Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006XC0518(02)

    Inleiding van een antidumpingprocedure betreffende camerasystemen uit Japan en van een tussentijds onderzoek naar het antidumpingrecht op televisiecamerasystemen uit Japan

    PB C 117 van 18.5.2006, p. 8–12 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    18.5.2006   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 117/8


    Inleiding van een antidumpingprocedure betreffende camerasystemen uit Japan en van een tussentijds onderzoek naar het antidumpingrecht op televisiecamerasystemen uit Japan

    (2006/C 117/03)

    De Commissie heeft een klacht ontvangen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen de invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap („de basisverordening”) (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (2) volgens welke producenten in de EU aanmerkelijke schade lijden door de invoer met dumping van bepaalde camerasystemen uit Japan.

    1.   Indiener van de klacht

    De klacht werd op 4 april 2006 ingediend door Grass Valley Nederland BV namens producenten die goed zijn voor een groot deel, namelijk meer dan 25 %, van de productie van de hier bedoelde camerasystemen in de EU.

    2.   Product

    De klacht heeft betrekking op camerasystemen uit Japan bestaande uit:

    a)

    een camerakop:

    i)

    met geïntegreerde zoeker, zoekeraansluiting of zoekerfunctie,

    ii)

    met geïntegreerd optisch blok, frontmodule of gelijkaardige inrichting (zie onderstaande beschrijving), dan wel met een aansluiting of aansluitingsmogelijkheid daarvoor,

    iii)

    in dezelfde behuizing als de camera-adapter of in een afzonderlijke behuizing;

    b)

    een camera-adapter die al dan niet deel uitmaakt van de camerakop;

    c)

    een optisch blok, frontmodule of soortgelijke inrichting met een of meer beeldsensoren met een effectieve diagonaal van het lichtgevoelige scanoppervlak van tenminste 6 mm, al dan niet geïntegreerd in de camerakop;

    d)

    een zoeker, al dan niet geïntegreerd in de camerakop;

    e)

    een basisstation of camerabesturingseenheid („CCU” of camera control unit) die door middel van een kabel of anderszins, bijvoorbeeld door een draadloze verbinding, met de camera is verbonden;

    f)

    een bedieningspaneel („OCP” of operational control panel) of soortgelijke inrichting voor het bedienen van afzonderlijke camera's (met name voor kleurinstelling, lensopening of diafragma);

    g)

    een centraal regelpaneel ('MCP' of master control panel) of centrale regeleenheid („MSU” of master set-up unit) voor het overzicht en de afstandsbediening van verschillende camera's;

    h)

    een adapter zoals een „large lens adapter” of „superXpander” die het mogelijk maakt boxtype lenzen op draagbare camera's te gebruiken,

    die hetzij als een geheel of afzonderlijk worden ingevoerd.

    De camerasystemen behoeven niet noodzakelijkerwijs uit alle bovengenoemde onderdelen te bestaan.

    De hierboven genoemde verschillende onderdelen (behalve de camerakop) van een camerasysteem kunnen niet afzonderlijk functioneren en kunnen niet voor andere camerasystemen dan die van een bepaalde producent worden gebruikt.

    Lenzen en recorders die niet in dezelfde behuizing zijn opgenomen als de camerakop vallen niet onder de productomschrijving.

    Het betrokken product kan worden gebruikt voor omroep en nieuwsgaring, het digitaal opnemen van films en voor andere professionele doeleinden, zoals onder meer voor het maken van materiaal voor onderwijs, amusement, reclame en van documentair videomateriaal, zowel voor interne als externe distributie.

    Het betrokken product wordt doorgaans aangegeven onder de GN-codes ex 8525 30 90, ex 8525 40 91, ex 8528 21 14, ex 8528 21 16, ex 8528 21 90, ex 8528 22 00, ex 8529 90 81, ex 8529 90 95, ex 8537 10 91, ex 8537 10 99, ex 8543 89 97 of ex 9002 90 00. De GN-codes zijn slechts ter informatie vermeld.

    3.   Dumping

    De klacht dat het betrokken product met dumping uit Japan wordt ingevoerd, is gebaseerd op een vergelijking van de normale waarde (de prijzen op de binnenlandse markt van Japan) met de prijzen bij uitvoer naar de EU.

    De aldus berekende dumpingmarge is aanzienlijk.

    4.   Schade

    De indiener van de klacht heeft bewijsmateriaal voorgelegd waaruit blijkt dat de invoer van het betrokken product uit Japan, zowel absoluut als in termen van marktaandeel, aanzienlijk is gestegen.

    De hoeveelheden waarin en de prijzen waartegen het betrokken product uit Japan wordt ingevoerd hebben onder meer een ongunstige invloed gehad op het marktaandeel, het verkoopvolume en de prijzen van de EU-producenten, waardoor de bedrijfsresultaten en de financiële situatie van deze producenten aanzienlijk zijn verslechterd.

    5.   Procedure

    De Commissie heeft na overleg in het Raadgevend Comité vastgesteld dat de klacht door of namens de EU-producenten is ingediend en dat er voldoende bewijsmateriaal is om een procedure in te leiden. Zij opent derhalve een onderzoek overeenkomstig artikel 5 van de basisverordening.

    5.1.   Procedure voor het vaststellen van dumping en schade

    Bij het onderzoek zal worden vastgesteld of het betrokken product uit Japan met dumping wordt ingevoerd en of hierdoor schade is ontstaan.

    a)   Steekproeven

    Daar kennelijk een groot aantal bedrijven bij deze procedure is betrokken, kan de Commissie, overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening, van een steekproef gebruik maken.

    i)   Steekproef van producenten/exporteurs in Japan

    Om te kunnen beoordelen of het noodzakelijk is van een steekproef gebruik te maken en, indien dit het geval is, deze te kunnen samenstellen, verzoekt de Commissie alle betrokken producenten/exporteurs in Japan, of hun vertegenwoordigers, binnen de onder punt 6 b) i) vermelde termijn en op de onder punt 7 beschreven wijze contact met haar op te nemen en haar de volgende gegevens over hun bedrijf of bedrijven te verstrekken:

    naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer en naam van een contactpersoon;

    de hoeveelheid (stuks) van het betrokken product die in de periode van 1 april 2005 tot en met 31 maart 2006 naar de EU werd uitgevoerd en de waarde van die export in plaatselijke valuta;

    de hoeveelheid (stuks) van het betrokken product die in de periode van 1 april 2005 tot en met 31 maart 2006 op de binnenlandse markt is verkocht en de waarde van die verkoop in plaatselijke valuta;

    of om de vaststelling van een individuele dumpingmarge (3) zal worden verzocht (alleen producenten kunnen hierom verzoeken);

    een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van het bedrijf met betrekking tot de productie van het betrokken product;

    de namen en een nauwkeurige omschrijving van de activiteiten van alle verbonden bedrijven (4) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop (in binnen- en buitenland) van het betrokken product;

    alle andere gegevens die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kunnen zijn;

    door het verstrekken van de hierboven gevraagde informatie, geeft het bedrijf te kennen bereid te zijn in de steekproef te worden opgenomen. Indien het bedrijf in de steekproef wordt opgenomen, betekent dit dat het een vragenlijst moet beantwoorden en dat de antwoorden ter plaatse zullen worden gecontroleerd. Indien het bedrijf zich niet bereid verklaart in de steekproef te worden opgenomen, wordt het geacht geen medewerking te verlenen aan het onderzoek. De gevolgen van het niet-verlenen van medewerking worden in punt 8 genoemd.

    Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van producenten/exporteurs nodig heeft, zal de Commissie bovendien contact opnemen met de Japanse autoriteiten en de haar bekende organisaties van producenten/exporteurs in Japan.

    ii)   Steekproef van importeurs

    Om te kunnen beoordelen of het noodzakelijk is van een steekproef gebruik te maken en, indien dit het geval is, deze te kunnen samenstellen, verzoekt de Commissie alle importeurs, of hun vertegenwoordigers, binnen de in punt 6 b) i) vermelde termijn en op de in punt 7 vermelde wijze contact met haar op te nemen en haar de volgende gegevens over hun bedrijf of bedrijven te verstrekken:

    naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer en naam van een contactpersoon;

    de totale omzet van het bedrijf in euro in de periode van 1 april 2005 tot en met 31 maart 2006;

    het totale aantal werknemers;

    een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van het bedrijf in verband met het betrokken product;

    de hoeveelheid (stuks) van het betrokken product uit Japan die van 1 april 2005 tot 31 maart 2006 in de EU werd ingevoerd en verkocht en de waarde van deze invoer en verkoop in euro;

    de namen en een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van alle verbonden bedrijven (5) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop (in binnen- en buitenland) van het betrokken product;

    alle andere gegevens die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kunnen zijn;

    door het verstrekken van de hierboven gevraagde informatie, geeft het bedrijf te kennen bereid te zijn in de steekproef te worden opgenomen. Indien het bedrijf in de steekproef wordt opgenomen, betekent dit het een vragenlijst moet beantwoorden en dat de antwoorden ter plaatse zullen worden gecontroleerd. Indien het bedrijf zich niet bereid verklaart in de steekproef te worden opgenomen, wordt het geacht geen medewerking te verlenen aan het onderzoek. De gevolgen van het niet-verlenen van medewerking worden in punt 8 genoemd.

    Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van importeurs nodig heeft, zal de Commissie bovendien contact opnemen met de haar bekende organisaties van importeurs.

    iii)   Definitieve samenstelling van de steekproeven

    Op- of aanmerkingen over de samenstelling van de steekproeven moeten binnen de in punt 6 b) ii) vermelde termijn worden toegezonden.

    De Commissie zal de steekproeven eerst definitief samenstellen na de bedrijven te hebben geraadpleegd die zich bereid hebben verklaard daarin te worden opgenomen.

    De in de steekproef opgenomen bedrijven moeten binnen de in punt 6 b) iii) vermelde termijn een vragenlijst beantwoorden en medewerking verlenen bij het onderzoek.

    Indien geen voldoende medewerking wordt verleend, zal de Commissie haar bevindingen, overeenkomstig artikel 17, lid 4, en artikel 18 van de basisverordening, op de beschikbare gegevens baseren. Op de beschikbare gegevens gebaseerde bevindingen kunnen voor de betrokkene minder gunstig zijn (zie ook punt 8).

    b)   Vragenlijsten

    Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig heeft, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de producenten in de EU, aan organisaties van producenten in de EU, aan de in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs in Japan, aan organisaties van producenten/exporteurs in Japan, aan de in de steekproef opgenomen importeurs en organisaties van importeurs die in de klacht zijn genoemd alsook aan de Japanse autoriteiten.

    Producenten/exporteurs in Japan die, met het oog op de toepassing van artikel 17, lid 3, en artikel 9, lid 6, van de basisverordening om de vaststelling van een individuele dumpingmarge verzoeken moeten binnen de onder punt 6 a) ii) vermelde termijn een volledig ingevulde vragenlijst inzenden. Deze vragenlijst moet binnen de onder punt 6 a) i) vermelde termijn worden aangevraagd. Indien de Commissie van een steekproef van producenten/exporteurs gebruikmaakt, kan zij evenwel besluiten geen individuele dumpingmarges te berekenen omdat individuele onderzoeken bij een groot aantal producenten/exporteurs een zo grote werklast kunnen vormen dat zij een tijdige voltooiing van het onderzoek in de weg staan.

    c)   Het schriftelijk en mondeling verstrekken van informatie

    Belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en eventuele andere gegevens dan de antwoorden op de vragenlijst en het nodige bewijsmateriaal toe te zenden. Deze gegevens en het bewijsmateriaal moeten binnen de in punt 6 a) ii) genoemde termijn door de Commissie zijn ontvangen.

    Bovendien kan de Commissie de belanghebbenden horen die hierom schriftelijk verzoeken en die kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. Een dergelijk verzoek moet binnen de in punt 6 a) iii) vermelde termijn worden ingediend.

    5.2.   Procedure voor de beoordeling van het belang van de EU

    Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening zal worden onderzocht of het niet tegen het belang van de EU is antidumpingmaatregelen te nemen indien dumping en schade worden aangetoond. EU-producenten, importeurs en representatieve organisaties van producenten, importeurs en gebruikers die aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het betrokken product, kunnen, binnen de onder punt 6 a) ii) genoemde algemene termijn, contact met de Commissie opnemen en inlichtingen verstrekken. Deze partijen kunnen binnen de onder punt 6 a) iii) vermelde termijn ook een mondeling onderhoud aanvragen onder opgave van de bijzondere redenen waarom zij gehoord wensen te worden. Met informatie die op grond van artikel 21 wordt verstrekt, wordt slechts rekening gehouden indien daarbij, op het moment dat deze wordt verstrekt, het nodige bewijsmateriaal is gevoegd.

    6.   Termijnen

    a)   Algemene termijnen

    i)   Om een vragenlijst aan te vragen

    Vragenlijsten dienen zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, te worden aangevraagd.

    ii)   Om zich aan te melden, antwoorden op de vragenlijst en andere gegevens toe te zenden

    Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, dienen binnen 40 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders vermeld, contact met de Commissie op te nemen, hun standpunt uiteen te zetten en het antwoord op de vragenlijst en eventuele andere gegevens te doen toekomen. Er wordt op gewezen dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de genoemde termijn bij de Commissie aanmeldt.

    De in een steekproef opgenomen bedrijven moeten de antwoorden op de vragenlijst doen toekomen binnen de onder punt 6 b) iii) vermelde termijn.

    iii)   Om een mondeling onderhoud aan te vragen

    Binnen dezelfde termijn van 40 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen door de Commissie te worden gehoord.

    b)   Bijzondere termijn voor de samenstelling van de steekproef

    i)

    De in punt 5.1 a) i) en ii) bedoelde gegevens dienen door de Commissie te zijn ontvangen uiterlijk 15 dagen na publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, daar de Commissie voornemens is de bedrijven die zich bereid hebben verklaard in de steekproef te worden opgenomen binnen 21 dagen na publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie te raadplegen over de definitieve samenstelling van de steekproef.

    ii)

    Alle andere gegevens die voor het samenstellen van de steekproef van nut kunnen zijn, als bedoeld in punt 5.1 a) iii), moeten de Commissie bereiken binnen 21 dagen na de publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    iii)

    De antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproeven opgenomen bedrijven moeten binnen 37 dagen nadat deze bedrijven is medegedeeld dat zij in een steekproef zijn opgenomen door de Commissie zijn ontvangen.

    7.   Schriftelijke opmerkingen, antwoorden op de vragenlijst en andere correspondentie

    Alle opmerkingen en verzoeken moeten schriftelijk (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) worden toegezonden onder opgave van naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer van de betrokkene. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited” (6) zijn voorzien en moeten, overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening, vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie waarop is vermeld „For inspection by interested parties”.

    Correspondentieadres van de Commissie:

    Europese Commissie

    Directoraat-generaal Handel

    Directoraat B

    Kamer: J-79 5/16

    B-1049 Brussel

    Fax (32-2) 295 65 05.

    8.   Medewerking

    Indien een belanghebbende binnen de gestelde termijnen de toegang tot de nodige gegevens weigert of deze anderszins niet verstrekt of het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, aan de hand van de beschikbare gegevens voorlopige of definitieve conclusies worden getrokken, zowel in positieve als in negatieve zin.

    De Commissie kan de verstrekte inlichtingen, indien deze onjuist of misleidend blijken, buiten beschouwing laten en van de beschikbare gegevens gebruik maken. Indien een belanghebbende geen of onvoldoende medewerking verleent, en de bevindingen daarom, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor hem minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.

    9.   Onderzoek ten behoeve van de eventuele herziening van de geldende maatregelen

    Bij Verordening (EG) nr. 2042/2000 van de Raad (7) werden definitieve antidumpingrechten ingesteld op televisiecamerasystemen uit Japan, ingedeeld onder de GN-codes ex 8525 30 90, ex 8537 10 91, ex 8537 10 99, ex 8529 90 81, ex 8529 90 95 (voorheen ex 8529 90 88), ex 8543 89 97 (voorheen ex 8543 89 95), ex 8528 21 14, ex 8528 21 16 en ex 8528 21 90. De televisiecamerasystemen waarop deze verordening betrekking heeft vallen geheel en al onder de productdefinitie in punt 2.

    Mocht in het kader van de bij dit bericht ingeleide procedure blijken dat antidumpingmaatregelen moeten worden genomen ten aanzien van de hier bedoelde camerasystemen (en die dus ook de televisiecamerasystemen dekken waarop Verordening (EG) nr. 2042/2000 van toepassing is), dan is het niet dienstig de bij Verordening (EG) nr. 2042/2000 ingestelde antidumpingmaatregelen te handhaven en die verordening moet dan worden gewijzigd of ingetrokken. Daarom moet een tussentijdse onderzoek worden geopend wat betreft de maatregelen die bij Verordening (EG) nr. 2042/2000 werden ingesteld om deze zo nodig in het licht van de resultaten van het bij dit bericht geopende onderzoek te kunnen wijzigen of intrekken.

    De Commissie opent dus, overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening, een tussentijds onderzoek naar de maatregelen die bij Verordening (EG) nr. 2042/2000 werden ingesteld. De punten 5, 6, 7 en 8 van dit bericht zijn van overeenkomstige toepassing op dit tussentijdse onderzoek.

    10.   Tijdschema

    Het onderzoek wordt overeenkomstig artikel 6, lid 9, van de basisverordening binnen 15 maanden na de publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie afgesloten. Overeenkomstig artikel 7, lid 1, van de basisverordening kunnen uiterlijk negen maanden na de publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie voorlopige maatregelen worden genomen.


    (1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

    (2)  PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17.

    (3)  Niet in de steekproef opgenomen bedrijven kunnen om vaststelling van een individuele dumpingmarge verzoeken op grond van artikel 17, lid 3, van de basisverordening.

    (4)  Voor de betekenis van het begrip „verbonden bedrijf” zie artikel 143 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).

    (5)  Voor de betekenis van het begrip „verbonden bedrijf” zie artikel 143 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).

    (6)  Dit betekent dat het document slechts voor intern gebruik is bestemd. en beschermd is in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Deze documenten zijn vertrouwelijk op grond van artikel 19 van de basisverordening en artikel 6 van de WTO-overeenkomst inzake de tenuitvoerlegging van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst).

    (7)  PB L 244 van 29.9.2000, blz. 38. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1454/2005 (PB L 231 van 8.9.2005, blz. 1).


    Top