EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003PC0032(01)

Voorstel voor een Richtlijn (Euratom) van de Raad houdende vaststelling van de fundamentele verplichtingen en algemene beginselen op het gebied van de veiligheid van nucleaire installaties

/* COM/2003/0032 def. - CNS 2003/0021 */

52003PC0032(01)

Voorstel voor een Richtlijn (Euratom) van de Raad houdende vaststelling van de fundamentele verplichtingen en algemene beginselen op het gebied van de veiligheid van nucleaire installaties /* COM/2003/0032 def. - CNS 2003/0021 */


Voorstel voor een RICHTLIJN (Euratom) VAN DE RAAD houdende vaststelling van de fundamentele verplichtingen en algemene beginselen op het gebied van de veiligheid van nucleaire installaties

(ingediend door de Commissie)

TOELICHTING

Achtergrond

Titel II van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) bevat bepalingen die de Gemeenschap in staat stellen een kader te creëren voor het gebruik van kernenergie door de lidstaten, onder andere wat betreft beveiliging van nucleaire installaties (hoofdstuk 7) en bescherming van de gezondheid (hoofdstuk 3).

In artikel 2, onder b) van het Euratom-Verdrag is bepaald dat de Gemeenschap onder de in dat Verdrag bepaalde voorwaarden: "uniforme veiligheidsnormen [moet] vaststellen voor de gezondheidsbescherming van de bevolking en de werknemers en ervoor [moet] waken dat deze worden toegepast". Titel II, hoofdstuk 3, van het Verdrag, betreffende de bescherming van de gezondheid, bevat bepalingen inzake basisnormen voor de bescherming tegen ioniserende straling. Dit hoofdstuk van het Verdrag is vooral toegepast in verband met stralingsbescherming. Bescherming van de gezondheid omvat echter zowel stralingsbescherming als nucleaire veiligheid. Beide disciplines hebben uiteindelijk dezelfde doelstelling, namelijk bescherming tegen ioniserende straling.

De Commissie houdt zich al meer dan 25 jaar actief bezig met de harmonisatie van de veiligheid van kerninstallaties, met name in het kader van de resoluties van de Raad van 22 juli 1975 [1] en 18 juni 1992 [2], betreffende technologische vraagstukken in verband met de veiligheid van kerninstallaties [3]. Ondanks deze harmonisatieactiviteiten verschillen de nucleaire veiligheidsmaatregelen nog sterk van lidstaat tot lidstaat.

[1] PB C 185 van 14/08/1975, blz. 1.

[2] PB C 172 van 18.6.1992, blz. 2.

[3] Beveiliging en veiligheid worden vaak met elkaar verward. De oorzaak moeten worden gezocht in de vertaling van de Engelse term "safety".

Na het ongeluk in Tsjernobyl in 1986, ongetwijfeld het ernstigste ongeluk in de geschiedenis van de kernenergie, en de Top van de G-7 te München in 1992 is de Unie zich zorgen gaan maken over de veiligheid van nucleaire installaties in de landen van Midden- en Oost-Europa en de republieken die zijn voortgekomen uit de voormalige Sovjet-Unie.

De volgende uitbreiding met een aantal landen van Midden- en Oost-Europa, die in 2004 zal plaatsvinden, is zonder precedent in de geschiedenis van de opbouw van de Unie. Als gevolg van de geschiedenis van die landen in de twintigste eeuw en de aard van hun economische ontwikkeling krijgt een onderwerp extra gewicht dat bij de voorgaande uitbreidingen minder aan de orde was, namelijk de nucleaire sector.

De werkzaamheden die in communautair verband zijn ondernomen om in de nucleaire installaties in de kandidaat-lidstaten een hoog veiligheidsniveau te bereiken, hebben geleid tot een Europese visie op deze kwestie. Deze visie, die is ontwikkeld voor de kandidaat-lidstaten, is universeel geldig.

De technische normen die zijn opgesteld onder auspiciën van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie, vormen een belangrijke bijdrage tot de verbetering van de nucleaire veiligheid. Deze normen, die een afspiegeling vormen van een technische consensus, zijn juridisch niet verbindend. Om te bewerkstelligen dat deze normen effect sorteren, zijn de communautaire procedures voor de goedkeuring en aanpassing ervan doorgaans veel sneller dan de intergouvernementele besluitvormingsmechanismen. Dit is een probleem waarmee de Europese Gemeenschap ook op het gebied van de lucht- en zeevaart al geconfronteerd is.

De bescherming tegen ioniserende straling is niet alleen tijdens de operationele levensduur van een nucleaire installatie van belang. De definitieve buitenbedrijfstelling van een nucleaire installatie is het begin van een nieuwe fase waarin de radiologische beperkingen die als gevolg van de exploitatie voor de installatie gelden, moeten worden weggenomen. Deze beperkingen hangen samen met de aanwezigheid van grote hoeveelheden radioactieve materialen in de vorm van constructiematerialen, uitrusting, operationeel afval en verbruikte splijtstof.

Deze materialen moeten worden verwijderd en op de juiste wijze worden behandeld afhankelijk van hun fysische eigenschappen en het niveau van de radioactiviteit. Daarbij moeten de geldende veiligheidsnormen in acht worden genomen. Al deze activiteiten, die deel uitmaken van de ontmanteling, leveren een grote hoeveelheid afval op. Het grootste deel van de totale ontmantelingskosten wordt gevormd door het definitieve beheer van de radioactieve afvalstoffen.

Voor ontmantelingsoperaties zijn aanzienlijke financiële middelen vereist. Om alle risico's voor de volksgezondheid en het milieu uit te sluiten moet op communautair niveau worden gewaarborgd dat er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om de activiteiten in verband met de ontmanteling van de nucleaire installaties met inachtneming van de veiligheidsnormen te kunnen uitvoeren. Daarom moeten er speciale regels worden ingevoerd voor de vorming van ontmantelingsfondsen waaraan de exploitanten van nucleaire installaties gedurende de gehele operationele levensduur van de installatie een regelmatige bijdrage moeten leveren. Deze speciale regels moeten garanderen dat er voldoende middelen beschikbaar zijn voor de ontmantelingsoperaties.

Gezien het bovenstaande is het noodzakelijk dat de nucleaire veiligheid vanuit een communautair perspectief wordt benaderd. Alleen een gemeenschappelijk optreden kan garanderen dat in nucleaire installaties, vanaf het ontwerp tot aan de ontmanteling, een hoog veiligheidsniveau wordt gehandhaafd in een uitgebreide Unie. Een dergelijke actie krijgt als rechtsgrond de bepalingen van Titel II, hoofdstuk 3, van het Euratom-Verdrag en vormt een aanvulling op de basisnormen van artikel 30 daarvan.

I. De noodzaak van een globale aanpak van de nucleaire veiligheid in de uitgebreide Unie

Een communautaire aanpak van de veiligheid van nucleaire installaties moet, evenals de bestaande nationale stelsels, uit twee onderdelen bestaan. Enerzijds een pakket normen en anderzijds een mechanisme om de naleving ervan te verifiëren.

1. Gemeenschappelijke normen

Een communautaire aanpak van de veiligheid van nucleaire installaties houdt niet automatisch in dat er gedetailleerde technische veiligheidsnormen moeten worden vastgesteld. Het is niet de bedoeling dat een dergelijk stelsel hetgeen reeds binnen de lidstaten bestaat dupliceert.

a) Bestaande normen

Er is een reeks principes die de grondslag kunnen vormen van een communautaire, juridisch verbindende aanpak. Deze principes zouden kunnen worden vastgelegd in een Kaderrichtlijn van de Raad die in hoofdzaak gebaseerd is op elementen van het Verdrag inzake nucleaire veiligheid dat onder auspiciën van de IAEA tot stand is gekomen. Dit verdrag bevat geen gedetailleerde technische voorschriften. Het biedt een nauwkeurig vastgelegd juridisch kader dat de grondslag vormt van een stelsel voor de nucleaire veiligheid. Alle lidstaten en de meeste kandidaat-lidstaten (behalve Estland en Malta) zijn partij bij het Verdrag inzake nucleaire veiligheid.

Hierbij moet echter worden opgemerkt dat het toepassingsgebied van dit verdrag beperkt is tot kerncentrales. Gezien de ontwikkeling van de Europese nucleaire industrie lijkt het wenselijk een veel ruimer toepassingsgebied te introduceren dat alle nucleaire installaties omvat. Deze verruiming van het toepassingsgebied zal echter beperkt blijven tot installaties van de splijtstofkringloop en onderzoekinstallaties. Het is niet nodig gebleken ook kleine houders van radioactief materiaal, hoofdzakelijk in de vorm van ingekapselde bronnen, onder deze nieuwe aanpak te laten vallen.

Door deze principes in een communautaire tekst te formaliseren worden de krachtens artikel 30 van het Euratom-Verdrag vastgestelde basisnormen aangevuld met normen op het gebied van de veiligheid van nucleaire installaties. Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag zijn deze normen bij verschillende richtlijnen herzien, voor de laatste maal bij Richtlijn 96/29/Euratom van 13 mei 1996 [4]. Deze maal betreft het geen herziening van de basisnormenrichtlijn, maar het opstellen van een nieuwe richtlijn die hierop een aanvulling vormt.

[4] PB L 159 van 29.6.1996, blz. 1.

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft deze stellingname bevestigd in zijn arrest van 10 december 2002 in zaak C-29/99. Het Hof heeft bevestigd dat "... ter afbakening van de bevoegdheid van de Gemeenschap geen artificieel onderscheid [behoeft] te worden gemaakt tussen de gezondheidsbescherming van de bevolking en de veiligheid van de bronnen van ioniserende straling. [5]" Voorts heeft het Hof bevestigd dat de nationale veiligheidsinstanties beschikken over de technische bevoegdheid om vergunningen te verlenen voor de bouw of de exploitatie van nucleaire installaties. Het heeft daarbij echter erkend dat deze technische bevoegdheid er niet aan in de weg staat dat de Gemeenschap terzake wetgeving vaststelt. Het arrest van het Hof is duidelijk op dit punt: "Ook al kent het EGA-Verdrag aan de Gemeenschap niet de bevoegdheid toe om vergunningen af te geven voor de bouw of de exploitatie van kerninstallaties, toch heeft zij, op grond van de artikelen 30 tot en met 32 EGA-Verdrag, een regelgevende bevoegdheid om, met het oog op de gezondheidsbescherming, een vergunningenstelsel in te stellen dat door de lidstaten moet worden toegepast. Een dergelijke wetgevende handeling is immers een maatregel die de in artikel 30 EGA-Verdrag bedoelde basisnormen vervolledigt. [6]". Het begrip basisnormen is derhalve van toepassing op twee zaken: bescherming van de bevolking tegen straling en inherent daaraan de veiligheid van bronnen van ioniserende straling.

[5] Overweging 82 van het arrest van het Hof van 10 december 2002.

[6] Overweging 89 van genoemd arrest van het Hof.

Uiteraard kan deze communautaire aanpak van de veiligheid op langere termijn niet beperkt blijven tot het vermelden van de toepasselijke bepalingen van het Verdrag inzake nucleaire veiligheid. Deze bepalingen kunnen echter wel het uitgangspunt vormen, hetgeen geen tegenstrijdige situatie zal opleveren omdat alle lidstaten deze bepalingen al ten uitvoer moeten leggen, en andere elementen kunnen hieraan worden toegevoegd.

b) Evoluerende normen

Wanneer de gemeenschappelijke normen inzake de veiligheid van nucleaire installaties evolueren, is er sprake van een herziening. Hiervoor moet overeenkomstig artikel 32 van het Euratom-Verdrag een welbepaalde procedure worden gevolgd. In artikel 31 is in dit verband bepaald dat de Commissie de basisnormen opstelt na advies van een groep personen aangewezen door het Wetenschappelijk en Technisch Comité uit wetenschappelijke deskundigen van de lidstaten en na advies van het Economisch en Sociaal Comité. Na raadpleging van het Europees Parlement stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de basisnormen vast op voorstel van de Commissie.

In de praktijk zal bij de verdere ontwikkeling van de Europese veiligheidsnormen rekening worden gehouden met de resultaten van de werkzaamheden van de IAEA op het gebied van de nucleaire veiligheid. De IAEA houdt zich hier al jaren mee bezig. Bovendien moet onder andere rekening worden gehouden met de resultaten van de werkzaamheden van de NRWG (Nuclear Regulator's Working Group), met name de door deze groep opgestelde gemeenschappelijke standpunten, en de werkzaamheden van de WENRA (Western European Nuclear Regulators Association) op het gebied van de harmonisatie. Ook de methode die de Commissie en de Raad hebben uitgewerkt voor de beoordeling van de veiligheid van de nucleaire installaties in de kandidaat-lidstaten zal een belangrijke input vormen.

Aangezien er op dit gebied al uitgebreide nationale voorschriften zijn, is het wenselijk dat de Commissie een beroep kan doen op veiligheidsdeskundigen om de gemeenschappelijke normen op geharmoniseerde wijze verder te ontwikkelen. Daarvoor moet zij zich wenden tot het comité van artikel 31 van het Euratom-Verdrag.

Het gemeenschappelijke stelsel zal worden gebaseerd op fundamentele verplichtingen en algemene beginselen. Er zal een juridisch kader worden vastgesteld dat een mechanisme biedt om dit stelsel verder te ontwikkelen. Een van de eerste taken waarmee het comité van artikel 31 wordt belast, zal zijn om op basis van de eerdergenoemde studies een pakket operationele normen te bestuderen dat als gemeenschappelijk referentiekader moet dienen. Op basis van deze normen kunnen dan verificaties in de lidstaten worden uitgevoerd. Om te voorkomen dat de huidige lidstaten anders worden behandeld dan de nieuwe, moet dit juridisch instrument op de datum waarop de Unie wordt uitgebreid, 1 mei 2004, in werking zijn. Deze datum vormt het begin van de concrete tenuitvoerlegging van deze communautaire aanpak die vervolgens verder zal worden ontwikkeld.

De gemeenschappelijke normen maken deel uit van een dynamisch proces. Het doel van de gemeenschappelijke normen is de handhaving van een hoog niveau van nucleaire veiligheid binnen de Unie. Daarom moet dit stelsel voortbouwen op de deskundigheid van de nationale veiligheidsinstanties. Het communautaire systeem vormt een aanvulling op de nationale systemen.

c) Regelmatige verslagen

Evenals in het kader van het Verdrag inzake nucleaire veiligheid worden de lidstaten, overeenkomstig hetgeen is bepaald in de conclusies van de Europese Raad van Laken, verplicht verslag uit te brengen over de maatregelen die zij nemen om hun verplichtingen na te komen en over de veiligheid van de installaties die onder hun verantwoordelijkheid vallen. Deze verslagen zullen door de lidstaten en de Commissie worden onderzocht op basis van een "peer review"-mechanisme.

2. Een onafhankelijk verificatiesysteem

De vorming van een onafhankelijk verificatiesysteem is een essentieel onderdeel voor de geloofwaardigheid en doelmatigheid van een communautaire aanpak van de veiligheid van nucleaire installaties. Het verificatiestelsel moet grotendeels voortbouwen op de technische deskundigheid van de nationale nucleaire veiligheidsinstanties. De communautaire controle zal erop neerkomen dat wordt geverifieerd hoe de veiligheidsinstanties hun taak vervullen. Het is niet de bedoeling dat de veiligheid van de nucleaire installaties ter plaatste wordt geverifieerd.

De lidstaten worden verplicht deskundigen voor te dragen en daarbij te vermelden op welke gebieden zij deskundig zijn, zodat deze door de Commissie kunnen worden ingezet voor onafhankelijke verificaties in de lidstaten. Uiteraard is de Commissie de enige instantie die beslist over de verificaties en de eventuele follow-up daarvan. Om de onafhankelijkheid van de verificaties te waarborgen, is het wenselijk dat de deskundigen niet deelnemen aan verificaties in hun eigen lidstaat.

Op grond van de verslagen van de verificaties kan de Commissie aanbevelingen doen die ertoe kunnen leiden dat de nodige maatregelen worden getroffen om de veiligheid in de nucleaire installaties te waarborgen. De Commissie wordt bovendien verplicht om de twee jaar aan de Raad en het Europees Parlement verslag uit te brengen over de toestand van de nucleaire veiligheid in de Europese Unie.

De communautaire aanpak impliceert geen nieuwe reeks controles van nucleaire installaties. Deze aanpak, die kwalitatief is, behelst een wederzijdse controle van de veiligheidsinstanties die de Gemeenschap de mogelijkheid biedt om te verifiëren dat het veiligheidsniveau in alle lidstaten hetzelfde is. Met dit systeem kan een communautair label worden toegekend waarmee de bevolking meer vertrouwen wordt geboden in de veiligheid van nucleaire installaties. Deze volledig nieuwe aanpak biedt het voordeel dat de verificaties die door de veiligheidsinstanties worden uitgevoerd binnen een communautair kader worden georganiseerd. Het principe is controle door vakgenoten, zowel wat betreft de wederzijdse verificaties als de bestudering van de regelmatige verslagen in het kader van "peer reviews". Het is niet de bedoeling dat de Gemeenschap de plaats inneemt van de veiligheidsinstanties van de lidstaten.

II. Voldoende financiële middelen

Om, zowel tijdens de exploitatiefase als tijdens de ontmantelingsfase een hoog veiligheidsniveau in nucleaire installaties te handhaven moeten er voldoende middelen beschikbaar zijn.

De ontmanteling van een nucleaire installatie is een grootschalige industriële operatie die zich over een aantal jaren kan uitstrekken. De kosten van de ontmantelingsoperaties kunnen zeer hoog zijn. Om deze kosten te kunnen dekken, moeten er financiële reserves beschikbaar zijn. De exploitant moet deze aanleggen tijdens de operationele levensduur van de nucleaire installatie. Het is cruciaal dat bij deze operaties te zijner tijd een hoog veiligheidsniveau in acht wordt genomen.

Er moet absoluut worden voorkomen dat er situaties ontstaan waarin de ontmanteling van een nucleaire installatie niet volgens plan kan beginnen, niet volgens de geëigende procedures wordt uitgevoerd of halverwege wordt gestaakt vanwege het ontbreken van financiële middelen.

Dergelijke situaties zouden leiden tot de aanwezigheid van een grote hoeveelheid radioactief materiaal die niet op aanvaardbare wijze wordt beheerd en gecontroleerd, met verregaande gevolgen voor de stralingsveiligheid. In dat geval zou een van de fundamentele doelstellingen van het Euratom-Verdrag niet worden gerealiseerd. Krachtens artikel 2 van dat verdrag moet de Gemeenschap zoals gezegd "uniforme veiligheidsnormen vaststellen voor de gezondheidsbescherming van de bevolking en de werknemers en ervoor waken dat deze worden toegepast". De Gemeenschap heeft daarom basisnormen vastgesteld op het gebied van de stralingsbescherming [7]. Hoofdstuk 3 van het Euratom-Verdrag is dan ook de juridische grondslag voor optreden van de Gemeenschap op dit gebied.

[7] Richtlijn 96/29/Euratom.

Momenteel kunnen de exploitanten interne reserves opbouwen op de balans van de onderneming of bijdragen storten in externe fondsen die volgens uiteenlopende mechanismen zijn opgezet.

Ook wanneer er reserves worden opgebouwd om de ontmanteling te kunnen uitvoeren en het beheer van het radioactieve afval en de verbruikte splijtstof mogelijk te maken, blijft de essentiële vraag hoe moet worden gewaarborgd dat deze middelen op langere termijn, d.w.z. over enkele tientallen jaren, nog beschikbaar zijn. De vorming van ontmantelingsfondsen die losstaan van de exploitanten en speciaal bestemd zijn voor de ontmanteling van hun installaties, is de beste optie om te bewerkstelligen dat de installaties worden ontmanteld met inachtneming van alle veiligheidseisen. Wanneer een dergelijke scheiding om uitzonderlijke, goed gemotiveerde redenen niet mogelijk zou zijn, kan de exploitant verantwoordelijk blijven voor het beheer van de fondsen, mits de beschikbaarheid van de activa die zijn aangelegd voor de ontmantelingsoperaties, gewaarborgd is.

Op basis van geregelde informatie van de lidstaten - om de drie jaar - zal de Commissie een periodiek verslag opstellen over de situatie van de fondsen en in voorkomend geval maatregelen treffen om een oplossing te vinden voor abnormale situaties waardoor de uitvoering van de ontmanteling in het gedrang zou kunnen komen of concurrentievervalsing op de elektriciteitsmarkt zou kunnen ontstaan.

De vorming van externe fondsen die worden beheerd volgens het voorzichtigheidsbeginsel biedt de mogelijkheid om te waarborgen dat de fondsen op lange termijn beschikbaar zijn om tijdens alle ontmantelingsoperaties een hoog niveau van nucleaire veiligheid te waarborgen.

Er is al gewezen op de noodzaak dat de methodes voor de raming van de toekomstige ontmantelingskosten moeten worden geharmoniseerd. Voorts moet worden voorzien in overgangsmaatregelen om de betrokken ondernemingen waar nodig de mogelijkheid te bieden de gevolgen van de overdracht van grote bedragen naar externe fondsen te minimaliseren.

De Commissie denkt aan een overgangsperiode van [drie jaar] na de inwerkingtreding van de omzettingsmaatregelen die de lidstaten moeten treffen ter uitvoering van deze richtlijn nadat zij door de Raad is aangenomen.

Conclusie

Nu een uitbreiding zonder precedent op handen is, waarbij de nucleaire veiligheid een essentiële rol speelt, is het tijd dat de Gemeenschap haar bevoegdheden inzake de veiligheid van nucleaire installaties duidelijk bevestigt en een juridisch verbindende regelgeving vaststelt.

Door reeds bestaande regels en beginselen in het gemeenschapsrecht op te nemen, kunnen deze efficiënt en snel ten uitvoer worden gelegd. Door gedeeltelijk beroep te doen op de deskundigen van de nationale veiligheidsinstanties voor de uitvoering van de verificatietaken kan worden beschikt over onmiskenbare technische deskundigheid. Om een hoog veiligheidsniveau van de nucleaire installaties in de uitgebreide Europese Unie te handhaven, is het zaak dat de nationale stelsels en het communautaire stelsel nauw met elkaar verweven zijn.

Tevens is het essentieel dat ervoor wordt gezorgd dat de laatste fase van de splijtstofkringloop wordt beheerd met inachtneming van de stralingsbeschermingsnormen en dat de financiële middelen op transparante wijze worden gebruikt. Daarom is het nodig dat er een kader wordt gecreëerd voor de nationale regelgevingen. Door criteria vast te stellen voor de vorming en het beheer van fondsen voor de ontmanteling van nucleaire installaties kan de handhaving van een hoog niveau van nucleaire veiligheid tijdens alle ontmantelingsoperaties worden gewaarborgd.

Gezien het bovenstaande verzoekt de Commissie de Raad de bijgevoegde ontwerp-richtlijn goed te keuren.

2003/0021(CNS)

Voorstel voor een RICHTLIJN (Euratom) VAN DE RAAD houdende vaststelling van de fundamentele verplichtingen en algemene beginselen op het gebied van de veiligheid van nucleaire installaties

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op de artikelen 31, 32 en 187,

Gezien het voorstel van de Commissie [8], opgesteld na advies van een groep personen, aangewezen door het Wetenschappelijk en Technisch Comité uit wetenschappelijke deskundigen van de lidstaten, overeenkomstig artikel 31 van het Verdrag, en na het advies van het Economisch en Sociaal Comité [9] te hebben ingewonnen,

[8] PB C [...] van [...], blz. [...].

[9] PB C [...] van [...], blz. [...].

Gezien het advies het Europees Parlement [10],

[10] PB C [...] van [...], blz. [...].

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In artikel 2, onder b) van het Verdrag is bepaald dat de Gemeenschap uniforme veiligheidsnormen moet vaststellen voor de gezondheidsbescherming van de bevolking en de werknemers en ervoor moet waken dat deze worden toegepast.

(2) In artikel 30 van het Verdrag is bepaald dat voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werknemers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren binnen de Gemeenschap basisnormen worden vastgesteld. In artikel 32 is bepaald dat de basisnormen volgens de in artikel 31 bepaalde procedure worden aangevuld.

(3) In artikel 187 van het Verdrag is bepaald dat de Commissie voor de vervulling van de haar opgedragen taken, binnen de grenzen en onder de voorwaarden door de Raad overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag vastgesteld, alle gegevens kan verzamelen en alle noodzakelijke verificaties kan verrichten.

(4) Bij Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad [11] zijn basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren vastgesteld.

[11] PB L 159 van 29.6.1996, blz. 1.

(5) Het ongeluk in de centrale van Tsjernobyl in 1986 heeft duidelijk gemaakt dat de Gemeenschap de op dat ogenblik geldende basisnormen moet aanvullen met bepalingen die moeten worden toegepast wanneer het risico van stralingsgevaar optreedt. Derhalve is op basis van Beschikking 87/600/Euratom [12] van de Raad, een mechanisme ingesteld voor de snelle uitwisseling van informatie in geval van stralingsgevaar en zijn bij Richtlijn 89/618/Euratom [13] van de Raad aan de lidstaten verplichtingen opgelegd betreffende de informatie van de bevolking in geval van stralingsgevaar.

[12] PB L 371 van 30.12.1987, blz. 76.

[13] PB L 357 van 7.12.1989, blz. 31.

(6) De basisnormen zijn tevens aangevuld bij Richtlijn 92/3/Euratom van de Raad van 3 februari 1992 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen tussen lidstaten en naar en vanuit de Gemeenschap [14], en bij Verordening (Euratom) nr. 1493/93 van de Raad van 8 juni 1993 betreffende de overbrenging van radioactieve stoffen tussen lidstaten van de Europese Gemeenschap [15].

[14] PB L 35 van 12.2.1992, blz. 24.

[15] PB L 148 van 19.6.1993, blz. 1.

(7) Hoewel het stralingsbeschermingssysteem dat stoelt op de vigerende basisnormen, op basis van de huidige stand van de wetenschappelijke kennis op dit gebied een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid waarborgt, moet die bescherming worden aangevuld door strikte toepassing van veiligheidsnormen die ertoe strekken de blootstellingsrisico's voor de bevolking te controleren en te beperken. Met name voor nucleaire installaties geldt dat handhaving van een hoog veiligheidsniveau vanaf de ontwerpfase tot aan de ontmanteling door instandhouding van doeltreffende voorzieningen ter bescherming tegen stralingsgevaar en door preventie van ongevallen die radiologische gevolgen kunnen hebben een essentiële vereiste is om alle doelstellingen inzake bescherming van de gezondheid ingevolge artikel 2, onder b), van het Verdrag volledig te bereiken.

(8) Hoewel er een zekere mate van harmonisatie is bereikt, verschillen de nucleaire veiligheidsmaatregelen van lidstaat tot lidstaat nog sterk. In verband met de komende uitbreiding van de Europese Unie neemt deze diversiteit toe. Momenteel maakt deze diversiteit het de Gemeenschap onmogelijk om zich onder de best mogelijke omstandigheden ervan te vergewissen dat de doelstellingen inzake bescherming van de gezondheid waarmee zij ingevolge artikel 2, onder b) van het Verdrag is belast, altijd worden bereikt. Om de Gemeenschap in staat te stellen zich ervan te vergewissen dat de krachtens deze bepaling vereiste "uniforme veiligheidsnormen" daadwerkelijk worden toegepast, moeten de basisnormen inzake de stralingsbescherming worden aangevuld met gemeenschappelijke veiligheidsnormen, wanneer dat nodig blijkt om gevaren voor het leven en de gezondheid van de bevolking af te wenden.

(9) Na de exploitatiefase van een nucleaire installatie kunnen de aan ioniserende straling verbonden gevaren eveneens optreden tijdens de ontmantelingsoperaties. Met het oog op de risico's van de verspreiding van radioactieve materialen moet de veilige ontmanteling van nucleaire installaties worden gewaarborgd, met inbegrip van het langetermijnbeheer van radioactief afval en verbruikte splijtstof.

(10) Om op communautair niveau de bovengenoemde doelstellingen op het gebied van de stralingsbescherming te verwezenlijken moeten de fundamentele verplichtingen en algemene beginselen inzake de veiligheid van nucleaire installaties worden gedefinieerd.

(11) Voor de veilige ontmanteling van nucleaire installaties, met inbegrip van het langetermijnbeheer van radioactief afval en verbruikte splijtstof, zijn aanzienlijke financiële middelen vereist. Om alle risico's voor de volksgezondheid en het milieu uit te sluiten moet op communautair niveau worden gewaarborgd dat er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om de activiteiten in verband met de ontmanteling van de nucleaire installaties met inachtneming van de veiligheidsnormen te kunnen uitvoeren. Daarom moeten er speciale regels worden ingevoerd voor de vorming van ontmantelingsfondsen waaraan de exploitanten van nucleaire installaties gedurende de gehele operationele levensduur van de installatie een regelmatige bijdrage moeten leveren. Om te waarborgen dat er tijdens de ontmantelingsoperaties voldoende activa beschikbaar zijn, moeten er, behalve in uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen, fondsen worden gevormd met een eigen rechtspersoonlijkheid die losstaat van die van de exploitant van de nucleaire installatie.

(12) De onderhavige richtlijn past in het stelsel dat is ingevoerd bij het Verdrag inzake nucleaire veiligheid dat op 24 oktober 1996 in werking is getreden en waarbij alle lidstaten partij zijn. Bij Besluit 1999/819/Euratom van de Commissie is de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie op 31 januari 2000 tot dat verdrag toegetreden [16]. Aangezien het toepassingsgebied van dat verdrag is beperkt tot kerncentrales, breidt de onderhavige richtlijn de beginselen ervan uit tot alle nucleaire installaties waarvoor veiligheidsmaatregelen moeten worden uitgevoerd.

[16] PB L 318 van 11.12.1999, blz. 20.

(13) In dezelfde zin is in artikel 26 van het internationaal gezamenlijk verdrag inzake de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval [17], dat op 18 juni 2001 inwerking is getreden, bepaald dat iedere overeenkomstsluitende partij het nodige doet om de veiligheid van de buitenbedrijfstelling van een nucleaire faciliteit te verzekeren. Dit houdt in dat ervoor wordt gezorgd dat gekwalificeerd personeel en voldoende financiële middelen beschikbaar zijn. In artikel 22, onder ii) van dat verdrag is bepaald dat iedere overeenkomstsluitende partij het nodige doet om te verzekeren dat voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om de veiligheid van faciliteiten voor het beheer van afgewerkte splijtstof en radioactief afval tijdens hun levensduur en in geval van buitenbedrijfstelling te ondersteunen.

[17] PB [...] van [...].

(14) Om erop toe te zien dat de overeenkomstig de onderhavige richtlijn vastgestelde voorschriften worden toegepast, moet de Commissie enerzijds nagaan op welke wijze de veiligheidsinstanties hun taak vervullen en anderzijds een mechanisme invoeren om de verslagen die de lidstaten overeenkomstig de onderhavige richtlijn indienen, te bestuderen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel en toepassingsgebied

1. Om de bescherming van de gezondheid van de bevolking en de werknemers tegen de aan ioniserende straling van nucleaire installaties verbonden gevaren te waarborgen, zijn in de onderhavige richtlijn de fundamentele verplichtingen en algemene beginselen neergelegd die de Gemeenschap in staat zullen stellen een hoog veiligheidsniveau van de nucleaire installaties te waarborgen en zodoende te verzekeren dat de in artikel 30 van het Euratom-Verdrag bedoelde basisnormen worden toegepast.

2. De onderhavige richtlijn is van toepassing op alle nucleaire installaties, ook na afloop van hun exploitatiefase.

Artikel 2

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

1) "nucleaire installatie": elke civiele installatie met het bijbehorende terrein, de bijbehorende gebouwen en de bijbehorende uitrusting, waarin nucleair materiaal als bedoeld in artikel 197 van het Euratom-Verdrag wordt geproduceerd, behandeld, gebruikt, gehanteerd, tijdelijk wordt opgeslagen of definitief wordt opgeborgen op een zodanig niveau dat veiligheidsvoorschriften in overweging moeten worden genomen. Deze definitie is van toepassing tot het ogenblik waarop de radiologische beperkingen die voor de installatie gelden, worden opgeheven;

2) "gemeenschappelijke veiligheidsnormen": alle regels die worden opgesteld op basis van de algemene beginselen die in deze richtlijn zijn omschreven;

3) "veiligheidsinstantie": voor elke lidstaat de door die lidstaat aangewezen bevoegde instantie of instanties voor het verlenen van vergunningen en het uitoefenen van toezicht op de toepassing van de regelgeving inzake de keuze van de vestigingplaats, het ontwerp, de bouw, de inbedrijfstelling, de bedrijfsvoering of de ontmanteling van nucleaire installaties;

4) "vergunning": een door de veiligheidsinstantie aan de aanvrager verleende vergunning op grond waarvan deze de verantwoordelijkheid draagt voor de keuze van de vestigingsplaats, het ontwerp, de bouw, de inbedrijfstelling, de bedrijfsvoering of de ontmanteling van een nucleaire installatie;

5) "voor de nucleaire installatie verantwoordelijke onderneming": een natuurlijke of rechtspersoon die een nucleaire installatie exploiteert en die volgens de nationale wetgeving wettelijk verantwoordelijk is voor de handelingen die in verband met die installatie worden uitgevoerd;

6) "definitieve stillegging van een nucleaire installatie": toestand waarin een nucleaire installatie bij besluit van de bevoegde instanties niet langer over een bedrijfsvergunning beschikt;

7) "ontmanteling": alle stappen die ertoe leiden dat de wettelijke controle op een nucleaire installatie, met uitzondering van een installatie voor definitieve opberging, wordt opgeheven. Deze stappen omvatten de ontsmettings- en sloopoperaties;

8) "ontmantelingsfonds": de financiële middelen die speciaal bestemd zijn ter dekking van de uitgaven die nodig zijn voor de ontmanteling van nucleaire installaties, met inbegrip van het langetermijnbeheer van radioactief afval en verbruikte splijtstof, met inachtneming van de veiligheidsnormen;

9) "verbruikte splijtstof": splijtstof die is bestraald in de kern van een reactor en die daaruit definitief is verwijderd;

10) "conventioneel ontmantelingsafval": niet-radioactief afval dat bij ontmantelingsactiviteiten ontstaat en dat moet worden en verwerkt en verwijderd volgens de geldende normen;

11) "radioactief afval": elk radioactief materiaal in gasvormige, vloeibare of vaste toestand, waarvoor geen verder gebruik is gepland door de lidstaat of een natuurlijke of rechtspersoon waarvan het besluit door de lidstaat wordt aanvaard, en die als radioactief afval wordt gecontroleerd door een regelgevende instantie overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaat;

12) "radioactief ontmantelingsafval": radioactief afval dat bij ontmantelingsactiviteiten ontstaat;

13) "handeling": een menselijke verrichting die de blootstelling van personen aan straling van een kunstmatige stralingsbron, of van een natuurlijke stralingsbron waar natuurlijke radionucliden vanwege hun radioactieve splijt- of kweekeigenschappen worden of zijn verwerkt, kan doen toenemen, uitgezonderd blootstelling in een noodgeval;

14) "opwerking": het procédé of de bewerking die tot doel heeft radioactieve isotopen uit verbruikte splijtstof te extraheren om deze naderhand te gebruiken;

15) "ontmantelingsstrategie": de planning van de ontmantelingsactiviteiten vanaf de definitieve stillegging van de installatie.

Artikel 3

Onafhankelijkheid van de veiligheidsinstantie

De lidstaten richten een veiligheidsinstantie op. Deze instantie is wat organisatie, juridische structuur en besluitvorming betreft, onafhankelijk van andere openbare of particuliere lichamen of organisaties die zich bezighouden met de bevordering of toepassing van kernenergie.

Artikel 4

Rol van de veiligheidsinstantie

De veiligheidsinstantie ziet toe op en stelt regels vast voor de veiligheid van nucleaire installaties. Zij geeft vergunningen af en controleert de toepassing van de regelgeving inzake de keuze van de vestigingsplaats, het ontwerp, de bouw, de inbedrijfstelling, de bedrijfsvoering of de ontmanteling van nucleaire installaties.

Artikel 5

Veiligheid van nucleaire installaties

De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om:

a) in nucleaire installaties doelmatige voorzieningen te treffen en in stand te houden tegen potentiële stralingsrisico's, teneinde mensen, de samenleving en het milieu te beschermen tegen de schadelijke effecten van de van die installaties afkomstige ioniserende straling;

b) ongevallen te voorkomen die radiologische gevolgen hebben en de gevolgen van eventuele dergelijke ongevallen te beperken;

c) alle bijkomende maatregelen uit te voeren die tot doel hebben de veiligheid van nucleaire installaties te waarborgen;

d) overeenkomstig de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werknemers het langetermijnbeheer te waarborgen van alle materialen die na de ontmantelingsfase overblijven, waaronder radioactief afval en verbruikte splijtstof.

Artikel 6

Prioriteit van de veiligheid

1. De lidstaten nemen alle passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van elke handeling die rechtstreeks betrekking heeft op nucleaire installaties, de nucleaire veiligheid de vereiste prioriteit krijgt.

2. Bij de maatregelen met het oog op de praktische bescherming van de bevolking in de zin van artikel 44 van Richtlijn 96/29/Euratom wordt rekening gehouden met alle aspecten van de veiligheid van nucleaire installaties.

Artikel 7

Verplichtingen van de ondernemingen

1. De lidstaten schrijven ondernemingen die verantwoordelijk zijn voor nucleaire installaties voor dat zij zich bij de bedrijfsvoering daarvan houden aan de toepasselijke gemeenschappelijke veiligheidsnormen en de door de veiligheidsinstantie vastgestelde regels en eventueel getroffen maatregelen.

2. De lidstaten schrijven een onderneming die verantwoordelijk is voor een nucleaire installatie voor dat zij kwaliteitsborgingsprogramma's opstelt, waarvan de inhoud en tenuitvoerlegging ter verificatie aan de veiligheidsinstantie worden voorgelegd, en dat zij deze programma's uitvoert om ervoor te zorgen dat tijdens de gehele levensduur van een nucleaire installatie wordt voldaan aan de eisen die zijn vastgesteld voor alle activiteiten die voor de nucleaire veiligheid van belang zijn.

3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de verantwoordelijkheden voor de ontmanteling van nucleaire installaties toe te wijzen, mede voor die gevallen waarin degenen die oorspronkelijk met de verantwoordelijkheid zijn belast, niet langer in staat zijn hun verplichtingen na te komen.

Artikel 8 Inspectie

De lidstaten zien erop toe dat de veiligheidsinstantie inspecties in verband met de nucleaire veiligheid uitvoert in alle nucleaire installaties, ook die welke worden ontmanteld, en dat de voor een nucleaire installatie verantwoordelijke ondernemingen zich hieraan onderwerpen.

Artikel 9 Financiële middelen

1. De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat voor de veiligheid van nucleaire installaties voldoende financiële middelen beschikbaar zijn.

2. De lidstaten zien erop toe dat er op de geplande tijdstippen in de vorm van ontmantelingsfondsen voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om de ontmantelingsoperaties van elke nucleaire installatie te dekken, rekening houdend met de lange uitvoeringstermijn. Deze fondsen moeten voldoen aan de minimumcriteria die zijn neergelegd in de bijlage.

3. Voor nucleaire installaties die niet in de eerste plaats bestemd zijn voor de verkoop van producten of diensten, en met name voor onderzoekreactoren, stellen de lidstaten de regels vast voor de vorming van reserves die speciaal bestemd zijn voor de ontmanteling.

Artikel 10 Veiligheidsexperts

1. De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat er voor alle activiteiten die betrekking hebben op de nucleaire veiligheid, nucleaire veiligheidsdeskundigen beschikbaar zijn.

2. De lidstaten zien erop toe dat er passende studieprogramma's worden vastgesteld en dat er voor het betrokken personeel mogelijkheden aanwezig zijn voor theoretische en praktische nascholing.

Artikel 11 Bedrijfsincidenten

1. De lidstaten schrijven voor dat er procedures worden opgesteld, die door de veiligheidsinstanties moeten worden goedgekeurd, voor de afhandeling van bedrijfsincidenten en ongevallen, teneinde de mogelijke effecten op de bevolking en het milieu van eventueel stralingsgevaar als gevolg van de werking van nucleaire installaties te beperken.

2. De lidstaten schrijven voor dat incidenten die wezenlijke gevolgen hebben de veiligheid en de corrigerende maatregelen om deze af te handelen door de voor de nucleaire installatie verantwoordelijke onderneming onverwijld aan de veiligheidsinstantie worden meegedeeld.

Artikel 12

Controle op de toepassing

1. Om zich ervan vergewissen dat in de lidstaten een hoog niveau van nucleaire veiligheid wordt gehandhaafd, verricht de Commissie verificaties bij de veiligheidsinstanties. De lidstaten zien erop toe dat de veiligheidsinstanties zich aan die verificaties onderwerpen.

2. De lidstaten delen de Commissie een lijst van deskundigen waarop zij beroep kan doen voor de uitvoering van de in lid 1 bedoelde verificaties, mee, waarop tevens is aangegeven op welke gebieden zij deskundig zijn.

3. De deskundigen moeten vooraf zijn goedgekeurd door de veiligheidsinstanties van de lidstaat waar de verificatie zal worden uitgevoerd, voordat zij de in lid 1 bedoelde verificaties kunnen uitvoeren. De deskundigen nemen niet deel aan verificaties in de lidstaten waarvan zij onderdaan zijn.

4. Voordat de verificatie wordt uitgevoerd, stelt de Commissie de betrokken lidstaat hiervan op de hoogte, waarbij zij de aard, het doel en de verwachte aanvangsdatum van de verificatie en de namen van de bevoegde deskundigen meedeelt.

5. De Commissie deelt de verslagen van de verificatie mee aan de betrokken lidstaat die, binnen drie maanden na de ontvangst ervan, meedeelt welke maatregelen er zijn getroffen om eventuele tekortkomingen te verhelpen.

6. De Commissie kan haar opmerkingen aan de lidstaten meedelen of verzoeken om aanvullende informatie naar aanleiding van de verificaties om de verslagen geheel of gedeeltelijk op te helderen.

Artikel 13

Verslagen

1. Vanaf de in artikel 15, lid 1, genoemde datum brengen de lidstaten jaarlijks aan de Commissie verslag uit over de maatregelen die zij hebben genomen om hun verplichtingen krachtens deze richtlijn na te komen en over de toestand van de veiligheid van de nucleaire installaties op hun grondgebied. De Commissie organiseert vergaderingen met de lidstaten om deze verslagen te bestuderen.

2. Vanaf de in artikel 15, lid 1, genoemde datum brengt de Commissie om de twee jaar aan de Raad en het Europees Parlement verslag uit over de toepassing van deze richtlijn en de situatie van de nucleaire veiligheid in de Gemeenschap, waarvoor zij gebruik maakt van de verslagen die de lidstaten hebben ingediend en de verslagen naar aanleiding van de verificaties.

Artikel 14

Strengere maatregelen

De lidstaten kunnen maatregelen treffen die strenger zijn dan die waarin deze richtlijn voorziet. In dat geval stellen zij de Commissie in kennis van de aard van die maatregelen en de redenen waarom zij zijn getroffen.

Artikel 15

Tenuitvoerlegging

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op ... [voor 1 mei 2004] aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2. Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

3. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 17

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, [...]

Voor de Raad

De Voorzitter

[...]

BIJLAGE

De ontmantelingsfondsen als bedoeld in artikel 9 van deze richtlijn, moeten voldoen aan de volgende minimumcriteria:

1. De fondsen worden opgebouwd met de financiële bijdragen die de exploitanten van nucleaire installaties tijdens de exploitatie verstrekken en die erop berekend zijn dat er op het tijdstip waarop de installatie definitief wordt stilgelegd voldoende middelen aanwezig zijn om alle uitgaven in verband met de ontmanteling, als gedefinieerd onder punt 2, te dekken.

2. De bijdragen aan de fondsen worden bepaald door de geraamde levensduur van de installatie en de gekozen ontmantelingsstrategie en moeten met name de ontmanteling van de installatie, het veilige langetermijnbeheer van het conventionele en het radioactieve ontmantelingsafval van de installatie, het veilige langetermijnbeheer van de verbruikte splijtstof van kerncentrales en het opwerkingsafval, voorzover hiervoor in de bedrijfskosten niet reeds een volledige dekking is voorzien, dekken.

3. De activa van de fondsen moeten worden voorzien van voldoende liquide middelen om te kunnen voldoen aan de geplande ontmantelingsverplichtingen en de onder punt 2 genoemde kosten.

4. De activa van de fondsen moeten uitsluitend bestemd zijn om de onder punt 2 genoemde kosten in overeenstemming met de ontmantelingsstrategie te dekken en mogen niet voor andere doeleinden worden gebruikt. Daartoe worden de ontmantelingsfondsen opgezet met eigen rechtspersoonlijkheid die onafhankelijk is van de exploitant van de installatie. Wanneer uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde redenen, een dergelijke juridische scheiding onmogelijk maken, kan de exploitant verantwoordelijk blijven voor het beheer van het fonds, mits gewaarborgd is dat de activa die zijn gereserveerd om de onder punt 2 genoemde kosten te dekken, beschikbaar zijn.

5. Voor nucleaire installaties die voor de inwerkingtreding van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen waarin deze richtlijn voorziet, of binnen een periode van ... [te bepalen] na de inwerkingtreding van die bepalingen definitief worden stilgelegd, kunnen andere oplossingen dan de vorming van een ontmantelingsfonds in de zin van de onderhavige richtlijn worden overwogen.

6. De lidstaten moeten de regels vaststellen voor de overdracht van de voor de ontmanteling vereiste middelen die de exploitanten voor de inwerkingtreding van de ingevolge de onderhavige richtlijn vastgestelde bepalingen hebben gereserveerd. Deze overdrachten moeten plaatsvinden binnen een periode van tenminste drie jaar vanaf de in artikel 15 van de onderhavige richtlijn vermelde datum.

FINANCIEEL MEMORANDUM BIJ HET BESLUIT

Beleidsgebied(en): Energie en vervoer (06)

Activiteit(en):

Benaming van de actie: Richtlijn van de Raad houdende vaststelling van de fundamentele verplichtingen en algemene beginselen op het gebied van de veiligheid van nucleaire installaties

1. BEGROTINGSPLAATS(EN)

De vastlegging zal worden geboekt op een nieuwe begrotingslijn die moet worden gecreëerd in het kader van de volledige omschrijving van de ABB-structuur voor DG TREN. De vraag of de vastlegging moet worden geboekt op een bestaande of op een nieuwe begrotingslijn, zal opnieuw worden bezien tijdens de discussies over het voorontwerp van de begroting voor 2004.

2. ALGEMENE CIJFERS

2.1 Totale toewijzing voor de actie (deel B): jaarlijkse uitgaven:

De vastlegging zal voor het begrotingsjaar 2004 worden geboekt op de onder punt 1 genoemde begrotingslijn.

2.2 Duur:

Aanvang in 2004, continue actie

2.3 Meerjarenraming van de uitgaven:

a) Tijdschema vastleggingskredieten/betalingskredieten (financiering uit de begroting) (cf. punt 6.1.1)

euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b) Technische en administratieve bijstand en ondersteuningsuitgaven (cf. punt 6.2)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

c) Financiële gevolgen in verband met de personele middelen en andere huishoudelijke uitgaven (zie punten 7.2 en 7.3)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.4 Verenigbaarheid met de financiële programmering en de financiële vooruitzichten

Nieuwe actie

2.5 Financiële gevolgen voor de ontvangsten [18]

[18] Zie het afzonderlijke oriënterend document voor meer informatie.

Geen enkele financiële implicatie (betreft technische aspecten in verband met de tenuitvoerlegging van een maatregel)

3. BEGROTINGSKENMERKEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4. RECHTSGRONDSLAG

Artikelen 31, 32 en 187 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

5. BESCHRIJVING EN MOTIVERING

5.1 Doel van het communautaire optreden [19]

[19] Zie het afzonderlijke oriënterend document voor meer informatie.

5.1.1 Doelstellingen

In artikel 2, onder b) van het Euratom-Verdrag is bepaald dat de Gemeenschap onder de in dat Verdrag bepaalde voorwaarden: "uniforme veiligheidsnormen [moet] vaststellen voor de gezondheidsbescherming van de bevolking en de werknemers en ervoor [moet] waken dat deze worden toegepast". Titel II, hoofdstuk 3, van het Verdrag, betreffende de bescherming van de gezondheid, bevat bepalingen inzake basisnormen voor de bescherming tegen ioniserende straling. Dit hoofdstuk van het Verdrag is vooral toegepast in verband met stralingsbescherming.

De Commissie houdt zich al meer dan 25 jaar actief bezig met de harmonisatie van de nucleaire veiligheidspraktijken. Ondanks deze harmonisatieactiviteiten verschillen de nucleaire veiligheidsmaatregelen nog sterk van lidstaat tot lidstaat.

Het is noodzakelijk dat de nucleaire veiligheid vanuit een communautair perspectief wordt benaderd. Alleen een gemeenschappelijk optreden kan garanderen dat een hoog veiligheidsniveau van de kernenergie wordt gehandhaafd in een uitgebreide Unie.

Aangezien er op dit gebied al uitgebreide nationale voorschriften zijn, is het wenselijk dat de Commissie een beroep kan doen op veiligheidsdeskundigen om de gemeenschappelijke normen op geharmoniseerde wijze verder te ontwikkelen. Daarvoor moet zij zich wenden tot het comité van artikel 31 van het Euratom-Verdrag.

De vorming van een onafhankelijk verificatiesysteem is een essentieel onderdeel voor de geloofwaardigheid en doelmatigheid van een communautaire aanpak van de veiligheid van nucleaire installaties. Voor de uitvoering van deze verificaties zal de Commissie een beroep doen op statutair personeel en, voor een deel, op de diensten van deskundigen die zijn aangewezen door de veiligheidsinstanties van de lidstaten. De verificaties vinden plaats bij de veiligheidsinstanties.

De ontmantelingsoperaties kunnen ook een potentieel risico opleveren voor de volksgezondheid en het milieu, niet alleen nu, maar ook in de toekomst, met name wanneer de noodzakelijke maatregelen in verband met de stralingsrisico's van de ontmantelingsoperaties niet tijdig worden getroffen.

Voor de veilige ontmanteling van nucleaire installaties, met inbegrip van het langetermijnbeheer van radioactief afval en verbruikte splijtstof, zijn aanzienlijke financiële middelen vereist die gedurende de operationele levensduur van de nucleaire installaties gegarandeerd moeten zijn.

Op communautair niveau moet worden gewaarborgd dat er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om de activiteiten in verband met de ontmanteling van de nucleaire installaties met inachtneming van de veiligheidsnormen te kunnen uitvoeren.

Om te waarborgen dat er voldoende middelen beschikbaar zijn moeten er speciale regels worden ingevoerd voor de vorming van ontmantelingsfondsen met een eigen rechtspersoonlijkheid die onafhankelijk is van de exploitanten van de nucleaire installaties. De exploitanten van nucleaire installaties moeten gedurende de gehele operationele levensduur van de installatie een regelmatige bijdrage leveren aan deze fondsen. De fondsen zijn speciaal bestemd voor de ontmanteling.

5.1.2 Genomen maatregelen die onder de evaluatie ex ante vallen

Geen

5.2 Voorgenomen acties en wijze van financiering uit de begroting

De exploitanten van nucleaire installaties en de nationale veiligheidsinstanties zullen profiteren van de voorgestelde acties. Het doel van deze richtlijn is de fundamentele verplichtingen en algemene beginselen in verband met de veiligheid van nucleaire installaties vast te leggen.

5.3 Tenuitvoerlegging

Rechtstreeks beheer door de Commissie met statutair en extern personeel.

6. FINANCIËLE GEVOLGEN

6.1 Totale financiële gevolgen voor deel B (voor de gehele programmeringsperiode)

(De berekeningsmethode voor de in de tabel hieronder vermelde bedragen moet worden verklaard in tabel 6.2.)

6.1.1 Financiering

VK in euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

6.2 Berekening van de kosten per overwogen maatregel in deel B (voor de gehele programmeringsperiode) [20]

[20] Zie het afzonderlijke oriënterend document voor meer informatie.

Er wordt uitgegaan van verificaties door twee experts gedurende twee dagen per verificatie (dagvergoeding 600 euro, reiskosten 2.000 euro). Voor 2004 zijn 15 verificaties gepland (kosten: 39.000 euro), voor de daaropvolgende jaren 20 verificaties per jaar (jaarlijkse kosten: 52.000 euro).

7. GEVOLGEN VOOR HET PERSONEELSBESTAND EN DE ADMINISTRATIEVE UITGAVEN

7.1 Gevolgen voor de personele middelen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.2 Algemene financiële gevolgen in verband met de personele middelen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De bedragen stemmen overeen met de totale uitgaven gedurende 12 maanden.

7.3 Andere huishoudelijke uitgaven die uit de actie voortvloeien

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De bedragen stemmen overeen met de totale uitgaven gedurende 12 maanden.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De benodigde personele en administratieve middelen zullen worden gedekt binnen de begrotingstoewijzing aan DG TREN in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure.

8. TOEZICHT EN EVALUATIE

8.1 Follow-upsysteem

Met het oog op de follow-up zullen audits plaatsvinden.

8.2 Procedure en periodiciteit van de voorgeschreven evaluatie

De Commissie zal trachten medewerking van de nationale instanties te krijgen om lacunes te verhelpen.

Jaarlijkse verslagen van de lidstaten. Vergaderingen met de lidstaten om deze verslagen te bestuderen. Tweejaarlijks evaluatieverslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement.

9. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

Het normale auditsysteem van de Commissie.

EFFECTBEOORDELINGSFORMULIER EFFECT VAN HET VOORSTEL OP HET BEDRIJFSLEVEN, MET NAME OP HET MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF (MKB)

Titel van het voorstel

Richtlijn van de Raad betreffende de invoering van gemeenschappelijke normen inzake de veiligheid van nucleaire installaties

Referentienummer van het document

Voorstel

1. Waarom is, gelet op het subsidiariteitsbeginsel, communautaire wetgeving op dit gebied noodzakelijk en wat zijn de voornaamste doelstellingen?

Het doel van de richtlijn is gemeenschappelijke normen in te voeren voor de veiligheid van nucleaire installaties. Hoewel er een begin is gemaakt met de harmonisatie van de veiligheidspraktijken, lopen deze van lidstaat tot lidstaat nog sterk uiteen. Derhalve is een maatregel van de Gemeenschap noodzakelijk. Ook in verband met de uitbreiding doet de noodzaak van een dergelijke maatregel zich gevoelen.

Effecten op het bedrijfsleven

2. Waarop is het voorstel van invloed?

- Welke bedrijfstakken?

Het voorstel heeft gevolgen voor de gehele nucleaire sector en voor de veiligheidinstanties van de lidstaten.

- Welke bedrijfsomvang (met welk aandeel van kleine en middelgrote bedrijven)?

Deze richtlijn betreft enkel grote bedrijven, geen kleine en middelgrote bedrijven.

- Zijn er bijzondere geografische gebieden in de Gemeenschap waar deze bedrijven voorkomen?

Niet alle lidstaten hebben nucleaire installaties op hun grondgebied. Met de uitbreiding zal het aantal landen waar kernenergie wordt opgewekt echter toenemen. In 2004 zullen 13 van de 25 lidstaten beschikken over kernenergiecentrales. Deze installaties zijn niet in bijzondere geografische gebieden gevestigd. Er zijn installaties in Duitsland, België, Finland, Frankrijk, Spanje, Hongarije, Litouwen, Nederland, de Tsjechische Republiek, het Verenigd Koninkrijk, Slowakije, Slovenië en Zweden.

3. Wat moeten de bedrijven doen om aan de voorgestelde wetgeving te voldoen?

Procedures opstellen en toepassen.

4. Welke economische gevolgen zal het voorstel waarschijnlijk hebben:

- voor de werkgelegenheid?

Geen

- voor de investeringen en de oprichting van nieuwe bedrijven?

Geen

- voor het concurrentievermogen van de bedrijven?

Geen, omdat voor alle bedrijven dezelfde maatregelen gelden.

5. Bevat het voorstel maatregelen om rekening te houden met de bijzondere situatie van kleine en middelgrote bedrijven (minder zware of andere eisen, enz.)?

Neen

Raadpleging

6. Geef een overzicht van de organisaties die over het voorstel zijn geraadpleegd en zet hun standpunten in grote lijnen uiteen.

Geen

Top