EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012XC0309(02)

Bericht van opening van een tussentijds nieuw onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China

PB C 71 van 9.3.2012, p. 10–22 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

9.3.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 71/10


Bericht van opening van een tussentijds nieuw onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China

2012/C 71/07

De Europese Commissie („de Commissie”) heeft op eigen initiatief besloten tot opening, op grond van artikel 11, lid 3, en artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), van een tussentijds nieuw onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

1.   Product

Dit nieuwe onderzoek heeft betrekking op rijwielen (bakfietsen daaronder begrepen, maar met uitzondering van eenwielers), zonder motor („het onderzochte product”). Bij het product waarvan eerder werd vastgesteld dat het met dumping werd ingevoerd (2), gaat het om het onderzochte product van oorsprong uit de Volksrepubliek China („het betrokken land”), momenteel ingedeeld onder de GN-codes 8712 00 30 en ex 8712 00 70.

2.   Bestaande maatregelen

Bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 (3) stelde de Raad een definitief antidumpingrecht van 30,6 % in op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

Na een onderzoek, overeenkomstig artikel 13 van de basisverordening, naar de ontwijking van het recht werd dit bij Verordening (EG) nr. 71/97 van de Raad (4) uitgebreid tot bepaalde rijwielonderdelen van oorsprong uit de VRC. Bovendien werd besloten om op basis van artikel 13, lid 2, van de basisverordening een vrijstellingsregeling in het leven te roepen („de vrijstellingsregeling”). Het wettelijk kader voor de tenuitvoerlegging van de vrijstellingsregeling werd vastgelegd in Verordening (EG) nr. 88/97 van de Commissie (5). Om van het uitgebreide recht te worden vrijgesteld, moeten rijwielproducenten in de Unie bij hun assemblagewerkzaamheden minder dan 60 % Chinese rijwielonderdelen gebruiken of meer dan 25 % van de waarde toevoegen aan alle onderdelen die bij de werkzaamheden zijn gebruikt. Momenteel geldt voor meer dan 250 ondernemingen een vrijstelling.

Na een tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening besloot de Raad bij Verordening (EG) nr. 1095/2005 (6) het geldende antidumpingrecht te verhogen tot 48,5 % („het tussentijdse nieuwe onderzoek tot wijziging”).

Na een nieuw onderzoek, uit hoofde van artikel 11, lid 3, en artikel 13, lid 4, van de basisverordening met betrekking tot de uitbreiding van het antidumpingrecht op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot bepaalde van rijwielonderdelen uit de Volksrepubliek China besloot de Raad bij Verordening (EG) nr. 171/2008 (7) de antiontwijkingsmaatregelen te handhaven.

Na een onderzoek bij het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Raad bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 990/2011 van de Raad (8) besloten dat bovengenoemde maatregelen moesten worden gehandhaafd.

3.   Motivering van het nieuwe onderzoek

De Commissie beschikt over voldoende voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat, wat de dumping en de schade betreft, de omstandigheden op grond waarvan de bestaande antidumpingmaatregelen werden vastgesteld, wellicht zijn gewijzigd en dat deze wijzigingen van blijvende aard kunnen zijn.

In het bijzonder duidt de informatie waarover de Commissie beschikt erop dat het systeem van uitvoercontingenten voor rijwielproducenten in de Volksrepubliek China, dat de producenten-exporteurs ten tijde van het tussentijdse nieuwe onderzoek tot wijziging belemmerde om een erkenning als marktgerichte onderneming te verkrijgen, in januari 2011 is afgeschaft.

Bovendien is de structuur van de bedrijfstak van de Unie gewijzigd. In het bijzonder zijn diverse producenten in de Unie van de productie van volledige rijwielen overgeschakeld op de assemblage van ingevoerde onderdelen.

Bovendien is het aantal rijwielproducenten in de Unie als gevolg van de uitbreidingen van de EU in 2004 en 2007 veel groter geworden. Verder hebben diverse producenten die voor de twee uitbreidingen deel uitmaakten van de bedrijfstak van de Unie, hun productiefaciliteiten verplaatst of nieuwe faciliteiten opgezet in de nieuwe lidstaten. Als gevolg daarvan kan de kostenstructuur van de bedrijfstak van de Unie zijn gewijzigd.

Ten slotte was de huidige schademarge berekend op basis van rijwielen van staal, terwijl tegenwoordig de meeste rijwielen van aluminiumlegeringen blijken te zijn vervaardigd. Al deze ontwikkelingen lijken van blijvende aard te zijn, zodat een nieuwe beoordeling van de schadebevindingen nodig is.

Bovendien neemt het aantal ondernemingen waarop de vrijstellingsregeling van toepassing is, snel toe, zonder dat de regeling sinds de invoering ervan in 1997 is aangepast. Verder is het toezicht op de invoer van onderdelen die van de antidumpingmaatregelen is vrijgesteld, uiterst complex en omslachtig geworden, wat een gevaar voor de doeltreffendheid ervan kan betekenen.

Op grond van het bovenstaande lijkt handhaving van de maatregelen op het bestaande niveau niet langer geschikt om de gevolgen van de schade veroorzakende dumping te compenseren.

4.   Procedure

Omdat de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité tot de conclusie is gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal is om de inleiding van een tussentijdse procedure te rechtvaardigen, opent zij hierbij een tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, en artikel 13, lid 4, van de basisverordening.

In het nieuwe onderzoek zal worden nagegaan of handhaving van de maatregel niet langer nodig is om de dumping te compenseren en of het onwaarschijnlijk is dat de schade zal blijven bestaan of zich opnieuw zal voordoen indien de maatregel wordt ingetrokken of gewijzigd dan wel of de bestaande maatregel niet, of niet langer, toereikend is om de schade veroorzakende dumping te neutraliseren.

In het onderzoek zal dus worden bepaald of de bestaande maatregelen gehandhaafd, ingetrokken of gewijzigd moeten worden.

Daarnaast zal in het nieuwe onderzoek ook worden gekeken naar de vrijstellingsregeling en de werking daarvan en worden vastgesteld of deze regeling moet worden gewijzigd.

4.1.    Procedure betreffende dumping  (9)

Producenten-exporteurs (10) van het onderzochte product uit het betrokken land, inclusief die welke niet hebben meegewerkt aan de onderzoeken die tot de wijziging en de handhaving van de geldende maatregelen hebben geleid, wordt verzocht deel te nemen aan het nieuwe onderzoek van de Commissie.

4.1.1.   Onderzoek van de producenten-exporteurs

4.1.1.1.   Procedure voor de selectie van te onderzoeken producenten-exporteurs in het betrokken land

a)   Steekproeven

Gezien het potentieel grote aantal producenten-exporteurs in het betrokken land dat bij deze procedure betrokken is en om het nieuwe onderzoek binnen de wettelijke termijnen te kunnen afronden, kan de Commissie de te onderzoeken producenten-exporteurs tot een redelijk aantal beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden uitgevoerd.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle producenten-exporteurs, of hun vertegenwoordigers, verzocht contact met de Commissie op te nemen. Zij moeten dat doen binnen 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven, en de Commissie de in bijlage A bij dit bericht verlangde informatie over hun onderneming of ondernemingen verstrekken.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van producenten-exporteurs nodig acht, zal de Commissie bovendien contact opnemen met de autoriteiten van het betrokken land en met alle bekende verenigingen van producenten-exporteurs.

Belanghebbenden die behalve de hierboven vermelde informatie ook andere informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen.

Indien een steekproef noodzakelijk is, kunnen de producenten-exporteurs worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van de uitvoer naar de Unie die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende producenten-exporteurs, de autoriteiten van het betrokken land en de verenigingen van producenten-exporteurs indien nodig via de autoriteiten van het betrokken land mededelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot producenten-exporteurs nodig acht, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de voor de steekproef geselecteerde producenten-exporteurs, aan de haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs en aan de autoriteiten van het betrokken land.

Alle voor de steekproef geselecteerde producenten-exporteurs moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef een ingevulde vragenlijst indienen.

De vragenlijst moet informatie bevatten over onder andere de structuur van de onderneming(en) van de producent-exporteur, de activiteiten van de onderneming(en) met betrekking tot het onderzochte product, de productiekosten, de verkoop van het onderzochte product op de binnenlandse markt van het betrokken land en de verkoop van het onderzochte product aan de Unie.

Ondernemingen die hadden ingestemd met opname in de steekproef maar uiteindelijk niet geselecteerd zijn, zullen worden geacht mee te werken („niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs”). Onverminderd punt b) zal het antidumpingrecht dat wordt toegepast op de invoer van de niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs niet hoger zijn dan de gewogen gemiddelde dumpingmarge die is vastgesteld voor de producenten-exporteurs in de steekproef (11).

b)   Individuele dumpingmarge voor niet in de steekproef opgenomen ondernemingen

Niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs kunnen de Commissie uit hoofde van artikel 17, lid 3, van de basisverordening verzoeken om voor hen een individuele dumpingmarge vast te stellen. Producenten-exporteurs die in aanmerking willen komen voor een individuele dumpingmarge, moeten een vragenlijst en andere relevante aanvraagformulieren aanvragen en deze ingevuld retourneren binnen de in de volgende zin en in punt 4.1.2.2 aangegeven termijnen. De volledig ingevulde vragenlijst moet, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef worden ingediend. Er zij op gewezen dat de Commissie alleen individuele dumpingmarges voor producenten-exporteurs in landen zonder markteconomie kan vaststellen als bewezen is dat zij voldoen aan de criteria voor toekenning van een behandeling als marktgerichte onderneming (BMO) of althans een individuele behandeling (IB), zoals gespecificeerd in punt 4.1.2.2.

Producenten-exporteurs die een individuele dumpingmarge aanvragen, moeten zich er echter van bewust zijn dat de Commissie kan besluiten geen individuele dumpingmarge vast te stellen, bijvoorbeeld als het aantal producenten-exporteurs zo groot is dat een dergelijke vaststelling een onredelijke belasting zou vormen en de tijdige afronding van het nieuwe onderzoek in de weg zou staan.

4.1.2.   Aanvullende procedure voor producenten-exporteurs in het betrokken land zonder markteconomie

4.1.2.1.   Selectie van een derde land met een markteconomie

De normale waarde van de invoer uit het betrokken land zal, met inachtneming van punt 4.1.2.2, overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening worden vastgesteld op basis van de prijs of de berekende waarde in een derde land met een markteconomie. De Commissie zal daartoe een geschikt derde land met een markteconomie selecteren. De voorlopige keuze van de Commissie is gevallen op Mexico, dat ook werd gekozen voor de onderzoeken die leidden tot de wijziging en handhaving van de van kracht zijnde maatregelen betreffende de invoer van het onderzochte product uit het betrokken land. Belanghebbenden wordt verzocht hun opmerkingen over de geschiktheid van deze keuze uiterlijk 10 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in te dienen.

4.1.2.2.   Behandeling van producenten-exporteurs in het betrokken land zonder markteconomie

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening kunnen individuele producenten-exporteurs in het betrokken land die van mening zijn dat zij het onderzochte product onder marktvoorwaarden vervaardigen en verkopen, een naar behoren onderbouwd verzoek om behandeling als marktgerichte onderneming indienen („BMO-aanvraag”). Een BMO wordt toegekend als uit de beoordeling van de BMO-aanvraag blijkt dat aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening (12) is voldaan. Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt de dumpingmarge van de producenten-exporteurs aan wie een BMO is toegekend, voor zover mogelijk en onverminderd het gebruik van beschikbare gegevens uit hoofde van artikel 18 van de basisverordening, berekend op basis van hun eigen normale waarde en uitvoerprijzen.

Individuele producenten-exporteurs in het betrokken land kunnen daarnaast of in plaats daarvan een individuele behandeling („IB”) aanvragen. Om in aanmerking te komen voor een IB moeten deze producenten-exporteurs aantonen dat zij voldoen aan de criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening (13). De dumpingmarge van de producenten-exporteurs aan wie een IB is toegekend, wordt berekend op basis van hun eigen uitvoerprijzen. De normale waarde voor producenten-exporteurs aan wie een IB is toegekend, wordt gebaseerd op de waarden die zijn vastgesteld voor het derde land met een markteconomie, dat is geselecteerd zoals hierboven aangegeven.

Punt 9 van dit bericht bevat belangrijke extra informatie.

a)   Behandeling als marktgerichte onderneming (BMO)

De Commissie zal BMO-aanvraagformulieren toezenden aan alle producenten-exporteurs in het betrokken land die voor de steekproef zijn geselecteerd, evenals aan alle niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs die een individuele dumpingmarge willen aanvragen, aan alle haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs en aan de autoriteiten van het betrokken land.

Alle producenten-exporteurs die een BMO willen aanvragen, moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef dan wel van de beslissing geen steekproef samen te stellen een ingevuld BMO-aanvraagformulier indienen.

b)   Individuele behandeling (IB)

Om een IB aan te vragen, moeten de voor de steekproef geselecteerde producenten-exporteurs in het betrokken land en de niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs die een individuele dumpingmarge willen aanvragen, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef het BMO-aanvraagformulier met de voor een IB relevante onderdelen volledig ingevuld indienen.

4.1.3.   Onderzoek van niet-verbonden importeurs  (14)  (15)

Niet-verbonden importeurs die het onderzochte product uit het betrokken land in de Unie invoeren, met inbegrip van die welke niet hebben meegewerkt aan de onderzoeken die tot de wijziging en de handhaving van de geldende maatregelen hebben geleid, wordt verzocht medewerking aan het nieuwe onderzoek van de Commissie te verlenen.

Gezien het mogelijk grote aantal bij deze procedure betrokken niet-verbonden importeurs kan de Commissie, om het nieuwe onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, haar onderzoek tot een redelijk aantal niet-verbonden importeurs beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden uitgevoerd.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle niet-verbonden importeurs, of hun vertegenwoordigers, verzocht contact met de Commissie op te nemen. Zij moeten dat doen binnen 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven, en de Commissie de in bijlage B bij dit bericht verlangde informatie over hun onderneming of ondernemingen verstrekken.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van niet-verbonden importeurs nodig acht, kan de Commissie ook contact opnemen met de haar bekende verenigingen van importeurs.

Belanghebbenden die behalve de hierboven vermelde informatie ook andere informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen.

Indien een steekproef noodzakelijk is, kunnen de importeurs worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van hun verkoop van het onderzochte product in de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende niet-verbonden importeurs en verenigingen van importeurs mededelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs en aan alle haar bekende verenigingen van importeurs. Deze partijen moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef indienen. De ingevulde vragenlijst moet onder meer informatie bevatten over de structuur van de onderneming(en), de activiteiten van de onderneming(en) met betrekking tot het onderzochte product en de verkoop van het onderzochte product.

4.2.    Procedure voor het vaststellen van schade  (16) en voor het onderzoek van producenten in de Unie

Producenten van het onderzochte product in de Unie, inclusief die welke niet hebben meegewerkt aan de onderzoeken die tot de wijziging en de handhaving van de geldende maatregelen hebben geleid, wordt verzocht deel te nemen aan het nieuwe onderzoek van de Commissie.

Gezien het grote aantal bij deze procedure betrokken producenten in de Unie en teneinde het nieuwe onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, heeft de Commissie besloten haar onderzoek tot een redelijk aantal producenten in de Unie te beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef wordt overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening uitgevoerd.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle producenten in de Unie, of hun vertegenwoordigers, verzocht contact met de Commissie op te nemen. Zij moeten dat doen binnen 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven, en de Commissie de in bijlage C bij dit bericht verlangde informatie over hun onderneming of ondernemingen verstrekken.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor de samenstelling van de steekproef van producenten in de Unie nodig acht, kan de Commissie ook contact opnemen met de haar bekende verenigingen van producenten in de Unie.

Belanghebbenden die behalve de hierboven vermelde informatie ook andere informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen.

Indien een steekproef noodzakelijk is, kunnen de producenten in de Unie worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van de verkoop van het onderzochte product in de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende producenten in de Unie en/of verenigingen van producenten in de Unie mededelen welke ondernemingen uiteindelijk voor de steekproef zijn geselecteerd.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en aan alle haar bekende verenigingen van producenten in de Unie. Deze partijen moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van de kennisgeving van de samenstelling van de steekproef indienen. De ingevulde vragenlijst zal informatie bevatten over onder andere de structuur van hun onderneming(en), de financiële situatie van de onderneming(en), de activiteiten van de onderneming(en) met betrekking tot het onderzochte product, de productiekosten en de verkoop van het onderzochte product.

4.3.    Procedure voor het beoordelen van het belang van de Unie

Er zal uit hoofde van artikel 21 van de basisverordening een beslissing worden genomen over de vraag of handhaving, wijziging of intrekking van de antidumpingmaatregelen in strijd zou zijn met het belang van de Unie. Producenten in de Unie, importeurs en hun representatieve verenigingen, gebruikers en hun representatieve verenigingen, en representatieve consumentenorganisaties wordt verzocht om contact op te nemen binnen 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven. Om aan het nieuwe onderzoek deel te nemen, moeten de representatieve consumentenorganisaties binnen dezelfde termijn aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product.

Partijen die binnen de genoemde termijn contact opnemen, kunnen de Commissie binnen 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven, informatie verstrekken over het belang van de Unie. Zij kunnen deze informatie vormvrij opstellen of een vragenlijst van de Commissie invullen. Met informatie die op grond van artikel 21 wordt verstrekt, wordt alleen rekening gehouden indien daarbij tegelijkertijd het nodige bewijsmateriaal is gevoegd.

4.4.    Procedure met betrekking tot de vrijstellingsregeling

Onverminderd het resultaat van dit nieuwe onderzoek wordt belanghebbenden verzocht opmerkingen in te dienen over de huidige werking van de vrijstellingsregeling en over het eventuele toekomstige model van deze regeling. Deze opmerkingen moeten in het bijzonder betrekking hebben op de tenuitvoerlegging en het beheer van de vrijstellingsregeling in haar huidige vorm. Het nieuwe onderzoek zal in dit verband vooral gericht zijn op de uitdagingen waarmee kleine en middelgrote ondernemingen te maken hebben.

Belanghebbenden kunnen hun opmerkingen over de vrijstellingsregeling, tenzij anders aangegeven, binnen 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie bij de Commissie indienen.

4.5.    Andere schriftelijke opmerkingen

Alle belanghebbenden worden hierbij uitgenodigd om onder de voorwaarden van dit bericht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen. Tenzij anders aangegeven, moeten deze informatie en het bewijsmateriaal uiterlijk 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in het bezit van de Commissie zijn.

4.6.    Mogelijkheid om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord

Alle belanghebbenden kunnen een verzoek indienen om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord. Dit verzoek moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Een verzoek om te worden gehoord over zaken die betrekking hebben op het beginstadium van het nieuwe onderzoek, moet uiterlijk 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend. Voor een verzoek betreffende de latere stadia van het onderzoek gelden de termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen vermeldt.

4.7.    Instructies voor schriftelijke opmerkingen en de verzending van ingevulde vragenlijsten en correspondentie

Belanghebbenden moeten alle opmerkingen en verzoeken elektronisch (niet-vertrouwelijke opmerkingen via e-mail, vertrouwelijke op cd-r/dvd) indienen onder opgave van naam, adres, e-mailadres en telefoon- en faxnummer van de belanghebbende. Volmachten, ondertekende verklaringen, en actualiseringen daarvan bij BMO- en IB-aanvraagformulieren of antwoorden op vragenlijsten moeten echter op papier, d.w.z. per post, per koerier of persoonlijk, op onderstaand adres worden ingediend. Als een belanghebbende niet in staat is zijn opmerkingen en verzoeken elektronisch in te dienen, moet hij de Commissie daarvan overeenkomstig artikel 18, lid 2, van de basisverordening onmiddellijk op de hoogte brengen. Nadere informatie over de correspondentie met de Commissie vinden belanghebbenden op de volgende pagina van de website van het directoraat-generaal Handel: http://ec.europa.eu/trade/tackling-unfair-trade/trade-defence

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer: N105 04/092

1049 Brussel

BELGIË

Fax +32 22985353

E-mail: TRADE-R546-BICYCLES-A@ec.europa.eu

(voor exporteurs, verbonden importeurs, verenigingen en vertegenwoordigers van de Volksrepubliek China en producenten in het derde land met markteconomie), en

TRADE-R546-BICYCLES-B@ec.europa.eu

(voor producenten, niet-verbonden importeurs, gebruikers, consumenten en verenigingen in de Unie).

5.   Niet-medewerking

Wanneer belanghebbenden geen toegang tot de nodige gegevens verlenen, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek ernstig belemmeren, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening voorlopige of definitieve conclusies worden getrokken op basis van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin.

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, kunnen deze buiten beschouwing worden gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.

Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de bevindingen daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kan het resultaat voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend.

6.   Raadadviseur-auditeur

Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de raadadviseur-auditeur van het directoraat-generaal Handel wordt ingeschakeld. De raadadviseur-auditeur fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de onderzoeksdiensten van de Commissie. Hij behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en verzoeken van derden om te worden gehoord. De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting met een individuele belanghebbende houden en als bemiddelaar optreden om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen.

Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Een verzoek om te worden gehoord over zaken die betrekking hebben op het beginstadium van het nieuwe onderzoek, moet uiterlijk 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend. Voor een verzoek betreffende de latere stadia van het onderzoek gelden de termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen vermeldt.

De raadadviseur-auditeur kan ook een hoorzitting voor belanghebbenden houden waar uiteenlopende standpunten en tegenargumenten naar voren kunnen worden gebracht met betrekking tot kwesties in verband met onder andere dumping, schade, oorzakelijk verband en belang van de Unie.

Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de pagina's van de raadadviseur-auditeur op de website van DG Handel: http://ec.europa.eu/trade/tackling-unfair-trade/hearing-officer/index_en.htm

7.   Tijdschema voor het nieuwe onderzoek

Het nieuwe onderzoek wordt overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de basisverordening uiterlijk 15 maanden na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie afgesloten.

8.   Verwerking van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die in het kader van dit nieuwe onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (17).

9.   Belangrijke informatie voor producenten-exporteurs in de Volksrepubliek China: gevolgen van het rapport van de WTO-Beroepsinstantie over EG-antidumpingmaatregelen betreffende bevestigingsmiddelen (WT/DS397) voor de wijze waarop de Commissie dit nieuwe onderzoek zal verrichten

Alle producenten-exporteurs uit het betrokken land, dat met het oog op de bepalingen van artikel 2, lid 7, van de basisverordening als een land zonder markteconomie wordt beschouwd, worden door de Commissie aangemoedigd uiterlijk 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie contact met haar op te nemen indien zij hun medewerking willen verlenen en in aanmerking willen komen voor een individueel antidumpingrecht, ook als zij van mening zijn niet aan de criteria voor het verkrijgen van een IB te voldoen. De Commissie vestigt hun aandacht op het volgende (18).

De WTO-Beroepsinstantie heeft in haar rapport over de EG-antidumpingmaatregelen voor bevestigingsmiddelen uit China (WT/DS397) onder meer geoordeeld dat artikel 9, lid 5, van de basisverordening in strijd is met enkele bepalingen van de WTO-Antidumpingovereenkomst en met artikel XVI:4 van de WTO-Overeenkomst.

In artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1515/2001 van de Raad van 23 juli 2001 inzake de maatregelen die de Gemeenschap kan nemen naar aanleiding van een rapport van het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de WTO betreffende antidumping- en antisubsidiemaatregelen (19) („de machtigingsverordening”) is bepaald dat de Raad van de Europese Unie onder meer, indien hij dit wenselijk acht, krachtens de basisverordening genomen maatregelen van de Unie kan wijzigen teneinde rekening te houden met de interpretatie van rechtsregels in een rapport van het WTO-Orgaan voor Geschillenbeslechting betreffende een niet-betwiste maatregel.

Als het nieuwe onderzoek dat met dit bericht van opening wordt geopend, tot wijziging van de geldende antidumpingmaatregelen leidt, vormt het genoemde artikel 2 naar het oordeel van de Commissie een rechtgrondslag om te voldoen aan de interpretatie van de rechtsregels door de Beroepsinstantie in het bovengenoemde geschil. Praktisch zou dit betekenen dat ingeval een producent-exporteur zich binnen de hierboven gestelde termijn meldt en volledige medewerking verleent door alle relevante informatie te verstrekken, en deze producent-exporteur ofwel geen IB aanvraagt, ofwel een aanvraag indient maar niet aan de criteria blijkt te voldoen, het genoemde artikel 2 van de machtigingsverordening in naar behoren gemotiveerde gevallen kan dienen als rechtsgrondslag om aan die producent-exporteur een individueel recht toe te kennen. Bij het onderzoek van dit vraagstuk zal de Commissie rekening houden met de argumentatie van de Beroepsinstantie in bovengenoemd geschil, en met name met de elementen die deze in de punten 371-384 van haar rapport heeft besproken.

Ondernemingen die op grond van dit deel van dit bericht van opening een individueel recht verkrijgen, moeten zich ervan bewust zijn dat de bevindingen kunnen leiden tot een recht dat hoger is dan het recht dat van toepassing zou zijn als geen individueel recht was vastgesteld.


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  Dumping is de praktijk waarbij een product („het betrokken product”) wordt uitgevoerd tegen een prijs die onder de „normale waarde” ligt. Als normale waarde wordt meestal een vergelijkbare prijs voor het „soortgelijke” product op de binnenlandse markt van het betrokken land gehanteerd. De term „soortgelijk product” betekent een product dat in alle opzichten vergelijkbaar is met het betrokken product of, als dat ontbreekt, een product dat sterk op het product lijkt.

(3)  PB L 228 van 9.9.1993, blz. 1.

(4)  PB L 16 van 18.1.1997, blz. 55.

(5)  PB L 17 van 21.1.1997, blz. 17.

(6)  PB L 183 van 14.7.2005, blz. 1.

(7)  PB L 55 van 28.2.2008, blz. 1.

(8)  PB L 261 van 6.10.2011, blz. 2.

(9)  Vgl. voetnoot 2.

(10)  Onder producent-exporteur wordt verstaan een onderneming uit het betrokken land die het onderzochte product produceert en naar de markt van de Unie uitvoert, hetzij rechtstreeks hetzij via derden, met inbegrip van verbonden ondernemingen die betrokken zijn bij de productie, binnenlandse verkoop of uitvoer van het betrokken product.

(11)  Ingevolge artikel 9, lid 6, van de basisverordening wordt geen rekening gehouden met nihilmarges, minimale marges of marges die onder de in artikel 18 van de basisverordening bedoelde omstandigheden zijn vastgesteld.

(12)  De producenten-exporteurs moeten met name aantonen dat: i) besluiten van bedrijven en de door hen gemaakte kosten een reactie zijn op marktsignalen, zonder staatsinmenging van betekenis; ii) bedrijven beschikken over een duidelijke basisboekhouding die onder controle staat van een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de internationale standaarden voor jaarrekeningen en die alle terreinen bestrijkt; iii) er geen verstoringen van betekenis zijn die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie; iv) de faillissements- en eigendomswetten rechtszekerheid en stabiliteit bieden; v) omrekening van munteenheden tegen de marktkoers geschiedt.

(13)  De producenten-exporteurs moeten met name aantonen dat: i) zij geheel of gedeeltelijk in buitenlandse handen zijnde ondernemingen of joint ventures zijn die vrij zijn kapitaal en winsten te repatriëren; ii) zij vrij zijn de uitvoerprijzen en -hoeveelheden en de verkoopvoorwaarden vast te stellen; iii) de meerderheid van de aandeelhouders particulieren zijn; staatsambtenaren die deel uitmaken van de raad van bestuur of leidinggevende functies vervullen, moeten in de minderheid zijn of er moet worden aangetoond dat de onderneming niettemin voldoende vrij is van staatsinmenging; iv) zij bij de omrekening van valuta's marktkoersen gebruiken; v) de staatsinmenging niet dusdanig is dat maatregelen ontweken kunnen worden indien voor individuele exporteurs een ander recht wordt vastgesteld.

(14)  Uitsluitend importeurs die niet verbonden zijn met de producenten-exporteurs mogen in de steekproef worden opgenomen. Importeurs die met producenten-exporteurs verbonden zijn, moeten bijlage I bij de vragenlijst voor deze producenten-exporteurs invullen. Overeenkomstig artikel 143 van Verordening (EG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende bepalingen ter uitvoering van het communautaire douanewetboek worden personen slechts geacht te zijn verbonden indien: a) zij functionaris of directeur zijn van elkaars zaken; b) zij door de wettelijke bepalingen worden erkend als in zaken verbonden; c) zij werkgever en werknemer zijn; d) enig persoon, hetzij rechtstreeks of zijdelings, 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of aandelen van beiden bezit, controleert of houdt; e) één van hen de ander, rechtstreeks of zijdelings, controleert; f) beiden, rechtstreeks of zijdelings, worden gecontroleerd door een derde persoon; g) zij samen, rechtstreeks of zijdelings, een derde persoon controleren; of h) zij behoren tot dezelfde familie. Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broer en zuster (of halfbroer en halfzuster), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht (oomzeggers), vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwager en schoonzuster (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1). In deze context worden onder personen zowel natuurlijke als rechtspersonen verstaan.

(15)  Gegevens die door niet-verbonden importeurs zijn verstrekt, mogen ook worden gebruikt voor andere aspecten van dit onderzoek dan het vaststellen van dumping.

(16)  Onder schade wordt verstaan aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie, dreiging van aanmerkelijke schade voor die bedrijfstak of aanmerkelijke vertraging van de vestiging van een dergelijke bedrijfstak.

(17)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(18)  Als het nodig wordt geacht een steekproef van producenten-exporteurs samen te stellen, zal alleen een individueel antidumpingrecht worden vastgesteld voor i) in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs en ii) producenten-exporteurs waarvoor ingevolge artikel 17, lid 3, van de basisverordening een individuele dumpingmarge is vastgesteld.

(19)  PB L 201 van 26.7.2001, blz. 10.


BIJLAGE A

Image

Image


BIJLAGE B

Image

Image


BIJLAGE C

Image

Image


Top