EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52002DC0763

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Bijzondere kaderregeling voor bijstand ten behoeve van de traditionele ACS-leveranciers van bananen (Verordening (EG) nr. 856/1999 van de Raad) Tweejaarlijks verslag van de Commissie 2002

/* COM/2002/0763 def. */

52002DC0763

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Bijzondere kaderregeling voor bijstand ten behoeve van de traditionele ACS-leveranciers van bananen (Verordening (EG) nr. 856/1999 van de Raad) Tweejaarlijks verslag van de Commissie 2002 /* COM/2002/0763 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT - Bijzondere kaderregeling voor bijstand ten behoeve van de traditionele ACS-leveranciers van bananen (Verordening (EG) nr. 856/1999 van de Raad) Tweejaarlijks verslag van de Commissie 2002

1. Inleiding

De invoer van bananen in de Europese Unie wordt van oudsher gereguleerd door een contingentstelsel met een sterke preferentiële behandeling voor bananen uit Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS-staten). De VS, Guatemala, Honduras, Mexico en Ecuador zetten vraagtekens bij deze regeling. Volgens hen is deze niet verenigbaar met de WTO-regels. In april 2001 werd, na langdurige discussies en strijd, met de VS en Ecuador een akkoord bereikt over de toekomst van de invoerregeling voor bananen in de EU. Volgens dat akkoord wordt het contingentstelsel vervangen door een stelsel dat uitsluitend is gebaseerd op tarieven. Dit nieuwe stelsel dient uiterlijk op 1 januari 2006 in te gaan. Tot die tijd blijft op de EU-markt voor bananen een op historische banden gebaseerd contingentstelsel gelden, waarover ook met de ACS-staten besprekingen zijn gevoerd.

Teneinde de twaalf traditionele ACS-leveranciers van bananen te helpen zich beter aan te passen aan de nieuwe marktsituatie, is in 1999 een bijzondere kaderregeling voor bijstand ingesteld, op basis van een speciale begrotingslijn. Vijf Afrikaanse landen en zeven landen in het Caribisch gebied worden beschouwd als traditionele ACS-leveranciers en bijgevolg als begunstigden van de bijzondere kaderregeling voor bijstand. Deze kaderregeling biedt technische en financiële steun voor door de betrokken landen ingediende specifieke projecten, gebaseerd op een eerder overeengekomen en door de Commissie goedgekeurde langetermijnstrategie. De individuele toewijzingen per land worden berekend op basis van twee criteria. Het eerste criterium is de concurrentiekloof ten opzichte van leveranciers uit derde landen, het tweede het belang van de bananenproductie voor de economie van de ACS-staat in kwestie. Tot dusver (1999-2002) kregen landen met een grotere concurrentieachterstand en een groter aandeel van de bananensector in het totale bbp meer steun.

2. Rechtsgrondslag

Op 22 april 1999 hechtte de Raad zijn goedkeuring aan Verordening (EG) nr. 856/1999 [1] tot instelling van een bijzondere kaderregeling voor bijstand ten behoeve van de traditionele ACS- leveranciers van bananen. Op 22 juli 1999 keurde de Commissie Verordening (EG) nr. 1609/1999 [2] goed tot vaststelling van gedetailleerde bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 856/1999.

[1] PB L 108, 27.4.1999, blz. 2.

[2] PB L 190, 23.7.1999, blz. 14.

In 2001 omvatte de begrotingslijn een bedrag van EUR 44 miljoen. Een besluit van de Commissie [3] tot vaststelling van de (individuele) bedragen die in 2001 beschikbaar zijn in het kader van de bijzondere kaderregeling voor bijstand werd op 14 juni 2001 goedgekeurd. Voor de begrotingslijn 2002, met een totaalbedrag van EUR 44 miljoen, werd het besluit van de Commissie [4] tot vaststelling van de bedragen op 12 juni 2002 goedgekeurd.

[3] Besluit E/2001/1056 - C(2001)1596; C(2001)1596/2.

[4] Besluit E/2002/987 - C(2002)2088.

2.1. Doelstellingen

De algemene doelstelling is de verbetering van de concurrentiepositie van de traditionele ACS-bananenproductie of steun voor diversificatie wanneer de concurrentiepositie niet duurzaam verbeterd kan worden. Samengevat wordt ernaar gestreefd dit doel te bereiken door projecten te financieren die gericht zijn op

* verhoging van de productiviteit,

* verbetering van de kwaliteit,

* aanpassing van de productie- en afzetmethoden aan de EG-kwaliteitsnormen,

* oprichting van telersverenigingen die ernaar streven de afzet van hun producten te verbeteren en milieuvriendelijke productiemethoden te ontwikkelen, onder meer voor "fair trade"-bananen,

* ontwikkeling van afzetstrategieën om in de context van de gemeenschappelijke marktordening voor bananen te voldoen aan de eisen van de markt,

* verlening van bijstand voor de ontwikkeling van milieuvriendelijke productiemethoden onder meer voor "fair trade"-bananen,

* verlening van steun voor diversificatie wanneer de concurrentiepositie van de bananensector niet duurzaam verbeterd kan worden.

2.2. Rapportering

Overeenkomstig artikel 9 van de verordening van de Raad "dient de Commissie op 31 december 2000 en elke twee jaar daarna bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de uitvoering van deze verordening, en gaat dit verslag in voorkomend geval vergezeld van voorstellen". Dit verslag voldoet aan die verplichting voor de jaren 2001 en 2002. Het voorgaande verslag, dat betrekking had op de jaren 1999 en 2000, werd gepubliceerd op 7 februari 2001 [5].

[5] COM(2001) 67 def.

3. Marktinformatie

In 2001 had de bananenproductie wereldwijd een omvang van circa 69 miljoen ton (68 miljoen ton in 2000). De grootste producent is India (23% van de wereldproductie). Voornaamste exporteurs zijn Ecuador, Costa Rica, Colombia en de Filipijnen: in 2001 samen goed voor 76% van de wereldexport van bananen.

De grootste invoermarkten voor bananen zijn de VS (3,4 miljoen ton in 2001) en de EU (3,3 miljoen ton in 2001). Bijna alle in de VS geïmporteerde bananen zijn van Latijns-Amerikaanse origine. Omgekeerd leverden ACS-invoer (18%) en EG-productie (19%) in 2001 een concurrentiestrijd met Latijns-Amerikaanse bananen (63%) voor de EU-markt.

In 2000 was bijna 92% van de totale ACS-export van bananen bestemd voor de EU. In 2001 nam de bananeninvoer uit Ivoorkust en Kameroen bijna 60% voor zijn rekening van de totale ACS-invoer in de EU (54% in 2000).

De EU is voor leveranciers van bananen een aantrekkelijke markt, omdat de prijzen hoger liggen dan op de VS-markt. Dat is een gevolg van het contingentstelsel en de verschillen in invoerrechten en vervoerskosten. In 2001 lag de gemiddelde prijs van Latijns-Amerikaanse leveringen op EUR 584 per ton, terwijl de gemiddelde prijs van de ACS-invoer uitkwam op EUR 645 per ton. Er bestaan echter aanzienlijke prijsverschillen tussen ACS-leveranciers onderling. In 2001 lag de gemiddelde prijs voor bananen van oorsprong uit Jamaica op EUR 775 per ton, terwijl de gemiddelde prijs voor bananen uit Ivoorkust EUR 600 per ton bedroeg. Net als de prijzen op de VS-markt dalen ook de EU-bananenprijzen, vooral sinds medio 2002.

4. Handelsregeling van de EU

De overeenkomsten met Ecuador en de VS over bananen omvatten aanzienlijke wijzigingen van de EU-invoerregeling voor bananen, die in diverse fases worden doorgevoerd. "Fase I" gold vanaf 1 juli 2001 en omvatte drie contingenten voor de invoer van bananen van welke origine dan ook: contingent A met een omvang van 2,2 miljoen ton, contingent B met een omvang van 353 000 ton en contingent C met een omvang van 850 000 ton. Voor invoer in het kader van contingent A of B geldt een invoerrecht van EUR 75 per ton. Voor invoer in het kader van contingent C geldt een invoerrecht van EUR 300 per ton. Voor de ACS-invoer geldt echter zowel een tariefvoordeel van EUR 300 per ton in het kader van contingent C, als een tariefpreferentie van EUR 75 per ton in het kader van de contingenten A en B.

In "fase II", die op 1 januari 2002 inging, is 100 000 ton overgedragen van contingent C naar contingent B. Daarnaast is contingent C exclusief gereserveerd voor de invoer uit ACS-staten.

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2001 schaft de EU uiterlijk op 1 januari 2006 de tariefcontingentstructuur af en stapt zij over op een zuiver tarifaire regeling voor de invoer van bananen. Het tariefniveau is nog niet vastgesteld, maar hierover zal overleg worden gevoerd in de WTO overeenkomstig artikel XXVIII van de GATT. De EU heeft in de WTO twee ontheffingen gekregen met betrekking tot deze regelingen. De eerste [6] heeft betrekking op de tariefpreferentie voor de invoer van bananen en andere producten uit de ACS-staten, als vastgesteld in het kader van de Overeenkomst van Cotonou, tot 2008. De tweede [7] heeft betrekking op het exclusief voor gebruik door de ACS-staten reserveren van contingent C in de periode van 2002 tot eind 2005. Ook in het kader van een zuiver tarifaire regeling blijft voor de ACS-staten een tariefpreferentie gelden.

[6] WTO-besluit van 14 november 2001: WT/MIN(01)15: "Europese Gemeenschappen - De ACS-EG-partnerschapsovereenkomst"

[7] WTO-besluit van 14 november 2001: WT/MIN(01)16: "Europese Gemeenschappen - Overgangsperiode voor autonome tariefcontingenten van de EG voor de invoer van bananen".

5. Financiële besluiten

5.1 Begrotingslijn 2001

Dankzij de herziene toewijzingen voor 2001 kon een aanvankelijk voor Kaapverdië voorzien bedrag van EUR 500 000 worden gebruikt voor de financiering van een globale evaluatie van de uitvoering van Verordening (EG) nr. 856/1999 en de voortzetting van een in 2000 ingeleide controle. Voor de toewijzing van EUR 500 000 aan Madagaskar kon vanwege tekorten in het strategiedocument geen financieringsovereenkomst worden gesloten.

In totaal werd in 2001 voor EUR 43 500 000 aan financieringsovereenkomsten gesloten. Zoals uit tabel 4 blijkt, wordt dit bedrag beschikbaar gemaakt middels 11 financieringsovereenkomsten, die in de loop van het eerste halfjaar van 2002 werden ondertekend.

5.2. Begrotingslijn 2002

De indicatieve bedragen voor 2002 zijn op 12 juni 2002 vastgelegd. De verdeling van de middelen is opgenomen in tabel 1.

Met het oog op de vrijmaking van deze kredieten zijn 12 financieringsvoorstellen en financieringsovereenkomsten opgesteld. Deze worden in november 2002 voorgelegd aan het geografisch comité van het EOF.

6. Uitvoering

In de periode 1999-2002 is minder geld besteed aan verhoging van de productiviteit van de bananenplantages. Meer middelen zijn ingezet ter ondersteuning van diversificatie in gevallen waarin een verbetering van de concurrentiepositie in de bananensector niet haalbaar is. Uit tabel 5 blijkt dat de percentages die bestemd zijn voor diversificatie, ten opzichte van die voor productiviteitsverhoging, stijgen van ongeveer 14% en 13% in 1999 en 2000 naar 81% en 178% in 2001 en 2002.

In het kader van de verhoging van de productiviteit van de bananenplantages is in 1999 en 2000 in zeven van in totaal negen landen steun verleend voor de verbetering van irrigatie en drainage. Verjonging van de plantages was volgens de producenten in Kameroen en Suriname voor alle 4 jaren, in Ivoorkust in 3 van de 4 jaren, in Belize en Jamaica in 2 van de 4 jaren en in Dominica, Grenada en Saint Lucia in 2 van de 2 jaren nodig. De verbetering van verpakking en opslag van de oogst werd voornamelijk in Kameroen en Ivoorkust (voor alle 4 jaren) en in Jamaica en Saint Vincent en de Grenadines (in 2 van de 4 jaren) gesteund. Infrastructuur- en sociale maatregelen waren uitsluitend voorzien in Kameroen (voor alle 4 jaren) en in Ivoorkust (in 2 van de 4 jaren). Technische bijstand kwam voor rekening van deze begroting in Ivoorkust (4/4), in Saint Vincent en de Grenadines (3/3) en in Dominica, Grenada en Saint Lucia (2/2).

Wat betreft diversificatie, is steun voor maatregelen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling het meest frequent. Deze werden gesteund in Saint Lucia (voor alle 4 jaren), in Ivoorkust (in 3 van de 3 jaren), in Dominica (in 3 van de 4 jaren), in Somalië en Kaapverdië (in 2 van de 2 jaren), Madagaskar (1 maal in 1 jaar) en Jamaica (in 1 van de 2 jaren). Sociale maatregelen zijn in Saint Lucia (4/4), Saint Vincent (1/1) en Dominica (1/4) aangevraagd. De verlening van een microkrediet is voorzien in Grenada (2/2), Dominica en Saint Lucia (2/4) en Belize (1/2).

De tabellen 2 tot en met 4 bevatten een overzicht van de vastleggingen en betalingen per jaar en per land op 31.10.2002. De sterke vertraging die bij de mobilisering en verstrekking van de kredieten kan worden waargenomen, vloeit in essentie voort uit enkele wijzigingen bij de operationele voorbereiding en de uitvoeringsbepalingen van de kredieten. Deze wijzigingen houden enerzijds in dat de nationale ordonnateurs hun verantwoordelijkheid behouden bij de vaststelling van de bestemming en de gebruiksvoorwaarden van de kredieten, en anderzijds dat de begunstigden zo veel mogelijk de verantwoordelijkheid krijgen voor de benutting van de kredieten die hen zijn toegewezen middels subsidiecontracten. Er dient op te worden gewezen dat de wijzigingen ten opzichte van de eerdere praktijk (Verordening (EEG) nr. 404/1993 van de Raad) in overeenstemming zijn met de doelstellingen van de Commissie met betrekking tot de verbetering van de beheervoorwaarden van de kredieten, met name wat de transparantie, veiligheid en vaststelling van de verantwoordelijkheden van de verschillende betrokkenen betreft. De uitvoering van deze bepalingen vereist de opstelling van een zeer groot aantal contractdocumenten. Deze moeten worden ondertekend door verschillende categorieën van betrokkenen, zoals producenten, producentenverenigingen en verschillende administratieve diensten. Een gevolg is dat de verschillende betrokkenen, die vaak over onvoldoende personeel beschikken, aanzienlijk wat werk hebben op het gebied van voorbereiding, opleiding en technische, administratieve en financiële voorlichting. Na de "inwerkperiode" in het kader van het programma 1999 is gebleken dat de meeste landen over de vereiste voorzieningen beschikken voor een aanzienlijke versnelling van het tempo van de uitbetalingen.

7. Controleregelingen

Een eerste controlemissie in alle landen in het Caribisch gebied die begunstigde zijn van de bijzondere kaderregeling, had plaats van februari tot en met april 2001. Hoewel de activiteiten op dit moment nog niet van start zijn gegaan, was deze missie van nut voor de definitie van de objectief verifieerbare indicatoren en de opstelling van instrumenten voor de follow-up en evaluatie van de activiteiten en hun impact. Een tweede missie had plaats in januari 2002 in Jamaica, Belize en Suriname. De aanbevelingen van deze missie zijn van groot nut geweest voor de nieuwe definitie van het logisch kader van de programma's en de vaststelling van het daarmee corresponderende controlekader. Een derde missie is begin januari 2003 gepland op de benedenwindse eilanden.

In Afrika heeft één enkele controlemissie plaatsgevonden, in november-december 2001. Deze missie werd afgerond met de indiening van de definitieve versie van het betreffende rapport in juli 2002. De reden voor de grote tijdspanne tussen de missie en de indiening van het eindrapport is dat de met deze missie belaste experts zich niet meer konden vinden in de taakomschrijving van deze eerste missie. Hieruit volgt dat de technisch-economische en sociale criteria en indicatoren die de objectiviteit, billijkheid en doeltreffendheid van de financiële bijdragen voor de verschillende structuren en productiecentra moeten garanderen, nog altijd slechts ten dele zijn vastgelegd. De missie in Kameroen kon geen doorgang vinden, omdat bij de uitvoering van het programma aanzienlijke vertraging werd opgelopen en omdat de drie productiemaatschappijen lange tijd nodig hadden om tot een akkoord te komen over de verdeelsleutel van de kredieten. Omdat in Kaapverdië en Madagaskar geen maatregelen werden doorgevoerd, werden de controlemissies naar deze twee landen geannuleerd.

8. Aanbevelingen/conclusies/

Door enkele nieuwe procedures en de zeer uitgebreide en fundamentele betrokkenheid van de begunstigden bij de uitvoering, is in enkele gevallen vertraging ontstaan bij de uitbetaling. Deze problemen zijn inmiddels in behandeling, en dit heeft de afgelopen maanden tot een merkbare verbetering geleid. Verwacht wordt dat de komende twee jaar verdere vooruitgang zal worden geboekt, mede als gevolg van de huidige inspanningen op het gebied van decentralisatie. In deze context zal de Commissie onderzoeken of een "BA"-begrotingslijn kan worden gecreëerd, om het bestuurlijke proces zo doeltreffend mogelijk te laten verlopen.

In het algemeen is een duidelijke behoefte ontstaan om de gehele administratieve procedure te stroomlijnen. De strategieën worden goedgekeurd voor de lange termijn, maar de projecten zijn jaarlijkse actieplannen. De opstelling, goedkeuring en implementatie ervan vormt dan ook een zware last voor begunstigden en Commissie. In overeenstemming met de bepalingen van de verordening betreffende de bijzondere kaderregeling voor bijstand en het Financieel Reglement, wil de Commissie dan ook de mogelijkheid onderzoeken om in meerjaarlijkse actieplannen te voorzien. Zo kunnen de jaarlijkse administratieve procedures aanzienlijk worden beperkt en kan de samenhang worden verbeterd wat betreft de uitvoering.

In overeenstemming met de bepalingen van de verordening betreffende de bijzondere kaderregeling voor bijstand, is de Commissie voorstandster van verdere versterking van het verband tussen de nationale strategie en de projecten die in het kader van de bijzondere kaderregeling voor bijstand worden ingediend. Dit is voor bepaalde landen reeds het geval.

In de verordening van de Raad tot instelling van een bijzondere kaderregeling voor bijstand wordt bepaald dat vanaf het jaar 2004 een verminderingscoëfficiënt van ten hoogste 15% wordt toegepast op het bedrag van de bijstand. Ook staat daarin dat deze verminderingscoëfficiënt in dezelfde mate wordt verlaagd als de vastgestelde toename van het concurrentievermogen. In de eerste fase van de bijzondere kaderregeling voor bijstand was dit gunstig voor de minder goed concurrerende leveranciers. De bedoeling was de bestaande kloof te overbruggen en producenten in staat te stellen in de nieuwe marktsituatie concurrerend op te treden. Vanaf het jaar 2004 worden de toewijzingscriteria, overeenkomstig bovengenoemde bepaling, aangepast en wordt gekeken naar de bereikte toename van het concurrentievermogen. Parallel hiermee wordt bij de uitvoering waarschijnlijk meer en meer overgestapt van steun voor het concurrentievermogen op diversificatie van leveranciers die nog steeds een aanzienlijke concurrentieachterstand hebben.

BEGROTINGSLIJN BANANEN B7-8710 TOEWIJZINGEN PER LAND 2001 EN 2002

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 2

Bijzondere kaderregeling voor bijstand ten behoeve van de traditionele ACS-leveranciers van bananen - 1999

Financiële situatie op 31.10.2002

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 3

Bijzondere kaderregeling voor bijstand ten behoeve van de traditionele ACS-leveranciers van bananen - 2000

Financiële situatie op 31.10.2002

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tableau 4

Bijzondere kaderregeling voor bijstand ten behoeve van de traditionele ACS-leveranciers van bananen - 2001

Financiële situatie op 31.10.2002

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 5

Algemeen overzicht van de activiteiten, naar type

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top