EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51999AC0058

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 78/548/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lid-staten inzake de verwarming van het interieur van motorvoertuigen"

PB C 101 van 12.4.1999, p. 15–16 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51999AC0058

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 78/548/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lid-staten inzake de verwarming van het interieur van motorvoertuigen"

Publicatieblad Nr. C 101 van 12/04/1999 blz. 0015 - 0016


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 78/548/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lid-staten inzake de verwarming van het interieur van motorvoertuigen"

(1999/C 101/04)

De Raad heeft op 23 oktober 1998 besloten, overeenkomstig de bepalingen van artikel 100 A van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel.

De Afdeling "Interne markt, productie en consumptie", die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 9 december 1998 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Bagliano.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 360e Zitting (vergadering van 27 januari 1999) het volgende advies uitgebracht, dat met 114 stemmen vóór en drie stemmen tegen, bij twee onthoudingen is goedgekeurd.

1. Inleiding

1.1. Richtlijn 78/548/EEG van 12 juni 1978 betreft de systemen voor de verwarming van het interieur van motorvoertuigen van de categorie M-1, en wel met name als daarvoor gebruik wordt gemaakt van de door de uitlaatgassen afgegeven warmte of de voor de afkoeling van de motoren bestemde lucht.

1.2. De voorschriften van deze richtlijn zijn bedoeld om de inzittenden van de betrokken voertuigen tegen twee aan deze verwarmingsmethoden verbonden risico's te beschermen, nl. aanraking met elementen die brandwonden kunnen veroorzaken en binnenstroming in de passagiersruimte van lucht die meer verontreinigd is dan de buitenlucht.

1.3. Tegenwoordig bestaan er - overigens al in bepaalde voertuigtypen gebruikte - autonome verwarmingsapparaten, die gewoonlijk op diesel, benzine of vloeibaar petroleumgas (LPG) lopen.

1.4. Aan dergelijke apparaten kunnen dezelfde risico's zijn verbonden als die welke in paragraaf 1.2 worden genoemd. De Commissie wil daarom met dit richtlijnvoorstel ook voor die apparaten en de installatie daarvan in voertuigen, technische voorschriften invoeren waardoor de consument tegen die risico's wordt beschermd.

2. Inhoud van het richtlijnvoorstel

2.1. Het onderhavige richtlijnvoorstel behelst de uitbreiding van het toepassingsgebied van Richtlijn 78/548/EEG tot alle motorvoertuigen waarop kaderrichtlijn 70/156/EEG inzake de Europese typegoedkeuring van motorvoertuigen en de systemen, componenten en technische onderdelen daarvan, alsmede de achtereenvolgende wijzigingen daarop, van toepassing is. Dit betekent dat Richtlijn 78/548/EEG niet langer alleen zal gelden voor personenauto's, maar ook voor bussen, kampeerwagens, lichte en zware vrachtauto's en de aanhangwagens daarvan.

2.2. De verwarmingssystemen worden in vijf categorieën ingedeeld naar gelang van het voor warmteterugwinning gebruikte middel (water, lucht of olie) of de voor brandstofverwarmingstoestellen gebruikte (vloeibare of gasvormige) brandstof.

2.3. Voor de bouw en installatie van ieder van deze in paragraaf 2.2 genoemde categorieën verwarmingsapparaten worden technische voorschriften voorgesteld die moeten garanderen dat:

- de inzittenden van een in gebruik zijnd voertuig niet met delen van het voertuig of verhitte lucht in aanraking komen welke brandwonden kunnen veroorzaken;

- de in de passagiersruimte binnenstromende warme lucht niet meer is verontreinigd dan de buitenlucht;

- de door de brandstofverwarmingsapparaten voortgebrachte uitlaatgassen binnen aanvaardbare grenswaarden blijven.

2.4. De Commissie geeft vervolgens aan welke gegevens fabrikanten van motorvoertuigen en van verwarmingsapparaten op de daarvoor bestemde inlichtingenformulieren en de relevante EG-typegoedkeuringscertificaten moeten vermelden.

2.5. De Commissie stelt voor dat de typegoedkeuringen van de verwarmingsapparaten van alle nieuwe voertuigtypen vanaf 1 oktober 2000 op de voorschriften van dit richtlijnvoorstel moeten zijn gebaseerd en dat die verplichting precies één jaar later gaat gelden voor alle nieuwe voertuigen en brandstofverwarmingsapparaten die vanaf dat tijdstip op de markt worden gebracht.

3. Opmerkingen

3.1. Alhoewel het onderhavige Commissievoorstel betrekking heeft op vraagstukken van voornamelijk technische en procedurele aard, dient dit desalniettemin ter goedkeuring aan het Europees Parlement en de Raad te worden voorgelegd, omdat hiermee het toepassingsgebied van Richtlijn 78/548/EEG wordt gewijzigd.

3.2. Het Comité stelt vast dat bepaalde apparaten die het comfort bij het gebruik van motorvoertuigen zowel voor de bestuurder als voor de passagiers groter maken, steeds meer aftrek vinden. Het vindt dan ook, net als de Commissie, dat de regelingen in dat opzicht met elkaar in overeenstemming moeten worden gebracht, met inachtneming van de verschillende soorten voertuigen waarvoor die apparaten zijn bestemd. De toepassingsmogelijkheden van verwarmingssystemen gaan immers van de verwarming van de passagiersruimte van auto's, bussen en vrachtauto's tot die van de slaapcompartimenten in vrachtauto's en kampeerwagens en de laadruimte in vrachtauto's en de aanhangwagens daarvan, die zijn uitgerust voor het vervoer van goederen die gevoelig zijn voor grote temperatuurdalingen.

3.3. Wat de laadruimte van vrachtauto's en de aanhangwagens daarvan betreft, herinnert het Comité eraan dat er op basis van de internationale ATP-overeenkomst () nauwkeurige voorschriften voor het vervoer van bederfelijke producten en van dieren zijn waarnaar in dit richtlijnvoorstel zou moeten worden verwezen.

3.4. Het Comité benadrukt het belang van de verwarmingssystemen, omdat die medebepalend zijn voor het welbevinden en het comfort van de inzittenden van motorvoertuigen, en stelt daarom voor om aan het slot van de derde "Overweging" het volgende toe te voegen: "...; dat dergelijke vereisten representatief zouden moeten zijn voor de hoogste, uit de huidige stand van de technologie voortvloeiende normen en ten doel moeten hebben om het welbevinden van de inzittenden van motorvoertuigen te vergroten, en de rijomstandigheden daardoor ook voor de bestuurder optimaal te maken, hetgeen de veiligheid alleen maar ten goede kan komen,"

3.5. Het Comité is van mening dat Bijlage II - "Toepassingsgebied" en "Definities" - de eerste bijlage moet worden (en dus alle andere bijlagen moet voorafgaan), omdat de tekst van de Richtlijn op die manier van meet af aan leesbaarder en begrijpelijker wordt.

3.6. Ook de instructies voor het gebruik, de werking en het onderhoud van verwarmingsapparaten moeten de gebruiker op een duidelijke en gemakkelijk te begrijpen wijze ter beschikking worden gesteld. Het Comité stelt daarom de volgende wijzigingen op Bijlage VII voor:

- paragraaf 1.1:

"Ieder verwarmingstoestel wordt met duidelijke, goed leesbare en leesbaar blijvende, en gemakkelijk te begrijpen aanwijzingen voor gebruik en onderhoud geleverd, ... enz."

- (een nieuwe) paragraaf 2.1.4:

"Voertuigen die zijn uitgerust met brandstofverwarmingsapparaten moeten vergezeld gaan van duidelijke, goed leesbare en gemakkelijk te begrijpen aanwijzingen voor het gebruik, de werking en het onderhoud van die apparaten."

3.7. Daarentegen had de Commissie er volgens het Comité beter aan gedaan om een duidelijke scheidslijn te trekken tussen de voorschriften en typegoedkeuringsprocedures voor de bouw van de verwarmingsapparaten en die voor de installatie daarvan in een motorvoertuig. Dat onderscheid zou de duidelijkheid en de nauwkeurigheid van het voorstel ten goede zijn gekomen.

Brussel, 27 januari 1999.

De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité

B. RANGONI MACHIAVELLI

() Overeenkomst inzake het internationale vervoer van aan bederf onderhevige levensmiddelen en het gebruik van speciale vervoermiddelen bij dit vervoer (Genève, 1 september 1970).

Top