EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52005DC0545

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Europese Centrale Bank - Tweede verslag over de praktische voorbereidingen voor de toekomstige uitbreiding van de eurozone {SEC(2005)1397}

/* COM/2005/0545 def. */

52005DC0545




[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 4.11.2005

COM(2005) 545 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ, HET COMITÉ VAN DE REGIO'S EN DE EUROPESE CENTRALE BANK

Tweede verslag over de praktische voorbereidingen voor de toekomstige uitbreiding van de eurozone {SEC(2005)1397}

INHOUDSOPGAVE

1. INLEIDING 3

2. Bestaande strategieën voor de invoering van de euro 3

3. Stand van de voorbereidingen op nationaal niveau 4

3.1. Aanneming van de overgangsplannen 4

3.2. Inhoud van de overgangsplannen 5

3.3. Overgangsscenario's 5

3.4. Dubbele omloop 5

3.5. Consumentenbescherming 6

3.6. Bevoorrading met eurobankbiljetten en -munten 7

3.7. Informatie en communicatie 7

4. Voorbereidingen op communautair niveau 8

4.1. Voorbereiding van het communautaire rechtskader 8

4.2. De ontwerpen van de gemeenschappelijke en nationale zijden van de euromunten 8

4.3. Voorlichtings- en communicatiebeleid op communautair niveau 9

5. De publieke opinie over de euro in de nieuw toegetreden lidstaten 10

5.1. Burgers willen beter worden geïnformeerd 10

5.2. Algemene houding ten opzichte van de euro 10

5.3. Belangrijkste lessen van de peiling 11

6. CONCLUSIE 11

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ, HET COMITÉ VAN DE REGIO'S EN DE EUROPESE CENTRALE BANK

Tweede verslag over de praktische voorbereidingen voor de toekomstige uitbreiding van de eurozone

1. INLEIDING

Om tot de eurozone te kunnen toetreden, moet een land in eerste instantie voldoen aan de in het EG-Verdrag vastgestelde convergentiecriteria van Maastricht. In hun periodieke convergentieverslagen evalueren de Commissie en de ECB de mate waarin de verschillende landen hebben voldaan aan de formele verplichtingen om de euro te kunnen invoeren[1].

Er moet niet alleen aan de Verdragsverplichtingen worden voldaan, er zijn ook zorgvuldig geplande en uitgebreide voorbereidingen vereist, waarbij zowel de particuliere als de overheidssector en zelfs het grote publiek zijn betrokken. In haar eerste verslag over de praktische voorbereidingen (COM(2004) 748 van 10 november 2004) heeft de Commissie zich ertoe verbonden op gezette tijden - ten minste één keer per jaar of telkens als dit door specifieke omstandigheden is gerechtvaardigd - verslag uit te brengen over de stand van deze voorbereidingen.

In dit verslag komen met name volgende kwesties aan de orde: de streefdata met betrekking tot de invoering van de euro die de lidstaten voor zichzelf hebben vastgesteld, de huidige stand van de praktische voorbereidingen op nationaal en communautair niveau en de publieke opinie over de euro in de nieuw toegetreden lidstaten. Dit verslag staat los van de convergentieverslagen en vloeit ook niet voort uit een wettelijke of andere verplichting.

Als bijlage bij dit verslag is een door de diensten van de Commissie opgesteld werkdocument opgenomen, dat meer technische details over de voorbereidingen bevat.

2. BESTAANDE STRATEGIEËN VOOR DE INVOERING VAN DE EURO

Twaalf van de vijfentwintig lidstaten van de EU maken momenteel deel uit van de eurozone. Denemarken en het Verenigd Koninkrijk hebben een speciale "opt-out"-status. De resterende elf landen zijn "lidstaten met een derogatie"[2], waarvan wordt verwacht dat zij de euro invoeren zodra zij aan de noodzakelijke voorwaarden voldoen.

Estland, Litouwen en Slovenië streven ernaar de euro op 1 januari 2007 in te voeren, minder dan drie jaar na hun toetreding tot de Europese Unie op 1 mei 2004. Deze drie landen zijn op 28 juni 2004 tot het WKM-II toegetreden. Cyprus, Letland en Malta zullen trachten een jaar later - op 1 januari 2008 - tot de eurozone toe te treden. Zij zijn op 2 mei 2005 tot het WKM-II toegetreden. Slowakije wil de euro op 1 januari 2009 invoeren. In al deze landen is de aanzet gegeven tot de praktische voorbereidingen. Nationale overgangsplannen zijn goedgekeurd of worden voorbereid.

Tsjechië en Hongarije streven ernaar om in 2010 tot de eurozone toe te treden. Polen en Zweden hebben momenteel geen streefdatum.

Slechts enkele jaren na hun toetreding tot de EU op 1 mei 2004 streven de eerste pas toegetreden lidstaten er reeds naar om zich te kunnen aansluiten bij de twaalf landen die momenteel deel uitmaken van de eurozone. Indien de bestaande plannen worden uitgevoerd, zal tussen 2007 en 2010 in vier opeenvolgende fasen een uitbreiding van de euzozone met negen landen plaatsvinden. Dit zal leiden tot een bevolkingstoename in de eurozone van 309 miljoen inwoners tot 345 miljoen en een stijging van het totale BBP met ongeveer 3,7%. Indien alle huidige lidstaten met een derogatie deel zouden uitmaken van de eurozone, zou dit een verdere bevolkingstoename met 47 miljoen inwoners en een verdere stijging van het BBP met 6,2% tot gevolg hebben.

3. STAND VAN DE VOORBEREIDINGEN OP NATIONAAL NIVEAU

In deze afdeling komen de belangrijkste aspecten van de bestaande nationale strategieën en plannen aan de orde. Bij de toelichting van deze aspecten zal rekening worden gehouden met de voornaamste lessen die uit de voorbije ervaringen werden geleerd (zie het eerste verslag over de praktische voorbereidingen, dat vorig jaar werd gepubliceerd).

In bijlage 1 wordt de stand van de nationale voorbereidingen samengevat. De samenvatting is hoofdzakelijk gebaseerd op door de desbetreffende landen openbaar gemaakte gegevens. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de stand van de voorbereiding met betrekking tot de voornaamste punten van de overgang.

3.1. Aanneming van de overgangsplannen

Alle zeven lidstaten die de euro tussen 2007 en 2009 willen invoeren, hebben een instelling of commissie voor de overgang naar de euro opgericht die verantwoordelijk is voor de voorbereiding en de coördinatie van de nationale overgang. Vier landen (Estland, Litouwen, Slovenië en Slowakije) hebben nationale overgangsplannen aangenomen. Wat de stand van de voorbereidingen betreft, zijn er vrij grote verschillen tussen de landen. In de meeste gevallen moet het tempo van de voorbereidingen worden versneld.

Slovenië heeft zijn eerste nationale overgangsplan in januari 2005 aangenomen. De praktische voorbereidingen vorderen in het algemeen goed, terwijl bepaalde aspecten (bijvoorbeeld de regelingen met betrekking tot de bevoorrading vooraf) nog verder zullen moeten worden verstrekt. De tenuitvoerlegging van dit plan moet nauwgezet worden gevolgd. Estland en Litouwen hebben respectievelijk in augustus en september 2005 de eerste versies van hun nationale overgangsplannen aangenomen. Beide landen moeten absoluut de lopende voorbereidingen versnellen. Alle economische sectoren en actoren die rechtstreeks met de overgang te maken hebben, moeten nauw hierbij worden betrokken.

De situatie in Cyprus, Letland en Malta geeft ook aanleiding tot enige bezorgdheid, aangezien de voorbereidingen zich nog steeds in een eerste stadium bevinden en moeten worden versneld. In de drie landen moet de eerste versie van hun overgangsplan, dat normaliter voor het einde van het jaar is gepland, zo snel mogelijk worden aangenomen om de openbare en particuliere actoren zo spoedig mogelijk specifieke en tijdige richtsnoeren te kunnen verstrekken.

De situatie in Slowakije is bevredigend, aangezien tijdig een allesomvattend nationaal plan is goedgekeurd met duidelijke richtsnoeren voor alle sectoren en actoren die bij de praktische voorbereidingen van het land zijn betrokken, waardoor de overgang in zowel de openbare als de particuliere sector wordt bevorderd en vergemakkelijkt. Het plan zal regelmatig worden bijgewerkt.

De praktische voorbereidingen in Tsjechië, Hongarije en Polen bevinden zich in een zeer prille aanvangsfase. Wegens het negatieve resultaat van het referendum van 14 september 2003 zijn de voorbereidingen in Zweden in de praktijk stopgezet.

3.2. Inhoud van de overgangsplannen

In de meeste overgangsplannen wordt vooral aandacht besteed aan de omschakeling naar de chartale euro. Bij andere essentiële punten (de overgang bij de overheidsdiensten, nationale wetgeving enz.) wordt meestal veel minder lang stilgestaan.

De omschakeling naar de chartale euro is het meest in het oog springende onderdeel van de omschakeling naar de euro in een land. Hierbij zijn niet alleen alle ondernemingen of overheidsdiensten, maar ook het brede publiek betrokken. De zorgvuldige planning en voorbereiding van de omschakeling naar de chartale euro zijn volledig terecht. De omschakeling van de administratieve, financiële, budgettaire en boekhoudkundige systemen in de particuliere en de overheidssector is evenwel het duurste en meest tijdrovende onderdeel van de overgang.

In de nationale overgangsplannen moet worden aangegeven welke de meest essentiële en complexe systemen zijn, waarbij voor de omschakeling lange uitvoeringstermijnen of aanzienlijke middelen zijn vereist. Hierbij moeten zowel de noodzakelijke personele middelen (bijvoorbeeld uitgedrukt in mensjaren) als de benodigde begrotingsmiddelen worden ingeschat. Voorts moeten begrotingskredieten worden gereserveerd om alle specfieke overgangskosten in de overheidssector (omschakeling van IT-systemen, voorlichtingscampagnes enz.) te dekken.

3.3. Overgangsscenario's

De voorkeur wordt gegeven aan een "big bang"-scenario, in samenhang met een korte periode van dubbele omloop.

Een "big bang"-scenario houdt in dat de eurobankbiljetten en –munten bij de invoering van de euro in het land onmiddellijk wettig betaaldmiddel worden. Voorts wordt in de meeste landen de voorkeur gegeven aan een korte periode van dubbele omloop (meestal twee weken). Dit stemt overeen met de ervaring die bij de eerste omschakeling werd opgedaan, waarbij nationale bankbiljetten en munten spoedig uit de omloop werden genomen, in het bijzonder in landen die zich goed hadden voorbereid.

Na de periode van dubbele omloop kunnen burgers en ondernemingen gedurende een bepaalde periode hun oude nationale geld kosteloos bij de banken omwisselen. In de meeste landen zal de centrale bank kosteloos of zonder beperking in de tijd de nationale munteenheid in euro omwisselen.

3.4. Dubbele omloop

In verscheidene plannen wordt voorzien in een vroege en aanzienlijke bevoorrading[3] vooraf, terwijl het uit circulatie nemen van het oude nationale geld meestal wordt verwaarloosd.

Estland en Slowakije hebben reeds specifieke regelingen aangenomen voor de bevoorrading vooraf van banken en de bevoorrading vooraf van detailhandelaren en andere bedrijven, die meestal enige maanden vóór E-dag zal plaatsvinden. Wat de bevoorrading vooraf betreft, zullen Litouwen en Slovenië ambitieuze doelstellingen moeten hanteren. Anders zou een korte periode van dubbele omloop onhaalbaar kunnen zijn. Door gunstige debiteringsregels kan ervoor worden gezorgd dat banken en ondernemingen zich niet terughoudend opstellen om in een vroeg stadium eurocontanten te bestellen.

Verwacht wordt dat winkels vanaf E-dag alleen wisselgeld in euro zullen geven, hoewel het vaak onduidelijk blijft hoe dit beginsel ten uitvoer zal worden gelegd. Meestal is voorzien in een snelle en volledige omschakeling van geldautomaten naar de euro.

Met uitzondering van de muntinzamelingscampagne in het Estse plan wordt weinig aandacht besteed aan de inlevering van contanten in de nationale munteenheid. De enorme terugvloeiing van bankbiljetten en munten in de nationale munteenheid veroorzaakte evenwel in de eerste groep landen die deel gingen uitmaken van de eurozone, aanzienlijke logistieke problemen en gaf aanleiding tot aanzienlijke vertragingen bij het transport en het tellen van bankbiljetten en muntstukken in de nationale munteenheid en de creditering van rekeningen. Landen die in de toekomst tot de eurozone willen toetreden, moeten zich op juiste manier voorbereiden op dit vraagstuk.

3.5. Consumentenbescherming

Uit de laatste Eurobarometerpeiling blijkt dat 75% van de burgers uit de nieuw toegetreden lidstaten zich erover bezorgd tonen dat tijdens de overgang onbillijke prijzen zullen worden aangerekend. In de vier bestaande overgangsplannen die tot nu toe zijn aangenomen (Estland, Litouwen, Slovenië en Slowakije) wordt terecht grote aandacht besteed aan het aspect consumentenbescherming. Tegelijkertijd moet evenwel ook worden erkend dat de algemene impact van de omschakeling naar de chartale euro zeer beperkt bleek te zijn tijdens de omschakeling in de eerste groep landen (ramingen schommelen tussen 0,1% en 0,3%) en nogal sterk samenhangt met het onjuiste gevoel bij de burgers dat zich dergelijke prijsverhogingen hebben voorgedaan[4].

De vier bovenvermelde plannen voorzien in een verplichte dubbele prijsaanduiding gedurende een bepaalde tijd, niet alleen in de handelszaken maar ook op handelsgerelateerde zaken (rekeningafschriften, productcatalogi enz.). Wat de totale duur van deze verplichting betreft, zijn er aanzienlijke onderlinge verschillen tussen de landen: 4 maanden in Litouwen, 12 maanden in Estland en 16 maanden in Slovenië. In Slowakije wordt de verplichting van kracht één maand nadat de omrekeningskoers is vastgesteld en blijft zij gelden tot één jaar na de invoering van de euro, gevolgd door een periode van zes maanden voor een vrijwillig gebruik van de dubbele prijsaanduiding. In de vier landen wordt verwacht dat de overheidssector het voorbeeld zal geven wat de billijke prijszetting betreft door bedragen in het voordeel van de burger af te ronden.

De Estse en Slowaakse plannen voorzien in toezicht op de prijsontwikkelingen door openbare instellingen (met de mogelijke betrokkenheid van bepaalde consumentenorganisaties). De resultaten zullen regelmatig openbaar worden gemaakt. Consumenten zullen melding kunnen maken van mogelijke misbruiken.

Aan andere nuttige middelen om te voorkomen dat prijsstijgingen optreden die onterecht zijn en als dusdanig worden aangevoeld, wordt veel minder aandacht besteed. In de huidige plannen wordt bijvoorbeeld geen melding gemaakt van mogelijke akkoorden die op nationaal niveau met organisaties van detailhandelaren kunnen worden afgesloten om een billijke prijszetting te garanderen. Momenteel worden soortgelijke verbintenissen op het niveau van de individuele detailhandelaren (bijvoorbeeld stickers die een "billijke prijszetting" promoten) alleen in Litouwen overwogen.

3.6. Bevoorrading met eurobankbiljetten en -munten

Landen die tot de eurozone toetreden, kunnen eurobankbiljetten en -munten beginnen te vervaardigen zodra de derogatie van het land door de Raad is ingetrokken. Wat de eurobankbiljetten betreft, heeft de ECB besloten dat deze landen de noodzakelijke hoeveelheden eurobankbiljetten bij het Eurosysteem kunnen lenen en als onderdeel van de samenwerkingsovereenkomst deze bankbiljetten na de overgang kunnen terugbetalen met eurobankbiljetten die door middel van hun eigen voorzieningsregelingen zijn vervaardigd.

Verscheidene landen hebben een nationale munt waarvan de productie de behoefte aan euromunten van een land geheel of gedeeltelijk kan dekken (Tsjechië, Litouwen, Hongarije, Polen en Slowakije). De overige landen zullen de noodzakelijke hoeveelheden euromunten in het buitenland bestellen. In beide gevallen kunnen alle voorbereidende activiteiten, met inbegrip van het proefslaan van de euromunten met de nationale zijde van het land, worden afgerond voordat het besluit over de toetreding van het land tot de eurozone is genomen. In drie landen (Estland, Litouwen en Slovenië, zie bijlage 3) is de selectieprocedure voor de nationale zijde beëindigd. In Letland wordt de procedure afgerond en in Cyprus en Slowakije is de procedure van start gegaan.

3.7. Informatie en communicatie

Juiste informatie en communicatie is essentieel opdat het publiek met het volle vertrouwen naar de euro kan overschakelen. De ervaring die bij de vorige voorlichtingscampagnes werd opgedaan, zal dienen als leidraad voor de communicatie in de nieuw toegetreden lidstaten.

De nationale campagnes moeten ruim voor de invoering van de euro van start gaan en blijven lopen tot iets na het einde van de periode van dubbele omloop. In landen die van plan zijn de euro in 2007 of 2008 in te voeren, rest er dus weinig tijd om een volwaardige communicatiecampagne voor te bereiden en ten uitvoer te leggen.

Medio 2005 stelden de landen die vanaf 1 januari 2007 deel van de eurozone wensten uit te maken (Estland, Litouwen en Slovenië), hun communicatiestrategieën op. Deze plannen zijn bijzonder ambitieus, ondanks de korte tijdsspanne voor de tenuitvoerlegging ervan. De aanvang van de campagnes is gepland voor het laatste kwartaal van 2005. De campagnes zullen tot juni 2007 blijven lopen. Het meest intensieve onderdeel van de campagne zal in september 2006 van start gaan en lopen tot het einde van de periode van dubbele omloop. Het zal berusten op een multimediale en multidisciplinaire aanpak. Wanneer E-dag dichterbij komt, worden tv en radio de belangrijkste communicatiemiddelen voor het grote publiek.

Cyprus en Malta bevinden zich nog steeds in een voorbereidende fase, terwijl in Letland de voorbereidingen zo snel mogelijk van start zouden moeten gaan. Slowakije heeft reeds een eerste ontwerp van zijn communicatiestrategie opgesteld. Zodra de praktische voorbereidingen van start zijn gegaan, zullen Tsjechië, Hongarije en Polen hun informatie- en communicatieactiviteiten beginnen te plannen.

4. VOORBEREIDINGEN OP COMMUNAUTAIR NIVEAU

De lopende voorbereidingen op communautair niveau hebben hoofdzakelijk betrekking op drie specifieke terreinen: wetgeving, het ontwerp van de euromunten en het voorlichtings- en communicatiebeleid.

4.1. Voorbereiding van het communautaire rechtskader

Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad regelt de invoering en het gebruik van de euro in de elf lidstaten die op 1 januari 1999 de eurozone oprichtten. In juni 2000 werd de verordening gewijzigd met het oog op de toetreding van Griekenland tot de eurozone in 2001. Op 2 augustus 2005 heeft de Commissie een voorstel aangenomen tot wijziging van deze verordening (COM(2005) 357) met het oog op de voorbereiding en de aanpassing van het rechtskader voor alle landen die in de toekomst de euro zullen invoeren. Naast de invoering van een aantal technische wijzigingen biedt het voorstel de nodige speelruimte door te voorzien in andere overgangsscenario's dan het scenario dat werd toegepast voor de eerste twaalf lidstaten die tot de eurozone toetraden.

In het Commissievoorstel zijn drie soorten overgangsscenario's opgenomen. Elke betrokken lidstaat zou het scenario moeten kunnen kiezen dat het meest geschikt is voor zijn specifieke situatie:

i) een op de Europese Raad van Madrid omschreven scenario met een overgangsperiode die vergelijkbaar is met die welke werd toegepast in de landen die deel uitmaakten van de eerste groep. In dit scenario is er een overgangsperiode tussen de invoering van de euro als nationale munteenheid en de dag waarop de eurobankbiljetten en –munten wettig betaalmiddel worden. De duur van de periode moet door de desbetreffende lidstaat worden vastgesteld;

ii) een "big bang"-scenario waarbij eurobankbiljetten en –munten direct bij de aanneming van de euro als de munteenheid van het land worden ingevoerd (dus zonder een overgangsperiode);

iii) een "big bang"-scenario in combinatie met een geleidelijke afschaffing van de nationale munteenheid, waarbij in het desbetreffende land verwijzingen naar de nationale munteenheid in nieuwe rechtsinstrumenten gedurende een periode van maximum één jaar[5] na de "big bang" nog steeds zouden zijn toegestaan.

Voorts wordt in het voorstel bepaald dat banken zullen worden verplicht om - tot bepaalde maxima - tijdens de periode van dubbele omloop bankbiljetten en muntstukken die in de nationale munteenheden luiden, kosteloos in eurobankbiljetten en –munten om te wisselen. Deze praktijk was in het verleden reeds door de Commissie aanbevolen en op grote schaal toegepast en zal nu een algemene verplichting worden[6].

4.2. De ontwerpen van de gemeenschappelijke en nationale zijden van de euromunten

Momenteel wordt op de gemeenschappelijke zijde van de tweekleurige munten (één en twee euro) en de "Nordic Gold"-munten (tien, twintig en vijftig eurocent) de Europese Unie van voor de uitbreiding op 1 mei 2004 afgebeeld en worden slechts 15 van de 25 EU-lidstaten voorgesteld. Op aanbeveling van de Commissie heeft de Raad (Ecofin) op 7 juni 2005 besloten dat in de gewijzigde ontwerpen van de gemeenschappelijke zijde een geografische voorstelling van Europa (zie bijlage 4) moet worden afgebeeld. De ontwerp- en technische fase moeten tijdig worden afgerond opdat de landen die in de toekomst tot de eurozone toetreden, reeds vanaf 2007 hun euromunten met de nieuwe gemeenschappelijke zijde kunnen slaan en in circulatie kunnen brengen.

De ontwerpen van de nationale zijden worden door elk afzonderlijk land geselecteerd. Op 7 juni 2005 heeft de Raad (Ecofin) evenwel besloten om een aantal gemeenschappelijke richtsnoeren toe te passen om het euromuntsysteem te versterken. Gezien het toenemende aantal nationale zijden werd besloten in de toekomst op nationale zijden een duidelijke vermelding van het land van uitgifte (of een afkorting ervan) aan te brengen zodat geïnteresseerde muntgebruikers het land van herkomst van elke munt gemakkelijk kunnen achterhalen. Voorts zou op de nationale zijde noch de denominatie van het muntstuk, noch de naam van de eenheidsmunt (euro) mogen worden herhaald, tenzij een dergelijke vermelding het gevolg is van het gebruik van een ander alfabet, aangezien beide vermeldingen reeds op de gemeenschappelijke zijde zijn aangebracht. Het gebruik van bestaande ontwerpkenmerken voor de nationale zijde (twaalf sterren rond het ontwerp en het jaartal) blijft gehandhaafd. De lidstaten stellen elkaar vooraf in kennis van elk nieuw ontwerp van een nationale zijde, voordat zij een dergelijk ontwerp officieel goedkeuren.

4.3. Voorlichtings- en communicatiebeleid op communautair niveau

In de mededeling van de Commissie over de uitvoering van een voorlichtings- en communicatiestrategie over de euro en de Economische en Monetaire Unie (COM(2004) 552) is het kader opgenomen voor de communicatieactiviteiten op communautair niveau. Deze strategie berust op de beginselen van decentralisatie, subsidiariteit, coördinatie en partnerschap. Deze strategie omvat onder meer het volgende :

- partnerschappen tussen de Commissie en de lidstaten;

- samenwerkingsprogramma's;

- netwerken, informatiecentra en andere natuurlijke partners;

- conferenties en seminars;

- opiniepeilingen;

- externe voorlichtingsactiviteiten;

- publicaties en ander voorlichtingsmateriaal.

De Commissie is van plan in het laatste kwartaal van 2005 partnerschapsovereenkomsten te ondertekenen met Estland, Slovenië en Litouwen. Verwacht wordt dat Malta, Letland en Cyprus binnenkort ook een verzoek zullen indienen om te onderhandelen over een partnerschap met de Europese Commissie.

Momenteel lopen er zeven verschillende twinningprojecten tussen de nieuw toegetreden lidstaten en lidstaten die reeds deel uitmaken van de eurozone, waarbij de knowhow kan worden benut van de landen die de euro reeds hebben ingevoerd.

Over de euro en de EMU zijn verscheidene publicaties verschenen, zoals met name een brochure voor het MKB in de nieuw toegetreden lidstaten met als titel "Fit for the euro!", met goede werkmethoden en advies voor een geslaagde voorbereiding van de overgang naar de euro. Voor journalisten, in het bijzonder die uit de nieuw toegetreden lidstaten, is begonnen met de organisatie van een uitgebreide reeks opleidingsprogramma's over de EMU, de euro, de invoering van de euro en de economische beleidsmaatregelen van de Gemeenschap in het algemeen. De Commissie werkt ook aan de voorbereiding van een reeks conferenties in de nieuwe lidstaten. Voorts worden zowel in de nieuw toegetreden lidstaten als in de eurozone opiniepeilingen uitgevoerd, die belangrijke informatie opleveren over de publieke opinie over de euro en de EMU. Met behulp van deze informatie kunnen de Commissie en de nieuwe lidstaten hun strategieën verder bijsturen.

5. DE PUBLIEKE OPINIE OVER DE EURO IN DE NIEUW TOEGETREDEN LIDSTATEN

De tweede Eurobarometerpeiling, waarbij meer dan 10 000 burgers uit de nieuw toegetreden lidstaten werden ondervraagd over hun mening en kennis over de invoering van de euro, werd in september 2005 – één jaar na de eerste Eurobarometerpeiling - door EOS Gallup uitgevoerd.

5.1. Burgers willen beter worden geïnformeerd

De belangstelling voor de invoering van de euro is nog steeds vrij laag: slechts 48% van de respondenten verklaarde hiervoor interesse te hebben en 49% was niet geïnteresseerd. Deze resultaten zijn ongetwijfeld beïnvloed door de blijvende onzekerheden met betrekking tot de data voor de invoering van de euro in de verschillende landen.

Het brede publiek heeft nog steeds een vrij geringe kennis over de euro en de voorwaarden voor de invoering ervan. De meeste ondervraagden (58%) zijn er zich niet van bewust dat hun land de verplichting is aangegaan om de euro in te voeren en weten niet hoeveel landen reeds tot de eurozone behoren. Een meerderheid van de respondenten kent evenwel de streefdatum voor de invoering van de euro in hun land en de meesten zijn vertrouwd met eurobankbiljetten en –munten.

De helft van de respondenten (51%, +3%) vindt zichzelf niet goed over de euro geïnformeerd, maar wil behoorlijk worden geïnformeerd ruim voordat de eenheidsmunt in hun land wordt ingevoerd. Net als in 2004 wenst een meerderheid van de burgers (86%) veeleer vroeger dan later te worden geïnformeerd. Wat de informatiebronnen betreft, heeft de meerderheid van de respondenten het grootste vertrouwen in hun nationale centrale bank (62%), die een veel groter vertrouwen geniet dan elke andere instelling (slechts 31% had vertrouwen in de regering en de nationale en regionale autoriteiten en 23% in de Europese instellingen). De burgers van deze lidstaten hebben een voorkeur voor voorlichtingscampagnes over de euro waarbij gebruik wordt gemaakt van televisiespots (73%), radiospots (64%) en folders en brochures (64%). De meeste burgers willen dat in de voorlichtingscampagnes vooral aandacht wordt besteed aan de praktische gevolgen van de euro (voor hun salaris, bankrekening enz.) en aan de wijze waarop bedrog bij de omrekening van de valuta kan worden voorkomen. De dubbele prijsaanduiding wordt beschouwd als het meeste essentiële middel om de bevolking op de nieuwe waardeschaal voor te bereiden.

5.2. Algemene houding ten opzichte van de euro

De perceptie van de gevolgen van de invoering van de euro is minder gunstig dan in 2004. 38% van de burgers is van mening dat invoering van de euro op nationaal niveau positieve gevolgen zal hebben (een daling met 6% in vergelijking met 2004), terwijl 46% (een stijging met 5%) van oordeel is dat het tegendeel het geval zal zijn. Terwijl in 2004 40% van de respondenten verwachtte dat de gevolgen voor hen persoonlijk positief zouden zijn, is dit cijfer in 2005 tot 36% teruggelopen. Voorts steeg het aandeel van de burgers die negatieve gevolgen verwachten van 44% tot 49%. De kloof tussen de burgers die verklaren verheugd te zijn over vervanging van hun nationale munteenheid door de euro (37%) en de burgers die aangeven hierover ontevreden te zijn (53%) is gestegen van 5 procentpunten in 2004 tot 16 procentpunten in 2005. In sommige lidstaten (Hongarije en Slovenië) is een meerderheid van de burgers evenwel verheugd over de vervanging van hun nationale munteenheid door de euro.

Wat de tijdshorizon voor de invoering van de euro betreft, heeft 17% van de respondenten in deze tien landen verklaard er voorstander van te zijn dat de euro zo snel mogelijk hun munteenheid wordt, terwijl 32% heeft geantwoord dat de euro pas na zekere tijd moet worden ingevoerd. Een toenemende relatieve meerderheid (46%, een stijging met 6%) is van oordeel dat de euro zo laat mogelijk moet worden aangenomen. Net zoals dit in 2004 het geval was, blijven de burgers zich evenwel terdege bewust van de praktische voordelen van de euro, waarbij het gemak van de euro bij het reizen naar het buitenland (92%) en voor het verrichten van aankopen in de eurozone (80%) wordt erkend. 74% erkent dat door de invoering van de euro de omwisseling van munteenheden binnen de eurozone overbodig wordt. Bovendien is een meerderheid van de respondenten (51%) van oordeel dat de overgang voor hen geen grote ongemakken zal veroorzaken. De bezorgdheid over bedrog en onbillijke prijzen tijdens de overgang is evenwel licht gestegen (van 71% tot 75%). 78% van de respondenten blijft geloven dat de invoering van de euro zal leiden tot een stijging van de inflatie, terwijl slechts 24% van mening is dat de euro zal bijdragen tot het behoud van de prijsstabiliteit.

5.3. Belangrijkste lessen van de peiling

De algemene perceptie over de invoering van de euro blijft onbevredigend, terwijl het kennisniveau ongeveer onveranderd blijft. Deze resultaten kunnen gedeeltelijk worden verklaard door de huidige impasse rond de Europese Grondwet als gevolg van de negatieve referenda in twee lidstaten, de lopende besprekingen over de financiële vooruitzichten van de EU alsook door specifieke binnenlandse factoren. Gezien de positieve perceptie van de praktische gevolgen en voordelen van de euro kan de steun voor de euro zoals die blijkt uit de resultaten van de opiniepeiling, onderschat worden. Uit de sociaaldemografische uitsplitsing van de resultaten blijkt dat mannen, jongeren, hoogopgeleiden en stedelingen veel positiever staan ten opzichte van de euro dan de rest van de bevolking.

Het staat buiten kijf dat een gedeelte van de bevolking emotioneel is gehecht aan de nationale munteenheid, zoals dit ook het geval was bij de eerste groep landen die deel gingen uitmaken van de eurozone. De steun voor de euro in de lidstaten die tot de eurozone behoren, nam aanzienlijk toe na het opstarten van grootscheepse voorlichtingscampagnes.

De burgers in de nieuw toegetreden lidstaten hebben nood aan meer informatie over de euro en willen ruim vóór de overgang voorbereid zijn. Grootscheepse informatiecampagnes zullen ertoe bijdragen dat de kennis van de euro bij de burgers vergroot en de steun voor de euro toeneemt.

6. CONCLUSIE

Van de elf EU-lidstaten met een derogatie hebben negen een streefdatum aangenomen voor de invoering van de euro. Vier landen hebben de eerste versie van hun nationaal overgangsplan aangenomen en drie van deze landen hebben hun communicatiestrategieën vastgelegd.

Wat de geboekte vooruitgang betreft, lopen de resultaten in de verschillende landen vrij sterk uiteen. In het algemeen zal het tempo van de lopende voorbereidingen moeten worden versneld indien de landen tijdig klaar willen zijn, in het bijzonder indien – zoals de meeste lidstaten van plan zijn – voor het "big bang"-scenario wordt gekozen, aangezien dit scenario niet voorziet in een overgangsperiode waarin ondernemingen en overheidsdiensten hun voorbereidingen kunnen voltooien.

De publieke opinie over de euro in de nieuw toegetreden lidstaten blijft onbevredigend. Dit vormt een extra reden voor de tenuitvoerlegging van allesomvattende communicatieprogramma's.

STATE OF PRACTICAL PREPARATIONS (September 2005)

Czech Republic | Estonia | Cyprus | Latvia |

National target date for euro adoption | 1 January 2010 (*) (*) Preliminary date | 1 January 2007 | 1 January 2008 | 1 January 2008 |

ERM II entry | 28 June 2004 | 2 May 2005 | 2 May 2005 |

National co-ordinating institution | The National Changeover Committee, chaired by the Secretary General of the Ministry of Finance, created on 27/01/05 | Joint coordination by the Minister of Finance and the Central Bank of Cyprus, created on 29/12/04 | The Steering Committee for the preparation and coordination of the euro changeover was established on 18 July 2005 |

Approved National Changeover Plan | The Czech Republic’s Euro Accession Strategy was approved by the Government in October 2003 http://www.cnb.cz/euro_index.php | First draft of euro adoption plan was approved on 1 September 2005 http://www.fin.ee/index.php?id=13324 | A report on the introduction of the euro was approved by the government on 21 June 2005. The National Changeover Plan will be approved in November 2005. |

Type of scenario | Big-Bang | Big-Bang | Big-Bang |

Dual circulation period | 2 weeks | 1 month | 2 weeks |

Exchange of national currency | Commercial banks (banknotes and coins): at least 6 months free of charge. Central Bank (banknotes and coins): indefinitely | The central bank will exchange banknotes for 10 years and coins for 2 years. | The central bank will exchange without time limit. |

Frontloading and sub-frontloading | Frontloading from September 2006; sub-frontloading also foreseen. | November – December 2007 | December 2007 |

Dual display of prices | Compulsory: 6 months before and after €-day | October 2007 till June 2008 |

Design of the national side | Competition under consideration | Design selected and published December 2004 | Competition launched | In final stage |

Nr of different coin designs | 1 design | 3 designs | 4 designs |

National mint | Yes | No | No | No |

Estimation on the need for banknotes and coins | 230 million banknotes and 950 million coins | 150-200 million coins | 87 million banknotes and 300 million coins |

National law adaptations | Umbrella law under consideration |

Communication strategy | Yes, endorsed by the National Changeover Committee on 21/06/05 | In process |

Partnership agreement | In process |

Twinning agreement | Between IE – MT – CY: communication and information strategy; between GR – CY: technical issues related to the changeover |

STATE OF PRACTICAL PREPARATIONS (September 2005)

Hungary | Malta | Poland | Slovenia |

National target date for euro adoption | 1 January 2010 | 1 January 2008 | Not decided yet | 1 January 2007 |

ERM II entry | 2 May 2005 | 28 June 2004 |

National co-ordinating institution | Preparatory work is ongoing in the Ministry of Finance and Magyar Nemzeti Bank (Central Bank of Hungary). | Two Committees appointed on 13/06/05: a Steering Committee and a Euro Changeover Committee reporting to it | Inter-institutional working group MoF-NBP | The Coordinating Committee for Technical Preparations to Introduce the Euro was created in July 04. |

Approved National Changeover Plan | A Masterplan for the Euro Changeover was approved in January 2005 http://www.bsi.si/html/eng/projects/euro/index.html |

Type of scenario | Big-Bang with possible phasing out features | Big-Bang |

Dual circulation period | 1 month | 7 days |

Exchange of national currency | Commercial banks exchange banknotes and coins free of charge until 1 March and the Central Bank without time limit |

Frontloading and sub-frontloading |

Dual display of prices | From 1 March 2006 till 30 June 2007 |

Design of the national side | Public survey | Approved |

Nr of different coin designs | 8 designs |

National mint | Yes | No | Yes | No |

Estimation on the need for banknotes and coins | Between 4 and 5 billion coins | 74 million banknotes and 235 million coins |

National law adaptations | Umbrella law |

Communication strategy | In process | Endorsed by Bank of Slovenia on 19/05/05 and by the government on 2/06/05 |

Partnership agreement | In process |

Twinning agreement | Between AU – HU: communication and information strategy | Between IE – MT – CY: communication and information strategy; | Between DE – PL: communication and information strategy and practical issues | Between NL – SI – LT : communication and information strategy |

STATE OF PRACTICAL PREPARATIONS (September 2005)

Lithuania | Slovakia | Sweden |

National target date for euro adoption | 1 January 2007 | 1 January 2009 | Not decided yet |

ERM II entry | 28 June 2004 |

National co-ordinating institution | Commission for the Coordination of the Adoption of the Euro in Lithuania, established on 30/05/05 | Ministry of Finance |

Approved National Changeover Plan | The first version of the National Euro Adoption Plan was approved by the government on 27 Sept 2005 | The National Changeover Plan was approved on 6 July 2005 http://www.nbs.sk/PRESS/PR050707.HTM |

Type of scenario | Big-Bang | Big-Bang |

Dual circulation period | 15 days | 16 days |

Exchange of national currency | Commercial banks: free of charge during 60 days after €-day. Central bank: free of charge for an unlimited period. | Commercial banks exchange banknotes until end 2009 and coins until June 2009 (free of charge). The Central Bank exchanges banknotes without time limit and coins for 5 years. |

Frontloading and sub-frontloading | Frontloading of euro banknotes to commercial banks by 20 December 2006 at the latest and of euro coins by 1 October 2006 at the latest. | One to 4 months prior to €-day |

Dual display of prices | From 60 calendar days before €-day until 60 days after €-day (compuls.) | Compulsory: from one month after fixing of conversion rate till one year after euro adoption. Voluntary: for an additional 6 months |

Design of the national side | Approved | Competition launched |

Nr of different coin designs | 3 designs |

National mint | Yes | Yes |

Estimation on the need for banknotes and coins | 118.3 million banknotes and 290 million coins |

National law adaptations | The draft Law on the Adoption of the Euro is prepared. | Umbrella law and a second and a third group of laws under consideration |

Communication strategy | Approved by the government on 27 September 2005 | In process |

Partnership agreement | In process |

Twinning agreement | Between NL – SI – LT : communication and information strategy Under consideration: between BE – LT on tax and debt issues | Between AU – SK: communication and information strategy; Between BE – SK: technical issues related to the changeover |

ANNEX 2

LIST OF RELEVANT CHANGEOVER CHARACTERISTICS

X: Approved or established P: In progress |

|CZ |EE |CY |LV |LT |HU |MT |PL |SI |SK |SE | |National target date |X |X |X |X |X |X |X | |X |X | | |National Changeover Plan | |X | | |X | | | |X |X | | |National Changeover Committee | |X |X |X |X | |X | |X |X | | |Type of scenario | |X |X |X |X | | | |X |X | | |Length of dual circulation period | |X |X |X |X |X | | |X |X | | |Exchange at commercial banks after dual circ. | |X | | |X | | | |X |X | | |Exchange at central bank after dual circ. | |X |X |X |X | | | |X |X | | |Frontloading of financial institutions | |X | |X |X | | | | |P | | |Sub-frontloading of retailers and general public | |X | | |X | | | | |P | | |Deferred debit | | | | | | | | | |P | | |Piggy coin operations | |X | | | | | | | | | | |Arrangements for bank opening hours | | | | | | | | | |X | | |Loading of ATMs | | | | | | | | | |P | | |Denominations of notes in ATMs | | | | | | | | | | | | |Transport and storage for euro cash | | | | | | | | | |P | | |Transport and storage for legacy cash | | | | | | | | | |P | | |Change only given in euro by retailers | | | | |X | | | | |X | | |Euro coins kits for retailers | | | | | | | | | | | | |Euro coins kits for the general public | | | | | | | | | | | | |Design of national side of the euro coins | |X |P |P |X | | | |X |P | | |Supply arrangements for euro coins | |P | | |P | | | | |P | | |Adaptations of national law | |P | | |P | | | |P |X | | |Dual display of prices before €-day | |X | |X |X | | | |X |X | | |Dual display of prices after €-day | |X | |X |X | | | |X |X | | |Dual display of utility bills | |X | | | | | | |X |X | | |Dual display of civil servants’ wages | | | | | | | | | | | | |Voluntary dual display of prices | | | | | | | | | |X | | |Agreements on price stability | | | | |X | | | | |X | | |Formalised fair-pricing agreements | | | | |X | | | | | | | |IT preparations | |X | | | | | | | |X | | |Training for cash handlers | |X | | | | | | | |X | | |Accounting adaptations | |X | | | | | | | |X | | |Share capital conversion | |X | | | | | | | |X | | |Rounding rules in legislation | |X | | | | | | |X |X | | |Eval. of the costs involved for the public sector | | | | | | | | | | | | |Communication strategy | |X |P | |X | |P | |X |P | | |Partnership agreement | |P | | |P | | | |P | | | |Twinning agreement | | |X | |X |X |X |X |X |X | | |

[pic]

[pic]

[1] Het laatste convergentieverslag van de Commissie werd gepubliceerd op 20 oktober 2004 (COM(2004) 690). Hierin werd geconcludeerd dat geen van de elf lidstaten met een derogatie op het moment voldeed aan alle voorgeschreven criteria (duurzaam evenwicht van de openbare financiën, prijsstabiliteit, wisselkoersstabiliteit gedurende de vereiste periode, niveau van de langetermijnrente). In het licht van de conclusies van haar convergentieverslag heeft de Commissie besloten om geen voorstel in te dienen voor het intrekken van de derogaties.

[2] Op grond van artikel 4 van de Toetredingsakte zijn de tien landen die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie toetraden, "lidstaten met een derogatie". Zweden werd in mei 1998 een lidstaat met een derogatie.

[3] Met "bevoorrading vooraf" wordt het vooraf (vóór E-dag) verstrekken van eurobankbiljetten en -munten door de centrale bank aan banken bedoeld, aangezien deze instellingen een sleutelrol vervullen bij het in omloop brengen van contanten in de economie. De banken zullen op hun beurt detailhandelaren en andere bedrijven vooraf met deze bankbiljetten en munten bevoorraden opdat zij vanaf E-dag wisselgeld in euro kunnen geven.

[4] Uit gedetailleerd statistisch onderzoek van Eurostat is gebleken dat zich inderdaad aanzienlijke prijsstijgingen hebben voorgedaan in bepaalde dienstengerelateerde terreinen (restaurants, cafés, kappers, bioscopen en sport), die slechts een zeer klein onderdeel vormen van het totale verbruik van de huishoudens en dus slechts een marginale impact hadden op de algemene HICP-index van de consumentenprijzen. Aangezien er een regelmatig verbruik is van dergelijke diensten, wordt de inflatiebeleving van de consumenten hierdoor sterk beïnvloed. Zie ook: http://epp.eurostat.cec.eu.int/cache/ITY_PUBLIC/2-18062003-AP/EN/2-18062003-AP-EN.HTML.

[5] In de nationale wetgeving kan deze periode verder worden ingekort en voorts worden beperkt tot bepaalde soorten rechtsinstrumenten of op bepaalde werkterreinen aangenomen rechtsinstrumenten. In elk geval zullen alle betalingen – al of niet in contanten – uitsluitend in euro worden uitgevoerd.

[6] Momenteel wordt het voorstel van de Commissie besproken door een werkgroep van de Raad. Verwacht wordt dat de tekst in de nabije toekomst, mogelijk voor het einde van het jaar, door de Raad zal worden aangenomen.

Top