EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015R1391

Verordening (EU) 2015/1391 van de Commissie van 13 augustus 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1200/2009 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw met betrekking tot de coëfficiënten voor de grootvee-eenheden en de definities van de kenmerken (Voor de EER relevante tekst)

PB L 215 van 14.8.2015, p. 11–33 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 10/01/2022; stilzwijgende opheffing door 32021R2286

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2015/1391/oj

14.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 215/11


VERORDENING (EU) 2015/1391 VAN DE COMMISSIE

van 13 augustus 2015

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1200/2009 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw met betrekking tot de coëfficiënten voor de grootvee-eenheden en de definities van de kenmerken

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw (1), en met name artikel 7, lid 4, en artikel 11, lid 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1166/2008 is een kader vastgesteld voor de opstelling van vergelijkbare EU-statistieken over de structuur van de landbouwbedrijven en voor een enquête naar de productiemethoden in de landbouw.

(2)

In Verordening (EU) nr. 715/2014 van de Commissie (2) is een nieuwe lijst vastgesteld van kenmerken die worden verzameld bij de landbouwstructuurenquêtes van 2016. Daarom is het noodzakelijk om de definities te wijzigen.

(3)

Omwille van de vergelijkbaarheid moeten de begrippen die zijn opgenomen in de in overweging 2 genoemde lijst van kenmerken, in de hele Unie op uniforme wijze worden begrepen en toegepast. Daarom is het noodzakelijk om de definities van de kenmerken die gebruikt zullen worden voor de landbouwstructuurenquêtes, te wijzigen.

(4)

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1200/2009 van de Commissie (3) moet worden aangepast aan de in overweging 2 genoemde nieuwe lijst van kenmerken.

(5)

Verordening (EG) nr. 1200/2009 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek, dat is opgericht bij Besluit 72/279/EEG van de Raad (4),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1200/2009 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 augustus 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 321 van 1.12.2008, blz. 16.

(2)  Verordening (EU) nr. 715/2014 van de Commissie van 26 juni 2014 tot wijziging van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw met betrekking tot de lijst van kenmerken die worden verzameld bij de landbouwstructuurenquêtes van 2016 (PB L 190 van 28.6.2014, blz. 8).

(3)  Verordening (EG) nr. 1200/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw met betrekking tot de coëfficiënten voor de grootvee-eenheden en de definities van de kenmerken (PB L 329 van 15.12.2009, blz. 1).

(4)  Besluit 72/279/EEG van de Raad van 31 juli 1972 tot instelling van een Permanent Comité voor de landbouwstatistiek (PB L 179 van 7.8.1972, blz. 1).


BIJLAGE

„BIJLAGE II

Definities van de kenmerken die worden gebruikt voor de landbouwstructuurenquêtes van de EU  (1)

I.   ALGEMENE KENMERKEN

Ligging van het bedrijf

De ligging van het landbouwbedrijf is gedefinieerd in artikel 2, onder e), van Verordening (EG) nr. 1166/2008.

NUTS 3-regio

De NUTS 3-regio (overeenkomstig Verordening (EU) nr. 31/2011 van de Commissie (2)) waarin het bedrijf is gelegen.

Ligt het bedrijf in een achtergebleven gebied?

De gegevens over achtergebleven gebieden moet worden verstrekt in overeenstemming met artikel 32 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3).

L— het bedrijf ligt in een achtergebleven gebied, dat geen berggebied is, en dat wordt geconfronteerd met ernstige natuurlijke beperkingen; of in een ander gebied met specifieke beperkingen.

M— het bedrijf ligt in een achtergebleven berggebied.

N— normaal gebied (geen achtergebleven gebied).

Rechtspersoonlijkheid van het bedrijf

De rechtspersoonlijkheid van het bedrijf is afhankelijk van de rechtspositie van het bedrijfshoofd.

Is het bedrijf een eenheid op gemeenschappelijke grond?

Een speciale „landbouweenheid op gemeenschappelijke grond”— een virtuele eenheid die is ontwikkeld ten behoeve van de verzameling en registratie van gegevens, en die bestaat uit de oppervlakte cultuurgrond die door het landbouwbedrijf wordt gebruikt zonder dat het deze rechtstreeks in eigendom heeft, d.w.z. waarop gemeenschappelijke rechten van toepassing zijn.

Berusten de juridische en economische aansprakelijkheid voor het bedrijf bij:

 

een natuurlijke persoon die „enig bedrijfshoofd” op een zelfstandig bedrijf is?

Een enkele natuurlijke persoon die bedrijfshoofd is van een bedrijf dat niet door gemeenschappelijk beheer of vergelijkbare regelingen verbonden is met bedrijven van andere bedrijfshoofden.

Als het antwoord op de vorige vraag „ja” is, is deze persoon (het bedrijfshoofd) tevens de bedrijfsleider?

Als deze persoon niet de bedrijfsleider is, is de bedrijfsleider een familielid van het bedrijfshoofd?

Als de bedrijfsleider een familielid van het bedrijfshoofd is, is de bedrijfsleider de echtgenoot/echtgenote van het bedrijfshoofd?

 

een of meer natuurlijke personen die partners zijn op een bedrijf met meerhoofdige bedrijfsvoering?

Partners in een bedrijf met meerhoofdige bedrijfsvoering zijn natuurlijke personen die samen een landbouwbedrijf bezitten, pachten of anderszins beheren, dan wel samen hun individuele bedrijven beheren alsof het één bedrijf is. Een dergelijke samenwerking moet ofwel in overeenstemming zijn met het recht ofwel zijn vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst.

 

een rechtspersoon?

Een juridische eenheid die geen natuurlijke persoon is, maar wel de normale rechten en plichten van een individu heeft en bijvoorbeeld als eiser of verweerder in rechte kan optreden (een algemene juridische capaciteit uit eigen hoofde).

Exploitatievorm (vanuit het standpunt van het bedrijfshoofd) en bedrijfssysteem

Oppervlakte cultuurgrond:

De oppervlakte cultuurgrond is de totale oppervlakte aan bouwland, blijvend grasland, meerjarige teelten en tuinen voor eigen gebruik die door het bedrijf wordt gebruikt, ongeacht de exploitatievorm en of de grond al dan niet gebruikt wordt als deel van gemeenschappelijke grond.

in eigendom

Door het bedrijf geëxploiteerde oppervlakte cultuurgrond die eigendom is van het bedrijfshoofd of door hem wordt geëxploiteerd uit hoofde van vruchtgebruik, erfpacht of vergelijkbare exploitatievormen.

in pacht

Oppervlakte cultuurgrond die door het bedrijf tegen een van tevoren vastgestelde prijs (in geld en/of in natura) is gepacht op grond van een (schriftelijke of mondelinge) pachtovereenkomst. Een oppervlakte cultuurgrond kan maar bij één bedrijf worden ingedeeld. Indien een perceel gedurende het referentiejaar aan meer dan een bedrijf verpacht is geweest, wordt het gewoonlijk ingedeeld bij het bedrijf waardoor het op de peildatum van de enquête of het grootste gedeelte van het referentiejaar werd geëxploiteerd.

in deelpacht of andere exploitatievorm

a)

Landbouwgrond in deelpacht is de oppervlakte cultuurgrond (eventueel een compleet bedrijf) die gezamenlijk door de verpachter en de deelpachter op basis van een (schriftelijke of mondelinge) deelpachtovereenkomst wordt geëxploiteerd. De (economische of fysieke) output van het pachtareaal wordt krachtens een in de overeenkomst bepaalde verhouding onder hen verdeeld.

b)

De oppervlakte cultuurgrond in andere exploitatievormen is de oppervlakte cultuurgrond die onder geen van de voorgaande categorieën valt.

gemeenschappelijke grond

De oppervlakte cultuurgrond die door het landbouwbedrijf wordt gebruikt zonder dat het deze rechtstreeks in eigendom heeft, d.w.z. waarop gemeenschappelijke rechten van toepassing zijn.

Biologische landbouw

Landbouwpraktijken die overeenkomen met een bepaalde reeks normen en voorschriften die zijn vastgelegd in i) Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (4), of de recentste wetgeving, indien van toepassing, en ii) de bijbehorende nationale uitvoeringsregels inzake biologische productie.

Totale oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf waarop biologische landbouwproductiemethoden worden toegepast die volgens nationale of EU-regels worden gecertificeerd

Het deel van de gebruikte oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf waarop de toegepaste productiemethode volledig in overeenstemming is met de beginselen van biologische landbouwproductie zoals vastgelegd in i) Verordening (EG) nr. 834/2007, of de recentste wetgeving, indien van toepassing, en ii) de bijbehorende nationale uitvoeringsregels inzake de certificering van biologische productie.

Totale oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf waarop wordt overgeschakeld op biologische landbouwproductiemethoden die volgens nationale of EU-regels zullen worden gecertificeerd

Het deel van de gebruikte oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf waarop biologische landbouwproductiemethoden worden toegepast maar er nog een overgangsperiode moet worden afgerond voordat er volledige overeenstemming is bereikt met de beginselen van biologische landbouwproductie zoals vastgelegd in i) Verordening (EG) nr. 834/2007, of de recentste wetgeving, indien van toepassing, en ii) de bijbehorende nationale uitvoeringsregels inzake de certificering van biologische productie.

Areaal van het bedrijf waarop hetzij biologische landbouwproductiemethoden worden toegepast die volgens nationale of EU-regels worden gecertificeerd, hetzij wordt overgeschakeld op biologische landbouwproductiemethoden die volgens nationale of EU-regels zullen worden gecertificeerd

De oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf waarop hetzij biologische landbouwproductiemethoden worden toegepast die zijn gecertificeerd, hetzij wordt overgeschakeld op biologische landbouwproductiemethoden die zullen worden gecertificeerd volgens bepaalde vaste normen en regels die zijn neergelegd in i) Verordening (EG) nr. 834/2007, of de recentste wetgeving, indien van toepassing, en ii) de bijbehorende nationale uitvoeringsregels voor biologische productie, die moet worden uitgesplitst naar categorie gewassen.

De verschillende categorieën gewassen voor organische productie zijn hieronder opgenomen. De gewassen zijn gedefinieerd in afdeling II, Grond.

 

Granen voor korrelwinning (inclusief zaaizaad)

 

Drooggeoogste peulvruchten en eiwitrijke gewassen voor korrelwinning (inclusief zaaizaad en mengsels van granen en peulvruchten)

 

Aardappelen (inclusief primeurs en pootaardappelen)

 

Suikerbieten (exclusief zaaizaad)

 

Oliehoudende gewassen

 

Verse groenten, meloenen en aardbeien

 

Grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst

 

Boomgaarden en kleinfruit

 

Citrusvruchtaanplantingen

 

Olijfboomgaarden

 

Wijngaarden

 

Andere gewassen (vezelgewassen enz.) inclusief weiden met geringe opbrengst

Biologische productiemethoden toegepast op de dierlijke productie en gecertificeerd volgens nationale of EU-regels

Het aantal dieren dat wordt gefokt op het bedrijf waar de gehele veeteelt of een deel ervan volledig in overeenstemming is met de beginselen van biologische landbouwproductie zoals vastgelegd in i) Verordening (EG) nr. 834/2007, of de recentste wetgeving, indien van toepassing, en ii) de bijbehorende nationale regels inzake de certificering van biologische productie, dat moet worden uitgesplitst naar diercategorieën.

De veestapel is gedefinieerd in afdeling III, Veestapel.

 

Runderen

 

Varkens

 

Schapen en geiten

 

Pluimvee

 

Andere dieren

Bestemming van de productie van het bedrijf

Huishouden verbruikt meer dan 50 % van de waarde van de eindproductie van het bedrijf

Het huishouden is de gezinseenheid waartoe het bedrijfshoofd behoort en waarvan de leden dezelfde woonaccommodatie delen, hun inkomen en vermogen geheel of gedeeltelijk delen en bepaalde soorten goederen en diensten, waaronder met name huisvesting en levensmiddelen, gezamenlijk verbruiken.

Voor de eindproductie als bedoeld in dit kenmerk geldt de definitie van bruikbare output in de landbouwrekeningen (5).

Directe verkoop aan de eindconsument maakt meer dan 50 % van de totale verkoop van het bedrijf uit

Met directe verkoop aan de eindconsument wordt de verkoop van zelfgeproduceerde, al dan niet verwerkte landbouwproducten door het bedrijf aan consumenten bedoeld, bestemd voor eigen consumptie. Het percentage wordt berekend over de waarde in geld, ongeacht of voor de verkoop is betaald met geld, in natura of op andere manieren.

II.   GROND

De totale oppervlakte van het bedrijf omvat de oppervlakte cultuurgrond (bouwland, blijvend grasland, meerjarige teelten en tuinen voor eigen gebruik) en het overige areaal (oppervlakte niet in gebruik zijnde cultuurgrond, bosareaal en andere grond).

Bouwland

Regelmatig bewerkt land (geploegd of bebouwd) dat gewoonlijk in de gewasrotatie is opgenomen.

Bij gewasrotatie worden op een bepaald stuk grond volgens een gepland patroon of in een geplande volgorde in opeenvolgende oogstjaren afwisselend eenjarige gewassen verbouwd, zodat gewassen van dezelfde soort niet ononderbroken op hetzelfde stuk grond worden verbouwd. Gewoonlijk komt er elk jaar een ander gewas, maar ook meerjarige gewassen zijn mogelijk. Om bouwland te onderscheiden van meerjarige teelten of blijvend grasland wordt een drempel van vijf jaar aangehouden. Dit betekent dat wanneer een perceel vijf jaar of langer voor hetzelfde gewas wordt gebruikt, zonder dat intussen het voorgaande gewas verwijderd is en er een nieuw gewas is geplant, dit perceel niet als bouwland wordt beschouwd.

Granen voor korrelwinning (inclusief zaaizaad)

Alle arealen van granen die droog worden geoogst voor korrelwinning, ongeacht het gebruik, worden hier opgenomen (inclusief granen die gebruikt worden voor de productie van hernieuwbare energie).

 

Zachte tarwe en spelt

Triticum aestivum L. emend. Fiori et Paol., Triticum spelta L. en Triticum monococcum L.

 

Harde tarwe

Triticum durum Desf.

 

Rogge

Secale cereale L., met inbegrip van mengsels van rogge en andere granen die in de herfst worden gezaaid (mengkoren).

 

Gerst

Hordeum vulgare L.

 

Haver

Avena sativa L., met inbegrip van mengsels van haver en andere granen die in de lente worden gezaaid.

 

Korrelmais

Mais (Zea mays L.) geoogst voor korrelwinning.

 

Rijst

Oryza sativa L.

 

Overige granen voor korrelwinning

Drooggeoogste granen in zuivere teelt voor korrelwinning, die niet onder de voorgaande categorieën zijn geregistreerd.

Drooggeoogste peulvruchten en eiwitrijke gewassen voor korrelwinning (inclusief zaaizaad en mengsels van granen en peulvruchten)

Gewassen die hoofdzakelijk voor hun eiwitgehalte worden gezaaid en geoogst.

Alle arealen van drooggeoogste peulvruchten en eiwitrijke gewassen voor korrelwinning, ongeacht het gebruik, worden hier opgenomen (inclusief gewassen die voor de productie van hernieuwbare energie worden gebruikt).

waarvan erwten, veldbonen en niet-bittere lupinen

Pisum sativum L., Vicia faba L., Lupinus spp., in zuivere teelt, droog geoogst voor korrelwinning.

Aardappelen (inclusief primeurs en pootaardappelen)

Solanum tuberosum L.

Suikerbieten (exclusief zaaizaad)

Beta vulgaris L., bestemd voor de suikerindustrie en de alcoholproductie (inclusief energieproductie).

Voederhakvruchten (exclusief zaaizaad)

Voederbieten (Beta vulgaris L.), hoofdzakelijk voor vervoedering bestemde planten van de familie Brassicae, ongeacht of de wortel of de stengel voor voederdoeleinden wordt geoogst, en andere planten die hoofdzakelijk voor hun voor vervoedering bestemde wortelen worden geteeld, niet elders genoemd.

Handelsgewassen

Gewassen die gewoonlijk niet direct voor consumptie worden verkocht omdat ze voor hun eindgebruik industrieel moeten worden verwerkt.

Alle arealen waar handelsgewassen worden geoogst, ongeacht het gebruik, worden hier opgenomen (inclusief gewassen die voor de productie van hernieuwbare energie worden gebruikt).

 

Tabak

Nicotiana tabacum L.

 

Hop

Humulus lupulus L.

 

Katoen

Gossypium spp., geoogst voor zowel de vezels als de oliehoudende zaden.

 

Kool- en raapzaad

Brassica napus L. (partim) en Brassica rapa L. var. sylvestris (Lam.) Briggs, geteeld voor de olieproductie, droog geoogst voor korrelwinning.

 

Zonnebloemen

Helianthus annuus L., droog geoogst voor korrelwinning.

 

Sojabonen

Glycine max L. Merril, droog geoogst voor korrelwinning.

 

Lijnzaad

Linum usitatissimum L., variëteiten die hoofdzakelijk voor de olieproductie worden geteeld, droog geoogst voor korrelwinning.

 

Andere oliehoudende gewassen

Andere gewassen die hoofdzakelijk voor hun gehalte aan olie worden geteeld en droog worden geoogst voor korrelwinning, niet elders genoemd.

 

Vlas

Linum usitatissimum L., variëteiten die hoofdzakelijk voor de vezelproductie worden geteeld.

 

Hennep

Cannabis sativa L.

 

Andere vezelgewassen

Andere planten die hoofdzakelijk voor hun vezelgehalte worden geteeld, niet elders genoemd.

 

Aromatische planten, geneeskrachtige kruiden en specerijen

Planten of delen van planten voor farmaceutische doeleinden, parfums of menselijke consumptie.

Specerijen worden onderscheiden van groenten doordat ze in kleine hoeveelheden worden gebruikt en dienen als smaakmakers, en niet zozeer als voedsel als zodanig.

 

Andere handelsgewassen, niet elders genoemd

Andere handelsgewassen, niet elders genoemd.

Met inbegrip van arealen van gewassen die uitsluitend voor de productie van hernieuwbare energie worden gebruikt.

Verse groenten, meloenen en aardbeien, waarvan:

In de openlucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking

Verse groenten, meloenen en aardbeien, in open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking.

Akkerbouwmatig geteeld

Verse groenten, meloenen en aardbeien die worden geteeld op bouwland en in gewasrotatie met andere landbouwgewassen.

Tuinbouwmatig geteeld

Verse groenten, meloenen en aardbeien die worden geteeld op bouwland en in gewasrotatie met uitsluitend tuinbouwgewassen.

Onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie

Gewassen die gedurende de gehele groeicyclus of voor het grootste deel daarvan in een kas of onder een vaste of verplaatsbare beschermingsinstallatie (glas of hard of flexibel plastic) worden geteeld.

Bloemen en sierplanten (exclusief boomkwekerijgewassen)

In de openlucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking

Bloemen en sierplanten (exclusief boomkwekerijgewassen), in open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking.

Onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie

Bloemen en sierplanten (exclusief boomkwekerijgewassen) die gedurende de gehele groeicyclus of voor het grootste deel daarvan in een kas of onder een vaste of verplaatsbare beschermingsinstallatie (glas of hard of flexibel plastic) worden geteeld.

Groen geoogste gewassen

Alle „groen” geoogste gewassen op bouwland die hoofdzakelijk bestemd zijn voor veevoeder, productie van hernieuwbare energie (bijvoorbeeld productie van biomassa uit voedermais) of groenbemesting zijn hierin opgenomen, namelijk granen, grassen, peulvruchten, handelsgewassen en andere gewassen op bouwland die groen worden geoogst of gebruikt.

De gewassen moeten in gewasrotatie met andere gewassen worden geteeld en korter dan vijf jaar op hetzelfde perceel worden verbouwd (een- of meerjarige voedergewassen).

Gewassen die niet op het bedrijf worden gebruikt, maar die voor direct gebruik op andere landbouwbedrijven of aan de industrie worden verkocht, zijn inbegrepen.

Tijdelijk grasland

Grasgewassen, bestemd om te worden begraasd, gehooid of ingekuild, als onderdeel van een normale gewasrotatie, die ten minste één oogstjaar maar minder dan vijf jaar op dezelfde grond worden verbouwd en waarvoor het zaaigoed uit zuivere grassoorten of uit mengsels van grassoorten bestaat. De teelt wordt beëindigd door ploegen of door de grond anderszins te bewerken, ofwel worden de planten op andere wijze vernietigd, zoals met onkruidverdelgingsmiddelen, voordat de grond opnieuw wordt ingezaaid.

Hieronder vallen mengsels die hoofdzakelijk bestaan uit grassen en andere voedergewassen (gewoonlijk peulgewassen), die worden begraasd dan wel groen of als hooi worden geoogst.

Andere groen geoogste gewassen

Andere een- of meerjarige (minder dan vijf jaar) groen geoogste gewassen als omschreven onder Groen geoogste gewassen.

Voedermais

Alle vormen van mais (Zea mays L.) die hoofdzakelijk wordt geteeld om te worden ingekuild en niet wordt geoogst voor de maiskorrels (hele kolf, hele plant of delen daarvan).

Dit omvat voedermais die direct door de dieren wordt geconsumeerd (zonder inkuiling) en hele kolven (korrels, spil, vlies) die worden geoogst om te worden vervoederd of ingekuild, alsmede voor de productie van hernieuwbare energie.

Peulvruchten

Peulgewassen die groen en als plant in zijn geheel worden geoogst en die hoofdzakelijk voor vervoedering, energie of groenbemesting worden gebruikt.

Hieronder vallen mengsels die hoofdzakelijk bestaan uit peulgewassen (gewoonlijk > 80 %) en grassen die groen of als hooi worden geoogst.

Andere groen geoogste gewassen, niet elders genoemd

Andere hoofdzakelijk voor vervoedering bestemde gewassen op bouwland die groen worden geoogst, niet elders genoemd.

Zaaizaad en zaailingen op bouwland

Areaal voor de productie van voor de verkoop bestemde zaden en zaailingen, met uitzondering van granen, rijst, peulvruchten, aardappelen en oliehoudende zaden. Hieronder vallen ook arealen groenvoedergewassen die voor het zaad geoogst worden, wortels die voor het zaad geoogst worden, voor de verkoop bestemde zaden en zaailingen van groenten en bloemen, enz.

Andere gewassen op bouwland

Niet elders genoemde akkerbouwgewassen.

Braakland

Al dan niet bewerkt land in gewasrotatie of dat in goede landbouw- en milieuconditie (GLMC (6)) wordt gehouden, dat geacht wordt gedurende een geheel oogstjaar geen oogst op te leveren.

Het essentiële kenmerk van braakland is dat het met rust wordt gelaten, gewoonlijk gedurende een geheel oogstjaar, met het oog op herstelling van de bodem.

Braakland kan in de volgende vormen voorkomen:

1.

kale grond, waarop geen gewassen groeien;

2.

grond met spontane plantengroei die als veevoeder kan worden gebruikt of kan worden ondergeploegd;

3.

grond die enkel wordt ingezaaid met het oog op de productie van groenbemesting (groene braak).

Tuinen voor eigen gebruik

Oppervlakten voor de teelt van landbouwproducten die zijn bedoeld voor consumptie door het bedrijfshoofd en zijn huishouden, gewoonlijk afgescheiden van de rest van de cultuurgrond en als zodanig herkenbaar.

Alleen de incidenteel overblijvende producten van dit stuk grond zijn op het bedrijf te koop. Alle oppervlakten waarvan de opbrengst steeds op de markt wordt verkocht, vallen onder andere rubrieken, ook al consumeren het bedrijfshoofd en zijn huishouden de productie gedeeltelijk zelf.

Blijvend grasland

Land dat blijvend (voor een periode van vijf jaar of meer) wordt gebruikt voor de teelt van kruidachtige voedergewassen, ongeacht of deze zijn ingezaaid of dat zij zich zelf hebben uitgezaaid, en dat niet in de gewasrotatie van het bedrijf is opgenomen.

Het land kan worden begraasd of gemaaid ter verkrijging van hooi of kuilvoer of voor de productie van hernieuwbare energie worden gebruikt.

Grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst

Blijvend grasland op grond van goede of redelijke kwaliteit. Deze gebieden kunnen gewoonlijk intensief worden begraasd.

Weiden met geringe opbrengst

Blijvend grasland met geringe opbrengst, waarvan de grond veelal slecht van kwaliteit is, bijvoorbeeld op heuvelachtige of op grote hoogte gelegen weiden die gewoonlijk niet zijn verbeterd door bemesting, bebouwing, herbezaaiing of drainage.

Deze gebieden kunnen gewoonlijk alleen voor extensieve begrazing worden gebruikt en worden niet of extensief gemaaid; zij kunnen geen hoge dierdichtheid aan.

Blijvend grasland dat niet langer voor productiedoeleinden wordt gebruikt en voor financiële steun in aanmerking komt

Blijvend grasland dat niet langer voor productiedoeleinden wordt gebruikt en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1782/2003van de Raad (7) of de recentste wetgeving, indien van toepassing, in goede landbouw- en milieuconditie wordt gehouden, en dat voor financiële steun in aanmerking komt.

Meerjarige teelten

Niet in de gewasrotatie opgenomen teelten, andere dan blijvend grasland, die de grond gedurende een lange periode in beslag nemen en verschillende jaren opbrengsten opleveren.

Boomgaarden en kleinfruit

Voor de fruitproductie bestemde aanplantingen van bomen, struiken en blijvende kleinfruitgewassen, met uitzondering van aardbeiplanten. Hieronder vallen zowel boomgaarden met geringe afstanden tussen de bomen als die met meer verspreid staande bomen.

Fruit, waarvan:

 

Fruit van gematigde breedten

Boomgaarden, die van oudsher op gematigde breedten worden aangeplant, voor de productie van fruit.

 

Fruit van subtropische breedten

Boomgaarden, die van oudsher op subtropische breedten worden aangeplant, voor de productie van fruit.

Kleinfruit

Kleinfruitaanplantingen, die van oudsher op gematigde en subtropische breedten worden geplant, voor de productie van kleinfruit.

Noten

Notenboomgaarden, die van oudsher op gematigde en subtropische breedten worden aangeplant.

Citrusvruchtaanplantingen

Aanplantingen van Citrus spp.

Olijfboomgaarden

Aanplantingen van Olea europaea L.

 

waar gewoonlijk tafelolijven worden geproduceerd

Aanplantingen van variëteiten die gewoonlijk bestemd zijn voor de productie van tafelolijven.

 

waar gewoonlijk olijven voor de oliewinning worden geproduceerd

Aanplantingen van variëteiten die gewoonlijk bestemd zijn voor de productie van olijfolie.

Wijngaarden waar gewoonlijk:

Aanplantingen van Vitis vinifera L.

 

kwaliteitswijn wordt geproduceerd

Teelten van variëteiten wijndruiven die gewoonlijk bestemd zijn voor de productie van wijn met beschermde oorsprongsbenaming (BOB) en voldoen aan de voorschriften van i) Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad (8), of de recentste wetgeving, indien van toepassing, en ii) de bijbehorende nationale regels.

Teelten van variëteiten wijndruiven die gewoonlijk bestemd zijn voor de productie van wijn met een beschermde geografische aanduiding (BGA) en voldoen aan de voorschriften van i) Verordening (EG) nr. 479/2008, of de recentste wetgeving, indien van toepassing, en ii) de bijbehorende nationale regels.

 

andere wijnen worden geproduceerd

Teelten van variëteiten wijndruiven die gewoonlijk bestemd zijn voor de productie van andere wijnen dan BOB- en BGA-wijnen.

 

tafeldruiven worden geproduceerd

Teelten van variëteiten druiven die gewoonlijk bestemd zijn voor de productie van verse druiven.

 

krenten en rozijnen worden geproduceerd

Teelten van variëteiten druiven die gewoonlijk bestemd zijn voor de productie van krenten en rozijnen.

Boomkwekerijgewassen

Arealen met jonge houtachtige planten in de openlucht, bestemd om later te worden verplant:

a)

wijnstokken en moederplanten;

b)

fruitbomen en kleinfruitgewassen;

c)

siergewassen;

d)

voor de verkoop bestemde bosplanten (exclusief de in het bos gelegen bosboomkwekerijen voor de eigen behoeften van het bedrijf);

e)

bomen en heesters ter beplanting van tuinen, parken, straten en wegbermen (bv. haagplanten, rozen en andere sierheesters, sierconiferen), alsmede onderstammen en jonge zaailingen hiervan.

Andere meerjarige teelten

Meerjarige teelten geteeld in open lucht die niet eerder werden vermeld en met name gewassen gebruikt voor vlechten en weven, gewoonlijk jaarlijks geoogst, alsmede voor de verkoop als kerstbomen op de oppervlakte cultuurgrond geplante bomen.

Meerjarige teelten onder glas

Overig areaal

Tot het „overig areaal” behoort de oppervlakte niet in gebruik zijnde cultuurgrond (cultuurgrond die om economische, sociale of andere redenen niet meer wordt gebruikt en die niet in de gewasrotatie is opgenomen), het bosareaal en de andere grond die in beslag wordt genomen door gebouwen, erven, wegen, vijvers, steengroeven, onvruchtbare gronden, rotsen enz.

Oppervlakte niet in gebruik zijnde cultuurgrond

Grond die vroeger voor landbouwdoeleinden werd gebruikt, maar die in het referentiejaar van de enquête om economische, sociale of andere redenen niet meer wordt bewerkt en die niet in de gewasrotatie is opgenomen, d.w.z. grond waarvoor geen landbouwgebruik is gepland.

Deze grond kan weer in gebruik worden genomen met de middelen die gewoonlijk op een landbouwbedrijf beschikbaar zijn.

Bosareaal

Oppervlakte die met bosbomen of -struiken is begroeid, inclusief in of buiten bossen gelegen aanplantingen van populieren en vergelijkbare bomen, en in het bos gelegen bosboomkwekerijen voor de eigen behoeften van het bedrijf, alsmede voorzieningen in het bos (boswegen, opslagplaatsen voor hout enz.).

waarvan hakhoutbosjes

Bosareaal waar houtgewassen met een rotatieperiode van 20 jaar of minder worden geteeld.

De rotatieperiode is de tijd tussen het moment waarop de bomen voor het eerst worden gezaaid of geplant en het tijdstip dat het eindproduct wordt geoogst, waarbij normale beheersmaatregelen als uitdunnen niet tot het oogsten worden gerekend.

Overig areaal (gebouwen, erven, wegen, vijvers, steengroeven, onvruchtbare gronden, rotsen enz.)

De delen van het totale bedrijfsareaal die noch tot de oppervlakte cultuurgrond noch tot de oppervlakte niet in gebruik zijnde cultuurgrond of het bosareaal worden gerekend.

Paddenstoelen

Gekweekte paddenstoelen die worden geteeld in speciaal voor dit doel gebouwde of aangepaste gebouwen, dan wel in grotten, kelders en andere onderaardse ruimten.

Energiegewassen (voor de productie van biobrandstoffen of andere hernieuwbare energie)

De arealen voor de productie van energiegewassen die niet voor andere doeleinden worden gebruikt dan de productie van energie, en die worden geteeld op landbouwgrond.

Geïrrigeerd areaal

Totaal irrigeerbaar areaal

Maximale oppervlakte cultuurgrond die in de loop van het referentiejaar kan worden geïrrigeerd met behulp van de installaties en een hoeveelheid water die gewoonlijk beschikbaar zijn op het bedrijf.

Totaal areaal van de gewassen die gedurende de voorgaande twaalf maanden ten minste eenmaal zijn geïrrigeerd

Areaal van de gewassen die gedurende de twaalf maanden voorafgaand aan de peildatum van de enquête ten minste eenmaal daadwerkelijk werden geïrrigeerd.

Toegepaste irrigatiemethoden:

 

Oppervlakte-irrigatie (overstroming, vorendrainage)

Het leiden van water over de grond, hetzij door het gehele areaal onder water te zetten, hetzij door het water via greppeltjes tussen de plantenrijen te leiden, daarbij gebruikmakend van de zwaartekracht.

 

Beregening

Irrigatie waarbij het water onder hoge druk als regen over de percelen wordt gespoten.

 

Druppelbevloeiing

Irrigatie door de planten dicht bij de grond druppelsgewijs dan wel met microsprinklerinstallaties of vernevelingsinstallaties water te geven.

Bron voor het op het bedrijf voor irrigatie gebruikte water:

De bron van het water, of het grootste gedeelte daarvan, dat op het bedrijf voor irrigatie wordt gebruikt.

 

Grondwater op het bedrijf

Waterbronnen op of in de buurt van het bedrijf, waarbij gebruik wordt gemaakt van water dat wordt opgepompt uit geboorde of gegraven putten of uit vrijstromende bronnen van natuurlijk grondwater of dergelijke.

 

Oppervlaktewater op het bedrijf

Kleine natuurlijke vijvers of kunstmatige bekkens die volledig op het bedrijf liggen of door slechts één bedrijf worden gebruikt.

 

Oppervlaktewater van buiten het bedrijf: meren, rivieren of waterlopen

Zoet oppervlaktewater (meren, rivieren, andere waterwegen), dat niet kunstmatig is aangelegd voor irrigatiedoeleinden.

 

Water van buiten het bedrijf: gemeenschappelijk waterleidingnet

Waterbronnen van buiten het bedrijf, andere dan deze vermeld in „Oppervlaktewater van buiten het bedrijf: meren, rivieren of waterlopen”, toegankelijk voor ten minste twee bedrijven.

 

Andere bronnen

Andere bronnen van irrigatiewater, niet elders genoemd. Deze bronnen kunnen een hoog zoutgehalte hebben, zoals de Atlantische of Middellandse Zee, waardoor behandeling van het water noodzakelijk is om de zoutconcentratie te verminderen (ontzilting) voor gebruik of het water kan afkomstig zijn van brakke bronnen (met een gering zoutgehalte), zoals de Oostzee en bepaalde rivieren, en in dat geval is het mogelijk het water direct, zonder behandeling, te gebruiken. Het water kan ook een zuivering hebben ondergaan en aan de gebruiker worden geleverd als teruggewonnen afvalwater.

III.   VEESTAPEL

Het aantal productiedieren dat het bedrijf op de peildatum van de enquête rechtstreeks in bezit of in beheer heeft.

De dieren zijn niet noodzakelijk eigendom van het bedrijfshoofd. Het vee kan zich op het bedrijf (op de oppervlakte cultuurgrond of in door het bedrijf gebruikte stallen) bevinden of daarbuiten (op gemeenschappelijke weiden, in rondtrekkende kudden enz.).

Eenhoevigen

Huisdieren van de familie Equidae, genus Equus (paarden, ezels enz.).

Runderen

Huisdieren van de soorten Bos taurus en Bubalus bubalus, inclusief kruisingen zoals Beefalo.

 

Mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan een jaar

 

Mannelijke runderen tussen een en twee jaar oud

 

Vrouwelijke runderen tussen een en twee jaar oud

 

Mannelijke runderen van twee jaar en ouder

 

Vaarzen van twee jaar en ouder

Vrouwelijke runderen van twee jaar en ouder die nog niet hebben gekalfd.

 

Melkkoeien

Vrouwelijke runderen die al hebben gekalfd (inclusief runderen van minder dan twee jaar oud) en die door hun ras of aanleg uitsluitend of hoofdzakelijk worden gehouden voor de productie van melk die bestemd is voor menselijke consumptie of voor de verwerking tot zuivelproducten.

 

Andere koeien

Vrouwelijke runderen die al hebben gekalfd (inclusief runderen van minder dan twee jaar oud) en die door hun ras of aanleg uitsluitend of hoofdzakelijk worden gehouden voor de productie van kalveren en waarvan de melk niet bestemd is voor menselijke consumptie of voor de verwerking tot zuivelproducten.

Schapen en geiten

Schapen (alle leeftijden)

Huisdieren van de soort Ovis aries.

 

Vrouwelijke dieren voor de voortplanting

Ooien en gedekte ooilammeren.

 

Andere schapen

Alle andere schapen dan vrouwelijke dieren voor de voortplanting.

Geiten (alle leeftijden)

Huisdieren van de ondersoort Capra aegagrus hircus.

 

Vrouwelijke dieren voor de voortplanting

Geiten die al hebben gelammerd en gedekte geiten.

 

Andere geiten

Alle andere geiten dan vrouwelijke dieren voor de voortplanting.

Varkens

Huisdieren van de soort Sus scrofa domesticus.

 

Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg

Biggen met een levend gewicht van gewoonlijk minder dan 20 kg

 

Fokzeugen van 50 kg en meer

Fokzeugen van 50 kg en meer, ongeacht of ze al hebben gebigd.

 

Andere varkens

Niet elders genoemde varkens.

Pluimvee

 

Mesthoenders

Huisdieren van de soort Gallus gallus die worden gehouden voor hun vlees.

 

Leghennen

Legrijpe huisdieren van de soort Gallus gallus die worden gehouden voor de productie van eieren.

 

Ander pluimvee

Pluimvee dat niet genoemd is onder mesthoenders of leghennen.

 

Kalkoenen

Huisdieren van de soort Meleagris.

 

Eenden

Huisdieren van de soorten Anas en Cairina moschata.

 

Ganzen

Huisdieren van de soort Anser anser dom.

 

Struisvogels

Struisvogels (Struthio camelus).

 

Ander pluimvee, niet elders genoemd

Moederkonijnen (voedsters)

Vrouwelijke konijnen (van het ras Oryctolagus) voor het voortbrengen van mestkonijnen en die al eens hebben geworpen.

Bijen

Aantal bijenkorven bevolkt door bijen (Apis mellifera) die voor de honingproductie worden gehouden.

Andere dieren, niet elders genoemd

Alle productiedieren die niet elders in deze afdeling worden genoemd.

IV.   ARBEIDSKRACHTEN

i)   LANDBOUWWERKZAAMHEDEN OP HET BEDRIJF

Landbouwarbeidskrachten

De landbouwarbeidskrachten van het bedrijf zijn alle personen die gezien hun leeftijd niet meer leer- of schoolplichtig zijn en gedurende de laatste twaalf maanden voorafgaand aan de peildatum van de enquête op het bedrijf landbouwwerkzaamheden hebben verricht.

Tenzij in de nationale wetgeving een minimumleeftijd is opgelegd met betrekking tot het verplicht voltijds of deeltijds onderwijs, moet 15 jaar worden aangehouden als de gebruikelijke leeftijd waarop de leer-/schoolplicht ten einde loopt.

Enige bedrijfshoofden die geen landbouwwerkzaamheden uitvoeren op het bedrijf worden opgenomen in de enquête, maar niet meegeteld in het „totale aantal landbouwarbeidskrachten”.

Personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, maar voor het bedrijf blijven werken, worden tot de landbouwarbeidskrachten gerekend.

Het personeel dat voor rekening van derden of in het kader van wederzijdse hulp op het bedrijf werkt (zoals personeel van agrarische loonbedrijven of van een coöperatie), blijft buiten beschouwing.

Landbouwwerkzaamheden

Tot de landbouwwerkzaamheden worden alle werkzaamheden gerekend die op het bedrijf worden verricht ten behoeve van i) de activiteiten zoals gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1166/2008, ii) het onderhoud van de productiemiddelen, of iii) activiteiten die rechtstreeks van deze productieve acties zijn afgeleid.

De tijd die op het bedrijf aan landbouwwerkzaamheden wordt besteed

De tijd die op het bedrijf aan landbouwwerkzaamheden wordt besteed, is de werkelijk aan landbouwwerkzaamheden voor het bedrijf bestede arbeidstijd, zonder de tijd die besteed wordt aan werkzaamheden ten behoeve van het huishouden van het bedrijfshoofd of de bedrijfsleider.

Arbeidsjaareenheid (AJE)

Het aantal werkzame personen in voltijdequivalenten, d.w.z. het totaal aantal gewerkte uren gedeeld door het gemiddelde jaarlijkse aantal in het land in voltijdbanen gewerkte uren.

Voor een voltijdbaan geldt het minimumaantal uren dat krachtens de nationale bepalingen inzake arbeidsovereenkomsten vereist is. Indien het aantal uren per jaar hierin niet wordt aangegeven, moet 1 800 uur als minimum worden aangehouden (225 werkdagen van 8 uur per dag).

Bedrijfshoofd

Het bedrijfshoofd is de natuurlijke persoon, groep natuurlijke personen of rechtspersoon voor wiens rekening en op wiens naam het bedrijf wordt geëxploiteerd en die juridisch en economisch voor het bedrijf aansprakelijk is, d.w.z. die het economische risico voor het bedrijf draagt.

Het bedrijfshoofd kan eigenaar, pachter, erfpachter, vruchtgebruiker of „trustee” zijn.

 

Geslacht

 

Leeftijd

 

Landbouwwerkzaamheden op het bedrijf (behalve huishoudelijk werk)

Bedrijfsleider

De bedrijfsleider is de natuurlijke persoon die op het bedrijf verantwoordelijk is voor de normale dagelijkse gang van zaken op financieel of productiegebied.

 

Geslacht

 

Leeftijd

 

Landbouwwerkzaamheden op het bedrijf (behalve huishoudelijk werk)

 

Opleiding van bedrijfsleider

 

Landbouwopleiding van bedrijfsleider

 

Alleen praktijkervaring in de landbouw

Ervaring in de praktijk op een landbouwbedrijf verworven.

 

Basislandbouwopleiding

Elke afgesloten opleiding aan een lagere landbouwschool en/of in een opleidingscentrum dat tot bepaalde vakgebieden beperkt is (onder meer tuinbouw, wijnbouw, bosbouw, viskwekerij, veeartsenijkunde, landbouwtechnologie en verwante disciplines). Ook een afgesloten stageperiode op landbouwgebied wordt als basisopleiding beschouwd.

 

Volledige landbouwopleiding

Elke afgesloten opleiding van het equivalent van ten minste twee jaar voltijdse opleiding, die na het eind van de leer- dan wel schoolplicht aan een landbouwschool, een hogeschool of een universiteit in een der volgende studierichtingen werd voltooid: landbouw, tuinbouw, wijnbouw, bosbouw, viskwekerij, veeartsenijkunde, landbouwtechnologie of een verwante discipline.

 

Beroepsopleiding van bedrijfsleider in de voorgaande twaalf maanden

Beroepsopleiding is een opleidingsmaatregel of activiteit door een opleider of opleidingsinstelling die als hoofddoelstelling heeft de verwerving van nieuwe vaardigheden met betrekking tot de activiteiten op het landbouwbedrijf of activiteiten rechtstreeks verbonden aan het bedrijf of de ontwikkeling en verbetering van de bestaande vaardigheden.

Familieleden van het „enig bedrijfshoofd” die landbouwwerkzaamheden voor het bedrijf verrichten

Familieleden van het „enig bedrijfshoofd”, met inbegrip van de echtgenoot/echtgenote, die landbouwwerkzaamheden op het bedrijf verrichten, maar er niet noodzakelijk hoeven te wonen.

In het algemeen gaat het bij de familieleden van het bedrijfshoofd om de echtgenoot/echtgenote, verwanten in op- of neergaande lijn (ook door huwelijk of adoptie) en broers en zussen van het bedrijfshoofd of zijn/haar echtgenoot/echtgenote.

Gehuwden en feitelijk samenwonende partners worden gelijk behandeld.

Familieleden van het „enig bedrijfshoofd” die landbouwwerkzaamheden voor het bedrijf verrichten: mannen

Landbouwwerkzaamheden op het bedrijf (behalve huishoudelijk werk)

Familieleden van het „enig bedrijfshoofd” die landbouwwerkzaamheden voor het bedrijf verrichten: vrouwen

Landbouwwerkzaamheden op het bedrijf (behalve huishoudelijk werk)

Regelmatig werkzame arbeidskrachten, niet-familieleden

Alle personen die landbouwwerkzaamheden verrichten en hiervoor van het landbouwbedrijf een bezoldiging ontvangen (salaris, loon, winst of andere vormen van betaling inclusief betaling in natura) met uitzondering van het bedrijfshoofd en zijn/haar familieleden.

Regelmatig werkzame arbeidskrachten zijn personen die gedurende de twaalf maanden voorafgaand aan de peildatum van de enquête elke week op het bedrijf hebben gewerkt, ongeacht de wekelijkse arbeidsduur.

Hiertoe behoren ook personen die weliswaar een gedeelte van deze periode regelmatig hebben gewerkt, maar om een van de volgende redenen niet de gehele periode hebben kunnen werken:

1.

bijzondere productieomstandigheden op het bedrijf (bijvoorbeeld bedrijven in de olijven- of druiventeelt, bedrijven met groente- en fruitteelt in openlucht en bedrijven die zijn gespecialiseerd in de vetweiderij, die slechts gedurende een beperkt aantal maanden arbeidskrachten nodig hebben);

2.

afwezigheid vanwege vakantie, vervulling van de dienstplicht, ziekte, ongeval of overlijden;

3.

begin of beëindiging van het dienstverband op het bedrijf (hieronder vallen ook arbeidskrachten die tijdens de twaalf maanden voorafgaand aan de peildatum van de enquête van bedrijf veranderen);

4.

volledige stilstand van het werk op het bedrijf door bijzondere oorzaken (overstroming, brand enz.).

Regelmatig werkzame arbeidskrachten, niet-familieleden: mannen

Landbouwwerkzaamheden op het bedrijf (behalve huishoudelijk werk)

Regelmatig werkzame arbeidskrachten, niet-familieleden: vrouwen

Landbouwwerkzaamheden op het bedrijf (behalve huishoudelijk werk)

Niet regelmatig werkzame arbeidskrachten, niet-familieleden: mannen en vrouwen

Niet-regelmatig werkzame personen zijn werknemers die tijdens de twaalf maanden voorafgaand aan de peildatum van de enquête niet iedere week op het bedrijf hebben gewerkt om andere redenen dan die welke zijn genoemd onder Regelmatig werkzame arbeidskrachten, niet-familieleden.

Onder werkdagen van niet-regelmatig werkzame arbeidskrachten, niet-familieleden vallen alle dagen van zodanige lengte dat de arbeidskracht salaris of een andere vorm van bezoldiging (loon, winst of andere vormen van betaling inclusief betaling in natura) voor een volle dag werk krijgt, waarop werk wordt verricht dat gewoonlijk door een landbouwarbeidskracht met een volledige dagtaak wordt gedaan. Verlof- en ziektedagen gelden niet als werkdagen.

Een volle dag werk is de normale werkdag van regelmatig werkzame arbeidskrachten die in voltijdsdienst zijn.

ii)   ANDERE WINSTGEVENDE WERKZAAMHEDEN: NIET-LANDBOUWWERKZAAMHEDEN OP HET BEDRIJF (DIE NIET RECHTSTREEKS VERBAND HOUDEN MET HET BEDRIJF) EN WERK BUITEN HET BEDRIJF

Andere winstgevende werkzaamheden zijn alle werkzaamheden die worden verricht voor bezoldiging (loon, winst en andere betalingen, met inbegrip van betaling in natura, naargelang van de verleende dienst), met uitzondering van landbouwwerkzaamheden op het bedrijf als gedefinieerd in afdeling IV, onder i), en andere winstgevende werkzaamheden die rechtstreeks verband houden met het bedrijf als gedefinieerd in afdeling V, onder i).

Hieronder vallen ook landbouwwerkzaamheden die door de arbeidskrachten van een landbouwbedrijf voor een ander landbouwbedrijf worden uitgevoerd.

De informatie wordt enkel ingewonnen op bedrijven waarvan het enig bedrijfshoofd een natuurlijke persoon is (d.w.z. waar het bedrijfshoofd ook de bedrijfsleider is) en op bedrijven met meerhoofdige bedrijfsvoering. Er wordt geen informatie ingewonnen op bedrijven waar het enig bedrijfshoofd niet de bedrijfsleider is, noch in het geval van rechtspersonen.

De informatie over andere winstgevende werkzaamheden wordt geregistreerd voor het bedrijfshoofd en voor de familieleden van het enig bedrijfshoofd. De informatie wordt alleen opgenomen als zij zich actief bezighouden met landbouwwerkzaamheden op, of werkzaamheden die rechtstreeks verband houden met het bedrijf.

Niet-scheidbare, ondergeschikte winstgevende werkzaamheden buiten de landbouw die op het bedrijf worden uitgevoerd, blijven buiten beschouwing aangezien deze onder landbouwwerkzaamheden vallen.

De hier opgenomen werkzaamheden worden ingedeeld als:

—   belangrijkste werkzaamheden— werkzaamheden die meer tijd in beslag nemen dan de landbouwwerkzaamheden voor het landbouwbedrijf, of evenveel tijd in beslag nemen;

—   ondergeschikte werkzaamheden— werkzaamheden die minder tijd in beslag nemen dan de landbouwwerkzaamheden voor het landbouwbedrijf.

Andere winstgevende werkzaamheden van het bedrijfshoofd, tevens bedrijfsleider:

Alle winstgevende werkzaamheden die niet rechtstreeks verband houden met het bedrijf, die als belangrijkste of ondergeschikte werkzaamheden worden uitgevoerd door het bedrijfshoofd, tevens bedrijfsleider.

Andere winstgevende werkzaamheden van de andere familieleden van het enig bedrijfshoofd:

 

Belangrijkste werkzaamheden

Het aantal personen (hetzij de echtgenoot/echtgenote van het enig bedrijfshoofd, hetzij familieleden van het enig bedrijfshoofd) dat winstgevende werkzaamheden die niet rechtstreeks verband houden met het bedrijf uitvoert als belangrijkste werkzaamheden.

 

Ondergeschikte werkzaamheden

Het aantal personen (hetzij echtgenoot/echtgenote van het enig bedrijfshoofd, hetzij familieleden van het enig bedrijfshoofd) dat winstgevende werkzaamheden die niet rechtstreeks verband houden met het bedrijf uitvoert als ondergeschikte werkzaamheden.

V.   ANDERE WINSTGEVENDE WERKZAAMHEDEN VAN HET BEDRIJF (DIE RECHTSTREEKS VERBAND HOUDEN MET HET BEDRIJF)

i)   LIJST VAN ANDERE WINSTGEVENDE WERKZAAMHEDEN

Andere winstgevende werkzaamheden van het bedrijf zijn alle werkzaamheden die geen landbouwwerkzaamheden zijn, maar die wel rechtstreeks verband houden met het bedrijf en die economische gevolgen hebben voor het bedrijf.

„Werkzaamheden die rechtstreeks verband houden met het bedrijf” zijn activiteiten waarvoor hetzij de middelen (grond, gebouwen, machines enz.) hetzij de producten van het bedrijf worden gebruikt. Indien alleen de landbouwarbeidskrachten (familieleden en niet-familieleden) en geen andere middelen van het bedrijf worden gebruikt, worden de werknemers geacht voor twee bedrijven te werken, en worden deze andere winstgevende werkzaamheden niet geacht rechtstreeks verband te houden met het bedrijf.

Zowel niet-landbouwwerkzaamheden als landbouwwerkzaamheden voor andere bedrijven zijn inbegrepen.

Met winstgevende werkzaamheden wordt in dit verband actief werk bedoeld; zuiver financiële investeringen blijven daarom buiten beschouwing. Verpachting van grond voor diverse activiteiten zonder verdere betrokkenheid bij deze activiteiten blijft eveneens buiten beschouwing.

 

Verstrekking van gezondheids-, maatschappelijke of onderwijsdiensten

Elke activiteit die verband houdt met de verstrekking van gezondheids-, maatschappelijke of onderwijsdiensten en/of maatschappelijke bedrijfsactiviteiten, waarvoor hetzij de middelen hetzij de primaire producten van het bedrijf worden gebruikt.

 

Toerisme, accommodatie en recreatie

Alle activiteiten op het gebied van toerisme, accommodatie, openstelling van het bedrijf voor toeristen of andere groepen, sport en recreatie enz., waarvoor de grond, de gebouwen of andere middelen van het bedrijf worden gebruikt.

 

Ambachten

Ambachtelijke producten die hetzij op het bedrijf door het bedrijfshoofd of zijn/haar familieleden, hetzij door arbeidskrachten die geen familieleden zijn, zijn vervaardigd, mits de makers ervan ook landbouwwerk verrichten, ongeacht hoe de producten worden verkocht.

 

Verwerking van landbouwproducten

De verwerking van een primair landbouwproduct tot een secundair product op het bedrijf, ongeacht of de grondstoffen op het bedrijf worden geproduceerd of elders worden gekocht. Dit omvat onder meer de verwerking van vlees, de bereiding van kaas enz.

De verwerking van landbouwproducten valt onder deze rubriek, tenzij de verwerking wordt beschouwd als een onderdeel van een landbouwactiviteit. De verwerking van wijn en de productie van olijfolie zijn daarom uitgesloten tenzij de ingekochte hoeveelheid wijn of olijfolie in verhouding aanzienlijk is.

 

Productie van hernieuwbare energie

De productie van hernieuwbare energie voor de markt, inclusief biogas, biobrandstof en elektriciteit, met windturbines of andere installaties of uit landbouwgrondstoffen.

Hernieuwbare energie die alleen voor het eigen gebruik van het bedrijf wordt geproduceerd, blijft buiten beschouwing.

 

Houtverwerking (bv. zagen)

De verwerking, op het landbouwbedrijf, van ruw hout voor de markt (zagen enz.).

 

Aquacultuur

Productie van vis, rivierkreeft enz. op het bedrijf. Werkzaamheden die alleen het vissen betreffen, blijven buiten beschouwing.

 

Loonwerk (met behulp van productiemiddelen van het bedrijf)

Loonwerk waarbij de installaties van het bedrijf worden gebruikt, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen werk binnen of buiten de landbouwsector, bv. sneeuwruimen, vervoer, landschapsonderhoud, diensten in de landbouw of op milieugebied enz.

 

landbouwwerkzaamheden (voor andere bedrijven)

 

geen landbouwwerkzaamheden

 

Bosbouw

Bosbouw waarbij zowel de landbouwarbeidskrachten als de gewoonlijk voor landbouwdoeleinden gebruikte machines en installaties van het bedrijf worden gebruikt.

 

Andere

Andere winstgevende werkzaamheden die rechtstreeks verband houden met het bedrijf, niet elders genoemd.

Wie is hierbij betrokken?

De hier opgenomen werkzaamheden worden ingedeeld als:

—   belangrijkste werkzaamheden— werkzaamheden die meer tijd in beslag nemen dan de landbouwwerkzaamheden voor het landbouwbedrijf, of evenveel tijd in beslag nemen;

—   ondergeschikte werkzaamheden— werkzaamheden die minder tijd in beslag nemen dan de landbouwwerkzaamheden voor het landbouwbedrijf.

Bedrijfshoofd, tevens bedrijfsleider

Andere familieleden van het enig bedrijfshoofd, die dit als hun belangrijkste werkzaamheden hebben

Andere familieleden van het enig bedrijfshoofd, die dit als hun ondergeschikte werkzaamheden hebben

Niet-familieleden die regelmatig op het bedrijf werkzaam zijn, die dit als hun belangrijkste werkzaamheden hebben

Niet-familieleden die regelmatig op het bedrijf werkzaam zijn, die dit als hun ondergeschikte werkzaamheden hebben

ii)   BELANG VAN DE ANDERE WINSTGEVENDE WERKZAAMHEDEN DIE EEN RECHTSTREEKS VERBAND HEBBEN MET HET BEDRIJF

Aandeel in de finale output van het bedrijf

Het belang van de andere winstgevende werkzaamheden die rechtstreeks verband houden met het bedrijf in de output van het bedrijf wordt geschat als het aandeel van de omzet van andere winstgevende werkzaamheden die rechtstreeks verband houden met het bedrijf in de totale omzet van het bedrijf, vermeerderd met de rechtstreekse betalingen, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (9).

Formula

VI.   STEUN VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING

Voordelen van het bedrijf gedurende de voorgaande drie jaar uit hoofde van de volgende maatregelen inzake plattelandsontwikkeling

In titel III, hoofdstuk 1, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 vastgestelde maatregelen waarvan de landbouwer een begunstigde is.

Er moet informatie worden ingewonnen over de vraag of het bedrijf gedurende de voorgaande drie jaar volgens bepaalde vaste normen en regels die zijn neergelegd in de recentste wetgeving, voordelen heeft genoten uit hoofde van een van de volgende maatregelen inzake plattelandsontwikkeling.

 

Deelname door landbouwers aan voedselkwaliteitsprogramma's

Artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1305/2013: Kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

 

Betalingen in het kader van de Natura 2000-richtlijn en de kaderrichtlijn water  (10)

Artikel 30 van Verordening (EU) nr. 1305/2013: Betalingen in het kader van de Natura 2000-richtlijn en de kaderrichtlijn water

 

Agromilieubetalingen — klimaatbetalingen

Artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1305/2013: Agromilieu- en klimaatsteun

 

Biologische landbouw

Artikel 29 van Verordening (EU) nr. 1305/2013: Biologische landbouw

 

Dierenwelzijnsbetalingen

Artikel 33 van Verordening (EU) nr. 1305/2013: Dierenwelzijn

 

Investeringen in materiële activa

Artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1305/2013: Investeringen in materiële activa

 

Preventie en herstel van door natuurrampen en rampzalige gebeurtenissen beschadigd landbouwproductiepotentieel

Artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1305/2013: Herstel van door natuurrampen of rampzalige gebeurtenissen beschadigd agrarisch productiepotentieel en invoering van passende preventieve acties

 

Ontwikkeling van landbouwbedrijven en ondernemingen

Artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1305/2013: Ontwikkeling van landbouwbedrijven en ondernemingen

 

Investeringen in de ontwikkeling van het bosareaal en verbetering van de rendabiliteit van bossen

Artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1305/2013: Investeringen in de ontwikkeling van bosgebieden en de verbetering van de levensvatbaarheid van bossen

 

Bebossing en de aanleg van beboste gebieden

Artikel 22 van Verordening (EU) nr. 1305/2013: Bebossing en de aanleg van beboste gebieden

 

Invoering van boslandbouwsystemen

Artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1305/2013: Invoering van boslandbouwsystemen

 

Preventie en herstel van schade aan bossen

Artikel 24 van Verordening (EU) nr. 1305/2013: Preventie en herstel van schade aan bossen door bosbranden en natuurrampen en rampzalige gebeurtenissen

 

Investeringen ter verbetering van de veerkracht en de ecologische waarde van bossen

Artikel 25 van Verordening (EU) nr. 1305/2013: Investeringen ter verbetering van de veerkracht en de milieuwaarde van bosecosystemen

 

Investeringen in bosbouwtechnologieën en in de verwerking, het transport en de afzet van bosbouwproducten

Artikel 26 van Verordening (EU) nr. 1305/2013: Investeringen in bosbouwtechnologieën en in de verwerking, mobilisering en afzet van bosproducten.

 

Betalingen voor gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen

Artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1305/2013: Betalingen voor gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen

 

Bosmilieu- en klimaatdiensten en bosinstandhouding

Artikel 34 van Verordening (EU) nr. 1305/2013: Bosmilieu- en klimaatdiensten en bosinstandhouding

 

Risicobeheer

Artikel 36 van Verordening (EU) nr. 1305/2013: Risicobeheer

VII.   OP LANDBOUWBEDRIJVEN TOEGEPASTE METHODEN VOOR HET BEHEER VAN GROND EN MEST

Bodembewerkingsmethoden op bouwland in de openlucht

Conventionele bodembewerking

Bouwland dat op conventionele wijze wordt bewerkt, waarbij de grond bij de primaire bodembewerking gewoonlijk met een schaarploeg of schijvenploeg wordt gekeerd en vervolgens een secundaire bodembewerking met schijfeggen wordt uitgevoerd.

Niet-kerende bodembewerking

Bouwland dat minimaal wordt bewerkt, gewoonlijk zonder de bodem te keren, waardoor plantenresten (ten minste 30 %) op het bodemoppervlak achterblijven met het oog op erosiebeheersing en vochtbehoud.

Geen bodembewerking (met uitzondering van bouwland in de openlucht waar meerjarige gewassen groeien)

Bouwland waarop geen bodembewerking wordt toegepast tussen het oogsten en het zaaien.

Bodembedekking op bouwland in de openlucht

De manier waarop bouwland bedekt wordt met planten of resten of onbedekt wordt gelaten in de winter.

Normale wintergewassen

Bouwland waarop in de herfst gewassen worden gezaaid die groeien tijdens de winter (normale wintergewassen zoals wintertarwe), gewoonlijk geoogst of gebruikt voor begrazing.

Bodembedekkers of tussengewassen

Bouwland dat specifiek wordt ingezaaid om verlies van grond, voedingsstoffen en gewasbeschermingsmiddelen te voorkomen tijdens de winter of tijdens andere perioden waarin het land anders braak zou liggen en aan kwaliteitsverlies zou blootstaan. Het economische belang van deze gewassen is gering en het belangrijkste doel is bescherming van de bodem en de voedingsstoffen.

Gewoonlijk worden deze gewassen in het voorjaar, voordat een ander gewas wordt ingezaaid, ondergeploegd en worden ze niet geoogst of begraasd.

Plantenresten

Bouwland dat tijdens de winter bedekt is met plantenresten en stoppels van het vorige teeltseizoen. Tussengewassen en bodembedekkers blijven buiten beschouwing.

Kale grond

Bouwland dat in de herfst wordt omgeploegd of op een andere manier wordt bewerkt, in de winter niet wordt ingezaaid noch met plantenresten bedekt is, en braak ligt tot de landbouwbewerkingen voor de zaaivoorbereiding of het zaaien in de daaropvolgende lente.

Bouwland in de openlucht waar meerjarige gewassen groeien

Arealen bouwland in de openlucht waar meerjarige gewassen groeien die niet zijn ingezaaid/bebouwd tijdens het referentiejaar.

Gewasrotatie op bouwland

Bij gewasrotatie worden op een bepaald stuk grond volgens een gepland patroon of in een geplande volgorde in opeenvolgende oogstjaren afwisselend gewassen verbouwd, zodat gewassen van dezelfde soort niet ononderbroken op hetzelfde stuk grond worden verbouwd.

Percentage bouwland gebruikt voor gewasrotatie

Bouwland dat deel uitmaakt van een geplande gewasrotatie.

Ecologisch aandachtsgebied — Totale oppervlakte akkerranden, bufferstroken, heggen, bomen, braakland, biotopen, bebost gebied en landschapskenmerken

Arealen waarvoor de bedrijfsleider waarborgt dat zij een ecologisch aandachtsgebied vormen zoals omschreven in artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1307/2013. Totale oppervlakte akkerranden, bufferstroken, heggen, bomen, braakland, biotopen, bebost gebied en landschapskenmerken.

Hoeft alleen te worden vermeld voor bedrijven met meer dan 15 ha bouwland.

Bemestingstechnieken

Het percentage van de totale mest van het landbouwbedrijf (geproduceerd plus ingevoerd min uitgevoerd) die op de landbouwgrond wordt verspreid met de verschillende beschikbare technieken.

Breedstrooien

De mest wordt over het oppervlak van een stuk land of gewas verspreid zonder gebruik te maken van rijenbemesting of injectietechnieken.

 

Geen onderwerking

Het percentage van de totale gebruikte mest waarbij geen onderwerking in de grond is uitgevoerd. Indien geen onderwerking van de mest wordt uitgevoerd binnen 24 uur na het breedstrooien, valt dit onder deze rubriek.

 

Onderwerking binnen vier uur

Het percentage van de totale gebruikte mest waarbij er binnen vier uur na de bemesting mechanische onderwerking in de grond is uitgevoerd.

 

Onderwerking na vier uur

Het percentage van de totale gebruikte mest waarbij er meer dan vier uur na de bemesting mechanische onderwerking in de grond is uitgevoerd. Indien geen onderwerking van de mest wordt uitgevoerd binnen 24 uur na het breedstrooien, valt dit niet onder deze rubriek maar onder de rubriek Geen onderwerking.

Rijenbemesting

Gier of drijfmest wordt aangebracht in parallelle rijen zonder mest tussen de rijen in, met gebruik van een machine (rijenbemester) die aan het uiteinde van een tank of tractor wordt bevestigd om de gier of drijfmest op grondniveau te verspreiden.

 

Sleepslang

Een soort rijenbemester die bestaat uit een aantal slangen die aan een giek zijn bevestigd, waarbij geen werktuigen worden gebruikt om gewassen of grassprieten te scheiden.

 

Sleepvoet

Een soort rijenbemester die bestaat uit een aantal voet- of schoenvormige werktuigen die aan een giek zijn bevestigd en ontworpen zijn om gewassen of grassprieten te scheiden, teneinde de mest in rijen op het oppervlak aan te brengen en verontreiniging van de gewassen of het gras te verminderen.

Injectie

Het gebruik van gier of drijfmest door deze aan te brengen in sleuven die in de bodem zijn gemaakt op verschillende diepten, afhankelijk van de gebruikte soort injector.

 

Zode-injectie/open sleuven

De sleuven zijn ondiep, gewoonlijk ongeveer 50 mm diep. Zij worden opengelaten na de bemesting.

 

Mestinjectie/dichte sleuven

De sleuven zijn dieper, gewoonlijk ongeveer 150 mm diep. Zij worden dichtgerold na de bemesting.

Invoer/uitvoer van mest van en naar het bedrijf

Het totaal van de geproduceerde mest die niet op het bedrijf zelf wordt gebruikt

De hoeveelheid mest die van het bedrijf wordt weggevoerd.

Mest die naar het bedrijf wordt ingevoerd

De hoeveelheid mest die naar het bedrijf wordt gebracht voor gebruik in de landbouw, ongeacht of hiervoor is betaald of deze gratis is ontvangen.”


(1)  De basisdefinities van het landbouwbedrijf en de grootvee-eenheid zijn opgenomen in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1166/2008.

(2)  Verordening (EU) nr. 31/2011 van de Commissie van 17 januari 2011 tot wijziging van de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 13 van 18.1.2011, blz. 3).

(3)  Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).

(4)  Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 138/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 5 december 2003 betreffende de landbouwrekeningen in de Gemeenschap (PB L 33 van 5.2.2004, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549).

(7)  Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1).

(8)  Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad van 29 april 2008 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1493/1999, (EG) nr. 1782/2003, (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 3/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 2392/86 en (EG) nr. 1493/1999 (PB L 148 van 6.6.2008, blz. 1).

(9)  Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).

(10)  Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).


Top