Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003DC0004

    Mededeling van de Commissie Over de tenuitvoerlegging van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid 2002 (ingediend overeenkomstig artikel 99, lid 3, van het EG Verdrag) {SEC (2003) 33}

    /* COM/2003/0004 def. */

    52003DC0004

    Mededeling van de Commissie Over de tenuitvoerlegging van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid 2002 (ingediend overeenkomstig artikel 99, lid 3, van het EG Verdrag) {SEC (2003) 33} /* COM/2003/0004 def. */


    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE GLOBALE RICHTSNOEREN VOOR HET ECONOMISCH BELEID 2002 (ingediend overeenkomstig artikel 99, lid 3, van het EG-Verdrag) {SEC (2003) 33}

    DEEL I

    Algemene beoordeling1)

    1) Mededeling van de Commissie

    INHOUD

    SAMENVATTING

    1. Inleiding

    2. Bespreking van de voornaamste beleidsterreinen

    2.1 Een op groei en stabiliteit gericht macro-economisch beleid

    2.2 Verbetering van kwaliteit en houdbaarheid van de openbare financiën

    2.3 Activering van de arbeidsmarkten

    2.4 De structurele hervorming van de productmarkten nieuw leven inblazen

    2.5 Bevorderen van de efficiency en de integratie van de EU-markt voor financiële diensten

    2.6 Aanmoedigen van ondernemerschap

    2.7 Bevorderen van de kenniseconomie

    2.8 Meer aandacht besteden aan milieuzorg

    3. Beknopte evaluaties van de tenuitvoerlegging door de lidstaten

    3.1 België

    3.2 Denemarken

    3.3 Duitsland

    3.4 Griekenland

    3.5 Spanje

    3.6 Frankrijk

    3.7 Ierland

    3.8 Italië

    3.9 Luxemburg

    3.10 Nederland

    3.11 Oostenrijk

    3.12 Portugal

    3.13 Finland

    3.14 Zweden

    3.15 Verenigd Koninkrijk

    // SAMENVATTING

    GREB 2002 bevestigden economische beleidsstrategie // In deze mededeling wordt verslag uitgebracht over de vorderingen die gemaakt zijn naar aanleiding van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid (GREB) die werden vastgesteld in 2002, het jaar van de succesvolle invoering van de eurobankbiljetten en -muntstukken. In de GREB 2002 werd een uiteenzetting en bevestiging gegeven van de economische beleidsstrategie die erop gericht is bij te dragen tot de verwezenlijking van de voornaamste doelstellingen van het Verdrag en de beleidsagenda van de Unie die op de Europese Raad van Lissabon en Stockholm werd overeengekomen. Deze beleidsstrategie heeft in de jongste jaren vorm aangenomen en zijn nut bewezen. Een gezond macro-economisch beleid in combinatie met voortdurende inspanningen om de werking van onze economieën te verbeteren door vergaande structurele hervormingen op de arbeids-, de product- en de kapitaalmarkten moet het herstel op korte termijn ondersteunen, de potentiële groei op middellange termijn verhogen en structuur- en houdbaarheidsvraagstukken op langere termijn helpen aanpakken. Een en ander zal ook bijdragen tot de versterking van de economische en sociale samenhang. Deze mededeling bevat een algemene beoordeling van de tenuitvoerlegging van de beleidsaanbevelingen uit de GREB 2002; in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie wordt een beoordeling per lidstaat gegeven. Naar aanleiding van het akkoord van de Raad over de stroomlijning van de procedures voor de coördinatie van het beleid van 3 december 2002 wordt dit "uitvoeringsverslag" ingediend als onderdeel van het eerste uitvoeringspakket ter ondersteuning van en samen met het voorjaarsverslag van de Commissie.

    Hierna worden de voornaamste bevindingen gegeven.

    Herstel kreeg geen vaart // Na de vertraging in 2001 trok de groei begin 2002 aan, maar de versnelling zette zich niet door. De reeds zwakke binnenlandse vraag kwam onder druk te staan door een verdere vermindering van het vertrouwen als gevolg van boekhoudkundige schandalen in de VS, een verdere afglijding van de aandelenprijzen en toenemende internationale spanningen. Ondanks de geringe economische groei breidde de werkgelegenheid zich verder uit, zij het traag, en was de stijging van de werkloosheid - voor de eerste maal sedert 1996 - marginaal. De algemene inflatie vertoonde vrijwel geen afname als gevolg van de stijging van de prijzen van energie en verse voedingsmiddelen, maar ook, en nog belangrijker, de aanhoudend hoge kerninflatie, die vooral op rekening kwam van de dienstensector.

    Macro-economisch beleid was adequaat maar werd bemoeilijkt door aanhoudende inflatie // Terwijl de verwachtingen begin 2002 waren gericht op een verstrakking van de monetaire politiek om de met de verwachte opleving verbonden inflatoire spanningen te verminderen tegen de achtergrond van een traag afnemende inflatoire druk en een blijvend lage economische groei, hielden de monetaire autoriteiten de monetaire politiek onder controle tot ver in het najaar, waarna een verdere versoepeling volgde aan het einde van het jaar. In de EU als geheel werd een neutrale tot enigszins expansiegerichte begrotingspolitiek gevoerd. De loonstijgingen vertoonden weinig tekenen van vermindering, tegen de achtergrond van een zwakke economische bedrijvigheid en een blijvend trage stijging van de arbeidsproductiviteit. De gestage loonstijgingen ondersteunden de koopkracht van de gezinnen, maar droegen ook bij tot een hardnekkige kerninflatie en aantasting van de winstmarges, welke op de investeringen kan wegen als zij niet wordt gekeerd tijdens een later cyclisch herstel van de productiviteit.

    Begrotingen verslechteren door werking van automatische stabilisatoren maar ook door discretionaire versoepeling in sommige lidstaten die het zich niet kunnen veroorloven // De begrotingsposities zijn in 2002 sterk achteruitgegaan door de werking van de automatische stabilisatoren om de zwakke economische activiteit op te vangen, maar ook in sommige gevallen door discretionaire versoepelingen. In sommige lidstaten die nog steeds een hoog structureel tekort hebben, is de voortgang naar een sluitende of positieve begroting tot stilstand gekomen of omgeslagen, waardoor de Commissie maatregelen moest nemen in het kader van het stabiliteits- en groeipact. Begin 2002 richtte zij een waarschuwing aan Duitsland en Portugal en in het najaar stelde zij tegen deze landen de buitensporigtekortprocedure in. In het najaar werd ook een aanbeveling voor een waarschuwing aan Frankrijk gedaan. Sommige andere lidstaten die reeds een sluitende of positieve begroting hadden, hebben deze positie niet kunnen handhaven (Ierland en Oostenrijk).

    Kwaliteit en houdbaarheid van openbare financiën: enige vooruitgang maar houdbaarheid op lange termijn verre van verzekerd // Ondanks de druk op de begrotingen werden de overheidsinvesteringen over het algemeen gehandhaafd of zelfs iets uitgebreid, behalve in Duitsland, Griekenland en Portugal. Duitsland, Spanje, Italië en Portugal hebben maatregelen genomen om de controle op de overheidsuitgaven te verbeteren. De in 2002 door Portugal, Griekenland, Finland en het VK ondernomen pensioenhervormingen zijn een stap in de goede richting, maar de houdbaarheid van de openbare financiën op langere termijn is in de meeste lidstaten verre van verzekerd (vooral in België, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Oostenrijk en Portugal). Het uitblijven van een ontwikkeling naar een gezonde begrotingssituatie in Duitsland, Griekenland, Frankrijk, Italië en Portugal is zeer zorgwekkend. Voorts geeft het onvermogen van Griekenland en Italië om hun nog steeds hoge schuldquote gestaag terug te dringen reden tot bezorgdheid.

    Arbeidsmarkt: toenemende tekenen dat structuur-hervormingen beginnen te lonen in termen van verhoogde veerkracht zijn geen excuus voor passiviteit, want er is nog steeds reële behoefte aan bespoediging van arbeidsmarkt-hervorming om doelstellingen van Lissabon te halen // De hervormingsinspanningen van de tweede helft van de jaren negentig hebben bijgedragen tot stimulering van de werkgelegenheid, onder meer door verhoging van de werkgelegenheidsintensiteit van de groei, en de versterking van de EU-economie. De arbeidsmarkten vertoonden in 2002 vrij goede resultaten gezien de zwakke economische groei, hetgeen blijkt uit de voortdurende uitbreiding van de werkgelegenheid en de slechts marginale stijging van het werkloosheidspercentage. Deze relatief positieve resultaten schijnen tot op zekere hoogte toe te schrijven te zijn aan arbeidsoppotting, welke dit jaar haar tol zou kunnen eisen. Maar dit zijn ook de eerste aarzelende tekenen dat de arbeidsmarkthervormingen van de laatste jaren beginnen te lonen. Tegen deze achtergrond is het teleurstellend te moeten opmerken dat het tempo van verdere hervormingen in 2002 traag bleef en dat tot dusver weinig erop wijst dat rekening is gehouden met de waarschuwing in de GREB 2002 dat het hervormingsstempo moet worden opgevoerd om de doelstellingen van Lissabon te halen, een boodschap die nadien werd herhaald in het ontwerp voor het gezamenlijk werkgelegenheidsverslag. De meeste lidstaten hebben enige vooruitgang geboekt bij de aanpassing van de belasting- en uitkeringsstelsels om werken te doen lonen en het zoeken naar een betrekking aan te moedigen, maar de maatregelen waren over het algemeen partieel en vooral gericht op de belastingen in plaats van op de gecombineerde effecten van belastingen en uitkeringen. De oproep van de Europese Raad van Barcelona om de effectieve gemiddelde pensioenleeftijd tegen 2010 met ongeveer vijf jaar te verhogen, moet nog worden gevolgd door een algemeen en actief beleid met een energieke hervorming van de regelingen voor pensionering en vervroegde uittreding. Het toezicht op de doeltreffendheid van actieve arbeidsmarktmaatregelen is over het algemeen onvoldoende ontwikkeld, maar Zweden, Denemarken en Finland en, in mindere mate, Duitsland, Spanje en het VK hebben maatregelen genomen om het te versterken. Er bestaan weinig aanwijzingen dat lidstaten maatregelen hebben genomen om de belemmeringen voor de geografische mobiliteit op te heffen. Enkele lidstaten (Frankrijk, Italië, en Portugal) hebben nieuwe maatregelen genomen om de flexibiliteit op de arbeidsmarkt te bevorderen, en in dit verband is er een toenemende neiging om een beter evenwicht na te streven tussen werkzekerheid en flexibiliteit. De lidstaten hebben over het algemeen op de knelpunten op de arbeidsmarkt die het gevolg zijn van vaardigheidstekorten gereageerd door verdere aanpassingen van de beroepsopleidingssystemen en een levenslanglerenstrategie. Om de participatiegraad van vrouwen te verhogen, hebben verschillende lidstaten verdere maatregelen genomen ter verbetering van de kinderopvang (Duitsland, Spanje, Ierland en Luxemburg) en uitbreiding van de financiële prikkels (België, Spanje, en Ierland).

    Productmarkten: volledige uitvoering van interne markt moeilijk, vorderingen met harmonisering van concurrentiebeleid, maar concurrentie in geliberaliseerde netwerkindustrieën nog onvoldoende // De vooruitgang bij de uitvoering van de interne markt was vorig jaar teleurstellend. Slechts vijf lidstaten (Denemarken, Nederland, Finland, Zweden en het VK) halen het streefcijfer van de Europese Raad van een omzettingstekort van 1,5% of minder tegen het voorjaar van 2003, terwijl drie lidstaten (Frankrijk, Griekenland en Portugal) een tekort van meer dan eens zo groot hebben. Bovendien blijkt uit het aanhoudend hoge aantal inbreukprocedures, vooral tegen in Frankrijk en Italië, dat de toepassing van de internemarktwetgeving nog veel te wensen overlaat. Voorts verloopt de opheffing van de nog resterende belemmeringen voor de handel en de grensoverschrijdende dienstverlening zeer traag. Anderzijds zijn vorderingen geboekt bij de versterking van de concurrentie- en regelgevingsautoriteiten. De dalende tendens bij de staatssteun heeft zich voortgezet (behalve in Denemarken, Ierland, Luxemburg en Nederland) en het aandeel van de horizontale steun is toegenomen wegens de vermindering van de ad-hocsteun en de sectorale steun. Het liberalisatieproces in de netwerkindustrieën is voortgezet, maar het marktaandeel van de gevestigde bedrijven blijft hoog. Er is nog steeds onvoldoende concurrentie, ook al worden de baten voor de consument van de liberalisatie van de sectoren telecommunicatie en energie voelbaar. Hoewel de Raad een politiek akkoord heeft bereikt over het pakket elektriciteit en gas, de toegang tot havendiensten en het gemeenschappelijk Europees luchtruimpakket, is het teleurstellend dat hij nog geen overeenkomst heeft bereikt over het herziene financieel reglement en de richtsnoeren voor de trans-Europese vervoernetwerken, de openbaredienstcontracten voor het personenvervoer en de slottoewijzingen op luchthavens.

    Kapitaalmarkten: bemoedigende vooruitgang bij uitvoering van APFD sinds Barcelona moet behouden blijven; dezelfde versnelling is nodig voor APRK // Bemoedigende vorderingen zijn gemaakt bij de integratie van de financiële markten, en de ambitieuze doelstellingen van de Europese Raad van Barcelona voor 2002 zullen grotendeels worden gehaald. Deze positieve nieuwe ontwikkeling moet gehandhaafd blijven om een volledige uitvoering van het actieplan financiële diensten tegen 2005 te verzekeren. De voortgang bij de uitvoering van het actieplan risicokapitaal is voortgezet, maar moet worden opgevoerd op alle belangrijke beleidsterreinen die daarin worden genoemd. Verschillende lidstaten hebben maatregelen genomen om het financiële toezicht op alle sectoren te consolideren, maar een verdere verbetering van de grensoverschrijdende coördinatie is van cruciaal belang. Initiatieven werden gelanceerd om middelen te zoeken waarmee de belemmeringen voor een efficiënte grensoverschrijdende vereffening en betaling kunnen worden opgeheven. Dit moet worden gevolgd door concrete voorstellen en besluiten.

    Ondernemerschap: trage verbetering van bedrijfsklimaat, maar verwezenlijkingen verschillen sterk per lidstaat en beleidsterrein // Zowel op communautair als op nationaal vlak zijn initiatieven genomen om het bedrijfsklimaat te verbeteren en het ondernemerschap aan te moedigen. In alle lidstaten is de regelgeving verbeterd. Enkele lidstaten (zoals Frankrijk, Italië, Oostenrijk en Portugal) hebben maatregelen genomen om de tijd en kosten voor de oprichting van een nieuw bedrijf te verminderen, de administratieve formaliteiten te verlichten en de concurrentie in bepaalde sectoren te stimuleren. Hervormingen ter verhoging van de doelmatigheid van de openbare sector zijn ondernomen in België, Denemarken, Portugal en Zweden, en de overheidsdiensten worden steeds meer online beschikbaar gesteld. De vennootschapsbelasting is verlaagd in Frankrijk, Ierland, Nederland en Portugal, en in Griekenland werd het vennootschapsbelastingsysteem vereenvoudigd. Alle lidstaten hebben vooruitgang geboekt bij de tenuitvoerlegging van het Europees handvest voor kleine bedrijven.

    Kenniseconomie: trage inhaalbeweging bij gebruik van ICT, maar er blijven grote verschillen bij bedrijfs-O&O en octrooien // De EU haalt de VS geleidelijk in wat betreft het gebruik van ICT, maar de achterstand op het gebied van octrooien en bedrijfs-O&O blijft groot en houdt aan. Tegen de achtergrond van de herhaalde oproepen van de Europese Raad om de zaken te bespoedigen, is het onvermogen van de Raad om een overeenkomst te bereiken over het Gemeenschapsoctrooi een grote teleurstelling. Het gebruik van internet is verder toegenomen. Sommige lidstaten hebben maatregelen genomen om het onderwijs te verbeteren, met name door uitbreiding van de beroepsopleiding, om tegemoet te komen aan de veranderde eisen inzake vaardigheden. Verschillende initiatieven zijn genomen om de overdracht van kwalificaties en vaardigheden te vergemakkelijken voor academische en beroepsmatige doeleinden.

    Duurzaamheid van het milieu: verschillende maatregelen zijn genomen // De toegenomen concurrentie in de sectoren elektriciteit en gas zal bijdragen aan de doelmatigheid van de marktinstrumenten, maar de openstelling van het vrachtvervoer per spoor verloopt traag. De bestaande energie- en/of CO-belastingen werden verhoogd in Duitsland en Zweden, terwijl Nederland, Frankrijk en het VK andere maatregelen hebben genomen om de milieubescherming te bevorderen. Vooruitgang werd geboekt naar de aanneming van het voorstel van de Commissie over een Europees systeem voor de verhandeling van uitstootrechten, terwijl het Britse verhandelingssysteem voor broeikasgassen van kracht werd en Nederland dichter is gekomen bij de invoering van een dergelijk systeem. Geen vooruitgang werd echter geboekt bij de verlaging van milieuonvriendelijke subsidies en belastingvrijstellingen.

    Eerder dan op vertraging te reageren door meer inspanningen om economie aan te zwengelen, is veelal sprake van inert en achterblijvend beleid // Ondanks de vooruitgang op sommige gebieden is het algemene beeld dat uit dit onderzoek naar voren komt vrij teleurstellend. De reactie op de vertraging van de economische groei is getekend door een inert en achterblijvend beleid. Eens te meer eist het falen om krachtiger op de openbare financiën in te werken als de groei gunstig is, zijn tol. Opnieuw vertonen de regeringen onvoldoende besluitvaardigheid om hoognodige structurele hervormingen door te drukken en aldus de economie het dynamisme te geven dat vereist is om ze op de weg van de doelstellingen van Lissabon te brengen. Woorden moeten worden gevolgd door daden en beseft moet worden dat de zaken dringend zijn. Eerder dan te vertrouwen op een extern bepaalde economische expansie, zou de EU veel meer op haar eigen kracht moeten rekenen. Zij dient dringend de vereiste groeiondersteunende randvoorwaarden aan de aanbodzijde te versterken. Structuurhervormingen kunnen ook op korte termijn groeiondersteunend zijn door hun positieve invloed op het vertrouwen.

    1. Inleiding

    De economische beleidsstrategie van de EU voor de middellange termijn is neergelegd in de globale richtsnoeren voor het economisch beleid (GREB), waarvan de laatste aanpassing dateert van juni 2002 [1]. De strategie beoogt een gezond macro-economisch beleid en algemene structuurhervormingen. Zij moet een soepele reactie op de veranderende economische voorwaarden op korte termijn in de hand werken en de productiecapaciteit van de economie op middellange termijn versterken. De strategie kan echter slechts vruchten afwerpen als zij ten volle wordt uitgevoerd.

    [1] Aanbeveling van de Raad van 21 juni 2002 betreffende de globale richtsnoeren voor het economische beleid van de lidstaten en de Gemeenschap, PB L 182 van 11 juli 2002.

    In deze mededeling wordt nagegaan in welke mate beleidsmatig is gereageerd op de richtsnoeren. Daardoor is de mededeling een belangrijke bijdrage aan het multilaterale toezicht op het economisch beleid van de lidstaten en de Unie zoals bedoeld in artikel 99, lid 3, van het Verdrag. Zij vormt ook een belangrijk beginpunt voor de voorbereiding van de volgende GREB. Overeenkomstig het akkoord van de Raad van 3 december 2002 over de gestroomlijnde aanpak wordt dit "uitvoeringsverslag" in januari ingediend als onderdeel van het eerste uitvoeringspakket ter ondersteuning van en samen met het voorjaarsverslag van de Commissie. Dit vroegere tijdstip moet het mogelijk maken de uitvoering beter na te gaan ter voorbereiding van de Europese Raad van maart, die de follow-up op de strategie van Lissabon zal bespreken. In het licht van de algemene beleidsrichtsnoeren van de Raad zal de Commissie begin april vervolgrichtsnoeren voorstellen in de vorm van een richtsnoerenpakket, dat bestaat uit de GREB, de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de daarmee verbonden werkgelegenheidsaanbevelingen.

    Beleidsstrategie van de GREB

    1. Op groei en stabiliteit gericht macro-economisch beleid.

    2. Verbetering van kwaliteit en houdbaarheid van de openbare financiën.

    3. Activering van de arbeidsmarkten.

    4. Structurele hervorming van de productmarkten nieuw leven inblazen.

    5. Bevordering van de doelmatigheid en de integratie van de EU-markt voor financiële diensten.

    6. Aanmoedigen van ondernemerschap.

    7. Bevordering van de kenniseconomie.

    8. Meer aandacht besteden aan milieuzorg.

    Deze mededeling wordt aangevuld met een werkdocument van de diensten van de Commissie waarin een grondige beoordeling van de uitvoering van de aanbevelingen per land wordt gegeven. In de evaluatie zijn de bevindingen van andere coördinatieprocessen meegenomen en is rekening gehouden met de structurele indicatoren die zijn ontwikkeld om de resultaten van de

    strategie van Lissabon te volgen. De duurzaamheid van het milieu wordt in dit document echter niet besproken wegens gebrek aan een systematische en vergelijkbare verslaggeving over de ontwikkelingen in de lidstaten.

    De conclusies moeten echter voorzichtig worden geïnterpreteerd. De richtsnoeren werden niet lang geleden vastgesteld en sedertdien is weinig nieuwe informatie ter beschikking gekomen, terwijl de beschikbare informatie gedeeltelijk van voorlopige aard is [2]. Hoe dan ook, als nieuwe gegevens voldoende betrouwbaar werden geacht, werden zij zoveel mogelijk meegenomen. Dit verklaart waarom er soms kleine verschillen in de gegevens en beoordelingen zijn ten opzichte van vroegere verslagen, zoals het ontwerp van de Commissie voor een gezamenlijk werkgelegenheidsverslag. De vroegere presentatie van het uitvoeringsverslag heeft dit probleem versterkt. Bovendien hebben veel aanbevelingen uit de GREB betrekking op de middellange tot lange termijn, vooral die inzake structuurhervormingen. De tenuitvoerlegging ervan kan in dit stadium nog niet afdoend worden beoordeeld, want de effecten van de beleidsmaatregelen zijn niet onmiddellijk zichtbaar.

    [2] Het verslag is gebaseerd op de najaarsprognoses 2002 van de Commissie en de gegevens die beschikbaar waren op 20 december 2002.

    2. Bespreking van de voornaamste beleidsterreinen

    2.1 Een op groei en stabiliteit gericht macro-economisch beleid

    2.1.1 Economische achtergrond

    Daar het economisch herstel zich niet heeft doorgezet ...

    Na een veelbelovend aantrekken van de groei in het eerste kwartaal van 2002 werd in de GREB 2002 gerekend op een verdere versterking van het herstel waardoor de groei in de EU in de tweede helft van 2002 en in 2003 terug zou keren tot dichtbij of boven het potentieel. In werkelijkheid hebben zich echter enkele van de neerwaartse risico's voor het voornaamste groeiscenario voorgedaan. De toenemende onzekerheid, gevoed door de aanhoudende beursverliezen en politieke spanningen in de wereld, heeft het vertrouwen ondermijnd dat nodig is voor de opleving van particulier verbruik en internationale handel en dus voor de versnelling van de economische groei. Gevolg was dat de voor 2002 verwachte groei met een half procentpunt moest worden verlaagd tot nauwelijks 1 percent. De nog steeds verwachte versnelling van de groei in 2003 zal ook veel geringer zijn.

    Ondanks de zwakke economische groei bleven de arbeidsmarkten uiterst veerkrachtig. De banenschepping is aanzienlijk vertraagd, maar bleef groter dan het banenverlies, zodat de werkgelegenheid zich per saldo verder uitbreidde. In tegenstelling tot hetgeen vroeger werd verwacht, is de werkloosheid in de EU in 2002 slechts met 0,2 procentpunt opgelopen tot 7,6% van de beroepsbevolking.

    De inflatie is maar traag afgenomen en er zijn nog grote verschillen tussen de lidstaten. De stijging van de aardolieprijzen en, aan het begin van het jaar, van de prijzen van verse voedingsmiddelen in verband met, respectievelijk, internationale spanningen en slechte weersomstandigheden hebben een rol gespeeld, maar de kerninflatie was eveneens vrij krachtig, vooral wegens de prijsstijgingen in de dienstensector. De factoren die bij deze laatste een rol speelden waren de uitgestelde doorberekening van de stijgingen van de invoerprijzen, de lagere productiviteitswinsten en een concurrentiedruk die in de dienstensector geringer was dan in de niet-energieproductensector, een geleidelijke verschuiving in de samenstelling van de vraag ten voordele van de diensten, verhogingen van de opgelegde prijzen, de vermindering van de neerwaartse bijdrage van de deregulering, de gevolgen van de invoering van de chartale euro in bepaalde diensten en een conjuncturele stijging van de arbeidskosten per eenheid product [3].

    [3] Eurostat raamt de invloed van de invoering van de chartale euro op de inflatie in de eurozone in de eerste helft van 2002 op 0,0 tot 0,2 procentpunt. Volgens de nationale instituten voor de statistiek was de invloed in sommige lidstaten iets groter.

    ... bleef de macro-economische politiek neutraal.

    De macro-economische politiek is accommoderend geweest wegens de zwakke economische groeivoorwaarden.

    Na vier renteverlagingen van 2001 in verband met inflatoire risico's bij een afnemende economische groei werd de monetaire politiek in de eurozone gedurende het grootste deel van 2002 opgeschort. In het eerste deel van 2002 werd algemeen verwacht dat de volgende maatregel van de ECB restrictief zou zijn wegens de weer oplopende inflatoire druk en het vooruitzicht op een aantrekkende groei. In feite zijn de inflatoire risico's evenwel afgenomen omdat de opleving krachteloos bleef en de effecten van vroegere schokken geleidelijk verdwenen. Tegen deze achtergrond duurde het tot begin december 2002 voordat de ECB besloot haar basisrente met 50 basispunten te verlagen. De stijgende koers van de euro ten opzichte van de munten van de voornaamste handelspartners sedert het tweede kwartaal is gunstig voor het afremmen van de inflatie, de ondersteuning van de reële beschikbare inkomens van de gezinnen en de verschuiving van de finale vraag naar het binnenland. Buiten de eurozone volgde de centrale bank van Denemarken de ECB door eerst de monetaire politiek aan banden te leggen en vervolgens begin december de basisrente met 50 basispunten te verlagen. In Zweden werd de tweestapsverhoging van de basisrente met 50 basispunten in het voorjaar van 2002 midden november en begin december ongedaan gemaakt. In het Verenigd Koninkrijk werd de monetaire politiek gedurende het gehele jaar 2002 beperkt gehouden.

    Terwijl de algemene budgettaire beleidskoers in de eurozone neutraal was, hebben het gebrek aan budgettaire consolidatie in het verleden en de duidelijke versoepeling in sommige lidstaten die zich dat moeilijk kunnen veroorloven, het macro-economisch beleidskader onder druk geplaatst en de vaststelling van een meer gepaste beleidsmix waarschijnlijk belet. Het sterk expansiegerichte begrotingsbeleid van Denemarken, Zweden en het VK hebben de budgettaire beleidskoers in de EU enigszins expansief gemaakt. De nominale begrotingssituatie is over het algemeen verslechterd door de werking van de automatische stabilisatoren om de zwakke economische bedrijvigheid op te vangen. De koopkracht van de gezinnen werd ondersteund door loonstijgingen die relatief hoog waren bij de zwakke economische groei. Mits de recente stijgingen van de arbeidskosten per eenheid product worden omgebogen in het kader van een

    latere conjuncturele opleving van de productiviteit, is de huidige loonontwikkeling nog verenigbaar met het behoud van prijsstabiliteit en banenschepping op middellange termijn.

    >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

    >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

    2.1.2 Budgettaire ontwikkelingen

    In de GREB 2002 werd de lidstaten aanbevolen: (i) een begrotingssituatie te bewerkstelligen of te handhaven die over de gehele conjunctuurcyclus bezien nagenoeg in evenwicht is of een overschot vertoont en ervoor te zorgen dat deze middellangetermijndoelstelling uiterlijk in 2004 wordt verwezenlijkt; (ii) erop toe te zien dat belastinghervormingen adequaat worden gefinancierd, een procyclisch begrotingsbeleid te vermijden en de automatische stabilisatoren ongehinderd hun werk te laten doen terwijl de begroting nauwgezet wordt uitgevoerd; en (iii) de openbare financiën verder te saneren om de solvabiliteit ervan op lange termijn te waarborgen.

    Budgettaire ontwikkelingen in 2002

    In tegenstelling tot wat was verwacht, zijn de begrotingsposities in 2002 voor het tweede achtereenvolgende jaar verslechterd. Dit was gedeeltelijk het gevolg van de werking van de automatische stabilisatoren als reactie op een trager macro-economisch herstel dan was verwacht in de GREB 2002, maar ook van uitgavenoverschrijdingen en/of ongefundeerde belastingwijzigingen in verschillende landen (zoals Duitsland, Frankrijk, Ierland, Italië, Oostenrijk, Portugal en Finland) die een ongunstige invloed hadden op hun achterliggende begrotingssituatie. Daardoor bedroeg het werkelijke begrotingstekort voor de eurozone in 2002 naar raming 2,3% van het BBP.

    Voor alle lidstaten, behalve Finland, Spanje, België, Denemarken en het VK, waren de begrotingsresultaten veel slechter dan de ramingen uit de stabiliteits- en convergentieprogramma's die werden ingediend eind 2001, toen het begrotingstekort van de eurozone voor 2002 nog werd geraamd op 1,1% (zie tabel 1). Portugal en Duitsland hebben in respectievelijk 2001 en 2002 de referentiewaarde van 3% niet gerespecteerd, reden waarom de Commissie de buitensporigtekortprocedure instelde. Het begrotingstekort van Portugal is duidelijk verminderd, maar is in 2002 wellicht nog boven de 3%-limiet uitgekomen. Enkele andere landen hebben geen noemenswaardige vorderingen gemaakt naar de bewerkstelliging (Frankrijk, Italië en Griekenland) of de handhaving (Ierland en Oostenrijk) van een begroting die vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont.

    Gezien het aanhouden van een ernstige vertraging in 2001 en 2002 en begrotingsontsporingen in verschillende lidstaten die tot een hoger begrotingstekort hebben geleid dan in de GREB was verwacht, werd het eind 2002 duidelijk dat de verwezenlijking van de middellangetermijndoelstelling uiterlijk in 2004 (als enkele maanden geleden overeengekomen in de GREB) zeer moeilijk zou zijn zonder het herstel in gevaar te brengen. De Commissie en de ministers kwamen in oktober 2002 overeen dat de lidstaten die nog geen sluitende of positieve begroting hebben bereikt in de volgende jaren een continue aanpassing van het achterliggende saldo met ten minste 0,5% van het BBP per jaar moeten nastreven.

    Begrotingen 2003

    Bij de vaststelling van hun begrotingswetten voor 2003 baseerden de lidstaten zich op hun toezegging een buitensporig begrotingstekort te voorkomen en het middellangetermijndoel van het stabiliteits- en groeipact te verwezenlijken of te handhaven. Derhalve wordt verwacht dat de nominale en achterliggende saldi voor de eurozone in 2003 zullen verbeteren, zij het marginaal. Wat evenwel de lidstaten met een groot begrotingstekort betreft, is in de najaarsprognoses 2002 van de Commissie vermeld dat de aanpassing van het achterliggende saldo niet de gewenste 0,5% zal bereiken voor Griekenland, Frankrijk, Italië en Oostenrijk, hetgeen wijst op de behoefte aan een snellere consolidatie, mede om een houdbare situatie op lange termijn te bereiken. Gelet op de aanzienlijke afwijking van de begrotingsstreefcijfers in 2002 en het in de najaarsprognoses 2002 van de Commissie geraamde nominale tekort van 2,9% van het BBP in 2003, hetgeen gevaarlijk dicht bij de buitensporigtekortreferentie van 3% ligt, beval de Commissie de Raad aan een waarschuwing te richten tot Frankrijk.

    >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

    2.1.3 Loonontwikkelingen

    In de GREB 2002 werd aanbevolen: (i) de nominale loonstijgingen verenigbaar te houden met prijsstabiliteit; (ii) de reële lonen niet sneller te laten stijgen dan de arbeidsproductiviteit; en (iii) de nationale arbeidsinstellingen en systemen voor collectieve onderhandeling te doen zorgen voor een ontwikkeling van de lonen die in overeenstemming is met de productiviteits- en opleidingsverschillen.

    Totale loonontwikkeling

    De stijging van de nominale lonen met ongeveer 3% in 2002 is te verenigen met prijsstabiliteit op middellange termijn. Evenals in 2001, en mede door de cyclische vertraging van de stijging van de arbeidsproductiviteit, wordt echter geoordeeld dat deze loonontwikkeling heeft bijgedragen tot een verdere toename van de nominale arbeidskosten per eenheid product. Hoewel iets lager dan in 2001, heeft de nog vrij sterke stijging met ongeveer 2,5% in 2002 bijgedragen tot de aanhoudend hoge kerninflatie.

    De relatief gestage stijging van de nominale lonen, mede als gevolg van voorheen afgesloten meerjarige overeenkomsten, heeft ook een vrij gestage toename van de reële lonen en de koopkracht van de gezinnen mogelijk gemaakt. De reële lonen hebben echter traag gereageerd op de afname van de productiviteit, waardoor de stijging ervan boven die van de arbeidsproductiviteit bleef liggen. De daaruit voortvloeiende verdere stijging van de reële arbeidskosten per eenheid product weegt op de rentabiliteit.

    Per land gezien waren de nominale loonstijgingen relatief hoog in Griekenland, Ierland, Nederland en Portugal, landen met een vrij krappe arbeidsmarkt en/of een vrij hoge inflatie. De reële arbeidskosten per eenheid product stegen vooral in Italië, Luxemburg, Nederland en Finland.

    Loondifferentiatie

    In 2002 zijn geen belangrijke nieuwe beleidsinitiatieven genomen ter bevordering van nationale arbeidsinstellingen en onderhandelingssystemen die een loonverloop mogelijk maken dat beter in overeenstemming is met de productiviteitsverschillen.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    2.2 Verbetering van kwaliteit en houdbaarheid van de openbare financiën

    In de GREB 2002 werd de lidstaten aanbevolen: (i) de belasting- en uitkeringsstelsels meer werkgelegenheidsvriendelijk te maken; (ii) de kwaliteit van de overheidsuitgaven te bevorderen; (iii) de doeltreffendheid van de overheidsuitgaven te verhogen; (iv) de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn te verbeteren; (v) het pensioenbeleid bij te sturen om de pensioenen toereikend te houden, de betaalbaarheid op lange termijn veilig te stellen en aan de veranderende maatschappelijke behoeften tegemoet te komen; en (vi) te blijven streven naar belastingcoördinatie en de overeenkomst van de Raad van november 2000 betreffende het belastingpakket ten uitvoer te leggen.

    Belasting- en uitkeringsstelsels

    De belasting- en uitkeringsstelsels zijn meer werkgelegenheidsvriendelijk gemaakt (zie punt 2.3).

    Kwaliteit en heroriëntering van de openbare uitgaven

    De openbare uitgaven kunnen een meer doeltreffende werking krijgen door verlaging van de rentelast en heroriëntering van de primaire uitgaven, onder meer ter verhoging van de investeringen op bepaalde terreinen (zoals OTO en menselijk kapitaal) om de toekomstige concurrentiepositie en groei te ondersteunen. In 2002 zijn de rentebetalingen in verschillende lidstaten verminderd, maar niet in hetzelfde tempo als in de eerste jaren van de EMU. In sommige landen (Duitsland, Frankrijk) zullen zij vermoedelijk op hetzelfde peil blijven als vorig jaar en in Oostenrijk zullen zij hoger zijn.

    De overheidsinvesteringen in de EU waren de laatste jaren zeer stabiel (zie tabel 3) tegen een achtergrond van conjunctuurschommelingen in de particuliere investeringen. Niettemin schijnt zich in verschillende landen met een ongunstige begrotingssituatie, zoals Portugal, Griekenland en Duitsland, een belangrijke daling te hebben voorgedaan, ondanks de bijdragen die zij uit de Structuurfondsen en/of het Cohesiefonds hebben ontvangen. In de landen met een gezonde begrotingssituatie daarentegen zijn de overheidsinvesteringen verder toegenomen in procent van het BBP.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    De samenstelling van de overheidsuitgaven is in 2002 niet veel veranderd. De sociale transfers maken nog steeds het grootste deel uit (34,5% van de totale uitgaven in de EU, zie tabel 4) en vertonen geen wijzigingen ten opzichte van het voorafgaande jaar. Dit heeft deels te maken met de rol van de automatische stabilisatoren, want de erkloosheidsuitkeringen zijn waarschijnlijk iets toegenomen. In sommige landen kan dit echter te maken hebben met relatief hoge structurele overheidsuitgaven voor pensioenen, die andere sociale overdrachten en/of overheidsinvesteringen in materieel en menselijk kapitaal kunnen verdringen. In de EU als geheel zijn de overheidsinvesteringen (in percent van de totale overheidsuitgaven) voor het eerst in jaren iets afgenomen van 4,9% in 2001 tot 4,8% in 2002. Het aandeel van de rentebetalingen is iets gedaald van 7,6% in 2001 tot 7,4% in 2002.

    Een grondige beoordeling van de kwaliteit van de overheidsuitgaven wordt gehinderd door het gebrek aan tijdig beschikbare en algemene gegevens. De lidstaten zouden moeten streven naar verbetering van de kwaliteit van de gegevens door middel van een gedetailleerde indeling van de bestemming van de overheidsconsumptie.

    Doelmatigheid en controle van overheidsuitgaven

    De lidstaten zijn voortgegaan met het toepassen van budgettaire regels en procedures ter verbetering van de doelmatigheid en de controle. Deze regels variëren en omvatten meerjarige begrotingen, uitdrukkelijke beperkingen op de jaarlijkse groei van de uitgaven en overeenkomsten tussen verschillende overheidsniveaus. Uit de afwijkingen van de budgettaire streefcijfers blijkt evenwel dat deze regels niet goed worden gehandhaafd. Het mechanisme om de overheidsuitgaven op lager niveau te controleren blijft voor verschillende lidstaten een belangrijk probleem. Duitsland heeft dit jaar een binnenlands stabiliteitspact ingevoerd, op grond waarvan een intergouvernementele raad (van verschillende overheidsniveaus) aanbevelingen kan doen over begrotingsdiscipline. In Portugal legt de budgettaire stabiliteitswet (van toepassing vanaf 2003) meer stringente (zij het tijdelijke) limieten op wat betreft het financieringstekort op alle overheidsniveaus, bij niet-naleving waarvan de begrotingswet een automatische verlaging van de overheidstransfers kan opleggen in verhouding tot de werkelijke afwijking. In Spanje zijn vanaf 2003 nieuwe voorschriften van toepassing. Op alle overheidsniveaus moet ten minste een sluitende begroting worden nagestreefd en een tekort mag zich slechts voordoen in tijdelijke en buitengewone situaties. Italië werkt aan de verbetering van de controle op de ontwikkeling van de uitgaven van de verschillende overheidsinstanties.

    De invloed van de overheidsuitgaven op de economische en sociale doelstellingen is moeilijk te beoordelen. De doelmatigheid van de uitgaven is verbonden met de verhoudingen tussen de input (vooral geld, maar niet alleen) en de output. Voor een deugdelijke beoordeling is meer informatie nodig, met name over de maatregelen aan de inputzijde (beleid en uitgaven) en aan de outputzijde (gehaalde doelstellingen), alsook een gedetailleerde micro-economische beoordeling van bepaalde beleidsmaatregelen.

    Betaalbaarheid op lange termijn en hervorming van het pensioenbeleid

    Alle lidstaten zijn verplicht maatregelen te nemen, waaronder hervormingen van het pensioenstelsel, om de houdbaarheid op lange termijn te verzekeren. In 2002 hebben sommige lidstaten hervormingen uitgevoerd waarvan wordt verwacht dat zij de invloed van de vergrijzing op de overheidsuitgaven zullen beperken (Portugal) of dat zij de bijdragebasis zullen versterken (Finland). Andere landen zijn voortgegaan met een bespoediging van de in de laatste jaren begonnen hervormingsprocessen, onder meer ter verbetering van de prikkels om langer te blijven werken, ter verlaging van de toekomstige vervangingspercentages in overheidsregelingen en ter bevordering van de ontwikkeling van particuliere pensioenvoorzieningen door fiscale stimulansen en subsidies.

    Deze hervormingen alleen zijn echter niet in alle landen van de EU voldoende om de houdbaarheid op lange termijn te waarborgen. De houdbaarheid van de begrotingssituatie op lange termijn is in de meeste lidstaten verre van verzekerd (vooral in België, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië, Oostenrijk en Portugal). Het is ook van vitaal belang de participatiegraden te verhogen en de openbare financiën te saneren om de vergrijzing op te kunnen vangen. Verschillende lidstaten hebben nog geen begrotingspositie bereikt die dicht bij het evenwicht ligt, en verder uitstel bij het voldoen aan deze eis van het stabiliteits- en groeipact zal op lange termijn gevolgen hebben voor de houdbaarheid van de openbare financiën.

    In verschillende lidstaten met een hoge schuldquote, zoals Italië en Griekenland, is ook behoefte aan krachtigere inspanningen om de schuld terug te dringen. In Italië is het trage tempo van schuldreductie tot stilstand gekomen, zodat de schuldquote naar verwachting ongeveer 110% van het BBP zal blijven bedragen. De Griekse staatsschuld bedraagt ongeveer 106% van het BBP, hetzelfde peil als in 1998. Deze tendensen wijzen niet op een bevredigend tempo van schuldreductie waardoor de schuldquote zou kunnen worden teruggedrongen tot onder de referentiewaarde van 60% voordat de gevolgen van de vergrijzing voelbaar worden (over 15 tot 20 jaar).

    Belastingpakket

    De belastingen blijven een bron van fragmentatie in de interne markt. Leven met 15 verschillende belastingstelsels is een kostbare zaak en vormt een rem op de groei en de werkgelegenheid. Het valt daarom te betreuren dat de Raad na zijn overeenkomst van november 2000 over het belastingpakket eind december 2002 nog geen volledig akkoord had bereikt over dit pakket. De groep gedragscode heeft haar werkzaamheden betreffende de afschaffing van nadelige bedrijfsbelastingsregelingen voortgezet en zal binnenkort een eerste evaluatie verrichten van de toereikendheid van de voorstellen om ze te ontmantelen. Na de politieke overeenkomst over de richtlijn op het belasten van spaarinkomsten binnen de Gemeenschap in december 2001 is een overeenkomst bereikt over het standaardformulier dat zal worden gebruikt voor de uitwisseling van informatie.

    2.3 Activering van de arbeidsmarkten

    In de GREB 2002 werd de lidstaten aanbevolen: (i) de belasting- en uitkeringsstelsels aan te passen om werken lonend te maken; (ii) de doelmatigheid van actieve arbeidsmarktmaatregelen te verhogen; (iii) de belemmeringen voor de geografische mobiliteit op te heffen; (iv) de inzetbaarheid te waarborgen en verandering van werkkring te vergemakkelijken; (v) een meer flexibele werkorganisatie te bevorderen en de regelgeving op de arbeidsovereenkomsten te evalueren; en (vi) de belemmeringen voor de participatie van vrouwen op te heffen.

    De arbeidsmarkt heeft tijdens de huidige groeivertraging blijk gegeven van veerkracht. In 2002 is de werkgelegenheid in de EU als geheel blijven toenemen, zij het veel trager dan in de voorafgaande vijf jaren. Hoewel de gevolgen van de groeivertraging in alle lidstaten voelbaar waren, waren er grote verschillen in de uitbreiding van de werkgelegenheid, gaande van 2,8% in Luxemburg tot 1,3% in Spanje en Ierland, terwijl de werkgelegenheid in Duitsland met 0,5% afnam. Tot dusver is de werkloosheid in de EU slechts weinig toegenomen en vertoont zij de gebruikelijke achterstand ten opzichte van de groei van het BBP. Ook hier zijn de verschillen tussen de lidstaten groot. In bijna de helft van de lidstaten was het gemiddelde werkloosheidspercentage in 2002 niet hoger dan in 2001. De lagere percentages van de langdurige werkloosheid vanaf 1999 (zie grafiek 3) zijn het gevolg van structurele verbeteringen op de arbeidsmarkt. In 2001 (de gegevens van 2002 zijn nog niet beschikbaar) bedroeg de totale participatiegraad 64%, hetgeen 1,7 procentpunt meer is dan in 1999 vóór het begin van de strategie van Lissabon; in de periode 1999-2001 is hij in alle lidstaten op één na gestegen (zie grafieken 4 en 5). In dezelfde periode is de participatiegraad van vrouwen met 2,1 procentpunt toegenomen tot 54,9% (zie grafiek 6). De participatiegraad van oudere werknemers is met 1,5 procentpunt gestegen tot 38,6% (zie grafiek 7). Vrijwel alle lidstaten waar hij in 2001 was afgenomen, hadden evenwel al een percentage dat onder het EU-gemiddelde lag, hetgeen duidelijk wijst op structurele problemen die moeten worden verholpen om tegen 2010 het streefcijfer 50% van Stockholm te halen.

    Over het algemeen hebben de lidstaten in 2002 vooruitgang geboekt op het gebied van de hervorming van de arbeidsmarkt, maar de snelheid van de hervormingen schijnt niet te zijn toegenomen ten opzichte van vorig jaar. In de huidige zwakke economische omstandigheden bestaat echter bijzonder veel behoefte aan een krachtig hervormingsproces, vooral omdat de overbrugging van de verschillen ten opzichte van de tussentijdse streefcijfers voor de participatiegraad (67% algemeen en 57% voor vrouwen tegen 2005) een belangrijke uitdaging blijft.

    >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

    >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

    >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

    >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

    >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

    Belasting- en uitkeringsstelsels

    Verbetering van de prikkels om een baan te zoeken of actief te blijven blijft een ernstige uitdaging in de meeste lidstaten, vooral door de lage participatiegraad van oudere werknemers en door de vergrijzing. In 2002 is vooruitgang geboekt, maar de maatregelen waren over het algemeen zeer partieel; er werden geen allesomvattende hervormingen van belastingen en uitkeringen om werken te doen lonen gelanceerd. De meeste lidstaten geven nog de voorkeur aan belastingmaatregelen in plaats van de gecombineerde effecten van belastingen en uitkeringen aan te pakken. Aan pensioenen en vervroegde uitkeringsregelingen werd verrassend weinig aandacht besteed, terwijl toch op de Europese Raad van Barcelona was overeengekomen de gemiddelde leeftijd waarop met werken wordt gestopt tegen 2010 met ongeveer vijf jaar te verhogen. Griekenland heeft een belangrijke hervorming van zijn pensioenstelsel ingevoerd en Finland heeft verdere hervormingsmaatregelen genomen, maar met een lange overgangsperiode, hetgeen inhoudt dat de invloed op de arbeidsmarktactiviteit eerst na enige tijd zichtbaar zal zijn. Verschillende lidstaten hebben de belastingen op de arbeid verlaagd (Frankrijk, Denemarken en Italië), andere zijn voortgegaan met de vroeger overeengekomen belastinghervormingen. België heeft maatregelen genomen om de verschillende fiscale prikkels voor de aanwerving van bepaalde groepen werknemers te stroomlijnen. Italië besloot particuliere arbeidsbureaus toe te staan en het VK fuseerde de werkgelegenheidsdienst met de uitkeringsadministratie. Gelijksoortige hervormingen van de arbeidsbureaus zijn in Duitsland voorgesteld door de Hartz-commissie. In Spanje werden de werkwilligheidsverplichting en de mobiliteitseisen voor de werkloosheidsuitkeringen strenger gemaakt en in Luxemburg de criteria voor de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen.

    Actieve arbeidsmarktmaatregelen (AAMM)

    Activeringsmaatregelen die zijn afgestemd op de behoeften van de werknemers en de arbeidsmarkt kunnen er in hoge mate toe bijdragen dat cyclische werkloosheid niet omslaat in langdurige werkloosheid. In 2000 bedroegen de uitgaven voor AAMM gemiddeld 1% van het BBP van de lidstaten, maar op enkele uitzonderingen na wordt niet regelmatig gecontroleerd of deze maatregelen doelmatig en doeltreffend zijn. Belangrijke verbeteringen op dit gebied werden eens te meer verwezenlijkt door landen die een dergelijke controle wel uitvoeren, zoals Zweden, Denemarken en Finland. Een klein aantal andere landen heeft eveneens beperkte maatregelen op dit gebied genomen (Duitsland, Spanje en het VK).

    Geografische en beroepsmobiliteit en kwalificaties

    Verschillende lidstaten hebben te maken met grote regionale verschillen in de arbeidsmarktresultaten. Weinig nieuwe maatregelen zijn genomen om de regionale mobiliteit te bevorderen. Spanje heeft een begin gemaakt met het aanpakken van de negatieve prikkels die het gevolg zijn van inconsistenties in zijn uitkeringsstelsel. Aan andere belemmeringen voor de mobiliteit, zoals de rigiditeiten op de huisvestingsmarkt, is geen bijzondere aandacht besteed.

    Het gebrek aan evenwicht tussen de op de arbeidsmarkt aangeboden en gevraagde vaardigheden blijft eveneens een rem voor de werkgelegenheid. De lidstaten bleven over het algemeen op knelpunten reageren met aanpassingen van hun systeem van beroepsopleiding en met strategieën voor levenslang leren; door de groeivertraging zijn de arbeidsmarktproblemen op korte termijn iets verlicht. De twee lidstaten (Griekenland en Portugal) waaraan aanbevelingen waren gericht om de vaardigheden en productiviteit van hun beroepsbevolking te verhogen, hebben enige vooruitgang geboekt met dergelijke hervormingen.

    Flexibiliteit en modernisering

    In veel lidstaten blijven deeltijdwerk en flexibele arbeidstijden en werkorganisatie, meestal uitgevoerd door de sociale partners, een prioriteit. In Frankrijk is de algemene verlaging van de arbeidstijd voor een deel goedgemaakt door nieuwe, flexibele werktijdregelingen. Italië en Portugal zullen binnenkort een wet aannemen waarbij nieuwe vormen van arbeidscontracten worden ingevoerd, respectievelijk de mogelijkheden tot aanwerving voor een bepaalde duur worden uitgebreid, terwijl Spanje contracten voor een zeer korte termijn minder aantrekkelijk tracht te maken; in dit verband is er een toenemende neiging om op de arbeidsmarkt een beter evenwicht tot stand te brengen tussen werkzekerheid en flexibiliteit. Aan hervorming van de wetgeving op de arbeidsbescherming is weinig of geen aandacht besteed. In Oostenrijk is het systeem van ontslagvergoeding uitgebreid en meer bevorderlijk voor de mobiliteit gemaakt, maar de hoogte van de uitkering werd verlaagd. Partiële maatregelen op het gebied van de wetgeving op de arbeidsbescherming en de uitkeringen bij ontslag werden ook genomen in Spanje en aangekondigd in Frankrijk.

    Belemmeringen voor de participatie van vrouwen

    Moeilijkheden bij het combineren van werk en gezin en herintreding na onderbreking van de loopbaan blijven wegen op de participatiegraad van vrouwen. Enkele lidstaten hebben maatregelen genomen om de kinderopvang te verbeteren en tien hebben daarvoor streefcijfers vastgesteld. Weinig aandacht is echter besteed aan de zorg voor andere afhankelijke personen.

    Sommige lidstaten hebben de hervormingen van de belastingen en uitkeringen gericht op verbetering van de prikkels voor vrouwen om te gaan werken (België, Spanje en Ierland) en verschillende lidstaten (België, Duitsland, Oostenrijk en het VK) zullen de wettelijke pensioenleeftijd voor mannen en vrouwen geleidelijk gelijktrekken. Ondanks het toenemende besef van de problemen zijn er geen tekenen dat de lidstaten de factoren achter de loonverschillen tussen mannen en vrouwen hebben aangepakt.

    2.4 De structurele hervorming van de productmarkten nieuw leven inblazen

    In de GREB 2002 werd de lidstaten aanbevolen om: i) de interne markt volledig te implementeren (het omzettingspercentage optrekken, de technische handelsbelemmeringen opheffen, een effectief functionerende interne markt voor diensten tot stand brengen en de markten voor overheidsopdrachten verder openstellen); ii) een effectieve concurrentie te verzekeren (de doeltreffendheid van de mededingings- en regelgevingsautoriteiten garanderen, zorgen voor minder en betere overheidssteun); en iii) de netwerkindustrieën sneller te hervormen (de markttoegang bevorderen, de vrije keuze van de energieleverancier waarborgen, nieuwe infrastructuur bouwen en de vervoermarkten openstellen).

    De tijdens het afgelopen jaar gemaakte vorderingen bij de volledige implementatie van de interne markt moeten veeleer als teleurstellend worden bestempeld: er heeft zich immers een lichte daling voorgedaan van het omzettingspercentage van internemarktrichtlijnen en ook bij de opheffing van de resterende belemmeringen voor het handelsverkeer en de grensoverschrijdende dienstverlening is maar weinig vooruitgang geboekt. Daartegenover staat dat de harmonisatie van het mededingingsbeleid op Europees niveau goed is opgeschoten. Het liberaliseringsproces in de netwerkindustrieën gaat onverminderd door, maar het marktaandeel van de gevestigde exploitanten blijft hoog. De concurrentie is nog steeds ontoereikend, maar met name in de sectoren telecommunicatie en energie zijn reeds vorderingen gemaakt en het is dan ook in deze sectoren dat de consumenten stilaan van de voordelen van de liberalisering beginnen te profiteren.

    Implementatie van de interne markt

    Voor het eerst sinds 1992 zijn in 2001 zowel het totale handelsverkeer in verhouding tot het BBP als het aandeel van de buitenlandse directe investeringen in het BBP teruggelopen, hetgeen kan wijzen op een vertraging van het proces van Europese economische integratie. De prijsverschillen tussen de EU-lidstaten zijn afgenomen van 15,3% in 2000 tot 14,8% in 2001, een percentage dat vergelijkbaar is met dat van aan het einde van de jaren negentig. De prijsverschillen binnen de eurozone bleven constant op circa 12%.

    Het omzettingspercentage van internemarktrichtlijnen is lichtjes gedaald van 98% in november 2001 tot 97,9% in november 2002, hetgeen laat vermoeden dat de lidstaten hun inspanningen op dat gebied hebben afgebouwd (zie grafiek 8). Momenteel hebben slechts 5 lidstaten (Denemarken, Nederland, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk) de doelstelling van 98,5% gehaald. Wat de tenuitvoerlegging van de internemarktwetgeving betreft, blijft het totale aantal inbreukprocedures terzake aan de hoge kant, vooral in Frankrijk en Italië.

    >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

    Het tempo waarin nieuwe productnormen worden ontwikkeld en de doeltreffendheid waarmee het beginsel van de wederzijdse erkenning wordt toegepast, zijn niet noemenswaardig toegenomen. Een nog steeds onvoldoende bekendheid met het beginsel van de wederzijdse erkenning en de te verwachten kosten van de toepassing ervan in de praktijk vormen in de meeste, zo niet in alle lidstaten nog steeds een hinderpaal voor de markttoegang.

    De Commissie heeft onlangs een uitvoerige inventaris van de belemmeringen voor grensoverschrijdende dienstverleningsactiviteiten door bedrijven en consumenten gepubliceerd [4]. Deze belemmeringen kunnen onder meer bestaan in de tijdsduur, de complexiteit en de veelheid van administratieve formaliteiten, alsook in het bestaan en het gebruik van eigen bevoegdheden door lagere overheden. De Commissie is voornemens om op grond van de inventaris - waaruit problemen naar voren komen die zich in alle lidstaten voordoen - maatregelen voor te stellen om de geconstateerde belemmeringen weg te werken.

    [4] De toestand van de interne markt voor diensten, COM(2002) 441 def.

    In 2001 is het aandeel van de in het Publicatieblad bekendgemaakte overheidsopdrachten in de totale waarde van de overheidsopdrachten ongewijzigd gebleven in vergelijking met het jaar voordien (15%). Duitsland blijft hekkensluiter met een aandeel van 6%. De overheidsopdrachten worden steeds meer on line gebracht. In 2002 hebben met name Denemarken, Duitsland en Ierland bijzonder veel vooruitgang geboekt op dit gebied. Voorts is politieke overeenstemming bereikt over de voornaamste punten van het pakket wetgevende maatregelen inzake overheidsopdrachten, maar dit pakket is nog niet formeel aangenomen.

    Mededingings- en regelgevingsbeleid

    Er zijn maatregelen genomen om het mededingingsbeleid doeltreffender te maken. In alle lidstaten, op Luxemburg en Finland na, beschikken de nationale mededingingsautoriteiten thans over de nodige bevoegdheden om de naleving af te dwingen van de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag, welke betrekking hebben op overeenkomsten tussen ondernemingen en misbruik van machtsposities. Sommige lidstaten (waaronder Griekenland, Ierland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk) hebben maatregelen genomen om de middelen en capaciteit van hun mededingingsautoriteiten te vergroten, terwijl andere (België, Denemarken, Spanje, Ierland en Portugal) hun regelgevingsautoriteiten hebben versterkt. Op EU-niveau is de modernisering van de toepassing van de mededingingsvoorschriften goed opgeschoten. In november 2002 is een nieuwe verordening strekkende tot modernisering van de handhavingsmechanismen van de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag vastgesteld en in december 2002 heeft de Commissie een voorstel tot wijziging van de Concentratieverordening ingediend bij de Raad.

    In 2000 bedroeg de overheidssteun (ongerekend de steun aan de landbouw en de visserij) meer dan 1% van het BBP in België, Denemarken, Duitsland en Luxemburg. In verhouding tot het BBP bleef de steun evenwel teruglopen in alle EU-lidstaten, met uitzondering van Denemarken, Ierland, Luxemburg en Nederland. Tegelijkertijd liet het aandeel van de steun voor horizontale doelstellingen in alle lidstaten behalve Oostenrijk een opwaartse tendens zien. Zowel het scorebord voor overheidssteun als het register van overheidssteun van de Commissie dragen bij tot de transparantie van het door de lidstaten gevoerde beleid inzake overheidssteun. De Commissie onderzoekt thans methoden om de doeltreffendheid van overheidssteun als beleidsinstrument te beoordelen.

    Structurele hervormingen in de netwerkindustrieën

    Nu overeenstemming is bereikt over alle aspecten van het regelgevingspakket op het gebied van telecommunicatie zijn de voorschriften voor een concurrerende communicatiesector vastgesteld. Eind 2001 was het marktaandeel van de gevestigde exploitanten in de lokale telefoongesprekken in tal van lidstaten echter nog steeds aan de hoge kant (namelijk ruim 80%), wat mede verklaart waarom de prijsdaling voor dergelijke gesprekken zo beperkt is gebleven. In sommige landen hebben de gevestigde exploitanten ook nog een groot marktaandeel in de interlokale gesprekken. Deze cijfers nemen niet weg dat de concurrentiesituatie aan het verbeteren is: zo wordt de carrierpreselectie thans volledig toegepast voor lokale gesprekken.

    De liberalisering van de elektriciteitsmarkt is in 2002 voortgezet, waarbij de mate van openheid van de markt uit juridisch oogpunt is toegenomen in België, Griekenland, Spanje, Ierland, Luxemburg, Nederland en Portugal. De mate van juridische openheid van de gasmarkt is toegenomen in Oostenrijk, Denemarken, Ierland, Luxemburg, Nederland en Spanje. De concurrentie in de energiesector, afgemeten aan het marktaandeel van de gevestigde exploitant of aan de mate waarin gas- en elektriciteitsgebruikers van leverancier veranderen, blijft evenwel beperkt (zie de tabellen 5 en 6).

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Eén van de redenen hiervoor is dat de energiemarkten nog onvoldoende geïntegreerd zijn op het niveau van de Unie. Binnen de Raad is evenwel politieke overeenstemming bereikt over het elektriciteits- en gaspakket, waarbij onder meer ook een datum voor de openstelling van de markten voor huishoudelijke afnemers en een transparant en niet-discriminerend tariefstelsel voor grensoverschrijdende transacties is overeengekomen. Bovendien is vooruitgang geboekt bij de uitbreiding van de verbindingen tussen de elektriciteitsnetwerken van de lidstaten .

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Ook de koppelingsinfrastructuur (tussen Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, Griekenland en Italië, en tot op zekere hoogte tussen Denemarken en Duitsland) wordt enigszins efficiënter gebruikt, waarbij steeds meer wordt vertrouwd op marktmechanismen voor de allocatie ervan. De mechanismen voor de allocatie van capaciteit en de vaststelling van de tarieven zijn echter nog steeds zeer inefficiënt en blijven de concurrentie aan banden leggen. Denemarken, Duitsland, Italië, Nederland, Oostenrijk, Zweden en het Verenigd Koninkrijk hebben hun spoorwegnet voor goederenvervoer opengesteld voor concurrentie wat de binnenlandse dienstverlening betreft. Het ziet er evenwel naar uit dat de meeste lidstaten het eerste spoorweginfrastructuurpakket niet volledig zullen hebben omgezet tegen de datum dat het in werking moet treden, namelijk 15 maart 2003. Bovendien is er in de Raad en het Parlement nog geen overeenstemming bereikt over de herziene financiële verordening en over richtsnoeren voor Trans-Europese vervoersnetwerken, het tweede spoorwegpakket, openbare-dienstcontracten op het gebied van personenvervoer en de toekenning van landingstijden op luchthavens. Om met een positieve noot te besluiten, zij er ten slotte op gewezen dat binnen de Raad een consensus is bereikt over de postdienstenrichtlijn, het gemeenschappelijk Europees luchtruimpakket en een gemeenschappelijk standpunt betreffende de toegang tot havendiensten.

    2.5 Bevorderen van de efficiency en de integratie van de EU-markt voor financiële diensten

    In de GREB 2002 werd de lidstaten aanbevolen om: i) de inspanningen van alle relevante partijen op te voeren om ervoor te zorgen dat het APFD uiterlijk tegen 2005 volledig ten uitvoer is gelegd en de effectenregelgeving tegen 2003; ii) de inspanningen te intensiveren om het APRK tegen 2003 uit te voeren; iii) de regelingen verder te verbeteren om tot een efficiënte grens- en sectoroverschrijdende samenwerking met het oog op bedrijfseconomisch toezicht te komen; en iv) het wegnemen van belemmeringen voor een efficiënte grensoverschrijdende clearing en afwikkeling te stimuleren.

    Tenuitvoerlegging van het APFD

    Het financiële integratieproces vordert gestaag. Van de 42 oorspronkelijke wetgevings- en andere maatregelen vervat in het Actieplan voor financiële diensten (APFD), de hoeksteen van de strategie van de Gemeenschap om de Europese financiële markten te integreren, zijn er thans 32 volledig uitgevoerd. De ambitieuze doelstellingen die door de Europese Raad van Barcelona voor 2002 zijn vastgesteld, zullen grotendeels worden gehaald. Van de acht maatregelen die voor het einde van het jaar hadden moeten zijn goedgekeurd, zijn er zes aangenomen (de verordening betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen en de richtlijnen betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten, de verkoop op afstand van financiële diensten, verzekeringstussenpersonen, financiële conglomeraten en marktmisbruik). Het voorstel voor een prospectusrichtlijn en het voorstel voor een richtlijn inzake pensioenfondsen hebben enige vertraging opgelopen. Thans is het de bedoeling dat de richtlijn inzake pensioenfondsen in maart 2003 wordt aangenomen en de prospectusrichtlijn in juni 2003. De door de Raad goedgekeurde wetgevingsbesluiten moeten thans door de lidstaten in nationaal recht worden omgezet. De tenuitvoerlegging van het APFD moet in het huidige tempo blijven doorgaan om de uiterste termijn van 2005 voor de volledige uitvoering ervan te kunnen respecteren. Alle nog resterende maatregelen moeten uiterlijk tegen medio 2004 op EU-niveau worden aangenomen om de lidstaten voldoende tijd te gunnen om deze in nationaal recht om te zetten. Teneinde het effect van de APFD-maatregelen in de toekomst te meten, werkt de Commissie momenteel aan een reeks indicatoren om de tendens van de integratie en efficiency van de financiële markt van de EU te kwantificeren.

    Tenuitvoerlegging van het APRK

    Sinds de tweede helft van 2000 heeft de risicokapitaalmarkt een ernstige correctie ondergaan. Op structureel niveau wordt de EU-risicokapitaalmarkt geconfronteerd met een reeks regelgevende, fiscale en juridische of administratieve beperkingen. Met het Actieplan voor risicokapitaal (APFD) werd beoogd deze beperkingen aan te pakken. In 2002 zijn verdere vorderingen gemaakt bij de uitvoering van het actieplan. Er is niet alleen vooruitgang geboekt bij de totstandbrenging van een pan-Europees regelgevingskader door middel van de realisatie van de relevante onderdelen van het APFD, ook de lidstaten hebben een aantal hervormingen op nationaal niveau doorgevoerd. In een paar lidstaten (Denemarken en Duitsland) is bij de regelgeving betreffende beleggingen door institutionele beleggers voor een deel overgestapt van kwantitatieve beperkingen op een benadering die op het beginsel van de goede huisvader is gebaseerd. Enkele lidstaten (Italië, Nederland en Spanje) hebben de termijn voor de kwijtschelding van de resterende schuld van gefailleerden teruggeschroefd en andere regelgeving versoepeld die failliet gegane ondernemers een tweede kans ontnam. Wat de verbetering van het fiscale kader voor risicokapitaalinvesteringen betreft, hebben de meeste lidstaten belastingmaatregelen uitgevaardigd die onder andere bevorderlijk zijn voor de risicokapitaalmarkt. Het gaat onder meer om een verlaging van de vennootschapsbelastingtarieven, fiscale stimuli voor oprichters van nieuwe bedrijven, belastingverlichting voor uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling en algemene investeringskosten. Diverse lidstaten hebben tevens maatregelen genomen om de belastingwetgeving aan te passen ten gunste van financiële werknemersparticipatieregelingen (Denemarken en het Verenigd Koninkrijk). Er zijn weliswaar maatregelen genomen, maar toch blijven de belastingstelsels in de meeste lidstaten gekenmerkt door een discriminerende behandeling van rentekosten en dividendbetalingen. Algemeen genomen zijn reeds ernstige inspanningen geleverd om de bestaande belemmeringen voor een efficiënt functionerende EU-risicokapitaalmarkt weg te werken, maar het lijkt desondanks aangewezen nog snellere vooruitgang te boeken op alle belangrijke beleidsterreinen die door het APRK worden bestreken.

    Regelingen voor grens- en sectoroverschrijdende samenwerking met het oog op bedrijfseconomisch toezicht

    In 2002 hebben sommige lidstaten hun regelingen voor het financiële toezicht hervormd om tot een betere sectoroverschrijdende samenwerking te komen. In Oostenrijk zal de nieuwe Finanzmarktaufsichtsbehörde toezicht houden op alle financiële instellingen en markten. In Duitsland zijn de drie afzonderlijke toezichthouders voor de banksector, het verzekeringswezen en het effectenbedrijf samengevoegd tot één enkel orgaan, het Bundesanstalt für Finanzdienstleistungsaufsicht (BAFin). In Ierland is binnen de hervormde centrale bank één enkele toezichthoudende autoriteit voor de financiële sector opgezet. In België zullen de drie bestaande toezichthoudende instanties worden gereorganiseerd en worden overkoepeld door een autoriteit voor financiële diensten. In Nederland wordt het toezicht gereorganiseerd op basis van de nagestreefde doelstellingen in plaats van per sector. In Frankrijk is het voorstel om beide autoriteiten voor de financiële markten samen te voegen, nieuw leven ingeblazen. Aangezien de lidstaten uiteenlopende modellen voor het geconsolideerde financiële toezicht hanteren en aangezien het integratieproces van de financiële markten alsmaar vordert, zal een betere grensoverschrijdende samenwerking van cruciaal belang zijn. Eén van de doelstellingen van het voorstel van de Raad (Ecofin) om de regelgevingsbenadering met 4 niveaus (de zogeheten "Lamfalussy-procedure") tot banken, verzekeringen en financiële conglomeraten uit te breiden, bestaat er juist in om de convergentie van het toezicht en de regelgeving tussen de lidstaten te bevorderen.

    Efficiënte grensoverschrijdende clearing en afwikkeling

    Ondanks de zich aftekenende marktconsolidatie (bv. de fusie tussen Crest en Euroclear) zijn de huidige regelingen voor grensoverschrijdende clearing en afwikkeling versnipperd en complex, hetgeen onnodige kosten en risico's voor beleggers met zich meebrengt. In mei 2002 heeft de Commissie een consultatieve mededeling gepubliceerd waarmee werd beoogd advies in te winnen over te nemen prioritaire maatregelen. In een tweede verslag-Giovannini (momenteel in voorbereiding) zal de nadruk worden gelegd op het wegwerken van de belemmeringen die in het eerste verslag werden opgesomd, het onderzoeken van aspecten van algemeen belang in verband met de te verwachten ontwikkelingen in de clearing- en afwikkelingsstructuur, en het analyseren van een aantal mogelijke "modellen" voor de clearing en afwikkeling in de toekomst.

    2.6 Aanmoedigen van ondernemerschap

    In de GREB 2002 werd de lidstaten aanbevolen om: i) een bedrijfsvriendelijk klimaat tot stand te brengen (het belastingstelsel en het regelgevingskader verbeteren, de overheidsdiensten efficiënter maken en de belemmeringen voor de ontplooiing van grensoverschrijdende economische activiteiten aanpakken); ii) actie te ondernemen in verband met het Europees Handvest voor kleine ondernemingen; en iii) de toegang tot financiering te vergemakkelijken.

    Zowel op communautair als op nationaal niveau zijn velerlei initiatieven ontplooid om het bedrijfsklimaat te verbeteren en het ondernemerschap aan te moedigen. De resultaten daarvan lopen echter van land tot land en van terrein tot terrein uiteen.

    Bedrijfsklimaat

    Het regelgevingskader is in alle lidstaten aan het verbeteren, al zijn nog meer maatregelen nodig voordat de cumulatieve gevolgen van de vele kleine verbeteringen zich daadwerkelijk laten gevoelen. Op EU-niveau is de Commissie momenteel bezig met de invoering van haar nieuw effectbeoordelingssysteem en met de tenuitvoerlegging van haar actieplan voor een betere regelgeving. Sommige lidstaten (waaronder Frankrijk, Italië, Oostenrijk en Portugal) hebben maatregelen genomen om de tijd en kosten te reduceren die gewoonlijk nodig zijn om een nieuwe onderneming op te richten, de administratieve lasten te verlichten en de concurrentie in bepaalde sectoren te bevorderen.

    Ingrijpende hervormingen met de bedoeling om tot een efficiëntere overheidssector te komen, werden aangevat in België (nieuwe bestuursregels en benchmarking, e-bestuur), Denemarken (een verhoogd gebruik van openbare aanbestedingen), Portugal (rationalisatie van de structuur van de centrale overheid) en Zweden (onwikkeling en gebruikmaking van een benchmarking-gegevensbank). Steeds meer overheidsdiensten worden on line beschikbaar gesteld (zie ook afdeling 2.7).

    De groep op hoog niveau van deskundigen op het gebied van het vennootschapsrecht heeft haar eindverslag over standaarden voor jaarrekeningen en regels voor goed ondernemingsbestuur gepubliceerd. Dit verslag zal als uitgangspunt dienen voor de hervorming van het vennootschapsrecht op EU-niveau. Voorts heeft de Commissie de aanzet gegeven tot een discussie met de lidstaten over allesomvattende oplossingen op lange termijn voor de vennootschapsbelasting in de Europese Unie. In 2002 is de wettelijke vennootschapsbelasting verlaagd in Frankrijk, Ierland, Luxemburg, Nederland en Portugal, terwijl het vennootschapsbelastingstelsel in Griekenland is vereenvoudigd. Ten slotte zou de aanneming van de richtlijn betreffende de heffing van BTW op elektronische handel moeten bijdragen tot betere voorwaarden voor de e-handel (zie ook afdeling 2.7).

    Europees Handvest voor kleine ondernemingen

    In 2002 hebben alle lidstaten vorderingen gemaakt bij de tenuitvoerlegging van de in het Europees Handvest voor kleine ondernemingen gedane aanbevelingen. Het merendeel van de lidstaten heeft maatregelen genomen om de tijd en kosten te reduceren die nodig zijn om nieuwe ondernemingen op te richten, de voorbereiding op het ondernemerschap verder te verbeteren, de elektronische handel te bevorderen en de wet- en regelgeving voor het bedrijfsleven te verbeteren (zie boven). Er is echter weinig actie ondernomen om de belangen van kleine ondernemingen beter te behartigen.

    Toegang tot financiering

    Vooral voor kleine en middelgrote ondernemingen blijft de toegang tot financiering problematisch. Dit probleem wordt nog verergerd doordat de durfkapitaalinvesteringen zijn afgenomen en doordat sommige banken met financiële moeilijkheden te kampen hebben. In het kader van het Actieplan voor risicokapitaal heeft het merendeel van de lidstaten programma's op touw gezet om het ondernemerschap en de innovatie te bevorderen.

    2.7 Bevorderen van de kenniseconomie

    In de GREB 2002 werd de lidstaten aanbevolen om: i) O&O en innovatie te stimuleren (randvoorwaarden verbeteren, kennisoverdracht van universiteiten aanmoedigen, de samenwerking in Europa bevorderen, het zesde kaderprogramma voor onderzoek aannemen); ii) de toegang tot en het gebruik van ICT te bevorderen (de ontwikkeling van het Europese

    breedbandnetwerk versnellen, het internetgebruik aanmoedigen); en iii) meer inspanningen te leveren op het gebied van onderwijs en opleiding (zodat het algemene opleidingsniveau erop vooruitgaat, het aanpassingsvermogen van onderwijs- en opleidingsstelsels verbetert en een grotere transparantie van diploma's en kwalificaties wordt bewerkstelligd).

    Hoewel de Europese Unie nog steeds achter loopt op de Verenigde Staten wat de kenniseconomie betreft, zijn er toch tekenen dat de EU haar achterstand aan het inlopen is (bv. ICT-gebruik). De kloof op het gebied van O&O door het bedrijfsleven en de octrooiverlening is kennelijk moeilijk te overbruggen. Het internetgebruik in de EU blijft toenemen. Het komt er thans op aan de introductie van breedbandnetwerken te versnellen. De verbetering van de efficiency van het onderwijsstelsel blijft prioriteit genieten. Voorts hebben de lidstaten de beroepsopleidingsaspecten van het onderwijs versterkt om adequaat op de veranderende vaardigheidsvereisten in te spelen.

    Onderzoek, ontwikkeling en innovatie

    De Commissie is in discussie getreden met de lidstaten en het bedrijfsleven over de wijze waarop de uitgaven voor O&O kunnen worden opgetrokken van de huidige 1,9% van het BBP tot het door de Europese Raad van Barcelona vastgestelde streefcijfer van 3%. Daarbij ligt de nadruk op de verbetering van de randvoorwaarden voor O&O en innovatie. Tegelijkertijd wordt ook meer aandacht besteed aan methoden om de bestaande financiële middelen ter ondersteuning van O&O en innovatie efficiënter aan te wenden. Deze inspanningen zullen bijdragen tot productiviteitsstijgingen (zie grafiek 9).

    In het kader van het initiatief voor de totstandbrenging van een Europese onderzoekruimte zijn vorderingen gemaakt bij de coördinatie van de nationale onderzoekactiviteiten, zoals bijvoorbeeld het Aids/HIV-onderzoek. Het recentelijk aangenomen zesde kaderprogramma voor onderzoek zou deze tendens nog in de hand moeten werken. Daartegenover staat evenwel dat nog geen overeenstemming is bereikt over het Gemeenschapsoctrooi. Griekenland, Italië, Oostenrijk, Portugal, Zweden en het Verenigd Koninkrijk hebben maatregelen genomen om de banden tussen de universitaire wereld en het bedrijfsleven te verstevigen.

    >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

    Informatie- en communicatietechnologieën (ICT)

    Concurrentie op de lokale telecommunicatiemarkt is van essentieel belang voor de verdere ontwikkeling van de ICT-sector in Europa. Wettelijk is het lokale aansluitnetwerk in alle lidstaten ontbundeld. In de praktijk laat de daadwerkelijke mededinging in de telecommunicatiediensten met gebruikmaking van het lokale netwerk van de gevestigde exploitant echter nog te wensen over (zie afdeling 2.4). De introductie van "breedbanddiensten" - d.w.z. de snelle transmissie van spraak-, data- en videosignalen - is langzamer uitgevallen dan verwacht en de wholesalemarkt wordt nog steeds sterk gedomineerd door de gevestigde exploitanten. In 2001 was er sprake van een betrekkelijk grote penetratie van breedband in België, Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk, Finland en Zweden. Het eEuropa 2005-actieplan, dat in juni 2002 door de Europese Raad van Sevilla is goedgekeurd, is erop gericht de ontwikkeling van breedbanddiensten en van het internetgebruik in het algemeen te bevorderen.

    Als gevolg van de hogere ICT-uitgaven en van een daling van de kosten van internettoegang is het internetgebruik blijven toenemen, zij het in een trager tempo dan in 2001. Medio 2002 had 40% van de EU-huishoudens internettoegang, tegen 36% in 2001. Er was echter nog steeds sprake van sterke verschillen tussen de lidstaten. Spanje, Frankrijk en Portugal leken hun achterstand op het EU-gemiddelde in te lopen, maar Griekenland niet. Ook de internettoegang in scholen is toegenomen. Het aantal leerlingen per on line computer is gereduceerd van 25 in 2001 tot 17 in 2002, maar de verschillen tussen de lidstaten blijven groot. De initiële eEuropa-doelstellingen om alle scholen op internet aan te sluiten en om voldoende leerkrachten op te leiden, zijn bijna bereikt. De internetpenetratie in het bedrijfsleven is aanzienlijk groter dan in

    de huishoudens. Desondanks worden in de praktijk nog niet veel zakelijke transacties on line verricht. In april 2002 was 55% van de essentiële overheidsdiensten on line beschikbaar, tegen 45% in oktober 2001. Op dit terrein zijn de Benelux-landen, Duitsland en Oostenrijk de achterblijvers.

    Onderwijs en opleiding

    In de EU als geheel zijn de overheidsuitgaven voor onderwijs licht teruggelopen van 5,2% van het BBP in 1995 tot 5,1% in 2000. Het aandeel van de onderwijsuitgaven in de totale overheidsuitgaven is tijdens dezelfde periode echter met 1%-punt gestegen. Anders dan in de Verenigde Staten zijn de particuliere investeringen in onderwijs zeer gering. Zo bedragen de particuliere uitgaven voor hoger onderwijs in de EU slechts 0,2% van het BBP, tegen 1,6% in de Verenigde Staten. In alle lidstaten, op Duitsland, Griekenland en Spanje na, belopen de particuliere uitgaven voor onderwijsinstellingen minder dan 0,5% van het BBP. In sommige lidstaten wordt in het onderwijs- en opleidingsbeleid kennelijk veeleer de nadruk gelegd op hervormingen van de onderwijs- en opleidingsstelsels om de efficiëntie ervan te verhogen dan op het optrekken van de uitgaven. Sommige lidstaten investeren inderdaad minder dan andere in onderwijs en opleiding en behalen toch betere resultaten. Het merendeel van de lidstaten heeft het opleidingsaspect van het onderwijs versterkt, onder meer om alternatieven te bieden aan leerlingen die het onderwijssysteem anders voortijdig zouden verlaten. De EU heeft tal van instrumenten ingevoerd om de overdracht van kwalificaties en vaardigheden voor academische of beroepsdoeleinden te vergemakkelijken. Het Europees puntenoverdrachtsysteem, dat de mobiliteit van studenten in de hand werkt, blijft uitbreiding nemen, zelfs buiten Europa. Voorts worden in het kader van het Bologna-proces stappen ondernomen om Europese bachelor- en mastergraden in te voeren.

    2.8 Meer aandacht besteden aan milieuzorg

    In de GREB 2002 werd de lidstaten aanbevolen om: i) effectanalyses op te stellen waarin wordt gekeken naar de maatschappelijke en milieuconsequenties van beleidsmaatregelen; ii) de concurrentie aan te scherpen om de efficiëntie van marktinstrumenten te vergroten; iii) werk te maken van een beleid dat op economische instrumenten gebaseerd is om voor een adequate internalisering van externe factoren en een goede afspiegeling van het gebruik van hulpmiddelen te zorgen; iv) voorbereidselen te treffen voor de invoering van de handel in emissierechten op EU-niveau en meer in het algemeen passende maatregelen en beleidsvormen uit te werken om aan de Kyoto-verplichtingen te voldoen, waarbij in het bijzonder een efficiëntere beheersing van de vraag naar energie en vervoer wordt beoogd; v) de openbaarmaking van milieu-informatie in de jaarrekeningen van ondernemingen aan te moedigen; vi) sectorale subsidies, belastingvrijstellingen en andere maatregelen die een negatief milieu-effect hebben, af te bouwen; vii) overeenstemming te bereiken over een adequaat kader voor de belastingheffing op energie op Europees niveau; viii) maatregelen te nemen die gericht zijn op het energiegebruik, met inbegrip van vervoer, om vooruitgang te boeken op het gebied van energie-efficiëntie.

    Effectanalyses

    De Commissie heeft uit haar werkprogramma voor 2003 een aantal belangrijke voorstellen geselecteerd waarvan zij eerst de economische, maatschappelijke en milieu-effecten zal analyseren alvorens deze voorstellen bij de Raad en het Parlement in te dienen. Zij is

    voornemens in 2003 een leidraad te verschaffen om de lidstaten te helpen bij de uitvoering van een strategische milieubeoordeling zoals voorgeschreven bij Richtlijn 2001/42/EG.

    Vergroten van de efficiëntie van marktinstrumenten

    Verwacht wordt dat de structurele hervormingen van de productmarkten, en met name die welke moeten resulteren in een liberalisering van de netwerkindustrieën (zie afdeling 2.4), ondernemingen gevoeliger zullen maken voor prijssignalen aan de inputzijde en hen ertoe aan zullen zetten te concurreren op het gebied van prijzen, kwaliteit en innovatie veeleer dan te vertrouwen op de winsten die uit overheidsbemoeienis voortvloeien. Deze hervormingen zouden de consument bovendien meer keuzemogelijkheden moeten bieden. Beide ontwikkelingen zouden de economische subjecten beter in staat moeten stellen soepeler in te spelen op prijssignalen en over te stappen op minder milieubelastende energiebronnen en/of vervoermiddelen. In het licht van de omvang van de milieu-uitdagingen moeten de in 2002 gemaakte vorderingen op het gebied van zowel de structurele hervormingen als het afgeven van adequate prijssignalen echter veeleer als bescheiden worden bestempeld.

    Opnemen van de milieukosten in de prijzen

    Duitsland en Zweden hebben de bestaande energie- en/of koolstofbelastingen opgetrokken in het kader van hun belastingomschakelingsbeleid. Oostenrijk is voornemens soortgelijke maatregelen te nemen. België, Nederland, Italië en Spanje hebben hun stelsels voor motorrijtuigenbelasting aangepast om met milieucriteria rekening te houden, terwijl Frankrijk belastingvoordelen biedt voor de aankoop van schonere auto's en de isolatie van huizen. Finland heeft een stapsgewijze verhoging aangekondigd van de belasting op afvalstoffen die worden gestort op gemeentelijke stortplaatsen. Zweden zal zijn afval- en grindbelastingen verhogen. In het Verenigd Koninkrijk is de heffing op grondstoffenaggregaten in werking getreden, alsmede de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten. Sommige aspecten van deze regeling op vrijwillige basis zouden evenwel niet verenigbaar zijn met de geplande EG-regeling voor de handel in emissierechten (zie verder).

    Diverse lidstaten (Frankrijk, Italië, Zweden en het Verenigd Koninkrijk) passen lagere accijnsrechten toe op alternatieve motorbrandstoffen, met name biodiesel. Deze nationale maatregelen moeten worden gezien tegen de achtergrond van het Commissievoorstel voor het toepassen van een lagere heffing op biobrandstoffen, waarover de Raad politieke overeenstemming heeft bereikt. Luxemburg en Nederland hebben zich aangesloten bij de groep landen die lagere belastingen heffen op motorbrandstoffen met een laag zwavelgehalte, in afwachting van de invoering vanaf 2005 van voor de gehele EU geldende verplichte normen. België bereidt een soortgelijke maatregel voor om het zwavelgehalte van huisbrandolie te reduceren.

    Spanje en Denemarken hebben aangekondigd hun subsidies voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen te zullen afbouwen. Denemarken heeft bovendien sommige van zijn milieubelastingen afgeschaft. Nederland is zijn steun voor hernieuwbare energiebronnen aan het herstructureren om deze doelgerichter te maken en een "overstimulering" van sommige processen voor de productie van hernieuwbare energie te voorkomen.

    Handel in emissierechten

    Na de bekrachtiging van het protocol van Kyoto hebben de Raad en het Parlement wezenlijke vorderingen gemaakt bij de aanneming van het Commissievoorstel voor een EG-regeling voor de handel in emissierechten door vóór het einde van 2002 de eerste lezing ervan af te ronden. Samen met het voor binnenkort geplande Commissievoorstel inzake de koppeling van de kredieten van de Joint Implementation en het Clean Development Mechanism aan de EG-regeling voor de handel in emissierechten, zou dit een groot deel van de vereiste emissiebeperkingen moeten opleveren en dat op een kosteneffectieve wijze. Ter voorbereiding van de invoering van de EG-regeling voor de handel in emissierechten is in Nederland de aanzet gegeven tot een onderzoek naar de wijze waarop emissierechten aan afzonderlijke ondernemingen moeten worden toegewezen.

    Openbaarmaking van milieu-informatie

    De lidstaten hebben over het algemeen stappen ondernomen om de bedrijven in kennis te stellen van de aanbeveling van de Commissie betreffende de vermelding van milieu-informatie in de jaarrekeningen van ondernemingen. Deze kennisgeving vond gewoonlijk plaats via bedrijfs- of accountantsverenigingen. Er zijn echter ook lidstaten (Denemarken en Spanje) die de aanbeveling geheel of gedeeltelijk in hun nationale recht hebben overgenomen, terwijl andere (Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk) overwegen dit te doen.

    Afbouwen van subsidies en belastingvrijstellingen met een negatief milieu-effect

    Duitsland blijft de subsidies voor steenkoolwinning terugschroeven en heeft het voornemen bekendgemaakt om aan de verwerkende industrie toegekende vrijstellingen van milieubelastingen te reduceren. De Commissie heeft geen weet van initiatieven van andere lidstaten met het oog op het afbouwen van sectorale subsidies, belastingvrijstellingen en andere maatregelen die een negatief milieu-effect hebben.

    Communautair kader voor de belastingheffing op energie

    De Raad heeft de besprekingen over de ontwerprichtlijn tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten voortgezet, maar is er niet in geslaagd tegen december 2002 overeenstemming over het richtlijnvoorstel te bereiken. De voornaamste nog niet geregelde kwesties zijn de mogelijkheid om op nationaal niveau belastingtarieven vast te stellen die onder de nieuwe minimumtarieven liggen, regelingen voor de belastingheffing op diesel voor gebruik in bedrijfsvoertuigen en de duur van de overgangstermijnen voor andere energieproducten.

    Doelgerichte maatregelen om de energie-efficiëntie te verhogen

    Het verhogen van de energie-efficiëntie staat al jarenlang hoog op de agenda van het EU-energiebeleid en blijft een belangrijke doelstelling. Zowel de recente EU-wetgeving betreffende energie-efficiëntie in gebouwen als het voorstel inzake warmtekrachtkoppeling zullen de energie-efficiëntie de komende jaren verhogen, vooral in de lidstaten die tot dusver minder aandacht hebben besteed aan de mogelijkheden op deze terreinen. Duitsland heeft strengere energie-efficiëntienormen voor nieuwe gebouwen ingevoerd.

    3. Beknopte evaluaties van de tenuitvoerlegging door de lidstaten

    In het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie wordt een diepgaande evaluatie verstrekt van de tenuitvoerlegging van de landenspecifieke aanbevelingen. Afgaande op de in dit document vervatte beoordeling lijkt het erop dat, algemeen genomen, Denemarken en Zweden aan dit deel van de GREB het best uitvoering hebben gegeven. Beide landen worden op de voet gevolgd door België, Griekenland, Spanje, Ierland, Nederland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk, terwijl de rij wordt gesloten door Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Oostenrijk en Finland.

    Wat de afzonderlijke beleidsterreinen betreft, zouden Denemarken en Zweden de aanbevelingen voor de overheidsfinanciën het best hebben opgevolgd. Het andere uiterste wordt gevormd door Duitsland, Frankrijk, Italië en Oostenrijk. Wat de arbeidsmarkten betreft, komt de beste tenuitvoerlegging voor rekening van Zweden, terwijl de tenuitvoerlegging in Duitsland en Oostenrijk het minst bevredigend zou zijn. De aanbevelingen voor de productmarkten, het ondernemerschap en de kenniseconomie zouden het best zijn opgevolgd door Denemarken en het Verenigd Koninkrijk, terwijl het omgekeerde geldt voor Luxemburg en Finland. De overige lidstaten nemen een middenpositie in.

    In tabel 7 wordt een beknopt overzicht gegeven van de evaluaties van de opvolging van de in de GREB vervatte landenspecifieke aanbevelingen. Daarbij moet echter een belangrijk voorbehoud worden gemaakt. Naar gelang van de specifieke uitgangssituatie per lidstaat kunnen de landenspecifieke aanbevelingen in bepaalde gevallen immers veeleisender zijn dan in andere. In sommige gevallen kan het derhalve veel moeilijker zijn deze aanbevelingen ten uitvoer te leggen dan in andere. Voorts moet worden benadrukt dat uit het oordeel over hoe goed de lidstaten deze aanbevelingen hebben opgevolgd, niet rechtstreeks kan worden afgeleid hoe de absolute prestaties van de lidstaten en de verbeteringen daarvan zich tot elkaar verhouden. Daartoe is een veel diepgaandere analyse vereist, waarbij met veel actuelere informatie rekening wordt gehouden.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    3.1 België

    België is één van de lidstaten die, algemeen genomen, tot de middengroep behoren wat de tenuitvoerlegging van de landenspecifieke onderdelen van de GREB betreft. Bij de opvolging van de aanbevelingen voor de overheidsfinanciën is enige vooruitgang geboekt, met name inzake het handhaven van een evenwichtige begrotingssituatie. Momenteel wordt in 2003 echter geen hervatting van de budgettaire consolidatie verwacht, hoewel daar in de GREB op is aangedrongen. De verdere gestage daling van de schuldquote in 2002 moet als een positieve ontwikkeling worden aangemerkt, maar daar staat tegenover dat de in 2002 genomen maatregelen om zich voor te bereiden op de budgettaire implicaties van de vergrijzing (met name door belastingontvangsten aan het Zilverfonds toe te wijzen) ontoereikend zijn om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn te verzekeren.

    Bij de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen voor de arbeidsmarkt is enige vooruitgang geboekt. Zo is in het bijzonder actie ondernomen om oudere werknemers ertoe aan te sporen langer te blijven werken, maar er zullen krachtdadiger maatregelen nodig zijn om de vervroegde uittredingen terug te dringen. In mindere mate zijn ook maatregelen genomen om de participatiegraad van vrouwen te verhogen. Er is weinig gedaan om de geografische mobiliteit te vergroten of om een goed evenwicht tussen flexibiliteit en werkzekerheid te bewerkstelligen. Het is nog niet duidelijk welke de gevolgen zijn van het tijdskredietstelsel voor de werkgelegenheidsgraad.

    Er zijn ten slotte ook enige vorderingen gemaakt bij de opvolging van de aanbevelingen voor de productmarkten, het ondernemerschap en de kenniseconomie. Zo is meer bepaald actie ondernomen om de administratieve lasten voor het bedrijfsleven te verlichten en de efficiëntie van de overheidsdiensten te verhogen. Met de officiële aanwijzing door de regering van een onafhankelijke transportsysteembeheerder is een belangrijke stap gezet in de richting van de bevordering van de concurrentie op de elektriciteits- en gasmarkten. Er is daarentegen weinig gedaan om de concurrentieverstoringen aan te pakken die voortvloeien uit het gebrek aan transparantie als gevolg van de betrokkenheid van lagere overheden in sommige dienstensectoren.

    3.2 Denemarken

    Denemarken wordt aangemerkt als één van de lidstaten die, algemeen genomen, de landenspecifieke onderdelen van de GREB het best ten uitvoer hebben gelegd. Bij de opvolging van de aanbevelingen voor de overheidsfinanciën zijn veel vorderingen gemaakt, met name op het gebied van de tenuitvoerlegging en naleving van de belastingbevriezing door alle overheidsniveaus en inzake de verwezenlijking van de doelstelling om de reële groei van het overheidsverbruik te beperken.

    Bij de opvolging van de aanbevelingen voor de arbeidsmarkt is enige vooruitgang geboekt. Er zijn immers maatregelen genomen om de belastingdruk op arbeid verder te verlichten en er is een voorstel voor een hervorming van de arbeidsmarkt uitgewerkt dat er in de eerste plaats op gericht is de efficiëntie van het arbeidsmarktbeleid te verhogen.

    Ten slotte werd ook veel voortgang gemaakt met de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen voor de productmarkten, het ondernemerschap en de kenniseconomie. Zo zijn maatregelen (zoals een herziening van de concurrentiewet) genomen om te komen tot een vermindering van het aantal sectoren waar de concurrentie onvoldoende is gebleken. De regering heeft tevens een strategie voorgesteld om de concurrentie op het gebied van de openbaredienstverlening te bevorderen via verhoogde deelneming van de particuliere sector. De elektriciteits- en gasmarkten zullen pas in respectievelijk 2003 en 2004 volledig geliberaliseerd zijn, maar er is besloten om de steunregeling voor hernieuwbare elektriciteit te hervormen om tot een scherpere concurrentie in deze sector te komen.

    3.3 Duitsland

    Duitsland wordt beschouwd als één van de lidstaten die, algemeen genomen, de landenspecifieke onderdelen van de GREB het minst effectief ten uitvoer hebben gelegd. Er is slechts weinig vooruitgang geboekt bij de opvolging van de aanbevelingen voor de overheidsfinanciën. Zo is met name de referentiewaarde van 3% van het BBP voor het overheidstekort niet gehaald, is het niet duidelijk in hoeverre de begrotingsconsolidatie in 2003 zal worden hervat en zijn de maatregelen om de stijging van de uitgaven in de gezondheidszorg te beteugelen, tot dusver weinig doeltreffend gebleken. Bemoedigend is evenwel dat de wijzigingen in de Haushaltsgrundsätzegesetz reeds vanaf medio 2002 van kracht zijn geworden in plaats van vanaf 2005.

    Ook bij de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen voor de arbeidsmarkt zijn weinig vorderingen gemaakt. Hoewel stappen zijn ondernomen in reactie op de aanbevelingen om de inspanningen te intensiveren om werken lonend te maken, de doelmatigheid van de actieve arbeidsmarktprogramma's (AAMP's) te verbeteren, een flexibeler werkorganisatie te bevorderen en de belemmeringen voor de deelneming van vrouwen aan het arbeidsproces op te heffen, wordt de tot dusver geboekte vooruitgang als duidelijk ontoereikend aangemerkt. Er zijn geen nieuwe maatregelen genomen om loonontwikkelingen in de hand te werken die de verschillen in productiviteit en vaardigheden weerspiegelen. Er moet dringend werk worden gemaakt van een betere bewaking en beoordeling van de doeltreffendheid van de AAMP's.

    Ten slotte is enige voortgang gemaakt met de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen voor de productmarkten, het ondernemerschap en de kenniseconomie. Zo zijn meer bepaald maatregelen genomen om de onderwijsresultaten van de leerlingen te verbeteren en te zorgen voor een grotere doorstroming naar het universitair onderwijs. De stappen die zijn ondernomen om een daadwerkelijke concurrentie op de elektriciteits- en gasmarkten te bewerkstelligen, zijn echter nog steeds ontoereikend. Ten slotte is geen vooruitgang geboekt bij het optrekken van het omzettingspercentage van internemarktrichtlijnen en evenmin bij het verhogen van de waarde van de overheidsopdrachten die in het Publicatieblad worden bekendgemaakt.

    3.4 Griekenland

    Griekenland is één van de lidstaten die, algemeen genomen, tot de middengroep behoren wat de tenuitvoerlegging van de landenspecifieke onderdelen van de GREB betreft. Bij de opvolging van de aanbevelingen voor de overheidsfinanciën is enige vooruitgang geboekt. Er is een bescheiden hervorming van het pensioenstelsel doorgevoerd, maar het blijft twijfelachtig of deze hervorming toereikend zal zijn om aan de uitdagingen op middellange termijn het hoofd te kunnen bieden. Er zijn weliswaar maatregelen genomen om te voorkomen dat het begrotingsbeleid de inflatoire druk in de hand werkt, om de primaire uitgaven in de hand te houden en om een gestage vermindering van de overheidsschuld te bewerkstelligen, maar deze maatregelen worden ontoereikend geacht.

    Ook bij de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen voor de arbeidsmarkt zijn enige vorderingen gemaakt. De grootste vooruitgang op dit terrein werd geboekt bij de verbetering van de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels om de vaardigheden van de beroepsbevolking te verhogen en in de behoeften van de arbeidsmarkt te voorzien. Er is actie ondernomen om de openbare pensioenstelsels te hervormen teneinde de arbeidsparticipatie van oudere werknemers te bevorderen en om via de hervorming van belasting- en uitkeringstelsels ook andere werknemers ertoe aan te zetten te werken, maar deze ingrepen worden nog steeds ontoereikend geacht.

    Ten slotte is ook enige voortgang gemaakt met de opvolging van de aanbevelingen voor de productmarkten, het ondernemerschap en de kenniseconomie. Wat de inspanningen ter bevordering van de overgang op een kenniseconomie en ter verbetering van het bedrijfsklimaat betreft, kan de geboekte vooruitgang als vrij bevredigend worden bestempeld. Er zijn echter minder vorderingen gemaakt bij de openstelling van de energiesector voor concurrentie en er is helemaal geen vooruitgang geboekt bij de verhoging van het omzettingspercentage van internemarktrichtlijnen.

    3.5 Spanje

    Spanje is één van de lidstaten die, algemeen genomen, tot de middengroep behoren wat de tenuitvoerlegging van de landenspecifieke onderdelen van de GREB betreft. Bij de opvolging van de aanbevelingen voor de overheidsfinanciën is enige vooruitgang geboekt. De begrotingspositie werd in evenwicht gehouden dankzij een beperking van de uitgaven en een beter dan verwachte belastinginning. Voorts wordt de hervorming van de personenbelasting geacht de stimulansen voor werken en sparen te versterken zonder dat de aan de gang zijnde begrotingsconsolidatie in het gedrang komt. Daar staat evenwel tegenover dat geen noemenswaardige stappen zijn ondernomen om gevolg te geven aan de aanbeveling om tot een veelomvattende herziening van het openbare pensioenstelsel over te gaan teneinde de levensvatbaarheid ervan op lange termijn te bevorderen.

    Ook bij de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen voor de arbeidsmarkt zijn enige vorderingen gemaakt. Zo zijn meer in het bijzonder stappen ondernomen om de arbeidsparticipatie van vrouwen te verhogen, onder meer in de vorm van de uitbreiding van een regeling van verminderde socialezekerheidsbijdragen en aanvullende financiële steun voor voorzieningen voor kinderopvang. Tevens zijn - evenwel nog steeds ontoereikend geachte - maatregelen genomen om tot een doeltreffender actief arbeidsmarktbeleid te komen, de belemmeringen voor de arbeidsmobiliteit te verminderen en een gepast evenwicht tussen flexibiliteit en werkzekerheid te bewerkstelligen. Er zijn geen nieuwe maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat de lonen de regionale verschillen in productiviteit en vaardigheden beter weerspiegelen.

    Ten slotte is ook enige vooruitgang geboekt bij de opvolging van de aanbevelingen voor de productmarkten, het ondernemerschap en de kenniseconomie. De voortgang was redelijk bevredigend wat de initiatieven ter verhoging van het aantal geschoolde arbeidskrachten en ter ondersteuning van de invoering van nieuwe technologieën in ondernemingen betreft. Er zijn tal van maatregelen genomen om een daadwerkelijke mededinging in de telecommunicatiesector en de gassector te waarborgen. Met sommige maatregelen werd beoogd de elektriciteitssector voor te bereiden op een volledige liberalisering. Er zijn diverse initiatieven aangekondigd om de administratieve lasten voor het bedrijfsleven te verlichten, maar deze zijn nog niet goedgekeurd. Er is weinig gedaan om de voorschriften af te schaffen die de concurrentie in de detailhandel aan banden leggen.

    3.6 Frankrijk

    Frankrijk wordt beschouwd als één van de lidstaten die, algemeen genomen, de landenspecifieke onderdelen van de GREB het minst effectief ten uitvoer hebben gelegd. Er is slechts weinig voortgang gemaakt met de opvolging van de aanbevelingen voor de overheidsfinanciën. Hoewel de referentiewaarde van 3% van het BBP voor het overheidstekort in 2002 niet lijkt te zijn overschreden en er enige maatregelen zijn genomen om de uitgavenstijgingen te beteugelen, is niet gestreefd naar een voldoende reductie van het tekort voor 2003. De regering is tot dusver nog niet overgegaan tot de aanbevolen algemene hervorming van het pensioenstelsel. Zij heeft evenwel toegezegd daarvan in de eerste helft van 2003 werk te zullen maken.

    Bij de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen voor de arbeidsmarkt zijn enige vorderingen gemaakt. Zo is meer bepaald actie ondernomen om de negatieve effecten op middellange termijn van de 35-urenweek tegen te gaan en, in mindere mate, om de hervormingen van de belasting- en uitkeringsstelsels te consolideren. Er zijn hervormingen van de wetgeving op de arbeidsbescherming aangekondigd. Daar staat evenwel tegenover dat de tenuitvoerlegging van een samenhangend actief vergrijzingsbeleid een uitdaging blijft.

    Ten slotte is ook enige vooruitgang geboekt bij de opvolging van de aanbevelingen voor de productmarkten, het ondernemerschap en de kenniseconomie. Zo zijn meer in het bijzonder maatregelen genomen om de administratieve lasten voor het bedrijfsleven te verminderen en het gebruik van internet in scholen te bevorderen. De stappen die zijn ondernomen om de energiesector te liberaliseren, lijken evenwel ontoereikend. Voorts is geen vooruitgang geboekt bij de verhoging van het omzettingspercentage van internemarktrichtlijnen, dat het slechtste is in de EU.

    3.7 Ierland

    Ierland is één van de lidstaten die, algemeen genomen, tot de middengroep behoren wat de tenuitvoerlegging van de landenspecifieke onderdelen van de GREB betreft. Bij de opvolging van de aanbevelingen voor de overheidsfinanciën is enige vooruitgang geboekt. Hoewel het begrotingsbeleid in 2002 vermoedelijk expansief is geweest in plaats van neutraal zoals was aanbevolen, zijn toch enkele maatregelen genomen om de uitgaven beter onder controle te houden. Eind 2002 zijn nieuwe maatregelen terzake aangekondigd.

    Ook bij de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen voor de arbeidsmarkt zijn enige vorderingen gemaakt. Er is actie ondernomen om de arbeidsparticipatie van vrouwen te verhogen. Hoewel ernaar moet worden gestreefd de lonen vast te stellen naar gelang van de ontwikkeling van de productiviteit, is dit doel niet altijd bereikt.

    Ten slotte is ook enige vooruitgang geboekt bij de opvolging van de aanbevelingen voor de productmarkten, het ondernemerschap en de kenniseconomie. Hoewel maatregelen zijn genomen om de mededinging in de netwerkindustrieën te bevorderen, lijkt het erop dat wellicht nog verdere hervormingen nodig zullen zijn, met name om het marktaandeel van gevestigde exploitanten te reduceren. Er zijn ook enkele maatregelen genomen om overheidsregelgeving aan te pakken die de concurrentie kan belemmeren. Daar staat tegenover dat helemaal geen vooruitgang is geboekt bij de verhoging van het omzettingspercentage van internemarktrichtlijnen.

    3.8 Italië

    Italië wordt beschouwd als één van de lidstaten die, algemeen genomen, de landenspecifieke onderdelen van de GREB het minst effectief ten uitvoer hebben gelegd. Er is slechts weinig voortgang gemaakt met de opvolging van de aanbevelingen voor de overheidsfinanciën, met name omdat er geen duidelijk pad naar tekortreductie is uitgetekend en omdat er twijfel bestaat over de vraag of de huidige belastinghervormingsmaatregelen wel verenigbaar zijn met de doelstelling om een begrotingssituatie te realiseren die vrijwel in evenwicht is. Bovendien zijn geen nieuwe maatregelen genomen om kritieke aspecten van het huidige pensioenstelsel aan te pakken.

    Bij de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen voor de arbeidsmarkt zijn enige vorderingen gemaakt. Zo zijn maatregelen genomen om het recente pakket arbeidsmarkthervormingen uit te voeren en de belastingdruk op arbeid te verlichten. Er zijn evenwel geen nieuwe maatregelen getroffen om de arbeidsparticipatie van vrouwen en oudere werknemers te verhogen.

    Ten slotte is ook enige vooruitgang geboekt bij de opvolging van de aanbevelingen voor de productmarkten, het ondernemerschap en de kenniseconomie. Zo zijn meer in het bijzonder de inspanningen om de administratieve lasten voor het bedrijfsleven te verlichten voortgezet en is enige actie ondernomen om innovatie en IT-gebruik te stimuleren en de concurrentie in de dienstensector en de energiesector te bevorderen. Bij de verhoging van het omzettingspercentage van internemarktrichtlijnen zijn geen vorderingen gemaakt.

    3.9 Luxemburg

    Luxemburg wordt beschouwd als één van de lidstaten die, algemeen genomen, de landenspecifieke onderdelen van de GREB het minst effectief ten uitvoer hebben gelegd. Bij de opvolging van de aanbevelingen voor de overheidsfinanciën is enige vooruitgang geboekt. De voor 2003 geplande toename van de uitgaven strookt met de aanbevelingen, maar sommige rigiditeiten bij de lopende uitgaven blijven blijkbaar bestaan.

    Ook bij de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen voor de arbeidsmarkt zijn enige vorderingen gemaakt. Zo is actie ondernomen om de nationale arbeidsparticipatie van vooral oudere werknemers en vrouwen te verhogen.

    Bij de opvolging van de aanbevelingen voor de productmarkten, het ondernemerschap en de kenniseconomie is slechts weinig vooruitgang geboekt. Zo zijn meer bepaald geen wezenlijke vorderingen gemaakt bij de hervorming van de mededingingswetgeving en de overheidsopdrachten. Er is een beperkt aantal maatregelen genomen om de nog steeds vrij zware administratieve lasten voor het bedrijfsleven te verlichten en om het e-bestuur verder uit te bouwen, terwijl helemaal geen vooruitgang is geboekt bij de verhoging van het omzettingspercentage van internemarktrichtlijnen.

    3.10 Nederland

    Nederland is één van de lidstaten die, algemeen genomen, tot de middengroep behoren wat de tenuitvoerlegging van de landenspecifieke onderdelen van de GREB betreft. Bij de opvolging van de aanbevelingen voor de overheidsfinanciën is enige vooruitgang geboekt. Aangenomen wordt dat het in 2002 gevolgde begrotingsbeleid niet tot de inflatoire druk heeft bijgedragen, al bleven de loonstijgingen in de overheidssector aan de hoge kant. Tevens zijn maatregelen genomen om een verslechtering van het begrotingssaldo in 2003 te vermijden.

    Ook bij de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen voor de arbeidsmarkt zijn enige vorderingen gemaakt. Er zijn nieuwe maatregelen gepland om werken lonend te maken, maar deze hebben nog geen tastbare resultaten opgeleverd. De sociale partners en de overheid hebben nog geen overeenstemming weten te bereiken over de hervorming van de arbeidsongeschiktheidsregeling. De nadruk van de voorgenomen hervorming ligt op het verminderen van het aantal nieuwe arbeidsongeschikten.

    Ten slotte is ook enige vooruitgang geboekt bij de opvolging van de aanbevelingen voor de productmarkten, het ondernemerschap en de kenniseconomie. Er zijn stappen ondernomen om de concurrentie in sommige dienstensectoren in de hand te werken, terwijl verdere inspanningen worden overwogen om het ICT-gebruik in scholen te bevorderen en het aantal afgestudeerden op wetenschappelijk en technologisch gebied te verhogen. Ook de administratieve lasten voor het bedrijfsleven zijn enigszins verlicht, maar er zijn weinig nieuwe maatregelen genomen om het nog steeds vrij beperkte e-bestuur verder te ontwikkelen.

    3.11 Oostenrijk

    Oostenrijk wordt beschouwd als één van de lidstaten die, algemeen genomen, de landenspecifieke onderdelen van de GREB het minst effectief ten uitvoer hebben gelegd. Er is slechts weinig voortgang gemaakt met de opvolging van de aanbevelingen voor de overheidsfinanciën. Oostenrijk heeft enige maatregelen genomen om de op de structurele uitgaven te bezuinigen, maar wist in 2002 geen begrotingsevenwicht te bewerkstelligen. De begrotingssituatie is zelfs aanzienlijk verslechterd: het begrotingstekort is opgelopen tot 1,8% van het BBP. Tegenover de belastingverlagingen stonden immers geen extra uitgavenreducties. Op het gebied van de hervorming van het openbaar pensioenstelsel zijn geen verdere maatregelen genomen of gepland.

    Bij de arbeidsmarkthervormingen zijn slechts weinig vorderingen gemaakt. Er zijn geen nieuwe maatregelen genomen om de hervorming van de belasting- en uitkeringsstelsels voor oudere werknemers te bespoedigen. De overheid wacht thans totdat de pensioenhervorming van 2000 effect begint te sorteren. De deeltijdwerkregeling voor ouderen bleek veel duurder uit te vallen dan verwacht.

    Ten slotte is enige vooruitgang geboekt bij de opvolging van de aanbevelingen voor de productmarkten, het ondernemerschap en de kenniseconomie. Er werden aanzienlijk meer financiële middelen uitgetrokken voor O&O-uitgaven. Tevens zijn nieuwe maatregelen genomen om de administratieve lasten voor het bedrijfsleven te verlichten. Daarnaast is overgegaan tot een ingrijpende hervorming van de wetgeving inzake overheidsopdrachten. Er zijn echter geen vorderingen gemaakt bij de verhoging van het omzettingspercentage van internemarktrichtlijnen en ook het regelgevingskader in de telecommunicatiesector is niet verbeterd.

    3.12 Portugal

    Portugal is één van de lidstaten die, algemeen genomen, tot de middengroep behoren wat de tenuitvoerlegging van de landenspecifieke onderdelen van de GREB betreft. Bij de opvolging van de aanbevelingen voor de overheidsfinanciën is enige vooruitgang geboekt. Hoewel het overheidstekort in 2002 duidelijk is teruggelopen, is het niet uitgesloten dat het in dat jaar nog steeds de referentiewaarde van 3% van het BBP overschreed. De overheid blijft de begrotingsconsolidatie vastberaden volhouden teneinde op middellange termijn begrotingsevenwicht te bewerkstelligen. Aan de in juni 2002 aangenomen gewijzigde begroting wordt streng de hand gehouden, waardoor de dynamiek van de overheidsuitgaven is afgenomen. Ook op het gebied van de pensioenhervorming zijn vorderingen gemaakt, al zijn verdere maatregelen vereist.

    Bij de arbeidsmarkthervormingen is enige vooruitgang geboekt, met onder meer de tenuitvoerlegging van de nieuwe nationale strategie voor levenslang leren. Na besprekingen met de sociale partners zal het Parlement begin 2003 wellicht zijn goedkeuring hechten aan een wetsvoorstel dat onder meer voorziet in een uiterste termijn van twee jaar voor het verstrijken van collectieve arbeidsovereenkomsten en in een grotere flexibiliteit van de arbeidstijd.

    Ten slotte is ook enige vooruitgang geboekt bij de opvolging van de aanbevelingen voor de productmarkten, het ondernemerschap en de kenniseconomie. Er zijn diverse maatregelen genomen om de scholing en opleiding van de bevolking te verbeteren, de betrokkenheid van het bedrijfsleven bij O&O te vergroten en het gebruik van ICT in het MKB te bevorderen. Tevens zijn enige inspanningen geleverd om de concurrentie in de geliberaliseerde nutsvoorzieningensectoren te stimuleren, maar het protocol tot instelling van een gemeenschappelijke Iberische elektriciteitsmarkt heeft vertraging opgelopen. Het huidige vrij hoge niveau van de overheidssteun blijft een punt van zorg. Ten slotte is helemaal geen vooruitgang geboekt bij de verhoging van het omzettingspercentage van internemarktrichtlijnen.

    3.13 Finland

    Finland wordt beschouwd als één van de lidstaten die, algemeen genomen, de landenspecifieke onderdelen van de GREB het minst effectief ten uitvoer hebben gelegd. Bij de opvolging van de aanbevelingen voor de overheidsfinanciën is enige vooruitgang geboekt. Het begrotingsoverschot voor 2002 wordt op 3,6% van het BBP geraamd. De reële uitgaven van de centrale overheid overschreden het oorspronkelijke streefcijfer voor 2002 met 1,0% en het in maart 2001 afgesproken uitgavenplafond met 3,1%. De overschrijding in 2002 was vooral te wijten aan extra-uitgaven voor diverse welzijnsvoorzieningen. Afgaande op de begroting voor 2003 zullen de in 2003 geplande uitgaven het in maart 2002 overeengekomen streefcijfer voor de overheidsuitgaven met ongeveer 0,4% in reële termen overtreffen. De overheid heeft evenwel enige maatregelen genomen om de begrotingsdiscipline op het niveau van de lokale overheden te verbeteren. Tevens heeft zij met de sociale partners overeenstemming bereikt over een ingrijpende hervorming van de particuliere pensioenstelsels.

    Bij de arbeidsmarkthervormingen is enige vooruitgang geboekt. Als gevolg van belastingverlagingen is het belastingtarief voor werknemers met lage en middelhoge lonen in 2002 met ongeveer 1%-punt gedaald. De overheid verwacht dat de voor 2003 voorgenomen maatregelen de belastingdruk op arbeid met nog eens circa 1%-punt zullen doen teruglopen. Er werd overgegaan tot een hervorming van de AAMP's om de maatregelen beter op de individuele behoeften af te stemmen.

    Bij de opvolging van de aanbevelingen voor de productmarkten, het ondernemerschap en de kenniseconomie is slechts weinig vooruitgang geboekt. Er is een aantal maatregelen genomen om de concurrentie bij de openbare dienstverlening te bevorderen. Hoewel de tijd die nodig is voor de registratie van nieuwe ondernemingen onlangs enigszins lijkt te zijn verminderd, is op dat terrein geen noemenswaardige concrete actie geconstateerd. Er zijn geen nieuwe maatregelen genomen om de mededingingsautoriteit verdere bevoegdheden te verlenen om de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag toe te passen.

    3.14 Zweden

    Zweden wordt aangemerkt als één van de lidstaten die, algemeen genomen, de landenspecifieke onderdelen van de GREB het best ten uitvoer hebben gelegd. Bij de opvolging van de aanbevelingen voor de overheidsfinanciën zijn veel vorderingen gemaakt. De in 2002 doorgevoerde belastingverlagingen ten belope van ongeveer 1,1% van het BBP strookten met de GREB 2002. Verwacht wordt dat de overheidsfinanciën in 2002 een comfortabel overschot zullen vertonen. De uitgavenmaxima voor de centrale overheid zijn elk jaar na de invoering ervan in 1997 gerespecteerd, hetgeen de uitgaven in de hand heeft helpen houden en de geloofwaardigheid van het streven naar gezonde overheidsfinanciën heeft vergroot. De in de maxima voor 2003 en 2004 opgenomen begrotingsmarges zijn in de begrotingswet voor 2003 echter verder vernauwd.

    Bij de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen voor 2002 met betrekking tot de arbeidsmarkt zijn veel vorderingen gemaakt. Zo zijn de belasting- en uitkeringsstelsels verder hervormd om werken aantrekkelijker te maken, waarbij fundamentele belastingvoordelen zijn uitgebreid en de marginale belastingtarieven voor sommige loontrekkenden zijn verlaagd. Zweden heeft ook de doelgerichtheid van de traditionele arbeidsmarktprogramma's aanzienlijk vergroot. Ook de mix van de overige programma's is verbeterd, waarbij de nadruk meer op kwaliteit dan op kwantiteit is komen te liggen.

    Ten slotte is enige vooruitgang geboekt bij de opvolging van de aanbevelingen voor de productmarkten, het ondernemerschap en de kenniseconomie. De concurrentie op het gebied van de openbaredienstverlening op lokaal niveau blijft beperkt, al zijn enige verdere maatregelen genomen om de mededinging te bevorderen, zoals een wet die particuliere ondernemingen toestaat op het gebied van overheidsopdrachten genomen beslissingen aan te vechten. Er zijn ook enkele maatregelen genomen om de concurrentie te stimuleren in de voedingsmiddelensector en het bouwbedrijf, alsook, zij het in mindere mate, in de farmaceutische sector.

    3.15 Verenigd Koninkrijk

    Het Verenigd Koninkrijk is één van de lidstaten die, algemeen genomen, tot de middengroep behoren wat de tenuitvoerlegging van de landenspecifieke onderdelen van de GREB betreft. Bij de opvolging van de aanbevelingen voor de overheidsfinanciën is enige vooruitgang geboekt. Na recentelijk een van de plannen afwijkende ontwikkeling te hebben vertoond, laten de overheidsinvesteringen thans wederom een gezonde toename zien. Volgens de laatste officiële prognoses zullen zij een sterke stijging vertonen, zoals werd aanbevolen. Verwacht wordt dat de overheidsfinanciën in 2002 een groot tekort te zien zullen geven als gevolg van een onder het trendmatige tempo blijvende groei en een verhoging van de discretionaire uitgaven. Voor 2003 wordt een verdere geringe verslechtering van zowel het nominale als conjunctuurgezuiverde tekort voorspeld.

    Bij de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen voor 2002 met betrekking tot de arbeidsmarkt zijn enige vorderingen gemaakt. Hoewel de hele reeks actieve arbeidsmarktmaatregelen, die gedeeltelijk op achterstandsgebieden zijn toegespitst, nog niet grondig konden worden beoordeeld, laten de gegevens over de basisresultaten vermoeden dat er sprake is van een potentieel gunstig maar beperkt effect op de inzetbaarheid. Er is actie ondernomen om werkgerichte steun te verlenen aan alle uitkeringstrekkers, maar de maatregelen om degenen die eventueel bereid zijn werk te zoeken, ertoe te bewegen de arbeidsongeschiktheidsregelingen te verlaten, lijken ontoereikend.

    Ten slotte is veel vooruitgang geboekt bij de opvolging van de aanbevelingen voor de productmarkten, het ondernemerschap en de kenniseconomie. Krachtens nieuwe wetgeving zijn aan de onafhankelijke mededigingingsautoriteiten meer bevoegdheden verleend om beslissingen op het gebied van het concurrentiebeleid te nemen. Tevens is actie ondernomen om de concurrentie te bevorderen in sectoren zoals retail banking, postdiensten en, in mindere mate, de vrije beroepen. De investeringen in het spoorwegvervoer worden voortgezet, er is een nieuwe infrastructuurmaatschappij opgericht en de reglementering van de sector is enigszins verbeterd.

    Top