013

    I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET COMITE VAN DE REGIO'S

    Inleiding

    1.

    hecht zijn goedkeuring aan een politieke resolutie inzake de huidige interinstitutionele onderhandelingen over het wetgevingspakket voor het cohesiebeleid na 2013. Daarbij kijkt het naar zijn eerste standpunten, die het tussen februari en juli 2012 heeft ingenomen, en reageert het op de posities die het Europees Parlement en de Raad recentelijk hebben ingenomen.

    2.

    Met het oog op de lopende onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) benadrukt het Comité dat cohesiebeleid investeringsbeleid is dat zowel efficiënte uitgaven als een stevig budget vergt, en dat in dat laatste niet mag worden gesneden als wij, juist in tijden van crisis, de groei en werkgelegenheid willen stimuleren, het concurrentievermogen willen vergroten en de bestrijding van territoriale ongelijkheden binnen en tussen de EU-regio's willen opvoeren. Het cohesiebeleid is cruciaal om de uitdagingen van de economische crisis en die van de Europa 2020-strategie aan te gaan. Daarom kan er niet met 19 miljard euro (ten opzichte van het Commissievoorstel) op dit beleid worden beknibbeld en zeker niet wanneer de middelen voor ander EU-beleid constant blijven of worden verhoogd, zoals voorgesteld in de ontwerpconclusies van de Raad van 22 november 2012.

    3.

    Verder is het Comité zeer ingenomen met de op 11 en 12 juli 2012 door de EP-commissie REGI goedgekeurde onderhandelingsmandaten die de verlangens van de lokale en regionale autoriteiten (LRA), zoals in de adviezen van het Comité weergegeven, in hoge mate weerspiegelen. Wel betreurt het dat belangrijke onderwerpen in verband met de ontwerpverordening inzake het ESF niet zijn behandeld in het ontwerpverslag dat door de commissie EMPL op 5 juli 2012 werd goedgekeurd.

    4.

    Ook is het Comité te spreken over de positieve stappen naar vereenvoudiging die de Commissie in haar ontwerp van wetgevingspakket voorstelt, en over de onlangs goedgekeurde financiële regels voor de algemene EU-begroting, zoals het gebruik van flat rates, lump sums en kortere betalingstermijnen. Het dringt aan op een zelfs nog ambitieuzere agenda op lidstaatniveau voor de procedurele vereenvoudiging van de toegang tot de Uniefondsen, van de Europese en nationale aanbestedingsregelingen en van mechanismen voor verslaglegging en controle.

    5.

    Voorts geeft het Comité alle steun aan het onderhandelingsteam van REGI in de trialoog, en herinnert het aan een aantal zaken waarover het CvdR en het EP het eens zijn en waarvan het hoopt dat zij in het eindpakket gehandhaafd zullen blijven:

    ondersteuning voor een cohesiebeleid dat alle regio's omvat, d.w.z. ook de minst ontwikkelde regio's van de Unie;

    ondersteuning voor een nieuwe categorie "overgangsregio's" en het vangnet van tweederde van de huidige toewijzing aan regio's die niet langer voor cohesiesteun in aanmerking komen;

    het nodige evenwicht tussen de prioriteiten van Europa 2020 en de Verdragsdoelstellingen, alsook een soepelere thematische aanpak;

    daadwerkelijke betrokkenheid van de lokale en regionale overheden bij het ontwerpen van partnerschapscontracten en operationele programma's, waarbij het beginsel van multilevel governance wordt gerespecteerd;

    krachtige steun voor opname in artikel 5 van de algemene verordening van een Europese gedragscode aangaande partnerschappen;

    duidelijke afwijzing van macro-economische conditionaliteit;

    de nodige directe koppeling van de uitvoering van het cohesiebeleid aan voorwaarden vooraf;

    verwerping van een prestatiereserve;

    overschrijving van middelen vanuit het cohesiefonds naar de nieuwe faciliteit "Connecting Europe", waarbij de regels voor het fonds en de nationale quota strikt worden gerespecteerd;

    steun voor de door de Commissie voorgestane geïntegreerde benadering van territoriale ontwikkeling alsmede invoering van nieuwe beleidsinstrumenten en vormen van bestuur, zoals de geïntegreerde territoriale investeringen (ITI's) en de vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling van steden;

    afwijzing van het platform voor stadsontwikkeling, maar aandringing op het verlenen van een blijvend karakter aan URBACT.

    6.

    Daarnaast benadrukt het Comité dat het wetgevingspakket zo snel mogelijk na goedkeuring van het MFK moet worden aangenomen. De economische en sociale crisis die de Unie teistert, is ernstig en daarom is het dringend geboden om in 2014 in de eerste plaats met de uitvoering van de partnerschapscontracten en de operationele programma's te beginnen. Dat is namelijk de enige manier om Europese financiering te bieden, die zo cruciaal is voor investeringen en structurele hervormingen in de lidstaten, regio's en steden.

    7.

    De discussie over de ontwerpverordening betreffende de EGTS moet worden onderscheiden van het algemene wetgevingspakket voor het cohesiebeleid. Het CvdR acht het van groot belang dat deze specifieke verordening, die geen bijzondere implicaties heeft voor de EU-begroting, onmiddellijk wordt goedgekeurd en dat dus niet wordt gewacht op de goedkeuring van het hele wetgevingspakket inzake het cohesiebeleid na 2013. Op die manier kan de verordening zo snel mogelijk in werking treden en kan er een nieuwe impuls worden gegeven aan de formulering van nieuwe EGTS-projecten in een veilig rechtskader.

    Voor een ambitieus budget voor het cohesiebeleid na 2013

    8.

    De lokale en regionale overheden zijn er zich ten zeerste van bewust dat de resultaten van het cohesiebeleid moeten worden verbeterd via een betere planning van en efficiëntere uitgaven uit de structuurfondsen, zulks met name in het licht van de economische crisis en financiële beperkingen.

    9.

    Een MFK met minder geld dan de Commissie heeft voorgesteld, is onaanvaardbaar, want dit zou een verzwakking van de economie en het concurrentievermogen van de Unie en in het algemeen van de eengemaakte markt betekenen, juist nu de EU moet worden versterkt. Unie betekenen, juist nu zij moet worden versterkt. Daarom blijft het Comité bij zijn in zijn resolutie inzake de lopende onderhandelingen over het MFK (1) gedane oproep om voor de EU een geloofwaardige meerjarenbegroting vast te stellen, die dient als een voor alle lidstaten en regio's voordelig investeringsinstrument, dat ten minste op het voor de periode 2007-2013 overeengekomen niveau ligt in termen van vastleggingen als percentage van het BNI.

    10.

    Het voorstel van het Cypriotische voorzitterschap (29 oktober 2012) om na 2013 minder geld voor het cohesiebeleid uit te trekken is echter onaanvaardbaar. Daarom worden de lidstaten verzocht om in ieder geval het huidige financieringsniveau te handhaven.

    11.

    Het Comité herhaalt dat er op EU-niveau een sterk en ambitieus cohesiebeleid moet blijven gevoerd om te voldoen aan de doelstellingen van het Verdrag ter zake (economische, sociale en territoriale samenhang) en de gezamenlijke toezegging om de doeleinden van Europa 2020 te verwezenlijken. De door het Raadsvoorzitterschap voorgestelde middelenvermindering van maar liefst 10 miljard euro zou de kloof tussen de minder en meer ontwikkelde regio's en zones, en ook de inkomensverschillen tussen de burgers, alleen maar doen toenemen.

    12.

    Verder benadrukt het Comité dat bezuinigingen op het cohesiebeleid negatief zouden uitwerken op de ontwikkeling van de interne markt en het investeringsvermogen van de lokale en regionale overheden op bepaalde terreinen die cruciaal voor de toekomst van Europa zijn. Het Comité denkt daarbij aan onderzoek, innovatie, onderwijs, ondersteuning van het MKB en groene economie en infrastructuur, want daar liggen de banen van de toekomst! Bezuinigingen tijdens de huidige economische en sociale crisis betekenen een gevaar voor lange-termijninvesteringen en voor de toekomstige duurzame groei in Europa en haar rol op het wereldtoneel.

    Meer democratische verantwoording: de medebeslissingsprocedure respecteren

    13.

    Het Comité herinnert eraan dat krachtens de bepalingen van het Verdrag van Lissabon de juridische bepalingen betreffende het cohesiebeleid voor het eerst via de medebeslissingsprocedure zullen worden vastgesteld, waardoor het EP en de lidstaten op voet van gelijkheid zullen onderhandelen.

    14.

    Zoals het Comité reeds in zijn advies over het nieuwe MFK na 2013 (2) opmerkte, moet de Raad daarom verscheidene financiële kwesties in het kader van de onderhandelingen over het wetgevingspakket voor het cohesiebeleid en liever niet voor het MFK bespreken. Daarbij valt te denken aan de methode voor toewijzing van middelen op nationaal en regionaal niveau, het aftoppingspercentage, het vangnet, enz. Het is er niet over te spreken dat deze kwesties deel uitmaken van het onderhandelingspakket van de Raad. Deze zaken vallen onder de medebeslissingsprocedure en moeten daarom binnen de Raad Algemene Zaken worden besproken. Verder moet het EP naast de Raad naar behoren bij de onderhandelingen worden betrokken en dient het Comité te worden geraadpleegd. Alleen dan is er sprake van doeltreffende democratische verantwoording. Voorts zij eraan herinnerd dat het Comité zich het recht voorbehoudt, beroep in te stellen bij het Hof van Justitie indien de Commissie geen wetgevingsvoorstel indient waarover het CvdR zich heeft uit te spreken.

    De toewijzingsmethoden voor de structuurfondsen

    15.

    Het valt andermaal te betreuren dat uitsluitend het BBP/BNP (en in mindere mate het aantal werklozen) het enige criteria is dat wordt gebruikt om te bepalen hoeveel geld er uit de structuurfondsen naar een regio gaat. Daarom steunt het Comité het voorstel om meer gewicht toe te kennen aan de werkloosheidsgraad in de minder ontwikkelde en overgangsregio's, zoals de Raad in zijn ontwerpconclusies van 22 november 2012 heeft aangegeven, zulks om een tegenwicht te bieden aan de rol van het BBP in de toewijzingsmethode en meer rekening te houden met de sociale dimensie van cohesie. Daarnaast zou het zinvol zijn om bij de verdeling van de middelen uit de structuurfondsen op lidstaatniveau rekening te houden met nog andere demografische criteria, zoals de afhankelijkheidsratio.

    16.

    Het Comité wees er reeds eerder op (3) dat er met bijkomende indicatoren moet worden gewerkt om de behoeften op maatschappelijk en milieugebied beter te kunnen beoordelen (bijv. toegang tot openbare dienstverlening, gezondheid, inkomen per capita, mobiliteit en een schoon milieu). De spreiding van deze indicatoren op subregionaal niveau (de “GINI-indicator”) zou in de toewijzingsmethode kunnen worden opgenomen om een beter beeld te krijgen van de uitdagingen in verband met territoriale cohesie.

    17.

    Er moet rekening worden gehouden met de tendensen op het vlak van regionale ontwikkeling en daarom moet de evolutie van het BBP per inwoner gedurende de referentieperiode (op basis van de beschikbare EU-cijfers voor de laatste drie jaar) in de toekomstige toewijzingsmethode worden geïntegreerd. Dankzij een flexibelere aanpak, kan de steun ook worden doorgesluisd naar regio’s die met economische terugslag kampen,

    18.

    Het Comité zou graag zien dat “serieuze en permanente natuurlijke of demografische handicaps” worden toegevoegd aan de criteria voor de toewijzing van middelen door de lidstaten. Het herinnert er met name aan dat demografische criteria als versnippering van de bevolking, ontvolking in bepaalde gedeelten van een regio of vergrijzing zwaar wegen op de economische ontwikkeling en de kosten van openbare diensten. Het is het EP dankbaar voor zijn ondersteuning in dit verband en verzoekt de Raad om zich bij het standpunt van het Parlement aan te sluiten.

    19.

    Los van de methode die wordt gekozen, herhaalt het Comité de volgende beginselen:

    de structuur- en cohesiefondsen moeten op de minder ontwikkelde regio’s worden gecentreerd en zulks met respect voor de door de Commissie voorgestelde verdeling over de verschillende soorten regio’s;

    “overgangsregio’s” moeten fair worden behandeld. Teveel verschillen tussen regio’s die niet langer voor de convergentiedoelstelling in aanmerking komen, en andere soorten overgangsregio’s moeten worden vermeden;

    ook de meer ontwikkelde regio’s moeten worden gesteund. De meeste ervan hebben namelijk te maken met substantiële sociale problemen, armoedezones in tal van stedelijke gebieden en problemen op het gebied van milieu en economisch concurrentievermogen.

    20.

    Het additionaliteitsbegindel is fundamenteel voor de doeltreffendheid van het cohesiebeleid. Zonder naleving van dit beginsel zouden alle inspanningen in het kader van het Europees regionaal beleid wel eens nutteloos kunnen zijn.

    21.

    Het stemt met name tot zorg dat het voorzitterschap van de Raad zijn voorstellen voor de regio's baseert op de periode 2007-2009. De huidige crisis heeft in een aantal regio's namelijk fors huisgehouden en daarom verschaffen die gegevens een onjuist beeld van de realiteit van vandaag omdat zij zijn gebaseerd op deze drie jaar van economische groei. Dus verdient de clausule voor een herziening in 2016 bijval, al stelt het Comité wel voor om speciale steun in te voeren die verder gaat dan het vangnet, en wel voor regio's die er door de crisis op zijn achteruit gegaan en nu achterblijven bij de andere regio's van hun categorie.

    Het aftoppingspercentage

    22.

    Het Comité kan zich vinden in het op 18 september 2012 in het onderhandelingspakket over het MFK voorgestelde percentage (2.5 %), waarmee rekening wordt gehouden met het inhalen van de achterstand van de lidstaten van de EU-12 en de absorptieproblemen die sommige lidstaten tijdens de huidige programmaperiode hebben ondervonden. Daarom verwerpt het de op 22 november 2012 in de ontwerpconclusies van de Raad voorgestelde vermindering tot 2,35 %. Het wil wel graag zien dat voor de lidstaten die voor 2013 zijn toegetreden en waar de gemiddelde reële groei van het BBP gedurende de periode 2008-2010 lager lag dan – 1 % een aftoppingsniveau wordt bepaald waarmee voor hetzelfde steunniveau als nu (periode 2007-2013) kan worden gezorgd.

    Het vangnet

    23.

    Het Comité steunt het Commissievoorstel voor een vangnet dat ten minste tweederde bedraagt van de huidige toewijzing aan regio’s die niet langer onder de convergentiedoelstelling vallen. Daarom betreurt het Comité de nieuwe voorstellen van het Raadsvoorzitterschap om de middelen in het kader van het vangnet tot onder dat niveau te terug te brengen.

    De stadspremie

    24.

    Gelukkig heeft het Raadsvoorzitterschap onlangs deze premie (4 euro per inwoner voor een stad met meer dan 250 000 inwoners) uit zijn MFK-onderhandelingspakket geschrapt. Die premie zou de meer verstedelijkte regio’s een financieel voordeel hebben opgeleverd, terwijl de ontwikkelingsverschillen tussen stedelijke en plattelandszones nog steeds zeer groot zijn.

    Het budget voor territoriale samenwerking

    25.

    Het Comité is er zeer over te spreken dat de Commissie voorstelt om dit budget op te trekken van 8,7 (de huidige programmaperiode) tot 11,8 miljard euro. Het herhaalt dat die samenwerking waarde toevoegt aan het integratieproces en de territoriale cohesie, en zulks dankzij de minimalisering van de negatieve effecten van grenzen, meer beleidsefficiëntie, levenskwaliteit, capaciteitsopbouw en bevordering van vertrouwen en wederzijds begrip. Daarom betreurt het de in de ontwerpconclusies van de Raad van 22 november voorgestelde reductie van 3 miljard euro, alsook de herinvoering van de 150-km-eis voor grensoverschrijdende samenwerking in geval van maritieme grenzen. Het CvdR juicht het echter toe dat de ontwerpconclusies van de Raad stroken met de oproep van het CvdR en het standpunt van het EP inzake de noodzaak om het cofinancieringspercentage voor ETS-programma's op te trekken tot 85 %.

    De verwerping van macro-economische conditionaliteit en sancties/beloningen

    26.

    Het Comité keert zich andermaal fel tegen de macro-economische conditionaliteit voor vooral elke vorm van opschorting of schrapping van GSK-financiering als onderdeel van sancties van het Groei- en stabiliteitspact. Die sancties zouden de lokale en regionale overheden zwaar kunnen treffen, terwijl zij er niet verantwoordelijk voor zijn dat hun lidstaat niet aan de voorwaarden voldoet.

    27.

    Het is verheugd dat het EP er hetzelfde over denkt, en hoopt dat het onderhandelingsteam er in het kader van de trialoog in zal slagen, de lidstaten ervan te overtuigen om alle maatregelen in verband met macro-economische conditionaliteit uit de algemene verordening te schrappen.

    28.

    Voorts betuigt het Comité nogmaals zijn steun aan de gedeeltelijke koppeling tussen GSK-fondsen en de nieuwe economische governance van de Unie door de weg te openen voor bijstelling van partnerschapscontracten en operationele programma’s op basis van in het kader van het Europees semester gedane landspecifieke aanbevelingen. Wel is het ten zeerste gekant tegen de eventuele gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen.

    29.

    Ook wijst het Comité opnieuw beloningen voor de meest succesvolle regio’s in het kader van de “prestatiereserve” af. Dit mechanisme kan beleidsmakers er namelijk toe aanzetten om zeer bescheiden en gemakkelijk te realiseren doelstellingen te formuleren om extra geld te krijgen. Dat zou alleen maar ambitieloze projecten aanmoedigen en innovatie ontmoedigen. Daarom schaart het Comité zich achter het standpunt van het EP en hoopt het dat de Raad hier van gedachten zal veranderen. Het wijst nogmaals op zijn voorstel voor een “flexibiliteitsreserve”, die uit automatische overhevelingen bestaat en bestemd is voor experimenten. Dat zou een compromis tussen Raad en EP kunnen worden.

    30.

    Het CvdR stemt volledig in met de aanpak die nodig is voor het nieuwe, op resultaten gebaseerde beheerskader en dus ook met het belang dat wordt gehecht aan het meten van prestaties. Het is echter wel van mening dat er flexibele regels moeten komen, zodat de resultaten in het licht van de specifieke economische situatie van elke regio kunnen worden beschouwd. Verder maakt het eens te meer bezwaar tegen enige vorm van financiële sancties in verband met het prestatiekader.

    Een efficiënt partnerschap met de lokale en regionale overheden

    31.

    Het Comité pleit voor volledige tenuitvoerlegging van het beginsel van multilevel governance en meer betrokkenheid van de lokale en regionale overheden bij de voorbereiding van, de onderhandelingen over en de uitvoering van het cohesiebeleid gedurende de volgende programmaperiode.

    32.

    Verder is het Comité, onder voorwaarde van eerbiediging van het subsidiariteitsbeginsel, ingenomen met het voorstel van het EP om de lokale en regionale overheden bij het opstellen van partnerschapscontracten en operationele programma’s dezelfde positie te geven als de nationale overheden.

    33.

    Het Comité gaat er dus vanuit dat de lokale en regionale overheden volledig zullen worden betrokken bij het opstellen van de “partnerschapscontracten”, zodat kan worden voldaan aan de behoeften van geïntegreerde, bottom- up regionale-ontwikkelingsstrategieën. De lidstaten worden verzocht om werk te gaan maken van de strategische planning van het cohesiebeleid om per 1 januari 2014 klaar te staan voor de programmering van de GSK-fondsen. De Commissie wordt in dit verband verzocht om nauw toe te zien op het opstellen van die contracten, teneinde een top-down en sectorale programmering te voorkomen.

    34.

    Daarom steunt het Comité het Commissievoorstel om voor het eerst een Europese partnerschapsgedragscode te formuleren en betreurt het de afwijzing door de Raad van zo’n instrument ten zeerste. Het is namelijk gericht op verhoging van de kwaliteit van partnerschappen in alle lidstaten en de landen met bedenkingen worden dan ook verzocht om hun standpunt te herzien. Die positie getuigt namelijk van een gebrek aan goede wil om met legitieme partners samen te werken.

    Een architectuur waarin oog is voor territoriale verschillen

    35.

    Het Comité blijft zonder meer voorstander van de nieuwe categorie “overgangsregio’s”, schaart zich in het kader van de huidige interinstitutionele onderhandelingen achter het EP en hoopt dat het Raadsvoorzitterschap bij zijn standpunt zal blijven. Die nieuwe categorie past namelijk perfect bij de doelstelling van territoriale cohesie omdat de regiosteun eerlijker zal worden gespreid.

    36.

    Ook kan het zich vinden in het voorstel van het EP om een ander vangnet (80 % van de toewijzingen 2007-2013) in het leven te roepen voor eilanden die in 2013 voor steun uit het Cohesiefonds in aanmerking komen, en voor perifere regio’s die na 2013 niet langer tot de categorie minder ontwikkelde regio’s zullen behoren.

    37.

    Verder wijst het op de behoeften en problemen van de perifere en dunbevolkte regio’s en verzoekt dat deze voldoende en proportionele middelen toegewezen zullen krijgen om economische, sociale en territoriale samenhang te verwezenlijken en deze zones beter in de interne markt te integreren. Het is er dan ook mee ingenomen dat de Europese Raad in zijn ontwerpconclusies van 22 november 2012 voorstelt om de steun voor perifere regio's te verhogen (van 20 naar 30 euro per inwoner).

    38.

    Het Comité herinnert eraan dat bij het Verdrag van Lissabon territoriale samenhang als beleidsdoelstelling aan de economische en sociale cohesie is toegevoegd, en plaatst vraagtekens bij het gebrek aan verwijzingen in het verslag van de EP-commissie EMPL over de ontwerpverordening inzake het ESF naar deze territoriale dimensie en naar regio’s die met industriële reconversie te maken hebben, alsmede naar eiland- berg- en perifere en dunbevolkte regio’s.

    Thematische concentratie: naar meer flexibiliteit

    39.

    Het is goed dat het EP en de Raad in hun compromissen een flexibelere benadering van thematische concentratie in de Europa 2020-strategie zijn overeengekomen. Het Comité wijst op de belangrijkste beleidsdoelstellingen van het Verdrag (economische, sociale en territoriale cohesie) en pleit, evenals EP en Raad, voor meer oog voor nationale en regionale ongelijkheden en problemen.

    40.

    Verder is het Comité ingenomen met de uitbreiding van de thematische doelstellingen en investeringsprioriteiten, zoals omschreven in de opmerkingen van het EP over de ontwerpverordeningen betreffende het EFRO en territoriale samenwerking en in de door het Raadsvoorzitterschap goedgekeurde compromissen over de cluster “thematische concentratie”, al is het belangrijk om maximale aandacht te blijven schenken aan de ontwikkeling van het culturele erfgoed en van het toerisme. Wel is het jammer dat de commissie EMPL in haar verslag over het ESF, in tegenstelling tot hetgeen het Comité heeft gesuggereerd, geen enkele reductie van de door de Commissie voorgestelde concentratiepercentages heeft voorgesteld.

    41.

    Voorts is het vooral te spreken over het standpunt van het EP over de uitbreiding van de basisinfrastructuur voor ICT tot alle regio’s, maar helaas zwijgt de Raad hierover. Daarom verzoekt het Comité de lidstaten om hun standpunt ter zake te heroverwegen, omdat supersnelle ICT-netwerken nog altijd in veel afgelegen plattelandsgebieden en zelfs meer ontwikkelde regio’s ontbreken.

    42.

    Gelukkig heeft de Raad de door de Commissie in de ontwerpverordening aangaande het EFRO voorgestelde thematische concentratie voor de perifere regio's verworpen. Het Comité hoopt dat het EP tijdens de lopende interinstitutionele onderhandelingen hetzelfde zal doen.

    Het Europees Sociaal Fonds

    43.

    Het Comité herhaalt dat de lokale en regionale overheden de belangrijkste actoren moeten blijven bij de planning en uitvoering van de operationele programma’s van het ESF, en daarom verwerpt het de opmerking in het verslag van de commissie EMPL dat de lidstaten, gegeven het belang van nationaal werkgelegenheidsbeleid, de voornaamste intermediairs dienen te blijven voor alle ESF-maatregelen.

    44.

    Ook verzoekt het andermaal om in de ESF-verordening eenzelfde verwijzing als in artikel 10 van de ontwerpverordening inzake het EFRO op te nemen naar gebieden met natuurlijke of demografische handicaps en naar de ultraperifere regio's. Verder moet de territoriale samenwerking in het kader van het ESF naast transnationale samenwerking worden uitgebreid tot grensoverschrijdende en interregionale samenwerking.

    45.

    Ten slotte betreurt het Comité de in de conclusies van de Europese Raad van 22 en 23 november voorgestelde besparingen op het voedselhulpprogramma voor de meest achtergestelde personen (2.1 i.p.v. 25 miljard euro). Het wil een duidelijke loskoppeling van dit programma van het ESF en overschrijving van toereikende middelen uit sectie 2 van het MFK (GLB).

    Naar een formele “Raad voor het cohesiebeleid"

    46.

    Het voorstel van het Cypriotische voorzitterschap om een uit de voor het cohesiebeleid verantwoordelijke ministers bestaande Raad voor het cohesiebeleid op te richten verdient bijval. Het Comité heeft hiervoor al lang gepleit: die Raad zal meer zichtbaarheid aan dat beleid geven en voor een permanente politieke discussie hierover zorgen. Het hoopt actief aan de discussie van een formele raad deel te nemen want deze raakt de belangen van de lokale en regionale overheden in de Unie, die direct te maken hebben met de praktische uitvoering van het cohesiebeleid.

    47.

    Helaas moeten de nationale en regionale autoriteiten vooraf blijven opdraaien voor de beheerskosten van investeringen. Gegeven de huidige situatie op de financiële markten is dat een zware opgave. Dit beginsel van voorfinanciering sluit de weg naar directe prikkels voor de economie en structurele hervormingen. Door EU-voorschotten komt de economie weer op gang en zijn de regio's dus op den duur beter in staat om het geld terug te betalen.

    Financieel beheer van de operationele programma's

    48.

    Wat het financieel beheer van operationele programma's betreft is het Comité het oneens met de voorgestelde BTW-voorschriften. Die heffing zou namelijk in de meeste regio's vaak niet meer als operationele kostenpost voor subsidie in aanmerking komen. Dat betekent dat de cofinanciering uit de fondsen wel eens met maximaal 23 % zou kunnen verminderen.

    49.

    Het Comité pleit voor handhaving van de N+3-regel in de programmeringsperiode 2014/2020.

    50.

    Het Comité is voorstander van de ontvankelijkheid van de btw voor alle uitgavencategorieën als deze belasting niet kan worden teruggevorderd door de begunstigden.

    Brussel, 1 februari 2013

    De voorzitter van het Comité van de Regio's

    Ramón Luis VALCÁRCEL SISO


    (1)  CDR 2263/2012 fin.

    (2)  CdR 1777/2012 fin (rapporteur: Mercedes BRESSO (IT/PSE).

    (3)  CDR 163/2010, "Het BBP en verder – meting van de vooruitgang" (rapporteur: Vicente ALVAREZ ARECES (ES/PSE).


    Top