EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52004DC0343

Mededeling van de Commissie - Een versterkt partnerschap voor de ultraperifere regio's

/* COM/2004/0343 def. */

52004DC0343

Mededeling van de Commissie - Een versterkt partnerschap voor de ultraperifere regio's /* COM/2004/0343 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE - Een versterkt partnerschap voor de ultraperifere regio's

1. Inleiding

De Europese Raad van Sevilla [1] heeft de Commissie verzocht een verslag in te dienen waarin een integrale en coherente aanpak van de bijzondere kenmerken van de situatie in de ultraperifere regio's wordt beschreven. Voorts zijn de Raad en de Commissie verzocht door te gaan met de uitvoering van artikel 299, lid 2, van het Verdrag en passende maatregelen aan te nemen om rekening met de specifieke behoeften van de ultraperifere regio's te houden, in het bijzonder op het gebied van het vervoerbeleid en de hervorming van het regionaal beleid. In deze mededeling worden de belangrijkste onderdelen van deze strategie uiteengezet. Zij zullen in een later verslag verder uitgewerkt worden.

[1] Europese Raad van Sevilla van 21 en 22 juni 2002, punt 58 van de conclusies van de Raad.

De Europese Unie telt onder haar regio's zeven ultraperifere regio's:

- de autonome Spaanse gemeenschap van de Canarische Eilanden;

- de vier Franse overzeese departementen: Guadeloupe, Guyana, Martinique en Réunion;

- de autonome Portugese regio's de Azoren en Madeira.

Sinds de tenuitvoerlegging van de programma's waarbij specifiek rekening wordt gehouden met het afgelegen en insulaire karakter (POSEI) in 1989 en 1991 zijn voor de ultraperifere regio's specifieke maatregelen vastgesteld die enerzijds zijn gebaseerd op de eigen kenmerken van deze regio's en anderzijds zijn gericht op hun sociaal-economische ontwikkeling met het oog op convergentie met en integratie in de rest van de Europese Unie.

In artikel 299, lid 2, van het Verdrag wordt aan de ultraperifere regio's een specifiek statuut toegekend, gebaseerd op de beginselen gelijkheid en evenredigheid, waardoor deze regio's gezien hun aparte situatie een andere behandeling kunnen krijgen. Dankzij dit statuut biedt de Europese Unie door de differentiatie van het communautaire optreden aan de burgers van de ultraperifere regio's dezelfde mogelijkheden als die welke in de gehele Unie bestaan. Voorts houdt het cohesiebeleid sinds 1989 rekening met de economische en sociale problemen die de ultraperifere regio's treffen: daarom krijgen zij steun uit de Structuurfondsen, en de Portugese en Spaanse ultraperifere regio's uit het Cohesiefonds, dat een hoger financieringspeil heeft.

De ultraperifere regio's worden immers geconfronteerd met specifieke problemen die in het Verdrag worden genoemd - grote afstand, insulair karakter, geringe oppervlakte, een moeilijk reliëf en klimaat en economische afhankelijkheid van een klein aantal producten - die samen een geheel van factoren vormen die door hun gecumuleerd en blijvend karakter de ontwikkeling van deze regio's ernstig schaden. Deze regio's vertonen gemeenschappelijke kenmerken, waarbij de nadruk ligt op het isolement en de kwetsbare sociaal-economische ontwikkelingsvoorwaarden (met de zeer geringe economische diversificatie, met de klemtoon op toerisme en landbouw).

Het verzoek van de Europese Raad van Sevilla is nadien bovendien verschillende malen gesteund door het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, die consequent prioriteit hebben toegekend aan de noodzaak om een werkelijke strategie voor de ultraperifere regio's te implementeren.

De ultraperifere regio's en de drie betrokken lidstaten hebben eveneens geregeld memoranda aan de Europese instellingen gezonden, die de Commissie met de nodige aandacht heeft bestudeerd in het kader van de partnerschapsbetrekkingen met deze regio's. Aan de hand daarvan heeft de Commissie een ontwikkelingsstrategie voor de ultraperifere regio's uitgewerkt.

Deze mededeling presenteert de operationele aanbevelingen in het document van de Commissiediensten met als titel "Een versterkt partnerschap voor de ultraperifere regio's: balans en vooruitzichten".

Uitgaande daarvan heeft de Commissie drie actieprioriteiten voor de toekomstige ontwikkelingsstrategie voor deze regio's gekozen: concurrentievermogen, toegankelijkheid en compensatie van de andere knelpunten, integratie in de regionale zone (met inbegrip van de dimensie justitie en binnenlandse zaken). Deze prioriteiten zijn complementair aan de inspanningen die de Gemeenschap in het kader van de strategie van Lissabon en Gotenburg levert voor een competitieve Europese Unie die in staat is een duurzame economische ontwikkeling tot stand te brengen. De prioriteiten voor de ultraperifere regio's zullen dus worden geïmplementeerd via de daartoe bestemde instrumenten: het beleid voor economische en sociale cohesie via de financiële instrumenten daarvan en de andere communautaire beleidslijnen.

Om dit actieplan te ontwikkelen is de Commissie van plan de partnerschapsbetrekkingen te verstevigen door de vertegenwoordigers van de direct betrokken nationale instanties systematisch te laten deelnemen aan de bijeenkomsten tussen de Commissie en het monitoringcomité voor de ultraperifere regio's. Zij is voorts zinnens vaker thematische en gerichte fora te organiseren waarbij met name de sociaal-economische sector en de niet-gouvernementele organisaties worden betrokken.

2. Maatregelen voortvloeiend uit het derde cohesieverslag

De Commissie heeft op 18 februari 2004 het derde verslag over de economische en sociale cohesie goedgekeurd. De conclusies in dit verslag bevatten de voorstellen van de Commissie voor een hervormd cohesiebeleid na 2006, waaronder het algemene kader van de hervorming van het cohesiebeleid, het specifieke programma voor de compensatie van de extra kosten en het actieplan voor het grote nabuurschap. Het toekomstige statuut van de ultraperifere regio's past in dat kader [2].

[2] In de conclusies van het derde cohesieverslag van 18.02.2004 wordt gesteld dat de Commissie het voornemen heeft om in het kader van de convergentiedoelstelling een specifiek programma vast te stellen ter compensatie van de bijzondere problemen van de ultraperifere regio's, overeenkomstig artikel 299, lid 2, van het Verdrag en zoals gevraagd door de Europese Raad van Sevilla van 21 en 22 juni 2002. Tevens wordt aangekondigd dat een maatregel voor het grote nabuurschap in de nieuwe programma's voor Europese territoriale samenwerking zal worden geïntegreerd, teneinde de samenwerking met de buurlanden te vergemakkelijken. Overeenkomstig het verzoek van de Raad zal de Commissie weldra een verslag indienen over een coherente aanpak voor de ultraperifere regio's.

2.1. Maatregelen in het algemene kader van de hervorming van het cohesiebeleid

Wat betreft de uit de Structuurfondsen gecofinancierde maatregelen, zullen de ultraperifere regio's bij de hervorming van het toekomstige cohesiebeleid voor elk van de doelstellingen in aanmerking komen naar gelang van hun relatieve ontwikkelingsniveau.

Het is in deze fase voorbarig een uitspraak te doen over het toekomstige statuut van de zeven ultraperifere regio's in het kader van het hervormde cohesiebeleid. Of de regio's van de Unie in aanmerking komen voor steun uit hoofde van de doelstellingen van dat beleid zal pas bekend zijn bij de vaststelling van de financiële vooruitzichten, afhankelijk van de statistische gegevens betreffende het BBP per inwoner in de jongste drie jaar die bij het nemen van het besluit beschikbaar zijn. Toch zullen alle ultraperifere regio's gelet op de tendensen van hun huidige ontwikkeling, wellicht in aanmerking komen voor het toekomstige cohesiebeleid, uit hoofde van de doelstelling "Convergentie" of de doelstelling "Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid", en zullen zij vallen onder de doelstelling "Europese territoriale samenwerking".

Voorts is de Commissie voornemens om verder te gaan dan de gemeenschappelijke regels inzake programmering, beheer, controle en evaluatie van gecofinancierde projecten en in het kader van de toekomstige regelgeving voor het cohesiebeleid de steunpercentages voor de ultraperifere regio's op te trekken. Het plafond van de steunmaatregelen uit hoofde van de prioriteiten "Convergentie" en "Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid" zal aldus tot 85% worden verhoogd.

2.2. Specifiek programma ter compensatie van de extra kosten

In de conclusies van het derde cohesieverslag van 18 februari 2004 wordt gesteld dat de Commissie het voornemen heeft om in het kader van de convergentiedoelstelling een specifiek programma vast te stellen om tegemoet te komen aan de bijzondere problemen van de ultraperifere regio's, overeenkomstig artikel 299, lid 2, van het Verdrag en zoals gevraagd door de Europese Raad van Sevilla van 21 en 22 juni 2002.

De maatregelen van het cohesiebeleid hebben tot doel de gevolgen van de in artikel 299, lid 2, van het Verdrag genoemde handicaps te verminderen en tegelijk de concurrentievoorwaarden van deze ingesloten economieën te verbeteren.

Hoewel de balans van de maatregelen van de Unie voor de ultraperifere regio's zeer positief uitvalt, blijven er nog een aantal problemen bestaan vergeleken met de ontwikkeling en de integratie van de andere Europese regio's. De geringe toegankelijkheid van de ultraperifere regio's en de handicaps bij het concurrentievermogen van hun ondernemingen vergeleken met de mogelijkheden van de grote markt, blijven nog steeds een feit.

Hoewel het opruimen van de handelsbarrières op de interne markt voor de meeste Europese regio's meer schaalvergroting en externe besparingen mogelijk gemaakt heeft, wordt de positie van ondernemingen in de ultraperifere regio's voor wat betreft hun toegang tot de communautaire markt verzwakt door de blijvende natuurlijke handelsbarrières. De ondernemingen in de ultraperifere regio's blijven vastzitten in een beperkte, versnipperde en afgelegen lokale markt, waardoor zij niet op dezelfde schaal kunnen profiteren van schaalvergroting en externe besparingen.

Voorts is het zo dat in bepaalde communautaire beleidslijnen onvoldoende rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de ultraperifere regio's. Het onvoldoende gerichte karakter van bepaalde communautaire instrumenten vloeit hoofdzakelijk voort uit het feit dat zij vanuit een algemeen communautair oogpunt zijn ontworpen zonder rekening te houden met de specifieke dimensie van de ultraperifere regio's. Drie sectoren zijn in uiteenlopende mate representatief voor deze tendens: milieu, vervoer en interne markt.

Op het gebied van de duurzame ontwikkeling zijn de verplichtingen in verband met de milieubescherming in alle communautaire beleidslijnen geïntegreerd met het oog op synergie. Vanuit het streven om hun ecosystemen te beschermen stellen de ultraperifere regio's, met name in het kader van hun regionale programma's, aanzienlijke kredieten beschikbaar voor de ontwikkeling van de nodige infrastructuur voor milieubescherming. In verband met de naleving van de milieuvoorschriften moet worden aangestipt dat bepaalde verplichtingen onevenredig scherp zijn gelet op het afgelegen karakter en de beperkte oppervlakte van de ultraperifere regio's. Bij wijze van voorbeeld kan worden vermeld dat bepaalde categorieën afvalstoffen niet ter plaatse kunnen worden verwerkt en naar verwerkingscentra op het Europese vasteland moeten worden vervoerd. Dit brengt systematisch extra uitgaven mee die uitsluitend ten laste van de ultraperifere regio's komen.

De herziening van de richtsnoeren voor de trans-Europese vervoernetten past in een optiek die duidelijk is toegespitst op het net op het Europese vasteland met het oog op de uitbreiding. Terwijl het trans-Europese netwerk is opgezet met het oog op een betere integratie van de centrale en perifere regio's van de EU, door de verbindingen met hoge capaciteit te versterken teneinde het concurrentievermogen van de Europese economie in stand te houden, blijven de ultraperifere regio's geïsoleerd en afgelegen binnen hun plaatselijke markten, waarbij de projecten voor de verbinding tussen de ultraperifere regio's en het vasteland niet als prioritair zijn beschouwd. De financiering van vervoersinfrastructuur uit de Structuurfondsen resulteert weliswaar in de aanleg van moderne infrastructuur met grote capaciteit maar biedt geen bevredigend antwoord op de problemen inzake de toegankelijkheid, met name van het binnenland, de extra kosten in verband met de geografische ligging van de ultraperifere regio's, de gevolgen van de beperkte concurrentie en het ontbreken van concurrentie tussen de verschillende takken van vervoer in de overige regio's op het vasteland.

Een laatste voorbeeld is het vormingsproces van de eengemaakte markt, dat in deze afgelegen regio's niet de verwachte positieve gevolgen heeft gehad. De economische liberalisering van de gereglementeerde sectoren, met name diensten van openbaar nut, heeft bepaalde gevolgen voor de concurrentie en voor de prijs van deze diensten in de ultraperifere regio's gehad. Door de beperktheid van hun markt zijn feitelijke monopolies ontstaan, die een negatief effect hebben op het concurrentievermogen van de hele economie van de ultraperifere regio's en tot inflatoire tendensen hebben geleid. Bovendien zijn de systemen van prijsnivellering met het oog op de toepassing van dezelfde tarieven over het gehele nationale grondgebied bemoeilijkt. Hieruit mag niet de conclusie worden getrokken dat de liberalisering in de ultraperifere regio's niet moet worden voortgezet maar wel dat zij moet worden ondersteund door gebruik te maken van de beschikbare nationale en communautaire instrumenten om de concurrentie te verbeteren (met name de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag, openbare-dienstverplichtingen of andere instrumenten van gereguleerde liberalisering).

Al deze elementen pleiten voor het uitwerken van een specifiek programma ter compensatie van de moeilijkheden in de ultraperifere regio's, dat aan het eigen karakter van die regio's is aangepast. Dat programma zou door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) worden gefinancierd in het kader van de financiële vooruitzichten voor de periode 2007-2013. De vastgelegde doelstellingen beogen in een eerste fase het verbeteren van de toegang van deze regio's, niet alleen tot het Europese vasteland maar ook tussen de ultraperifere regio's onderling en binnen hun eigen grondgebied, en in een tweede fase steun voor het concurrentievermogen van hun ondernemingen. De programmadoelstellingen zullen op de volgende drie terreinen worden geconcentreerd:

(1) De toegangsproblemen als gevolg van het afgelegen karakter, de fragmentering en het reliëf: de doelstelling zal erin bestaan de gevolgen te verminderen van de belangrijkste knelpunten in deze regio's, met name het afgelegen karakter, de fragmentering en het moeilijke reliëf en dus de capaciteit van deze regio's voor economische toegang met name tot de communautaire markt, te verbeteren. Bijzondere aandacht zal worden besteed aan het vrachtvervoer, de energievoorziening en de toegang tot netten en diensten van informatie en communicatietechnologie (ICT).

(2) De beperktheid van de regionale markt, overlading en de ontbrekende of onvoldoende economische diversificatie: de doelstelling bestaat erin rekening te houden met verschillende knelpunten als gevolg van de beperkte omvang van de markten van deze regio's. In verband met de onvoldoende economische diversificatie zal ruimere steun worden verleend aan innoverende sectoren, onder meer door maatregelen op het gebied van onderzoek en innovatie (voorzover daarvoor nog geen financiële steun is verleend uit het kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling of uit de instrumenten van het cohesiebeleid), de totstandbrenging van menselijk kapitaal of de bevordering van plaatstelijke productie buiten deze regio's.

(3) De milieu- en klimaatsproblemen (met inbegrip van cyclonen, vulkanische activiteit en aardbevingen) en de instandhouding van de biodiversiteit: de maatregelen zouden moeten worden toegespitst op het verbeteren van de milieukenmerken, de afvalverwerking en de correctie van de extra kosten in verband met de bijzondere klimaatsomstandigheden.

De steunvormen van dit programma zullen nauwkeurig worden vastgelegd. Algemeen gesproken zijn de beginselen die voortvloeien uit het algemene kader van de hervorming van het cohesiebeleid van toepassing op het specifieke programma voor de ultraperifere regio's: programmering, partnerschap, additionaliteit, evaluatie en coördinatie met de andere bestaande communautaire financieringsinstrumenten. Voorts dient de naleving van de andere communautaire beleidslijnen (met name het concurrentiebeleid en de aanbestedingsregels) te worden gegarandeerd.

De Commissie zal voorstellen de normen voor de subsidiabiliteit van uitgaven in het kader van het EFRO aan te passen op grond van artikel 299, lid 2, van het Verdrag, teneinde rekening te houden met exploitatiesteun die wordt verleend om rekening te houden met de extra kosten. Wat meer in het bijzonder de roerende vervoersactiva betreft, zou de Commissie kunnen openstaan voor de cofinanciering ervan, zij het beperkt tot de activa die uitsluitend worden gebruikt op verbindingen binnen de ultraperifere regio's en tussen de ultraperifere regio's van eenzelfde geografische zone.

Het maximumpercentage van de cofinanciering zou 50% van de totale in aanmerking komende kosten bedragen.

Teneinde ervoor te zorgen dat het specifieke programma voor de ultraperifere regio's een reële economische impact heeft, mogen de toegekende communautaire middelen niet in de plaats komen van de structurele overheidsuitgaven of daarmee vergelijkbare uitgaven van de betrokken lidstaten.

2.3. Actieplan voor het grote nabuurschap

In het derde cohesieverslag van 18 februari 2004 wordt aangekondigd dat een maatregel voor het grote nabuurschap in de nieuwe programma's voor Europese territoriale samenwerking zal worden geïntegreerd, teneinde de samenwerking met de buurlanden te vergemakkelijken.

Een van de meest veelbelovende steunmogelijkheden is immers de versterking van de economische, sociale en culturele banden tussen de ultraperifere regio's en de aangrenzende gebieden. Het doel bestaat erin de ultraperifere regio's beter te integreren in hun natuurlijke sociaal-economische en culturele ruimte, door de barrières weg te werken die een beperking vormen voor de handelsmogelijkheden met het geografische milieu van deze regio's, die zeer ver van het Europese vasteland maar zeer dicht bij de geografische markten van het Caribisch gebied, Amerika en Afrika en met name in de ACS-landen zijn gelegen [3].

[3] Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (PB L 317 van 15.12.2000 blz. 3).

In dit kader dient de handel in goederen en diensten gestimuleerd te worden, alsook het verkeer van personen op coherente wijze, waardoor het uitwisselen van ervaringen eenvoudiger gemaakt wordt. De Commissie stelt voor het actieplan voor het grote nabuurschap te richten op twee grote actiegebieden: (1) de transnationale en grensoverschrijdende samenwerking, en (2) de handel en de douanemaatregelen. Dit actieplan voor het grote nabuurschap zal bovendien gepaard moeten gaan met een bewustmaking van alle betrokken actoren, met inbegrip van de delegaties van de Commissie in derde landen, van de omvang van de uitdaging waarmee de ultraperifere regio's en de landen in hun geografische zone worden geconfronteerd.

2.3.1 Transnationale en grensoverschrijdende samenwerking

De Commissie heeft besproken op welke wijze de samenwerking tussen ultraperifere regio's en hun buurlanden verbeterd kan worden en wat de prioritaire gebieden van deze samenwerking zijn.

In het kader van de doelstelling van de Europese territoriale samenwerking in het kader van het hervormde cohesiebeleid is de Commissie van plan de transnationale en grensoverschrijdende samenwerking ten gunste van de ultraperifere regio's te versterken. Aldus zou een deel van de bedragen die voor de grensoverschrijdende samenwerking in ultraperifere regio's worden toegekend, kunnen gaan naar projecten in naburige derde landen (met name de ACS-landen en de landen van het Middellandse-Zeebekken). Deze afwijking op de territoriale subsidiabiliteitsregels zou worden gebaseerd op artikel 299, lid 2, van het Verdrag. Zij is verantwoord in het licht van de specifieke knelpunten van de ultraperifere regio's en met het oog op de doeltreffendheid van de samenwerking.

Bovendien kunnen de programmering en uitvoering van de samenwerkingsprogramma's worden gecoördineerd met de regionale indicatieve programma's die, voor wat de ACS-landen betreft, uit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) worden gefinancierd. Wat de landen en gebieden overzee (LGO) betreft, kunnen de gefinancierde maatregelen gezien het ontbreken van regionale indicatieve programma's door de LGO-autoriteiten worden aangevraagd, in het kader van de samenwerkingsterreinen die worden genoemd in het associatiebesluit tussen de EU en de LGO [4]. Tenslotte zal de eventuele opname van het EOF in de begroting het mogelijk maken deze coördinatiestrategie te versterken, door de mogelijkheid te bieden om in het kader van de regionale indicatieve programma's een specifiek bedrag te reserveren voor de versterking van de samenwerking tussen de ultraperifere regio's en de ACS-landen.

[4] Besluit van de Raad van 27.11.2002 (PB L 314 van 30.11.2001, blz. 1).

Wat de beheersprocedures betreft, zal er geen specifieke uitzondering worden toegepast op het beheersstelsel voor de doelstelling samenwerking in het algemeen, behalve voor de volgende twee gevallen die zijn gebaseerd op artikel 229, lid 2, van het Verdrag:

- Wat de steun van het EFRO in derde landen betreft, zijn de nationale instanties van de betrokken lidstaten in het kader van de uitvoering van de projecten financieel aansprakelijk en dienen zij te zorgen voor de naleving van de verdragsbepalingen en de op grond van het Verdrag vastgestelde besluiten en van de communautaire beleidslijnen, met name inzake concurrentieregels, aanbestedingen en bescherming en verbetering van het milieu.

- Bovendien moet beperkte communautaire steun uit het EFRO worden toegekend voor de financiering van exploitatiesteun. Deze steun zal geval per geval worden onderzocht en alleen betrekking hebben op steun voor het opstarten van vervoerdiensten tussen de ultraperifere regio's en de naburige derde landen. Voor deze steun zullen strikte regels worden vastgesteld om te voorkomen dat op de betrokken lijnen een concurrentieverstoring met de niet-communautaire vervoerders ontstaat en dat de betrokken derde landen negatieve tegenmaatregelen nemen.

Van de prioritaire actiegebieden van de doelstelling "Europese territoriale samenwerking" dient het accent op de drie volgende punten te liggen:

- Het vergemakkelijken van de uitwisseling op het gebied van vervoer, diensten, informatietechnologie en communicatie. Betere coördinatie met de bestaande overeenkomsten en programma's.

- Het vergemakkelijken van het verkeer van personen: wil dit effectief zijn, dan dient de samenwerking zich erop te richten dat onderdanen van aangrenzende derde landen zich gemakkelijker kunnen verplaatsen. Deze vorm van uitwisseling is noodzakelijk voor de economische integratie van de ultraperifere regio's in de zone waarin zij zich bevinden, alsook om de buurlanden optimaal te laten profiteren van deze samenwerking.

- Hierbij dient ook rekening te worden gehouden met de strijd tegen illegale immigratie. Bij de uitvoering van de algemene maatregelen die de Commissie al voor ogen heeft in het kader van het beleid inzake justitie en binnenlandse zaken en voor de Schengen-landen (een Europees agentschap ter verbetering van het beheer van de operationele samenwerking, een programma voor technische en financiële bijstand aan derde landen op het gebied van asiel en immigratie [5] en het opstarten van voorbereidende maatregelen voor 2004 en 2005 op het gebied van geïntegreerde terugkeerprogramma's) dient speciaal aandacht te worden besteed aan de behoeften van ultraperifere regio's en hun buurlanden. Tenslotte zal in het kader van de samenwerking met de ACS-staten in het gebied van de Caraïben en de Indische Oceaan, rekening moeten worden gehouden met de migratiestromen als bedoeld in artikel 13, lid 4, van de overeenkomst van Cotonou.

[5] Verordening (EG) nr. 491/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot instelling van een programma voor financiële en technische bijstand aan derde landen op het gebied van migratie en asiel (AENEAS). PB L 80 van 18.3.2004, blz. 1.

- Het uitwisselen van ervaringen op het gebied van regionale integratie: om het handelsaspect van dit actieplan te optimaliseren (zie hieronder), dient de samenwerking ook betrekking te hebben op de uitwisseling van ervaringen op het gebied van regionale integratie, steun aan economische samenwerking en op uitwisselingen op handelsgebied tussen ultraperifere regio's en hun buurlanden. Het doel is het sluiten van partnerschapsovereenkomsten tussen ACS-landen te begeleiden aangezien ultraperifere regio's er alle belang bij hebben het regionale integratieproces in hun zone te volgen en er eventueel aan deel te nemen.

2.3.2 Maatregelen in verband met het handels- en het douanebeleid

Het handelsbeleid kan bijdragen aan een betere integratie van ultraperifere regio's in de regionale economie, zowel in de goederen- en dienstensector als op andere handelsgerelateerde terreinen (onder meer intellectueel eigendomsrecht, sanitaire en fytosanitaire maatregelen). Er dient onderscheid te worden gemaakt tussen de overeenkomsten met de ACS-landen en de andere overeenkomsten en maatregelen van de Unie.

(1) ACP: De Overeenkomst van Cotonou voorziet nu al in de sluiting van economische partnerschapsovereenkomsten ACS-EU, die tegen eind 2007 een versterkte economische en commerciële samenwerking tot stand zullen brengen met inbegrip van vrijhandelszones tussen de (in handelsblokken gegroepeerde) ACS-landen en de Europese Unie, in overeenstemming met de WTO-regels. Het voornaamste belang van de EU bij deze overeenkomsten is het versterken van de economische integratieprocessen van de ACS-landen om aldus hun duurzame ontwikkeling te bevorderen. Daarom is het van essentieel belang deze ultraperifere regio's bij de overeenkomsten te betrekken.

Er zou dus moeten worden nagegaan of er rekening gehouden kan worden met de specifieke belangen van de ultraperifere regio's bij de onderhandelingen over de economische partnerschapsovereenkomsten ACS-EU. Hiertoe zal het nodig zijn de belangen van de verschillende ultraperifere regio's binnen de regionale handel van tevoren nauwkeurig te bepalen, rekening houdend met de economische complementariteit tussen de ultraperifere regio's en de ACS-landen. Om dit te bereiken zal de Commissie de regio's en de lidstaten verzoeken haar mede te delen welke sectoren en soorten uitwisselingen zij van belang achten voor de ultraperifere regio's. De Commissie zal deze mededelingen evalueren in het kader van haar bevoegdheden. Dezelfde aanpak kan worden toegepast voor de dienstenhandel en de handelsgerelateerde terreinen, teneinde de specifieke belangen van de ultraperifere regio's te bepalen.

Door deze nieuwe context voor de versterkte handelsbetrekkingen met hun buurlanden dienen de Franse ultraperifere regio's en de Canarische Eilanden zich eveneens te bezinnen over de coördinatie tussen de handels- en douane-instrumenten zoals de heffing op over zee aangevoerde goederen en de "Arbitrio sobre las Importaciones y Entregas de Mercancías en las Islas Canarias".

(2) Overige overeenkomsten en maatregelen: Wat de nieuwe preferentiële overeenkomsten van de EU met derde landen betreft, zal de Commissie een analyse van de effecten van deze overeenkomsten op de economie van de ultraperifere regio's uitvoeren. De Commissie zal conclusies trekken in verband met de maatregelen die de ultraperifere regio's kunnen treffen om gebruik te maken van de mogelijkheden om hun economische en commerciële activiteiten te bevorderen en het hoofd te bieden aan de aanpassingsmoeilijkheden en andere problemen die uit de handelsmaatregelen en -overeenkomsten voortvloeien.

In deze context is de Commissie bereid een verlaging of zelfs afschaffiing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief te onderzoeken, teneinde de voorziening met niet-agrarische grondstoffen mogelijk te maken en aldus de productie in de ultraperifere regio's te bevorderen. De Commissie is tevens bereid onder uitzonderlijke omstandigheden die als dusdanig voldoende zijn gemotiveerd, aanvragen voor tijdelijke schorsing van de rechten op dezelfde terreinen te onderzoeken. Voor visserijproducten zullen eventuele tijdelijke schorsingen van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief betrekking hebben op goederen die voor de plaatselijke markt zijn bestemd. Wil een dergelijke schorsing bijdragen tot de regionale integratie, dan dient te worden nagegaan of de grondstoffen waarvoor schorsing wordt aangevraagd niet beschikbaar zijn in de desbetreffende geografische zone.

3. Implementatie van de ontwikkelingsstrategie binnen andere communautaire beleidslijnen

De instrumenten die in het kader van andere communautaire beleidslijnen worden toegepast, dragen bij tot het opzetten van de ontwikkelingsstrategie voor de ultraperifere regio's en tot een coherente aanvulling van het actieplan voor het grote nabuurschap.

3.1. Maatregelen betreffende concurrentievermogen en groei

In de ultraperifere regio's houdt het bestaan van extra productiekosten verband met de permanente aanwezigheid van handicaps, die door hun gecumuleerd effect ernstige schade aan de ontwikkeling van bepaalde sectoren toebrengen. Op het niveau van de plaatselijke economie houden deze extra kosten gevolgen in voor de meeste productieve goederen- en dienstensectoren, met name een zeer beperkte diversificatie, een gering vermogen van de economie om werkgelegenheid te creëren en een sterke afhankelijkheid van de rest van de Europese Unie. De Raad heeft verslag over deze economische handicaps uitgebracht, met name bij de goedkeuring van twee specifieke belastingregelingen voor de Canarische Eilanden en de Franse overzeese departementen: de belasting "Arbitrio sobre las Importaciones y Entregas de Mercancías en las Islas Canarias" in 2001 en de heffing op over zee aangevoerde goederen (octroi de mer) in 2004.

- De ontwikkeling van het menselijk kapitaal vormt de sluitsteen van de economische en sociale cohesie. Het menselijk kapitaal vormt een essentiële voorwaarde voor de economische ontwikkeling en het concurrentievermogen in de kennismaatschappij. Op dit gebied moet dus een sterke impuls worden gegeven. De ultraperifere regio's worden verzocht om op plaatselijk niveau de specifieke kenmerken en de ontwikkeling van hun arbeidsmarkt te monitoren en binnen een regionaal werkgelegenheidsplan een strategie uit te stippelen. De ultraperifere regio's hebben tot nog toe geen aanvraag ingediend betreffende de door het Europees Sociaal Fonds gefinancierde innoverende maatregelen. De Commissie spoort deze regio's actief aan om in de toekomst gebruik te maken van deze mogelijkheid.

- De diensten van openbaar nut spelen een doorslaggevende rol bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Unie. Het bestaan van een netwerk van diensten van openbaar nut vormt een essentieel element van de sociale cohesie. De beschikbaarheid van doeltreffende diensten in de ultraperifere regio's vormt een essentiële voorwaarde voor de vestiging van productieve activiteiten, zowel voor de ondernemingen die er gebruik van maken als voor de werknemers in deze regio.

Deze regio's, die zeer ver van het Europese vasteland zijn gelegen en binnen hun eigen geografische zone geïsoleerd zijn, lijden onder de gevolgen van de beperktheid van hun markt, met name door het ontbreken van een werkelijke concurrentie tussen de economische actoren, hetzij openbaar, hetzij particulier. De marktwerking alleen is in deze gebieden niet voldoende om te zorgen voor een optimale verdeling van de hulpbronnen ten voordele van de samenleving. Het zou wenselijk zijn te beschikken over een analyse waarin de marktwerking ten aanzien van de ultraperifere regio's nauwkeurig en geval per geval wordt gedefinieerd.

De werking van sectoren zoals vervoer, telecommunicatie (vast en mobiel) of de sector elektriciteit en gas zal grondig worden bestudeerd door een werkgroep die ermee wordt belast passende voorstellen uit te werken.

- Innovatie, de informatiemaatschappij en onderzoek en technologische ontwikkeling: de Commissie verbindt zich ertoe voor te zorgen dat met de bijzondere situatie van de ultraperifere regio' s rekening zal worden gehouden om de doelstellingen van de strategie van Lissabon te bereiken. De opgestarte hervormingen moeten het deze ver van het Europese vasteland gelegen regio's mogelijk maken hun economische resultaten te verbeteren, deel te nemen aan het stimuleren van de groei, werkgelegenheid te creëren en de risico's op uitsluiting af te wenden.

De ondernemingen in de ultraperifere regio's dienen hun isolement te doorbreken en beter in te spelen op de druk op de markt, door een efficiënt innovatiebeleid toe te passen dat concrete vorm krijgt in uitvindingen in de ruime betekenis van het woord, de omzetting van ideeën uit andere sectoren in hun eigen productieprocessen en de modernisering van bestaande producten en diensten waardoor het aan bod beter kan inspelen op de vraag van nieuwe markten die vandaag nog niet geëxploiteerd zijn.

De Commissie verzoekt de ultraperifere regio's een specifiek netwerkprogramma voor innoverende maatregelen in te dienen, waarin ook andere Europese regio's worden opgenomen die soortgelijke problemen als die van de ultraperifere regio's hebben (eilanden, kleine regio's, toeristische gebieden enz.) of die een vernieuwende aanpak hebben die in de ultraperifere regio's kan worden gebruikt (toegang tot internet via hoge-snelheids- of satellietverbinding). De Commissie cofinanciert aldus specifieke programma's voor het creëren en functioneren van netwerken waarbij ten minste vijf regio's in ten minste vijf lidstaten zijn betrokken.

Wat de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën betreft en meer in het bijzonder de controle van prijzen en tarieven van telecommunicatiediensten, zal de Commissie er voor de periode 2003-2005 op toezien dat de ultraperifere regio's niet onder discriminerende praktijken te lijden hebben, en een prijsverlaging dankzij een betere concurrentie stimuleren. Op korte termijn zal een studie worden gestart over de knelpunten bij de toegang tot telecommunicatiediensten in de ultraperifere regio's. Tegelijk zal de Commissie richtsnoeren blijven verstrekken, met name om de doeltreffendheid van de richtlijn telecommunicatie in de ultraperifere regio's te verbeteren, de toegang tot breedbandnetten te ontwikkelen en tariefdiscriminaties weg te werken.

De richtsnoeren voor de criteria en procedures inzake de tenuitvoerlegging van de Structuurfondsen ten gunste van elektronische communicatie van 28 juli 2003 [6] zouden het mogelijk moeten maken initiatieven te ontwikkelen voor de toepassing van breedbandtechnologie in de ultraperifere regio's en in die regio's diensten tegen betaalbare prijzen te ontwikkelen. In diezelfde geest heeft een van de snelstartprojecten van het Europees groei-initiatief [7] betrekking op de mate waarin de afgelegen en rurale gebieden door de Europese maatregelen worden bestreken. Dit project komt in aanmerking voor steun uit de Structuurfondsen over de periode 2000-2006.

[6] SEC(2003) 895

[7] COM(2003) 690 def.

Teneinde de doelstellingen van Lissabon te halen en de ultraperifere regio's goed in de Europese onderzoeksruimte te integreren is een aanzienlijke uitbreiding van onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO) nodig op terreinen die voor deze regio's van bijzonder belang zijn. Het kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling biedt de ultraperifere regio's talrijke mogelijkheden om hun OTO-capaciteit te vergroten, met name door deelname aan projecten of activiteiten voor de coördinatie van nationale en regionale onderzoek- en innovatieprogramma's (project ERA-NET, dat openstaat voor de regio's) en aan werkzaamheden betreffende onderzoeksinfrastructuur. De huidige deelname van de ultraperifere regio's aan deze activiteiten en projecten zou aanzienlijk kunnen worden uitgebreid door de vaststelling van passende informatie- en stimuleringsmaatregelen.

Hoewel er goede informatiekanalen bestaan (bijvoorbeeld de site CORDIS [8]), die toegankelijk zijn voor alle instellingen die aan het kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling wensen deel te nemen, moeten de voorlichtingsactiviteiten op het gebied van OTO, die op de specifieke behoeften van de ultraperifere regio's inspelen, worden uitgebreid.

[8] http:// www.cordis.lu

Analyses en exploratieve studies op het gebied van onderzoek en innovatie en in verband met sociaal-economische ontwikkelingsdata, zouden moeten leiden tot het opstellen van scoreborden met indicatoren en tot een observatorium voor het monitoren van de ontwikkeling van deze gegevens in de zeven ultraperifere regio's, teneinde uitwisselingen en het verspreiden van goede praktijken te bevorderen. Een groep intraregionale experts uit de ultraperifere regio's zal zich in coördinatie met internationale experts, daarmee bezighouden, in navolging van het "Mutual Learning Platform", dat de Commissie moet implementeren in haar aanpak van de regionale dimensie van het onderzoek.

Indien men komt tot een concentratie van de werkzaamheden via regionale specialisatie van het onderzoek, zal het voor onderzoekcentra in de ultraperifere regio's makkelijker worden hun werkzaamheden te intensiveren met het oog op participatie aan het kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling en een actiever inspelen op de oproepen daarvan.

Tenslotte worden de ultraperifere regio's verzocht ten volle gebruik te maken van de mogelijkheden tot bijkomende cofinanciering uit de Structuurfondsen van projecten die door het zesde kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling [9] worden gecofinancierd. Om naast de cofinanciering uit hoofde van het zesde kaderprogramma ook de bijkomende cofinanciering uit de Structuurfondsen te kunnen ontvangen, dienen de instellingen daartoe een verzoek bij de beheersinstanties van een van de programma's van de Structuurfondsen in te dienen. Indien deze programma's geen maatregelen omvatten die de financiering van de betrokken projecten mogelijk maken, kunnen de beheersinstanties vragen dat de programma's volgens de vastgestelde procedures worden gewijzigd in het kader van het beheer van de Structuurfondsen.

[9] De mogelijkheid om aanvullende cofinanciering te ontvangen is beperkt tot organisaties uit regio's met een ontwikkelingsachterstand (doelstelling 1) of begunstigden van overgangssteun op grond van doelstelling 1 - Besluit nr. 1513/2002/EG van 27 juni 2002 betreffende het zesde kaderprogramma, PB L 232/1 van 29.8.2002, bijlage III.

- Milieu: De Commissie zal systematisch de concrete verzoeken van de ultraperifere regio's aanmoedigen voor de verbetering van het milieu met alle beschikbare instrumenten, inclusief het zesde communautaire actieprogramma voor het milieu, dat de mogelijkheid inhoudt om het milieu in de ultraperifere regio's te beschermen.

3.2. Maatregelen in verband met de knelpunten in de ultraperifere regio's

3.2.1. Toegankelijkheid

Het terugschroeven van de gevolgen van de moeilijke toegang van de ultraperifere regio's tot het Europese vasteland vormt een van de hoofdprioriteiten van het optreden van de Gemeenschap ten gunste van de ultraperifere regio's. In het algemeen wordt het gebruik van de bestaande instrumenten op het gebied van luchtvaart en zeevaart (openbare-dienstverplichtingen, sociale en regionale steun) actief aangemoedigd. Het gaat om vervoerverbindingen tussen de ultraperifere regio's en het Europese vasteland (in beide richtingen), tussen de ultraperifere regio's onderling en binnen de ultraperifere regio's zelf.

In ieder geval zal de Commissie zich nauwgezet op de hoogte houden van de concurrentievoorwaarden die uit het vastgestelde systeem voortvloeien. Er moet worden voorkomen dat de toegekende steun wordt aangewend om de dominante positie van de vervoersondernemingen te versterken.

Op dit gebied formuleert de Commissie de volgende aanbevelingen:

- In verband met de procedure voor de totstandbrenging van openbare-dienstverplichtingen kan worden overwogen versoepelingen te introduceren, met name teneinde een verlenging van de concessietermijn op het gebied van openbare dienstverplichtingen in de luchtvaart te verkrijgen.

- De Commissie is bereid ieder voorstel van de ultraperifere regio's te onderzoeken voor de verbetering van de levensvatbaarheid van korte-vaartdiensten tussen bepaalde ultraperifere regio's en het Europese vasteland.

- Wat het plaatselijk vervoer betreft, zou de toepassing van alternatieve systemen voor openbaar vervoer die gepaard gaan met een betere onderlinge integratie van de verschillende vormen van openbaar vervoer en op communautair niveau worden gecofinancierd, de ernstige congestieproblemen kunnen terugschroeven.

- De verordening van de Commissie betreffende de minimis-steun zal worden gewijzigd teneinde het toepassingsgebied ervan uit te breiden tot ondernemingen in de vervoerssector (alle takken van vervoer zouden worden bestreken, met inbegrip van de binnenvaart, met uitzondering van steun voor de aankoop van rollend materieel door wegvervoerbedrijven).

- Wat de staatssteun voor het zeevervoer betreft, heeft de Commissie zopas toestemming verleend voor het toekennen van exploitatiesteun voor het opstarten van korte-vaartdiensten tussen de havens van de Europese Unie [10]. Deze startsteun, die beperkt is tot de eerste drie jaar van inbedrijfstelling, mag niet meer bedragen dan 30 % van de totale kosten van de nieuw opgerichte diensten. Voorts wordt overwogen vereenvoudigde regels (de minimis-regeling) in te voeren voor het toekennen van openbare-dienstcontracten voor verbindingen met kleine eilanden met een vervoervolume van minder dan 100.000 passagiers per jaar. Deze vereenvoudiging zal bestaan in een vrijstelling van aanmeldingen en aanbestedingen voor vervoer met een zuiver lokaal karakter.

[10] PB C 13 van 17.1.2004, blz. 3.

- In het kader van de herziening van de richtsnoeren voor staatssteun ten behoeve van de regio's wordt voorgesteld toestemming te verlenen voor de compensatie van extra kosten veroorzaakt door het goederenvervoer binnen de markt van de Unie en niet langer uitsluitend binnen de grenzen van het betrokken land, indien een dergelijke regeling door een lidstaat ten gunste van een ultraperifere regio wordt voorgesteld. Deze extra kosten zouden worden berekend op basis van de kosten van het vervoer tussen een ultraperifere regio en de Staat waarvan zij deel uitmaakt, zonder dat de goederen noodzakelijk van deze ultraperifere regio naar het land waarvan zij deel uitmaakt, moeten worden vervoerd alvorens zij hun bestemming in een van de lidstaten van de Unie bereiken.

3.2.2. Staatssteun

Teneinde de doeltreffendheid en coherentie van de ontwikkelingsstrategie ten behoeve van de ultraperifere regio's te waarborgen, dient tegelijk rekening te worden gehouden met de bijzondere situatie van de ultraperifere regio's in het kader van de herziening van de richtsnoeren voor staatssteun ten behoeve van de regio's. Daarom is de Commissie van plan de volgende maatregelen voor te stellen:

- De ultraperifere regio's die onder de doelstelling convergentie vallen, genieten een specifieke behandeling en komen in aanmerking voor artikel 87, lid 3, sub a), van het Verdrag.

- Voor de ultraperifere regio's die onder de doelstelling convergentie vallen maar waarvoor uit hoofde van het cohesiebeleid het "statistisch uitsluitingseffect" geldt of die niet onder de nieuwe doelstelling convergentie vallen, zal een specifieke overgangsregeling inzake staatssteun gelden waarin steunplafonds worden vastgesteld die aanvankelijk vergelijkbaar zullen zijn met die vastgesteld op grond van artikel 87, lid 3, sub a), en vervolgens geleidelijk zullen worden verlaagd.

- Bovendien is de Commissie van plan om aan de ultraperifere regio's een verhoging van 10 procentpunten toe te kennen vergeleken met het percentage van de regionale steun voor initiële investeringen dat ze zal vaststellen voor de regio's die in aanmerking komen voor de afwijking bedoeld in artikel 87, lid 3, sub a) en c) en die zich in een vergelijkbare sociaal-economische toestand bevinden.

Wat de exploitatiesteun betreft, blijft het beginsel van niet-degressiviteit en niet-beperking in de tijd ten gunste van alle ultraperifere regio's gehandhaafd, ongeacht de steunsector (milieu, onderzoek en ontwikkeling, enz.) en onverminderd aanvullende aanpassingen die de Commissie zou invoeren. De bepalingen die tot doel hebben ervoor te zorgen dat de steun evenredig is met de weg te werken handicaps zouden eveneens worden gehandhaafd.

Wat de procedures betreft, wordt in een ontwerpverordening van de Commissie nauwkeurig omschreven welke formaliteiten moeten worden vervuld in verband met de verplichting tot kennisgeving en controle van de staatssteun.

3.2.3. Traditionele landbouw- en visserijproductie

De landbouwproductie in de ultraperifere regio's is gezien de natuurlijke en economische productiefactoren uiterst kwetsbaar. Ze blijft een belangrijk deel van de plaatselijke economie vormen, met name wat werkgelegenheid betreft, en bevordert ook de instandhouding van de plaatselijke levensmiddelenindustrie, die het belangrijkste gedeelte van de industriële productie in deze regio's vormt.

Op landbouwgebied gelden de volgende richtsnoeren:

- In het kader van het toekomstige fonds voor plattelandsontwikkeling zal de Commissie erop toezien dat bij de communautaire maatregelen voor de regionale toewijzing van de financiële middelen en de steunpercentages rekening wordt gehouden met de specifieke handicaps van de ultraperifere regio's.

- Wat de bananensector betreft, heeft de Commissie al een aanvang gemaakt met een evaluatie van de gemeenschappelijke marktordening, teneinde uiterlijk eind 2004 een verslag bij de Raad en het Europees Parlement in te dienen. In dat verband zullen verbeteringen van de steunmechanismen voor communautaire producenten worden overwogen. Met betrekking tot het externe deel van de gemeenschappelijke marktordening heeft de Commissie in de huidige fase van de beraadslagingen over de hervorming van de gemeenschappelijke marktordening voor bananen, het voornemen om aan de hand van de jongste gegevens een passend tariefpeil vast te stellen.

- In de sector suiker zal de Commissie in het kader van de hervorming van de gemeenschappelijke marktordening voor suiker zorgen voor een gedifferentieerde behandeling van de ultraperifere regio's op grond van hun specifieke kenmerken.

- In verband met de Verordeningen (EG) nrs. 1452/2001, 1453/2001 en 1454/2001 van de Raad (verordeningen betreffende de maatregelen POSEI in de landbouwsector) blijft het na de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in 2003 noodzakelijk te zorgen voor stabiliteit van de middelen die voor de handhaving van de steun voor de perifere regio's worden uitgetrokken en zoveel mogelijk de besluitvorming te decentraliseren en de beheersprocedures te vereenvoudigen.

In de sector visserij acht de Commissie het van groot belang dat bij het gemeenschappelijk visserijbeleid rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de ultraperifere regio's. De samenhang tussen het interne en het externe deel van het gemeenschappelijk visserijbeleid verdient eveneens bijzondere aandacht. De overige richtsnoeren kunnen als volgt worden samengevat:

- In het kader van het toekomstige financieringsinstrument voor de oriëntatie van de visserij zal de Commissie erop toezien dat bij de communautaire maatregelen voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (bij de regionale toewijzing van de financiële middelen en de steunpercentages) na 2006 rekening wordt gehouden met de specifieke handicaps van de ultraperifere regio's en de aangetoonde behoeften.

- Door de oprichting van regionale overlegraden zullen de ultraperifere regio's een spreekbuis krijgen waardoor ze actief kunnen deelnemen aan de debatten over een duurzame exploitatie van de visbestanden in deze delen van de oceanen. Er zou een vergelijkbare instantie moeten worden opgericht voor de ultraperifere regio's, in het bijzonder de meest afgelegen regio's (met name Guyana en Île de la Réunion) in hun lokale maritieme zone die aan de derde landen grenst.

- De richtsnoeren voor het onderzoeken van de staatssteun in de sector visserij en aquacultuur zullen in 2004 worden herzien. Daarbij zal bijzondere aandacht worden besteed aan de handhaving van de huidige gunstige behandeling van de ultraperifere regio's.

4. Naar een instrument voor de systematische evaluatie van de handicaps in de ultraperifere regio's en van de communautaire maatregelen

Door de tenuitvoerlegging van de communautaire beleidslijnen is de Commissie al op de hoogte van talrijke elementen en nauwkeurige gekwantificeerde gegevens betreffende de extra kosten en de knelpunten van de ultraperifere regio's. Al deze gegevens moeten echter worden geconsolideerd binnen een omvattend en horizontaal systeem voor multisectorale evaluatie van de handicaps van de ultraperifere regio's en van de communautaire maatregelen, in het bijzonder het toekomstige specifieke programma waarin rekening wordt gehouden met de handicaps. In dat verband zal de Commissie erop toezien dat bij de compensatie van extra kosten aan de hand van diverse instrumenten, de regels inzake cumulatie van staatssteun worden nageleefd.

De Commissie is eveneens zinnens de analyse van de factoren die het concurrentievermogen van de ultraperifere regio's beïnvloeden, verder te verdiepen.

Voor dat onderzoek, dat samen met de nationale en regionale autoriteiten moet worden gevoerd, zullen regelmatig statistische gegevens over de ultraperifere regio's moeten worden verzameld. Daartoe is het nodig een netwerk van de betrokken statistiekinstituten te creëren.

Deze analyse zou eveneens kunnen leiden tot een aanpassing van de bestaande programma's in de verschillende sectoren zoals landbouw en visserij, en tot de beoordeling van maatregelen in verband met concurrentie, belastingen en regionaal beleid.

5. Conclusies

De Europese Unie moet het hoofd bieden aan één van de grootste uitdagingen in de geschiedenis van haar bestaan: de uitbreiding, die diepgaande hervormingen op institutioneel niveau vereist, een hernieuwde bevestiging van haar fundamentele waarden en een diepgaande bezinning over de mechanismen voor haar economische, sociale en territoriale cohesie.

Om al haar regio's en al haar burgers gelijke kansen te bieden en voor haar verdere groei te blijven zorgen, dient zij relevante en doeltreffende mechanismen vast te stellen en de toepassing ervan te garanderen.

In deze context dienen de ultraperifere regio's de resultaten die zij tot nog toe hebben behaald, met name door de toepassing van de communautaire maatregelen, te handhaven en zich bovendien in te schakelen in een strategie voor aanpassing aan de Europese realiteit en aan hun eigen specifieke realiteit.

Deze aanbevelingen van de Commissie bieden een horizontale analyse van de belangrijkste vraagstukken in verband met de ontwikkeling en integratie van de ultraperifere regio's. Ze zijn opgebouwd rond drie belangrijke componenten van analyse en maatregelen: toegankelijkheid van de ultraperifere regio's, concurrentievermogen en samenwerking met de rest van de Europese regio's en integratie in hun geografische zone.

Aan de hand daarvan zal de Commissie de in deze mededeling beschreven maatregelen ten behoeve van de ultraperifere regio's uitwerken. Deze strategie zal geleidelijk worden geïmplementeerd, rekening houdend met de verschillende tijdschema's van de beleidslijnen die op de vereiste maatregelen betrekking hebben. Naast de voorstellen voor maatregelen op de verschillende communautaire beleidsterreinen worden bovendien twee nieuwe initiatieven voorgesteld: een specifiek programma waarin rekening wordt gehouden met de extra kosten en een actieplan voor het grote nabuurschap. De Commissie zal in het kader van de toekomstige regelgeving inzake het cohesiebeleid de passende wetgevende bepalingen voor de vaststelling van deze twee initiatieven voorstellen. Zoals blijkt uit de balans in het uitvoerige verslag van de Commissie over de maatregelen, heeft zij al concrete stappen ondernomen door aan de Raad uiteenlopende maatregelen voor te stellen en het actieprogramma dat zij in haar verslag van maart 2000 had beschreven, voort te zetten. Nu moet zij in het kader van het proces van Lissabon en Göteborg op de ingeslagen weg voortgaan, opdat de ultraperifere regio's tot volledige ontwikkeling kunnen komen.

Top