EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008AE1213

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie (2009) COM(2008) 159 final — 2008/0064 (COD)

PB C 27 van 3.2.2009, p. 119–122 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

3.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 27/119


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie (2009)

COM(2008) 159 final — 2008/0064 (COD)

(2009/C 27/25)

De Raad heeft op 7 april 2008 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over het

Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Jaar van de creativiteit en innovatie (2009).

Op 21 april 2008 heeft het bureau van het Europees Economisch en Sociaal Comité besloten de afdeling Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden te belasten.

Gezien de urgentie van de werkzaamheden heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité tijdens zijn op 9 en 10 juli 2008 gehouden 446e zitting (vergadering van 9 juli) de heer Rodríguez García-Caro als rapporteur aangewezen en vervolgens onderstaand advies met 108 stemmen vóór, bij 5 onthoudingen goedgekeurd.

1.   Conclusies

1.1

Het EESC is absoluut voorstander van alle maatregelen om creativiteit en innovatie bij de burgers van de Europese Unie te stimuleren en is dan ook ingenomen met het initiatief om een Europees Jaar in te stellen waarmee beoogd wordt creativiteit te bevorderen door middel van levenslang leren als drijvende kracht achter innovatie. Het EESC heeft zich al herhaaldelijk uitgesproken over het belang van de bevordering van innovatie in het kader van de verwezenlijking van de doelstellingen van de Lissabonstrategie (1). Het gaat akkoord met het kader waarbinnen het Europees Jaar van creativiteit en innovatie wordt geplaatst, maar is van mening dat het hem voorgelegde beschikkingsvoorstel niet het beste middel is om het gestelde doel te bereiken. Hieronder zal het uitleggen waarom het er zo over denkt.

1.2

Bij de organisatie van andere Europese Jaren was er sprake van een bredere tijdspanne, in die zin dat een voorstel voor een Europees Jaar twee jaar voordat dit van start ging, werd ingediend. In onderhavig geval zitten er tussen de goedkeuring van het Commissievoorstel en het begin van het Europees Jaar slechts zeven maanden. In die korte periode moeten het Europees Parlement en de Raad het voorstel goedkeuren en moeten de Commissie en de lidstaten de desbetreffende activiteiten organiseren en op elkaar afstemmen. Dit overhaaste tijdschema brengt volgens het EESC risico's met zich mee voor het verloop van het Europees Jaar van creativiteit en innovatie, dat een voorbereiding verdient die meer in overeenstemming is met het belang dat hieraan wordt en ook moet worden toegekend.

1.3

Het beschikkingsvoorstel is allesbehalve concreet op twee gebieden die naar het oordeel van het EESC van groot belang zijn en die in de tekst van het voorstel toegelicht en geconcretiseerd moeten worden. Het gaat hierbij om de financiering van het Europees Jaar en om de verwijzing naar de noodzaak dat ook programma's en beleidsgebieden van de EU die niet onder „levenslang leren” vallen, dit Europees Jaar ondersteunen of eraan deelnemen.

1.3.1

De Commissie acht het niet nodig om voor de financiering van dit Europees Jaar een aparte begrotingslijn te creëren. Het EESC kan zich erin vinden dat gebruik wordt gemaakt van de begrotingsmogelijkheden van het programma Levenslang leren, dat specifieke doelstellingen inzake innovatiebevordering bevat. In het voorstel wordt echter geen enkel bedrag voor dit Europees Jaar genoemd; er wordt slechts in aangegeven dat de middelen uit het genoemde programma Levenslang leren moeten komen en dat de maatregelen gecofinancierd zullen worden uit andere programma's, die zelfs niet bij name worden genoemd. Gelet op hetgeen in het beschikkingsvoorstel uiteen wordt gezet, vindt het EESC dat de verwachte kosten die met dit Europees Jaar gepaard zullen gaan, moeten worden becijferd. Het acht het dan ook dienstig om in het voorstel een kostenraming op te nemen.

1.3.2

Het gebrek aan concrete uitspraken in het voorstel is nog groter waar het gaat om de financiële ondersteuning door andere programma's en beleidsterreinen. Bevordering van innovatie wordt genoemd in de specifieke doelstellingen van andere programma's, zoals het Programma voor ondernemerschap en innovatie en het Programma ter ondersteuning van communicatie- en informatietechnologie, die beide deel uitmaken van het kaderprogramma Concurrentievermogen en innovatie. Hieruit zou kunnen worden opgemaakt dat de maatregelen van het Europees Jaar uit dit soort programma's zullen worden gecofinancierd. Het EESC acht het in dit verband zaak dat in het voorstel concreet wordt aangegeven uit welke programma's het Europees Jaar in welke mate zal worden bekostigd en hoe het optreden van de verschillende meebetalende programma's (die door verschillende DG's van de Commissie worden beheerd) zal worden gecoördineerd.

1.4

Gezien de hierboven samengevatte argumenten, waarop in het vervolg van dit advies dieper zal worden ingegaan, wordt de Commissie verzocht om haar voorstel in het licht van de opmerkingen van het EESC te herzien. Ook verzoekt het EESC het Europees Parlement en de Raad om deze opmerkingen in aanmerking te nemen en het voorstel op de punten die niet concreet genoeg zijn, te wijzigen.

2.   Inleiding

2.1

In de conclusies van de buitengewone Europese Raad van Lissabon (maart 2000) wordt gewezen op de noodzaak om te beschikken over een Europees referentiekader waarin wordt bepaald welke nieuwe basisvaardigheden via permanente educatie moeten worden verschaft, waarbij wordt onderstreept dat het menselijk kapitaal Europa's hoogste goed is. Tevens wordt erin benadrukt dat de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels moeten worden aangepast aan de behoeften van de kennismaatschappij en de noodzaak van méér en betere banen.

2.2

Deze basisvaardigheden of -competenties die essentieel zijn voor permanente educatie, zijn in de Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 (2) in kaart gebracht en benoemd en kunnen beschouwd worden als een cruciale factor voor innovatie, productiviteit en concurrentievermogen; zij zijn in een kennismaatschappij onmisbaar. Over het voorstel voor deze aanbeveling heeft het EESC destijds advies uitgebracht (3).

2.3

In de conclusies van de Europese Raad van Brussel van 8 en 9 maart 2007 wordt de lidstaten en de EU-instellingen verzocht maatregelen te nemen om betere randvoorwaarden te scheppen voor innovatie en voor meer investeringen in onderzoek en ontwikkeling. In het hoofdstuk over de versterking van innovatie, onderzoek en onderwijs erkent de Raad dat de lidstaten vastbesloten zijn om de randvoorwaarden voor innovatie, zoals concurrerende markten, te verbeteren en extra middelen uit te trekken voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie. De Europese Raad verzoekt de Commissie en de lidstaten dan ook om vaart te zetten achter de uitvoering van de beleidsstrategie voor innovatie, in het besef dat onderwijs en opleiding randvoorwaarden zijn voor een goed werkende „kennisdriehoek” (onderwijs- onderzoek-innovatie).

2.4

Een Europees Jaar van creativiteit en innovatie is een goed middel om bij te dragen tot de meningsvorming over de uitdagingen waar Europa voor staat. De burgers kunnen aldus doordrongen worden van het belang van creativiteit en innovatievermogen voor hun verdere persoonlijke ontplooiing en voor de toename van het collectieve welzijn.

3.   Samenvatting van het voorstel

3.1

In het voorstel voor een beschikking wordt 2009 uitgeroepen tot Europees Jaar van creativiteit en innovatie, met als algemeen doel de lidstaten te ondersteunen bij het bevorderen van creativiteit, door middel van levenslang leren, als drijvende kracht achter innovatie en als doorslaggevende factor voor de ontwikkeling van de persoonlijke, maatschappelijke, ondernemers- en beroepsvaardigheden van de individuen in de samenleving. Naast deze algemene doelstelling worden dertien factoren genoemd die naar verluidt tot het bevorderen van de creativiteit en het innovatievermogen kunnen bijdragen.

3.2

Om de genoemde doelstellingen te bereiken, worden verscheidene maatregelen voorgesteld, zoals het organiseren van conferenties en het ontplooien van initiatieven om mensen bewuster te maken van creativiteit en innovatievermogen, het voeren van voorlichtingscampagnes om de hoofdboodschap te verspreiden, het inventariseren en onder de aandacht brengen van goede praktijken en het opstellen van studies op nationaal of EU-niveau.

3.3

In elke lidstaat wordt een nationale coördinator aangesteld die voor de organisatie van de deelname aan het Europees Jaar verantwoordelijk is. De desbetreffende activiteiten worden op Europees niveau gecoördineerd tijdens vergaderingen van de nationale coördinatoren die door de Commissie worden belegd.

3.4

Tot slot wordt in het voorstel bepaald dat de financiële middelen afkomstig zijn uit het programma Levenslang leren, met dien verstande dat programma's op andere gebieden, zoals ondernemingen, cohesie, onderzoek en de informatiemaatschappij, voor ondersteuning en cofinanciering kunnen zorgen.

4.   Algemene opmerkingen over het voorstel

4.1

Het EESC stemt volledig in met alle maatregelen om creativiteit en innovatie bij de burgers van de Europese Unie te stimuleren. Volgens het EESC „dient innovatie vooral te berusten op een brede onderwijs- en opleidingsbasis, overeenkomstig de criteria voor levenslang leren”, zo stelde het in zijn initiatiefadvies over het thema „Innovatie: impact op industriële reconversie en de rol van de EIB” (4). In aansluiting op dit standpunt is het EESC dan ook absoluut voorstander van het gebruik van instrumenten die de creativiteit en het innovatievermogen kunnen helpen bevorderen, al wil het in het onderstaande wel een aantal opmerkingen plaatsen ten aanzien van het voorstel dat hem is voorgelegd.

4.2

Het EESC is ingenomen met het initiatief om een Europees Jaar in te stellen waarmee beoogd wordt creativiteit onder de Europese burgers te bevorderen door middel van levenslang leren als drijvende kracht achter innovatie. Al vaker heeft het EESC zich uitgesproken over het belang van de bevordering van innovatie in het kader van de verwezenlijking van de doelstellingen van de Lissabonstrategie. In dit verband wordt in het rapport-Aho (5) betoogd dat het promoten van een innovatiecultuur noodzakelijk is om de uitdagingen aan te pakken waarmee Europa op sociaal en productiviteitsgebied wordt geconfronteerd.

Het EESC gaat akkoord met het kader waarbinnen het Europees Jaar wordt geplaatst, maar is van mening dat het hem voorgelegde beschikkingsvoorstel zowel om inhoudelijke redenen als omwille van de vorm waarin het opstellen en goedkeuren van het voorstel is gegoten, niet het beste middel is om het gestelde doel te bereiken.

4.3

Het voor dit initiatief gekozen uitgangspunt is volgens het EESC niet het meest geschikt voor dit soort activiteiten. In paragraaf 3 van de toelichting bij het voorstel voor een beschikking („Raadpleging van belanghebbende partijen”) is te lezen dat vooraf informeel is gediscussieerd met leden van het Europees Parlement en met de lidstaten. Aldus is bij de voorbereiding van het voorstel een top-downbenadering gehanteerd: van de instellingen naar de burgers.

Met zo'n van bovenaf opgelegde aanpak, die erop neerkomt dat maatschappelijke organisaties en individuele burgers geen inspraak hebben gehad in de planning en voorbereiding van het Europees Jaar, is er volgens het EESC een grotere kans dat dit Europees Jaar aan de burgers voorbijgaat dan wanneer er sprake was geweest van actieve deelname van degenen die uiteindelijk nodig zijn om een dergelijk initiatief te doen slagen.

In dit verband wil het EESC herhalen wat het heeft opgemerkt over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de uitvoering, de resultaten en de algehele beoordeling van het Europees Jaar van personen met een handicap 2003 (6). In zijn desbetreffende advies (7) stelde het EESC voor dat de Europese instellingen bij de voorbereiding van dergelijke initiatieven in de toekomst de voorkeur geven aan een bottom-upbenadering. Het EESC wijst er hier nogmaals op dat bij de voorbereiding van een Europees Jaar steeds van deze werkwijze zou moeten worden uitgegaan.

4.4

Het is de bedoeling dat het Europees Jaar van creativiteit en innovatie op 1 januari 2009 van start gaat. Gelet op de termijnen die nodig zijn voor de goedkeuring van het voorstel door het Europees Parlement en de Raad in eerste lezing, vindt het EESC dat het tijdschema voor het opstellen en goedkeuren van het voorstel zeer overhaast is. Bij voorgaande gelegenheden heeft het EESC zijn advies een jaar voordat het Europees Jaar begon uitgebracht (8), wat op een vooruitziende planning van de Commissie duidt. Voor een goed voorbeeld van een dergelijke vooruitziende planning hoeft men maar te verwijzen naar de goedkeuring tijdens de zitting van mei 2008 van het EESC-advies (9) over het Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010) (10).

Het is wellicht verstandiger om dit initiatief uit te stellen en 2009 niet tot een Europees Jaar uit te roepen dan om overhaast de goedkeuring te forceren van een beschikking waarvan de doelstellingen, bij gebrek aan voldoende tijd om de maatregelen voor te bereiden, niet kunnen worden verwezenlijkt.

4.5

Volgens paragraaf 3.2 van de toelichting bij het voorstel zal het Europees Jaar van creativiteit en innovatie naar verwachting minstens evenveel effect hebben als eerdere initiatieven, zoals het Europees Jaar van levenslang leren en het Europees Jaar van opvoeding door sport. De voorgestelde beschikking bevat echter geen enkele bepaling of opmerking over de beoordeling van de resultaten van de genomen maatregelen. Hieruit kan worden opgemaakt dat de effectbeoordeling ofwel op empirische wijze zal plaatsvinden ofwel via indirecte indicatoren van het programma Levenslang leren of andere programma's die raakvlakken met dit initiatief kunnen hebben.

4.6

Volgens paragraaf 5 van de toelichting bij het voorstel zal de flexibiliteit om prioriteiten te stellen op een- of meerjarige basis in het programma Levenslang leren en andere bestaande programma's een afdoende financiële marge verschaffen om geen specifieke middelen voor het Europees Jaar te hoeven vrijmaken. Het EESC is het hiermee eens. Bevordering van innovatie valt inderdaad onder de specifieke doelstellingen van het programma Levenslang leren en ook van andere programma's, zoals het Programma voor ondernemerschap en innovatie en het Programma ter ondersteuning van communicatie- en informatietechnologie, die beide deel uitmaken van het kaderprogramma Concurrentievermogen en innovatie. Daarom is het EESC van mening — ook al wordt in het voorstel niet expliciet naar dit kaderprogramma verwezen — dat dit initiatief invulling kan worden gegeven aan de hand van reeds bestaande programma's en budgetten.

5.   Specifieke opmerkingen

5.1

Het specifieke doel van het voorstel, aldus artikel 2, is het benadrukken van een aantal factoren die tot de bevordering van creativiteit en innovatievermogen kunnen bijdragen. Deze factoren worden opgesomd in dertien afzonderlijke punten die diverse aspecten van deze thematiek bestrijken.

Deze doelstellingen en/of factoren zouden wat meer geconcretiseerd moeten worden om de te nemen maatregelen te richten op een aantal essentiële aspecten in verband met creativiteit en innovatie als speerpunten van het initiatief, de burgers en vooral jongeren als doelgroep, en onderwijsinstellingen, sociaaleconomische en ondernemersorganisaties als actiekanalen.

5.2

Een Europees Jaar dat gewijd is aan creativiteit en innovatie zou innovatieve maatregelen moeten omvatten om de gestelde doelen te bereiken. De in artikel 3 genoemde maatregelen, hoe passend zij in hun geheel ook zijn, worden in iedere bewustwordings- of promotiecampagne om zaken onder de aandacht te brengen gebruikt. Het zou uitermate instructief zijn, vooral voor jongeren, als er onder de maatregelen in dit artikel ook innovatieve maatregelen werden opgenomen om de doelstellingen van het voorstel te realiseren. Zo zou er een ideeënwedstrijd kunnen worden uitgeschreven om een instrument te vinden waarmee de bevordering van creativiteit en innovatievermogen in heel Europa een duurzaam gezicht krijgt. Of er zou jaarlijks of om de twee jaar een Europese prijs kunnen worden uitgereikt om werkelijk vernieuwende ideeën en creatief vermogen van onze jongste burgers, op allerlei uiteenlopende terreinen, te belonen en kansen te bieden.

5.3

Het EESC pleit ervoor dat het voor het welslagen van het initiatief zo belangrijke aspect van de financiering in artikel 6 van het voorstel concreter wordt verwoord, waarmee overigens geen afbreuk wordt gedaan aan hetgeen hierboven in de algemene opmerkingen is gezegd over de cofinanciering van het Europees Jaar via het programma Levenslang leren en het kaderprogramma Concurrentievermogen en innovatie.

5.3.1

De beschikking zou op zijn minst een kostenraming moeten bevatten. Er zou ofwel een concreet bedrag kunnen worden genoemd dat ten laste komt van de begroting voor 2009 en de jaren daarna van de programma's die het Europees Jaar cofinancieren, ofwel een maximumpercentage kunnen worden genoemd van de uitgaven uit hoofde van deze programma's in de relevante begrotingsjaren. Elk van deze oplossingen zou hoe dan ook beter zijn dan de situatie waarbij de kosten van het initiatief in duisternis gehuld blijven.

5.3.2

Het begin van artikel 6 van het voorstel luidt als volgt: „Onverminderd de steun die aan het Jaar kan worden verleend door programma's en beleid op andere gebieden zoals ondernemingen, cohesie, onderzoek en de informatiemaatschappij …”. Dit zinsdeel is volgens het EESC onduidelijk geformuleerd, omdat in het midden wordt gelaten hoe andere DG's van de Commissie en andere programma's dan Onderwijs en cultuur en het programma Levenslang leren aan het Europees Jaar meedoen en meebetalen. Bijgevolg zou dit artikel zodanig gewijzigd moeten worden dat duidelijk wordt uit welke programma's het Europees Jaar in welke mate zal worden bekostigd en hoe het optreden van de verschillende meebetalende programma's (die door verschillende DG's van de Commissie worden beheerd) zal worden gecoördineerd.

5.4

Last but not least zou in het voorstel moeten worden verwezen naar de beoordeling van de resultaten en van de reikwijdte van het Europees Jaar. Het is belangrijk dat de genomen maatregelen en de effecten daarvan aan het eind van het Europees Jaar worden geëvalueerd, zodat er lessen worden getrokken die bij de voorbereiding van andere Europese Jaren van pas kunnen komen, en kan worden ingeschat wat er is bereikt en of de geleverde inspanningen succes hebben gehad.

Brussel, 9 juli 2008

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

D. DIMITRIADIS


(1)  EESC-advies van 13.12.2006 over het thema „Europa's onderzoeks-, ontwikkelings- en innovatiepotentieel benutten en versterken”, rapporteur: dhr. Wolf (PB C 325 van 30.12.2006).

EESC-advies van 14.12.2005 over het „Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie”, rapporteur: dhr. Welschke, corapporteur: mevr. Fusco (PB C 65 van 17.3.2006).

EESC-advies van 12.7.2007 over het thema „Investeren in kennis en innovatie (Lissabonstrategie)”, rapporteur: dhr. Wolf (PB C 256 van 27.10.2007).

(2)  PB L 394 van 30.12.2006.

(3)  EESC-advies van 18.5.2006 over het „Voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad inzake kerncompetenties voor levenslang leren”, rapporteur: mevr. Herczog (PB C 195 van 18.8.2006).

(4)  EESC-advies van 11.7.2007 over het thema „Innovatie: impact op industriële reconversie en de rol van de EIB”, rapporteur: dhr. Tóth, corapporteur: dhr. Calvet Chambón (PB C 256 van 27.10.2007).

(5)  „Creating an innovative Europe” EUR 22005 ISBN 92-79-00964-8.

(6)  COM(2005) 486 final.

(7)  EESC-advies van 14.2.2006 over de „Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de uitvoering, de resultaten en de algehele beoordeling van het Europees Jaar van personen met een handicap 2003”, paragraaf 1.2, rapporteur: mevr. Anca (PB C 88 van 11.4.2006).

(8)  EESC-advies van 8.12.1999 over het „Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Jaar van de talen 2001”, algemeen rapporteur: dhr. Rupp (PB C 51 van 23.2.2000).

EESC-advies van 24.4.2002 over het „Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het Europees Jaar van opvoeding door sport 2004”, rapporteur: dhr. Koryfídis (PB C 149 van 21.6.2002).

EESC-advies van 14.12.2005 over het „Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen (2007) — Voor een rechtvaardige samenleving”, rapporteur: mevr. Herczog (PB C 65 van 17.3.2006).

EESC-advies van 20.4.2006 over het „Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees jaar van de interculturele dialoog (2008)”, rapporteur: mevr. Cser (PB C 185 van 8.8.2006).

(9)  EESC-advies van 29.5.2008 over het „Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010)”, rapporteur: dhr. Pater; corapporteur: mevr. Koller (PB C 224 van 30.8.2008, blz. 106).

(10)  COM(2007) 797 final.


Top