This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011DC0424
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS on External Dimension of the Common Fisheries Policy
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S inzake de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S inzake de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid
/* COM/2011/0424 definitief */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S inzake de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid /* COM/2011/0424 definitief */
INHOUDSOPGAVE 1........... Inleiding.......................................................................................................................... 6 2........... Bijdragen tot duurzaamheid op lange
termijn overal ter wereld......................................... 6 2.1........ Omvorming van onze dialogen tot
werkpartnerschappen.................................................. 6 2.2........ Instandhouding en versterking van de
mondiale architectuur voor visserijbestuur............... 8 2.3........ Bijdragen tot een efficiëntere
werking van de ROVB's..................................................... 9 3........... Overstappen op
duurzamevisserijovereenkomsten......................................................... 11 3.1........ De huidige
visserijpartnerschapsovereenkomsten en de tekortkomingen daarvan............ 11 3.2........ De instandhouding en de duurzaamheid
van de hulpbronnen op de lange termijn beter stimuleren 13 3.3........ Het bestuur van de bilaterale
visserijovereenkomsten versterken.................................... 13 3.4........ Efficiëntere steun voor duurzame
visserij in de partnerlanden.......................................... 15 4........... Samenhang met andere
beleidsgebieden van de EU....................................................... 16 BIJLAGE I................................................................................................................................. 18 BIJLAGE II................................................................................................................................ 19 SAMENVATTING Volgens de meest recente beoordeling van de
Voedsel‑ en Landbouworganisatie van de VN, wordt bijna 85 % van de
mondiale visbestanden waarover informatie beschikbaar is, volledig
geëxploiteerd of overgeëxploiteerd[1]. De
EU moet snel en radicaal ingrijpen om deze situatie om te buigen. De EU is één van de weinige grote spelers die
sterk aanwezig zijn in álle oceanen ter wereld, getuige haar vloot,
investeringen, bilaterale overeenkomsten met derde landen en lidmaatschap van
de voornaamste regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's). Het niveau
van consumptie en import maakt van de EU bovendien een belangrijke markt voor
visserijproducten. De EU consumeert, in volume, 11 % van de mondiale
visserijhulpbronnen en voert, in waarde, 24 % van de visserijproducten in.
Dit legt een zware verantwoordelijkheid op de schouders van de EU: zij moet het
als haar taak zien haar inspanningen op het gebied van instandhouding en duurzaam
beheer van de internationale visbestanden nog verder op te voeren. Bijdragen tot duurzaamheid op lange termijn
overal ter wereld Om het duurzame beheer en de instandhouding van de
visserijhulpbronnen te garanderen en de prestaties van de ROVB's te verbeteren,
moet de EU: ·
haar schouders zetten onder de mondiale en
multilaterale agenda ter bevordering van een wereldwijde duurzame visserij, en
haar dialogen omzetten in werkpartnerschappen, teneinde zo cruciale onderwerpen
aan te pakken, zoals de bestrijding van de illegale, ongemelde en
ongereglementeerde visserij (IOO‑visserij) en de reductie van de
overcapaciteit; ·
het voortouw nemen in het proces om de prestaties
van de ROVB's te versterken, teneinde deze organisaties in staat te stellen de
mariene levende hulpbronnen waarvoor zij bevoegd zijn, beter in stand te houden
en te beheren door middel van: –
de aanlevering van een betrouwbaardere gegevens‑
en wetenschappelijke basis voor de besluitvorming; –
een betere naleving en meer controle; –
de reductie van de capaciteit tot een niveau dat in
verhouding is met de hulpbronnen; –
een efficiëntere werking van de ROVB's via een
betere besluitvorming; –
de invoering van door de leden van de ROVB's te
betalen vergoedingen voor toegang tot de volle zee. ·
de beleidsgebieden inzake, onder meer, visserij,
ontwikkeling, milieu en handel beter integreren teneinde de verwezenlijking van
de doelstellingen van duurzaam en verantwoordelijk bestuur dichterbij te
brengen. Bilaterale visserijovereenkomsten Internationale overeenkomsten tussen de EU en
individuele derde landen moeten het kader blijven vormen voor de
visserijactiviteiten van de EU‑vloot in wateren van derde landen. Om de
instandhouding van de hulpbronnen op lange termijn, het goede bestuur in het
kader van bilaterale visserijbetrekkingen en de duurzame ontwikkeling van de
visserijsector van de partnerlanden te bevorderen, moet de EU: ·
de visserijovereenkomsten baseren op het beste
wetenschappelijke advies en de beste beschikbare wetenschappelijke informatie
over de cumulatieve visserijinspanning in de betrokken wateren; ·
wetenschappelijke audits verrichten over
overeenkomsten met betrekking tot meerdere soorten ("gemengde
overeenkomsten"); ·
van de inachtneming van de mensenrechten een
essentiële voorwaarde maken voor het sluiten en voortzetten van
visserijovereenkomsten; ·
evolueren in de richting van een grotere bijdrage
van de reders in de kosten van de toegangsrechten; ·
ervoor zorgen dat de visserijovereenkomsten een
ondersteuning vormen voor een beter bestuur van de visserijsector in het
partnerland, met name op het gebied van bewaking, inspectie en administratieve
en wetenschappelijke capaciteit; ·
zorgen voor een degelijk en doeltreffend financieel
beheer van de steun die op grond van de overeenkomsten aan de sector wordt
verleend, en zorgen voor de opschorting van deze betalingen als de
vooropgestelde resultaten uitblijven. Een aantal van deze elementen moet al worden
geïntegreerd in de overgangsovereenkomsten waarover vóór de vaststelling van de
hervorming van het GVB wordt onderhandeld. Na de invoering van de hervorming
moeten alle onderhandelingen conform deze nieuwe richtsnoeren worden gevoerd,
zodat uiteindelijk een nieuwe generatie duurzamevisserijovereenkomsten van
kracht zal zijn.
1.
Inleiding
Deze mededeling bevat de nieuwe richtsnoeren voor
de externe dimensie van het hervormd gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB)[2] en is gebaseerd op een groot aantal
raadplegings‑ en beoordelingsronden die de diensten van de Commissie met
betrekking tot de hervorming hebben georganiseerd. De hervorming van het GVB
moet de duurzame exploitatie van de mariene levende hulpbronnen garanderen en
moet toewerken naar degelijke economische prestaties, inclusieve groei en
sterkere cohesie in de kustregio's. Het doel van deze richtsnoeren voor de externe
dimensie van het hervormde GVB bestaat erin deze beginselen op het
internationale niveau toe te passen, bij te dragen tot een verantwoordelijk
bestuur van de internationale visserij en voor een wereldwijde duurzame
exploitatie van de visbestanden te zorgen door tegen 2015
visserijsterftecoëfficiënten te halen die in overeenstemming zijn met de
maximale duurzame opbrengst (MSY – maximum sustainable yield[3]) en door tegelijkertijd de impact van de
visserijactiviteiten op het mariene ecosysteem te milderen. Deze inspanningen
zullen uiteindelijk resulteren in een rendabele toekomst voor de vissers uit
Europa én daarbuiten. Deze richtsnoeren zullen bovendien in sterkere
mate worden afgestemd op het geïntegreerd maritiem beleid van de EU (GMB).
Bijgevolg zal de EU een meer ecosysteemgerichte benadering op het
visserijbeheer kunnen toepassen en overkoepelende factoren met een impact op de
internationale visbestanden, zoals de klimaatverandering en de verontreiniging,
kunnen aanpakken.
2.
Bijdragen tot duurzaamheid op lange termijn overal ter wereld
2.1.
Omvorming van onze dialogen tot
werkpartnerschappen
De EU voert bilaterale dialogen met haar
belangrijkste internationale partners, zoals de Verenigde Staten van Amerika,
Canada, Japan, Australië, Nieuw‑Zeeland, Rusland en China. Deze dialogen
moeten de duurzaamheid van de mondiale visserij garanderen, allianties op het
gebied van visserijbestuur smeden en problemen op bilateraal niveau oplossen. In het kader van de noordelijke overeenkomsten
heeft de EU traditioneel goede betrekkingen met haar noordelijke buren, met
name Noorwegen. Deze regelingen voorzien in het gedeelde beheer van de
hulpbronnen in de wateren van het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan,
de Noordelijke IJszee, de Oostzee en de Noordzee. In 2009 is de bilaterale
overeenkomst tussen de EU en Rusland betreffende het gezamenlijke beheer van de
Oostzee in werking getreden. Wat de over grote afstanden trekkende en
grensoverschrijdende visbestanden (onder meer makreel en blauwe wijting) in het
noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan betreft, werkt de EU in het
kader van de fora van de kuststaten samen met dezelfde noordelijke buurlanden.
De Commissie zal bekijken hoe deze samenwerking het best kan worden
geïntensiveerd teneinde rekening te houden met ontwikkelingen in regionale
processen om de hulpbronnen op zeegebiedniveau te beheren. De relatie van de EU met de nabijgelegen
buurlanden zal in het teken blijven staan van de beginselen van het Europese
nabuurschapsbeleid. In het kader van dit beleid biedt de EU haar buren een
geprivilegieerde relatie aan die is gebaseerd op de wederzijdse verbintenis tot
inachtneming van gemeenschappelijke waarden (democratie en mensenrechten, de
rechtsstaat, goed bestuur, de beginselen van de markteconomie en duurzame
ontwikkeling). Het Europees nabuurschapsbeleid
is bovendien een geschikt instrument om het geïntegreerd maritiem beleid over
te brengen bij de betrokken partnerlanden en om de betrokken partijen in het
Oostzeegebied, het Middellandse‑Zeegebied en het Zwarte‑Zeegebied
aan te moedigen tot het versterken van mechanismen voor uitwisselingen op voet
van gelijkheid, die door de EU kunnen worden geïnitieerd of gesteund. Bestrijding van de illegale visserij Om de grootste problemen op het gebied van
visserij, zoals de illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO) en
de overcapaciteit aan te pakken, moet de EU andere mondiale spelers aan haar
kant krijgen. De Commissie stelt voor om tegen eind 2013
besprekingen met andere grote visimporterende landen, zoals de VS en Japan[4], op stapel te zetten met als doel een
gemeenschappelijke benadering ten uitvoer te leggen die de binnenkomst van IOO‑producten
op deze markten moet voorkomen. De IOO‑verordening van de EU[5] kan fungeren als model voor een dergelijk
initiatief, dat de IOO‑visserij in de loop van de volgende 10 jaar een
halt zou kunnen toeroepen - zeker wanneer andere grote spelers zich erbij
aansluiten. De Commissie is bereid om in de nabije toekomst met haar partners
gezamenlijke mechanismen ten uitvoer te leggen om informatie uit te wisselen en
de aanpak van degenen die bij IOO zijn betrokken, te harmoniseren. ACTIE · Een werkpartnerschap met de voornaamste partijen, met als doel een gemeenschappelijke aanpak van de IOO‑visserij te ontwikkelen. Overcapaciteit – een mondiaal probleem In het kader van de inspanningen om tegen 2015
visserijsterftecoëfficiënten te halen die in verhouding zijn met de maximale
duurzame opbrengst, is de Commissie van plan om tegen 2013 op hoog niveau een
wereldwijd politiek initiatief op te starten voor de bespreking van oplossingen
voor de reductie van de capaciteit. Dit initiatief zou worden ontwikkeld met
aandacht voor de aspiraties van de ontwikkelingslanden en zou in
overeenstemming zijn met de hervorming van het GVB, in het kader waarvan een op
rechten gebaseerd mechanisme wordt voorgesteld als één van de belangrijkste
instrumenten om tot een reductie van de capaciteit te komen. ACTIE · De EU zal tegen 2013 een oproep doen voor een conferentie op hoog niveau die de weg moet banen naar een proces om de overcapaciteit op mondiaal niveau aan te pakken.
2.2.
Instandhouding en versterking van de
mondiale architectuur voor visserijbestuur
Op mondiaal niveau neemt de EU deel aan de
werkzaamheden van de Verenigde Naties, namelijk als partij bij het Verdrag van
de Verenigde Naties inzake het recht van de zee[6]
en als partij bij de Overeenkomst van de Verenigde Naties over visbestanden[7]. De EU is voorts een actief lid van de
Voedsel‑ en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) en neemt
deel aan de werkzaamheden van de Organisatie voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling (OESO). Zonder de betrokkenheid van deze organisaties is
vooruitgang in de besprekingen over de bescherming en instandhouding van
mariene levende hulpbronnen onmogelijk. Zodra in deze fora een akkoord werd
bereikt (bijv. in de VN, over de bescherming van kwetsbare mariene
ecosystemen), werden de betrokken instrumenten met succes op een meer
operationeel niveau ten uitvoer gelegd middels de vaststelling van concrete
instandhoudingsmaatregelen door de ROVB's. De EU moet haar inbreng in deze fora
intensiveren en toespitsen op de volgende punten: –
voortzetting van de bevordering van initiatieven
die gericht zijn op de rol van de havenstaten en de vlaggenstaten bij de bestrijding
van de IOO‑visserij in het kader van de FAO, zoals de
havenstaatovereenkomst van 2009 of technisch overleg over de prestatie van
vlaggenstaten; –
voortzetting van haar pleidooi voor behandeling, op
VN‑niveau, van de voornaamste problemen, zoals overcapaciteit, teruggooi,
bijvangsten of de impact van bepaalde soorten vistuig op de mariene
ecosystemen; –
bevordering van het tot stand brengen van een
gelijk speelveld voor vaartuigen die in wateren van ROVB's en derde landen
vissen, teneinde te voorkomen dat als gevolg van een "race naar de
bodem" een lakser beheerskader ten nadele van de hulpbronnen zou worden
misbruikt. Een dergelijke actie zou ten uitvoer worden gelegd zonder afbreuk te
doen aan de primaire verantwoordelijkheid die de vlaggenstaat heeft om ervoor
te zorgen dat zijn vaartuigen zich verantwoordelijk gedragen. ACTIES De Commissie zal aan de Raad voorstellen: · ambitieuze voorstellen te blijven indienen voor de jaarlijkse algemene vergadering van de VN inzake duurzame visserij; · de steun voor de ontwikkeling van internationale instrumenten voor de instandhouding en het beheer van visbestanden in het kader van de FAO te intensiveren; · op VN‑niveau een initiatief te introduceren voor een mondiale certificeringsregeling ter bestrijding van de IOO‑visserij; · derde partijen ertoe aan te zetten strenge duurzaamheidsnormen in acht te nemen in de volle zee en in wateren van derde landen.
2.3.
Bijdragen tot een efficiëntere werking van
de ROVB's
De ROVB's zijn de belangrijkste fora voor de
instandhouding en het beheer van gedeelde en migrerende visbestanden. In het
kader van het VN‑Verdrag over het recht van de zee en de VN‑Overeenkomst
over visbestanden heeft de EU zich verbonden tot deelname aan de werkzaamheden
van verschillende ROVB's, op voorwaarde dat zij vanuit vangst‑ of
marktoogpunt een reëel belang[8]
heeft bij de betrokken visserij. De rol van de EU in deze fora is aanzienlijk
toegenomen sinds 1999, toen de laatste mededeling over de deelneming van de
Europese Gemeenschap aan de regionale visserijorganisaties (RVO's)[9] werd gepubliceerd. De inspanningen van de ROVB's om de onder hun
bevoegdheid vallende bestanden duurzaam te beheren, hebben echter niet kunnen
voorkomen dat de bestanden achteruit zijn gegaan. Volgens de meest recente
beoordeling van de FAO wordt naar verluidt bijna 85 % van de mondiale
visbestanden waarover beoordelingsgegevens beschikbaar zijn, volledig
geëxploiteerd of overgeëxploiteerd[10].
Deze tendens wordt al tientallen jaren vastgesteld en geeft weer dat de
exploitatie van de visbestanden toeneemt, met name als gevolg van stijgende
vraag van de consument naar visserijproducten. Op de korte tot de middellange termijn moet de EU
haar inspanningen richten op de voornaamste problemen die de ROVB's beletten
hun opdracht te vervullen. Zij moet hiertoe haar acties toespitsen op de
volgende punten: ·
de werking van de ROVB's moet worden verbeterd via
systematisch uitgevoerde prestatiebeoordelingen overeenkomstig de ter zake
relevante VN‑resoluties; ·
de ROVB's moet een betrouwbaardere wetenschappelijke
gegevens‑ en adviesbasis ter beschikking worden gesteld. Hiertoe moet de
EU meer investeren in gegevensverzameling, toegepast onderzoek,
wetenschappelijke kennis en het wetenschappelijk werk van de ROVB's, en moeten
de overige leden van de ROVB's worden aangemoedigd hetzelfde te doen. Voorts
moet de EU de werkingssfeer van het wetenschappelijk advies uitbreiden, met
name door de voorzorgsbenadering en de ecosysteemgerichte benadering toe te
passen en deze aan te vullen met de instrumenten voor sociaaleconomische
analyse; ·
de EU moet de huidige povere naleving van de
instandhoudings‑ en beheersmaatregelen van de ROVB's door bepaalde
lidstaten tegengaan door de volgende maatregelen te stimuleren: –
een periodieke beoordeling van de
nalevingsprestaties van alle partijen van de respectieve ROVB's; –
de vaststelling van de redenen die ten grondslag
liggen aan de gebrekkige naleving (bijv. capaciteitsgebrek in de
ontwikkelingslanden) en het aanpakken van deze redenen op een adequate,
gerichte manier; –
de ontwikkeling en toepassing van transparante en
niet‑discriminerende sancties wanneer de partijen blijk geven van een
apert gebrek aan naleving of aan politiek engagement. Dit proces kan worden
geflankeerd door prikkels om "conforme" en "transparante"
partijen (vlaggenstaten of vloten) te belonen; ·
de overcapaciteit is een probleem dat zowel op
multilateraal niveau (via een gezamenlijk initiatief van de EU en haar
belangrijkste partners) als op ROVB‑niveau moet worden behandeld. De EU
moet ervoor pleiten dat de overcapaciteit wordt aangepakt door het beste
beschikbare wetenschappelijke advies over duurzame vangstniveaus te beoordelen
en vervolgens maatregelen in overweging te nemen om de overcapaciteit te
verminderen. Mogelijke maatregelen zijn het bevriezen of reduceren van de
capaciteit, weliswaar steeds met inachtneming van de aspiraties van de
ontwikkelingslanden om hun eigen visserijsector te ontwikkelen; ·
de vaststelling van besluiten over
beheersmaatregelen via een consensus is de beste garantie voor een optimale
naleving. Niettemin moet de EU pleiten voor een hervorming van de
besluitvormingssystemen in de ROVB's, met name om, in voorkomend geval,
besluitvorming via stemming mogelijk te maken overeenkomstig de meest
progressieve en efficiënte procedure die onlangs is vastgesteld in het Verdrag
inzake de voor het zuidelijke deel van de Stille Oceaan bevoegde ROVB[11]; ·
om de financiële basis van de ROVB's te verstevigen
en het verantwoordelijke gebruik van de hulpbronnen door de vloten verder aan
te moedigen, moet de EU ervoor pleiten dat marktdeelnemers met een vaartuig dat
de vlag van een ROVB‑lid voert, de ROVB's vergoeden voor de toegang tot
de vollezeevisserij. Een goed doordachte regeling voor de vergoeding van
toegangsrechten die volledig overeenkomstig het VN‑Verdrag inzake het
recht van de zee wordt ontwikkeld, zou er mee voor zorgen dat een
"tragedie van de meent"[12]‑scenario
wordt voorkomen. ACTIES De Commissie zal aan de Raad voorstellen: · aan te moedigen dat alle ROVB's hun prestatie uiterlijk eind 2013 en vervolgens periodiek (om de drie tot vijf jaar) beoordelen; · een regeling voor de betaling van het recht van toegang tot de wateren te stimuleren via de invoering van vergoedingen om in een beperkt aantal ROVB's vaartuigen op een lijst van door de ROVB's gemachtigde vaartuigen te plaatsen; · de in dit hoofdstuk uiteengezette acties op een coherente en gestructureerde manier te stimuleren, teneinde deze organisaties in staat te stellen hun opdracht efficiënt te vervullen. Hierdoor zou worden gegarandeerd dat de onder het bevoegdheidsgebied van de ROVB's vallende bestanden duurzaam en gereglementeerd (en MSY‑conform) worden bevist en dat de mariene biodiversiteit wordt beschermd.
3.
Overstappen op duurzamevisserijovereenkomsten
3.1.
De huidige visserijpartnerschapsovereenkomsten
en de tekortkomingen daarvan
Bilaterale visserijovereenkomsten tussen de EU en
derde landen zijn lang een component geweest van het gemeenschappelijk
visserijbeleid. De in 2002 ingevoerde hervorming van het GVB heeft tot een
ingrijpende wijziging van deze overeenkomsten geleid, in de zin dat de nadruk
kwam te liggen op de partnerschapsbenadering en de ontwikkeling van een
duurzame visserij in de partnerlanden. De bestaande
visserijpartnerschapsovereenkomsten zijn erop gericht EU‑vaartuigen toe
te staan om in een gereglementeerd en rechtszeker kader te vissen op resterende
hulpbronnen[13] in
de exclusieve economische zones van een aantal derde landen[14]. Visserijpartnerschapsovereenkomsten hebben tot
doel om in de partnerlanden een duurzame visserijsector te ontwikkelen. Dit
heeft tot gevolg dat deze overeenkomsten doorgaans een positieve economische en
sociale impact hebben. Zij stimuleren met name de lokale economie (via
werkgelegenheid voor vissers), de aanlandingen en de visverwerkende sector, en
dragen tegelijkertijd bij tot de voedselbevoorrading in de partnerlanden. De visserijpartnerschapsovereenkomsten zijn
weliswaar op verschillende punten verbeterd, maar de werking ervan heeft nog
steeds te lijden onder substantiële tekortkomingen, zoals onlangs nog eens naar
voren kwam tijdens de raadpleging over het groenboek uit 2009[15]. ·
De wetenschappelijke kennis over bepaalde bestanden
in buitenlandse wateren volstaat niet om de totale omvang van de resterende
hulpbronnen vast te stellen. ·
De EU is doorgaans niet op de hoogte van de
voorwaarden van de visserijovereenkomsten die de partnerlanden met andere (niet‑EU‑)
landen hebben gesloten. ·
Bijgevolg is het onmogelijk de totale, op de
bestanden gerichte visserijinspanning te beoordelen en het aandeel van de
resterende hulpbronnen die duurzaam door de EU‑vloot kunnen worden
bevist, te bepalen. ·
De absorptiecapaciteit van een groot aantal
partnerlanden is beperkt, wanneer het erop aankomt de financiële middelen die
in het kader van de visserijpartnerschapovereenkomst ter ondersteuning van de
sector worden toegewezen, doeltreffend te benutten. De Commissie pleit voor de overschakeling van de
bestaande visserijpartnerschapsovereenkomsten naar
duurzamevisserijovereenkomsten die gericht zijn op instandhouding van de
hulpbronnen, milieuduurzaamheid, beter bestuur en efficiëntere benutting van de
steun voor de sector.
3.2.
De instandhouding en de duurzaamheid van de
hulpbronnen op de lange termijn beter stimuleren
Duurzamevisserijovereenkomsten moeten altijd zijn
gebaseerd op het beste beschikbare wetenschappelijke advies, met het MSY‑concept
als referentiepunt. De Commissie zal de bestaande, voor meerdere
soorten geldende overeenkomsten laten beoordelen aan de hand van
wetenschappelijk audits die bestaan uit onafhankelijke collegiale beoordelingen
van de beschikbare wetenschappelijke gegevens. Op die basis en in
overeenstemming met de ecosysteemgerichte benadering zal de Commissie
vervolgens uitmaken of deze overeenkomsten moeten worden geheroriënteerd op
soorten waarover voldoende wetenschappelijke kennis voorhanden is en waarvan de
totale visserijinspanning bekend is[16].
Wat de tonijnbestanden betreft, zullen de wetenschappelijke gegevens die door
de betrokken ROVB's ter beschikking worden gesteld, rigoureuzer worden gebruikt.
De bepalingen inzake vangstrapportage moeten grondig door de lidstaten worden
nageleefd. Aantijgingen van niet‑naleving zullen snel en billijk door de
Commissie worden behandeld. De Commissie zal bovendien streven naar opname van
een transparantieclausule in de duurzamevisserijovereenkomsten, op grond
waarvan de EU in kennis wordt gesteld van de cumulatieve visserijinspanning in
een bepaald partnerland. ACTIES De Commissie zal: · stelselmatig wetenschappelijke beoordelingen van de bestanden laten verrichten alvorens te onderhandelen over nieuwe protocollen bij overeenkomsten die van toepassing zijn op meerdere soorten; · er, onder meer door gebruik te maken van bestaande rechtsinstrumenten, zoals de IOO‑verordening, op toezien dat de lidstaten de vangstrapportagebepalingen die van toepassing zijn in wateren van partnerlanden, naleven; · de transparantie ten aanzien van de totale visserijinspanning in wateren van derde landen versterken via specifieke clausules in bilaterale overeenkomsten en via contacten met andere derde partijen.
3.3.
Het bestuur van de bilaterale
visserijovereenkomsten versterken
De bestaande visserijpartnerschapsovereenkomsten
moeten worden hervormd, teneinde te voorzien in een volwaardig bestuurskader
voor de visserijactiviteiten van EU‑vaartuigen in de wateren van de
betrokken derde landen. De overeenkomsten moeten op het gebied van
tenuitvoerlegging worden vereenvoudigd, moeten betere instrumenten bevatten om
op mensenrechtenschendingen te reageren en moeten goedkoper worden wat de openbare
bijdrage in de toegangskosten betreft. De duurzamevisserijovereenkomsten moeten
gemakkelijker uitvoerbaar en naleefbaar zijn. Hiertoe moeten zij worden
gebaseerd op "modelovereenkomsten" en moeten er standaardclausules in
worden opgenomen. Het administratieve proces inzake de vismachtigingen die in
het kader van deze overeenkomsten worden afgegeven en beheerd, moet minder
zwaar worden gemaakt. De Commissie zal in 2012 een voorstel doen om de
verordening inzake vismachtigingen[17] te
herzien. In elke overeenkomst zal, zoals al het geval is in
protocollen die recentelijk zijn geparafeerd, een mensenrechtenclausule worden
opgenomen die tot gevolg heeft dat inbreuken op essentiële en fundamentele
aspecten van de mensenrechten en de democratische beginselen uiteindelijk
leiden tot opschorting van het protocol bij de overeenkomst. Voor deze clausule
moet worden teruggegrepen naar de bij de Overeenkomst van Cotonou[18] vastgestelde bepalingen of naar de
bepalingen van andere relevante internationale instrumenten en overeenkomsten. De in de bestaande
partnerschapsvisserijovereenkomsten opgenomen exclusiviteitsclausule verhindert
dat EU‑vaartuigen buiten het regelgevingskader van de overeenkomst vissen
– voor zover een dergelijk kader bestaat – en garandeert dat alle EU‑vaartuigen
aan dezelfde voorschriften onderworpen zijn. Om te voorkomen dat de
exclusiviteitsclausule via omvlagging wordt omzeild, moet in de toekomstige
visserijovereenkomsten worden bepaald dat een EU‑vaartuig dat van vlag
verandert om aan zijn verplichtingen te ontkomen of om aanvullende
vangstmogelijkheden te krijgen, geen toestemming krijgt om nog in de EEZ van
het partnerland te vissen. De visserijsector van de EU moet een billijk deel
van de kosten voor de toegang tot de resterende hulpbronnen van derde landen op
zich nemen. Deze door de EU‑visserijsector gedragen kosten moeten in
mindering worden gebracht op de bijdrage van de EU. ACTIES De Commissie zal: · tegen 2012 een voorstel doen om de verordening inzake vismachtigingen te herzien met het oog op een vereenvoudiging van het beheer van deze machtigingen; · ernaar streven de sluiting van duurzamevisserijovereenkomsten en het behoud van de samenwerking met derde landen op visserijgebied afhankelijk te maken van de naleving van de mensenrechten; · ernaar streven dat in de bilaterale overeenkomsten bepalingen worden opgenomen om onrechtmatige omvlagging te voorkomen; · ernaar streven de bijdrage van de reders in de kosten van de toegang tot wateren van derde landen te verhogen.
3.4.
Efficiëntere steun voor duurzame visserij in
de partnerlanden
De financiële steun van de EU voor het sectorale
beleid van de derde landen moet zichtbaar worden in concrete en meetbare
voordelen voor de partnerlanden, onder meer op het gebied van duurzame lokale
visserij. De steun moet tot doel hebben de administratieve en wetenschappelijke
capaciteit van de derde landen te ondersteunen en moet met name gericht zijn op
het toezicht, de controle en de bewaking, inclusief de bestrijding van de IOO‑visserij.
Een ander prioritair doel van de steun die de EU in het kader van de
duurzamevisserijovereenkomsten aan de partnerlanden verleent, moet erin bestaan
het wetenschappelijk advies en de capaciteitsopbouw te verbeteren. Tegelijkertijd moet de sectorale steun
doeltreffender en gerichter worden en moet de steun periodiek worden
beoordeeld. De partnerlanden moet een resultaatgarantie worden gevraagd en de
conditionaliteit moet worden versterkt in de zin dat geen betaling wordt gedaan
indien het betrokken land het vooropgestelde resultaat niet levert. Met het oog
op het toezicht op de financiële steun die in het kader van alle
visserijovereenkomsten aan de sector wordt verleend, zal de Commissie algemene
richtsnoeren ontwikkelen die dan aan de specifieke overeenkomsten kunnen worden
aangepast. De Commissie zal er voorts naar streven de
toegevoegde waarde die de sectorale steun heeft voor de duurzame ontwikkeling
van de visserijsector van de partnerlanden, te vergroten door beter rekening te
houden met de algemene strategieën en prioriteiten die de partnerlanden hebben
vastgesteld. ACTIES De Commissie zal: · voorstellen om in alle gevallen de sectorale steunbetalingen los te koppelen van de betaling van rechten voor toegang tot de visserij, en zal de sectorale steun vaststellen in het licht van de behoeften en de absorptiecapaciteit van de partnerlanden; · streven naar een grotere conditionaliteit voor het sectorale deel, teneinde de betalingen afhankelijk te maken van de vooruitgang bij de tenuitvoerlegging van de sectorale steun; · ondersteuning verlenen voor de inspanningen van de partnerlanden om de gegevensverzameling en de verstrekking van accuraat wetenschappelijk advies te verbeteren.
4.
Samenhang met andere beleidsgebieden van de EU
Om de in deze mededeling toegelichte
doelstellingen te bereiken, moet de EU haar stem in verschillende mondiale fora
luider doen klinken door te zorgen voor een betere synergie tussen haar acties
en beleidsgebieden op het gebied van internationaal visserijbestuur en de
beleidsgebieden ontwikkeling, handel, milieu, onderzoek en innovatie, extern
beleid en andere. Deze synergie zal onder meer worden verwezenlijkt met
inachtneming van de volgende richtlijnen: –
coördinatie van het visserij‑ en het
ontwikkelingsbeleid moet ervoor zorgen dat de aspiraties van de ontwikkelingslanden
op het gebied van de opbouw van hun eigen visserijsector worden erkend, met
dien verstande dat deze landen zich tegelijkertijd bewuster moeten worden van
hun bestuurstaken op het vlak van duurzame visserij; –
er moet een synergie tot stand worden gebracht
tussen de toekomstige visserijovereenkomsten en het ontwikkelingsbeleid en de
daarmee samenhangende beleidsinstrumenten, met name het Europees
Ontwikkelingsfonds (EOF) en andere beleidsgebieden, zoals onderzoek en
innovatie; –
de EU zal in het kader van haar externe optreden in
het algemeen, en haar overkoepelende partnerschaps‑ en
samenwerkingsstrategieën in het bijzonder, steun blijven verlenen voor
visserijgerelateerde strategieën en programma's op het gebied van, onder meer,
maritieme beveiliging en de bestrijding van piraterij; –
als belangrijke importeur van visserijproducten
voorkomt de EU reeds dat IOO‑producten op haar markten terechtkomen. De
EU kan er ook met haar handelsbeleid toe bijdragen dat wereldwijd duurzaam
wordt gevist, namelijk door in het kader van preferentiële
handelsovereenkomsten de naleving van de internationale verdragen en
overeenkomsten op het gebied van visserijbestuur te stimuleren; –
de coherentie tussen de doelstellingen op het
gebied van milieu en visserij zal worden gegarandeerd door de beleidslijnen die
in het kader van internationale milieuorganisaties en ‑verdragen worden
ontwikkeld, consequent te integreren in de instandhoudings‑ en
beheersbesluiten van de ROVB's. ACTIES De Commissie zal: · op oceaan‑ en zeegebieden gebaseerde regionale strategieën voor duurzame visserij ontwikkelen en ten uitvoer leggen, onder meer in de Stille en de Indische Oceaan en in de Middellandse Zee; · uiterlijk eind 2011 een voorstel voor een wetskader, met inbegrip van handelsgerelateerde maatregelen, vaststellen om de duurzaamheid van de visserijhulpbronnen te garanderen. BIJLAGE I Regionale organisaties voor
visserijbeheer BIJLAGE II Bilaterale
visserijovereenkomsten soort overeenkomst || Partnerland || protocol van kracht tot || Jaarlijkse financiële tegenprestatie van de EU Overeenkomst inzake meerdere soorten ("gemengde overeenkomst") || Groenland || 31 december 2012 || 14 307 244 € Guinee Bissau || 15 juni 2011 || 7 500 000 € Mauritanië || 31 juli 2012 || Van 86 000 000 € (1ste jaar) tot 70 000 000 € (4de jaar) Marokko || 27 februari 2012 || 36 100 000 € Tonijnovereenkomsten – West‑Afrika || Kaapverdië || 31 augustus 2011 || 385 000 € Gabon || 2 december 2011 || 860 000 € Ivoorkust || 30 juni 2013 || 595 000 € São Tomé en Principe || Eind 2013 || 682 500 € Tonijnovereenkomsten – Indische Oceaan || Comoren || 31 december 2013 || 615 250 € Madagaskar || 31 december 2012 || 1 197 000 € Mozambique || 31 december 2011 || 900 000 € Seychellen || 17 januari 2014 || 5 600 000 € Tonijnovereenkomsten – Stille Oceaan || Kiribati || 15 september 2012 || 478 400 € Micronesië || 25 februari 2010 (nieuw 5-jarig protocol momenteel in ratificatieproces) || 559 000 € Salomonseilanden || 8 oktober 2012 || 400 000 € Slapende overeenkomsten || || || Gambia || Geen protocol van kracht || Guinee || Geen protocol van kracht || Equatoriaal‑Guinea || Geen protocol van kracht || Mauritius || Geen protocol van kracht || Senegal || Geen protocol van kracht || [1] The State of World Fisheries and Aquaculture 2010, FAO,
Rome 2010, blz. 35. Geschat werd dat van de mariene bestanden die onder
toezicht van de FAO staan, meer dan de helft (53 %) volledig wordt
geëxploiteerd, 28 % wordt overgeëxploiteerd, 3 % uitgeput is en
1 % van uitputting herstelt. 3 % zou volgens de schatting
ondergeëxploiteerd worden en 12 % gemiddeld geëxploiteerd. [2] De
richtsnoeren voor de externe dimensie van het geïntegreerd maritieme beleid
zijn vastgesteld in de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement,
de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's
- Ontwikkeling van de internationale dimensie van het geïntegreerd maritiem
beleid van de Europese Unie (COM(2009) 536 definitief). [3] MSY is de grootst mogelijke opbrengst (of vangst) van
een bestand gedurende een onbeperkte periode. MSY is een fundamenteel element
in het concept "duurzame oogst" en houdt in dat de omvang van de
populatie op het maximale groeiniveau wordt gehouden door de individuen te
oogsten die normaliter aan de populatie zouden worden toegevoegd. Op die manier
krijgt de populatie de kans om gedurende onbeperkte tijd productief te blijven. [4] Samen met
de EU nemen deze landen twee derde van de wereldmarkt voor visserijproducten
voor hun rekening; zie The State of World Fisheries and Aquaculture 2010, FAO,
Rome 2010. [5] Verordening
(EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de
totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en
ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot
wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr.
601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr.
1447/1999. [6] UNCLOS,
1982, ook bekend als het Verdrag van Montego Bay. [7] Overeenkomst
voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde
Naties inzake het recht van de zee die betrekking hebben op de instandhouding
en het beheer van de grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende
visbestanden, 1995, ook bekend als de Overeenkomst van New York. [8] "Reëel
belang": kan voortvloeien uit de visserij op volle zee, uit het feit dat
een land een kuststaat is met een EEZ in het bevoegdheidsgebied van een ROVB,
of uit een significante invoer van visserijproducten die in een door een ROVB
beheerd gebied zijn gevangen. [9] COM(1999)
613 definitief van 8.12.1999. [10] The State of World Fisheries and Aquaculture 2010, FAO,
Rome 2010, blz. 35. Geschat werd dat van de mariene bestanden die onder
toezicht van de FAO staan, meer dan de helft (53 %) volledig wordt
geëxploiteerd, 28 % wordt overgeëxploiteerd, 3 % uitgeput is en
1 % van uitputting herstelt. 3 % zou volgens de schatting
ondergeëxploiteerd worden en 12 % gemiddeld geëxploiteerd. Van de
bestanden tonijn en tonijnachtigen waarover exploitatiegegevens bekend zijn,
wordt mogelijk tot 60 % volledig geëxploiteerd, wordt tot 35 %
ingedeeld als overgeëxploiteerd of uitgeput en worden kennelijk slechts enkele
bestanden ondergeëxploiteerd (vooral gestreepte tonijn). [11] Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de
visbestanden van de volle zee in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan,
artikelen 16 en 17. [12] De tragedie van de meent is een dilemma dat voortkomt uit
een situatie waarin meerdere individuen die onafhankelijk van elkaar optreden
en rationeel hun eigen belang nastreven, uiteindelijk roofbouw plegen op een
gedeeld goed dat beperkt aanwezig is, zelfs wanneer duidelijk is dat dit op
lange termijn in niemands belang is. [13] Het aandeel van de toegelaten vangst dat de kuststaat zelf
niet kan of wil exploiteren; zie artikel 62, lid 2, van het VN‑Verdrag
inzake het recht van de zee. [14] Zie
bijlage 2 voor een overzicht van de bestaande bilaterale visserijovereenkomsten
van de EU en de voornaamste kenmerken daarvan. Bilaterale
visserijovereenkomsten worden pas volledig operationeel wanneer zij geflankeerd
gaan van een protocol waarin de vangstmogelijkheden en de financiële vergoeding
worden gespecificeerd. Overeenkomsten die niet geflankeerd gaan van een van
kracht zijnd protocol of die zich nog in het ratificatieproces bevinden, worden
"slapende" overeenkomsten genoemd. [15] Zie de samenvatting van de raadpleging over de hervorming
van het gemeenschappelijk visserijbeleid, SEC(2010) 428 final van
16.4.2010 (niet beschikbaar in het Nederlands). [16] De bestaande visserijpartnerschapsovereenkomsten kunnen
worden opgesplitst in overeenkomsten die a) uitsluitend betrekking hebben op
tonijn en over grote afstanden trekkende soorten
("tonijnovereenkomsten") en b) ook betrekking hebben op andere
soorten ("gemengde overeenkomsten"). Vanwege de bevoegdheid van
ROVB's voor tonijnbestanden, is de wetenschappelijke informatie over
tonijnbestanden doorgaans beter dan die over andere soorten. [17] Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29
september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van
communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang
van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren, en houdende
wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 1627/94 en houdende
intrekking van Verordening (EG) nr. 3317/94. [18] De Overeenkomst van Cotonou is de meest omvattende
partnerschapsovereenkomst tussen ontwikkelingslanden en de EU. Sinds 2000 vormt
deze overeenkomst het kader voor de betrekkingen van de EU met 79 landen in
Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS).