EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014R0559

Verordening (EU) nr. 559/2014 van de Raad van 6 mei 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof 2 Voor de EER relevante tekst

PB L 169 van 7.6.2014, p. 108–129 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 29/11/2021; opgeheven door 32021R2085

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2014/559/oj

7.6.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 169/108


VERORDENING (EU) Nr. 559/2014 VAN DE RAAD

van 6 mei 2014

tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof 2

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 187 en 188, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Publiek-private partnerschappen in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven werden voor het eerst mogelijk gemaakt door Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (2).

(2)

In Beschikking 2006/971/EG van de Raad (3) werden specifieke publiek-private partnerschappen aangeduid die moeten worden ondersteund, waaronder een publiek-privaat partnerschap op het specifieke gebied van het gezamenlijke technologie-initiatief voor brandstofcellen en waterstof.

(3)

De mededeling van de Commissie met als titel „Europa 2020 — Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” (de „Europa 2020-strategie”), onderschreven door het Europees Parlement en de Raad, benadrukt dat gunstige voorwaarden voor investeringen in kennis en innovatie moeten worden ontwikkeld teneinde slimme, duurzame en inclusieve groei in de Unie te verwezenlijken.

(4)

Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) („Horizon 2020”) beoogt een groter effect met betrekking tot onderzoek en innovatie te bewerkstelligen door financiering uit hoofde van Horizon 2020 en uit de private sector te combineren in publiek-private partnerschappen voor kerngebieden waarop onderzoek en innovatie die kunnen bijdragen aan de bredere concurrentiedoelstellingen van de Unie, het aantrekken van particuliere investeringen en het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Deze partnerschappen dienen gebaseerd te zijn op een langetermijnbetrokkenheid, waarbij sprake is van een evenwichtige bijdrage door alle partners, verantwoording schuldig te zijn voor het halen van hun doelstellingen en moeten worden afgestemd op de strategische doelstellingen van de Unie op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Het beheer en de werking van deze partnerschappen moeten open, transparant, effectief en efficiënt zijn, en moeten een brede reeks belanghebbenden die op hun specifieke gebieden actief zijn, de gelegenheid bieden deel te nemen. In overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1291/2013, kan de betrokkenheid van de Unie bij die publiek-private partnerschappen de vorm aannemen van financiële bijdragen aan gemeenschappelijke ondernemingen die op basis van artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) uit hoofde van Besluit nr. 1982/2006/EG zijn opgericht.

(5)

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1291/2013 en Besluit 2013/743/EU van de Raad (5) dienen de krachtens Besluit nr. 1982/2006/EG opgerichte gemeenschappelijke ondernemingen verdere ondersteuning te krijgen onder de voorwaarden omschreven in Besluit 2013/743/EU.

(6)

De Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof (hierna: FCH — Fuel Cells and Hydrogen) die is opgericht bij Verordening (EG) nr. 521/2008 van de Raad (6) heeft aangetoond dat waterstof als schone energiedrager en brandstofcellen als energieomzetters mogelijkheden bieden voor de ontwikkeling van schone systemen die de uitstoot beperken, de energiezekerheid versterken en de economie stimuleren. De tussentijdse evaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH vermeld in de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s met als titel „Partnerschappen in onderzoek en innovatie”, heeft aangetoond dat de gemeenschappelijke onderneming goede diensten heeft bewezen als platform voor het smeden van een sterk partnerschap, het aantrekken van publieke en private financiering en het vergroten van de betrokkenheid van het bedrijfsleven, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s, elders ook aangeduid als het midden- en kleinbedrijf/mkb). Die evolutie heeft eveneens een intensivering van de activiteiten rond de productie, opslag en distributie van waterstof aanbevolen, hetgeen dan ook in de nieuwe doelstellingen is opgenomen. Daarom moet de ondersteuning van het onderzoeksgebied van de gemeenschappelijke onderneming worden voortgezet om een portefeuille van schone, efficiënte en betaalbare oplossingen te ontwikkelen totdat deze rijp zijn voor marktintroductie.

(7)

Daartoe, moet een nieuwe gemeenschappelijke onderneming in uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake brandstofcellen en waterstof (de „Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2”) worden opgericht en moet deze de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof vervangen en opvolgen.

(8)

Bij het voortzetten van de ondersteuning van het onderzoeksprogramma inzake brandstofcellen en waterstof moet tevens rekening worden gehouden met de ervaring die is opgedaan bij de werkzaamheden van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH, met inbegrip van de resultaten van de eerste tussentijdse evaluatie van de Commissie en de resultaten van de raadpleging van belanghebbenden. Die doorlopende ondersteuning dient te worden tenuitvoergelegd door gebruik van een structuur en van regels die geschikter zijn voor het doel ervan, zodat de efficiëntie toeneemt en vereenvoudiging wordt bewerkstelligd. Hiertoe moet de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 specifiek op haar behoeften aansluitende financiële regels vaststellen, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (7).

(9)

De andere leden dan de Unie van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH hebben zich schriftelijk akkoord verklaard de onderzoeksactiviteiten in het kader van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH uit te voeren binnen een structuur die is aangepast aan de aard van een publiek-privaat partnerschap. De andere leden dan de Unie van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 worden geacht de in de bijlage bij deze verordening omschreven statuten te onderschrijven door middel van een instemmingsbrief.

(10)

Voor de verwezenlijking van haar doelstellingen moet de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2, hoofdzakelijk in de vorm van subsidies, financiële bijstand bieden, aan deelnemers na openbare en vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen.

(11)

Bijdragen van de andere leden dan de Unie en hun samenstellende entiteiten of gelieerde entiteiten mogen niet uitsluitend beperkt zijn tot de administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 en tot de medefinanciering die vereist is voor het uitvoeren van onderzoeks- en innovatieactiviteiten die steun krijgen van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2. Hun bijdragen moeten ook betrekking hebben op door de andere leden dan de Unie of hun samenstellende entiteiten of gelieerde entiteiten te ondernemen aanvullende activiteiten zoals omschreven in een aanvullendeactiviteitenplan. Om een goed overzicht van de hefboomwerking te verkrijgen moeten die aanvullende activiteiten een bijdrage vertegenwoordigen aan het bredere gezamenlijke technologie-initiatief brandstofcellen en waterstof.

(12)

Iedere in aanmerking komende instantie kan als deelnemer of coördinator bij de geselecteerde projecten worden betrokken. Naargelang de specifieke behoeften van het beleid of de aard en de doelstelling van de actie als bepaald in het werkplan, kan worden verlangd dat de deelnemers samenstellende entiteiten van een ander lid dan de Unie zijn overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1290/2013 van het Europees Parlement en de Raad (8).

(13)

De specifieke kenmerken van de brandstofcel- en waterstofsector, met name dat het om een sector gaat die nog in de kinderschoenen staat, waarvan de investeringen nog geen duidelijk rendement opleveren en waarvan de belangrijkste voordelen van maatschappelijke aard zijn, rechtvaardigen dat de bijdrage van de Unie hoger is dan de bijdrage van de andere leden dan de Unie. Om een bredere representativiteit van de groeperingen die lid zijn van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 te bevorderen en de deelname van nieuwe samenstellende entiteiten aan het gezamenlijke technologie-initiatief te ondersteunen, moet de bijdrage van de Unie in twee tranches worden verdeeld, waarvan de tweede afhankelijk moet worden gemaakt van aanvullende verbintenissen, met name van nieuwe samenstellende entiteiten.

(14)

Bij de beoordeling van het algehele effect van het gezamenlijke technologie-initiatief brandstofcellen en waterstof zal rekening worden gehouden met de investeringen van alle andere juridische entiteiten dan de Unie die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het gezamenlijke technologie-initiatief brandstofcellen en waterstof. De kosten die alle juridische entiteiten hebben gemaakt inzake aanvullende activiteiten buiten het werkplan van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 welke bijdragen tot de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 moeten worden gedeclareerd bij de ondertekening van subsidieovereenkomsten. Deze algemene investeringen in het gezamenlijke technologie-initiatief brandstofcellen en waterstof zullen naar verwacht ten minste 665 000 000 EUR bedragen.

(15)

Deelname aan door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 gefinancierde acties onder contract moet voldoen aan Verordening (EU) nr. 1290/2013. De Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 dient er voorts voor te zorgen dat deze regels op basis van door de Commissie vastgestelde relevante maatregelen consequent worden toegepast.

(16)

De Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 moet ook gebruikmaken van de elektronische middelen die door de Commissie worden beheerd, teneinde openheid en transparantie te waarborgen en deelname te vergemakkelijken. De door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 gedane oproepen tot het indienen van voorstellen dienen ook op het centraal deelnemersportaal en via andere door de Commissie beheerde elektronische verspreidingsmiddelen van Horizon 2020 te worden bekendgemaakt. Voorts moeten relevante gegevens over onder meer voorstellen, aanvragers, subsidies en deelnemers door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 ter beschikking worden gesteld opdat zij in de door de Commissie beheerde elektronische verslagleggings- en verspreidingssystemen kunnen worden opgenomen, in een gepast formaat en volgens de periodiciteit overeenkomstig de verslagleggingsverplichtingen van de Commissie.

(17)

De Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 dient rekening te houden met de OESO-definities met betrekking tot de niveaus van technische paraatheid in de classificatie van technologisch onderzoek, productontwikkeling en demonstratieactiviteiten.

(18)

De financiële bijdrage van de Unie moet worden beheerd volgens het beginsel van goed financieel beheer en de toepasselijke regels voor indirect beheer van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (9).

(19)

Ten behoeve van de vereenvoudiging dienen de administratieve lasten voor alle partijen te worden verminderd. Dubbele audits en onevenredige hoeveelheden documentatie en verslaglegging moeten worden vermeden. Audits bij ontvangers van financiering van de Unie uit hoofde van deze verordening moeten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1291/2013 worden uitgevoerd.

(20)

De financiële belangen van de Unie en van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 moeten gedurende de gehele uitgavencyclus worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, waaronder de preventie en opsporing van en het onderzoek naar onregelmatigheden, de terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of verkeerd bestede middelen en, indiennodig, het opleggen van administratieve en financiële sancties overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

(21)

De interne auditor van de Commissie dient ten aanzien van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 dezelfde bevoegdheden uit te oefenen als ten aanzien van de Commissie.

(22)

Gezien de specifieke aard en de huidige status van gemeenschappelijke ondernemingen en teneinde de continuïteit met het Zevende kaderprogramma te bewaren moet op gemeenschappelijke ondernemingen een afzonderlijke kwijting van toepassing blijven. In afwijking van artikel 60, lid 7, en artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 dient de kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 door het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad te worden verleend. De in artikel 60, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 vervatte verslagleggingsvereisten gelden derhalve niet voor de financiële bijdrage van de Unie aan de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 maar zij moeten zoveel mogelijk in overeenstemming worden gebracht met de verslagleggingsvereisten voor organen als bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012. Het controleren van de rekeningen en van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen dient door de Rekenkamer te worden verricht.

(23)

De Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 dient op een open en transparante manier te functioneren door alle relevante informatie tijdig aan haar bevoegde organen te verstrekken en haar activiteiten, waaronder informatie- en verspreidingsactiviteiten, bij het bredere publiek te bevorderen. Het reglement van orde van de organen van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 moet openbaar worden gemaakt.

(24)

Horizon 2020 dient bij te dragen aan het dichten van de kloof tussen onderzoek en innovatie binnen de Unie door het bevorderen van synergiën met de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESIF). Daarom moet de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 streven naar een nauwe wisselwerking met de ESIF te ontwikkelen, welke specifiek kan bijdragen tot het versterken van de plaatselijke, de regionale en de nationale onderzoeks- en innovatiecapaciteiten in het kader van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 en doordachte maatregelen op het gebied van specialisatie kunnen ondersteunen.

(25)

De Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 was opgericht voor een periode die liep tot en met 31 december 2017. De Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 moet verder steun verlenen aan het onderzoeksprogramma voor brandstofcellen en waterstof door uitvoering te geven aan de resterende acties uit hoofde van Verordening (EG) nr. 521/2008 en in overeenstemming met diezelfde verordening. De overgang van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH naar de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 moet worden afgestemd op en gesynchroniseerd met de overgang van het zevende kaderprogramma naar Horizon 2020 om ervoor te zorgen dat de voor onderzoek beschikbare financiering optimaal wordt besteed. In het belang van de rechtszekerheid en de duidelijkheid moet Verordening (EG) nr. 521/2008 derhalve worden ingetrokken en moeten overgangsbepalingen worden vastgesteld.

(26)

Gezien het doel van Horizon 2020, namelijk meer eenvoud en samenhang, moeten alle oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van Gemeenschappelijke Verordening FCH 2 de looptijd van Horizon 2020 in acht nemen.

(27)

Daar de doelstelling van deze verordening, met name het oprichten van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 teneinde het industriële onderzoek en innovatie te versterken over de hele Unie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege het voorkomen van duplicering, het behouden van de kritische massa en het waarborgen van een optimale benutting van de overheidsfinanciering, beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Oprichting

1.   Voor de uitvoering van het gezamenlijke technologie-initiatief inzake brandstofcellen en waterstof wordt een gemeenschappelijke onderneming in de zin van artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna de „Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2”) opgericht voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2024. Teneinde rekening te houden met de looptijd van Horizon 2020 moeten oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 uiterlijk op 31 december 2020 geopend worden. In naar behoren gemotiveerde gevallen, kunnen voorstellen worden geopend tot en met 31 december 2021.

2.   De Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 vervangt de Gemeenschappelijke Onderneming FCH als opgericht bij Verordening (EG) nr. 521/2008, en volgt deze op.

3.   De Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 vormt een orgaan waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd als bedoeld in artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

4.   De Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 heeft rechtspersoonlijkheid. In elke lidstaat bezit zij de ruimste handelingsbevoegdheid die door de wetgeving van de betrokken lidstaat aan rechtspersonen wordt verleend. De gemeenschappelijke onderneming kan met name roerend en onroerend goederen verwerven of vervreemden en in rechte optreden.

5.   De zetel van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 bevindt zich in Brussel, België.

6.   De statuten van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 zijn in de bijlage opgenomen.

Artikel 2

Doelstellingen

1.   De Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 heeft de volgende doelstellingen:

a)

bijdragen aan de uitvoering van Verordening (EU) nr. 1291/2013 en in het bijzonder de uitdaging van zekere, schone en efficiënte energie en de uitdaging van slim, groen en geïntegreerd vervoer onder deel III van bijlage I bij Besluit 2013/743/EU;

b)

bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het gezamenlijke technologie-initiatief inzake brandstofcellen en waterstof, door de ontwikkeling van een sterke, duurzame en mondiaal concurrerende brandstofcel- en waterstofsector in de Unie.

2.   Zij moet met name:

a)

de productiekosten van brandstofcelsystemen voor vervoerstoepassingen terugdringen en de levensduur ervan verlengen tot niveaus die kunnen concurreren met conventionele technologieën;

b)

zorgen voor een verhoging van de elektrische efficiëntie en de duurzaamheid van de verschillende soorten brandstofcellen die worden gebruikt voor de elektriciteitsproductie, tot niveaus die kunnen concurreren met conventionele technologieën, terwijl de kosten verlagen;

c)

de energie-efficiëntie van het produceren van waterstof uit hoofdzakelijk elektrolyse van water en hernieuwbare bronnen verhogen en tegelijk de exploitatiekosten en de kapitaalkosten terugdringen, zodat het waterstofproductiesysteem en de conversie met behulp van het brandstofcelsysteem als gecombineerd systeem kunnen concurreren met de op de markt beschikbare alternatieven voor elektriciteitsproductie;

d)

op grote schaal de uitvoerbaarheid demonstreren van het gebruik van waterstof ter ondersteuning van de integratie van hernieuwbare energiebronnen in de energiesystemen, onder meer door het gebruik ervan als concurrerend opslagmedium voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen;

e)

het gebruik terugdringen van de door de EU gedefinieerde „kritieke grondstoffen”, bijvoorbeeld door middel van grondstoffen die platinumvrij zijn of die een laag platinumgehalte hebben en door zeldzame aardmetalen te recycleren of het gebruik ervan terug te dringen of te vermijden.

Artikel 3

Financiële bijdrage van de Unie

1.   De financiële bijdrage van de Unie, met inbegrip van EVA-kredieten, aan de administratiekosten en de exploitatiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 bedraagt hoogstens 665 000 000 EUR en is als volgt samengesteld:

a)

hoogstens 570 000 000 EUR correspondeert met de door de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2, dan de Unie, of hun samenstellende entiteiten of gelieerde entiteiten overeenkomstig artikel 4, lid 1, vastgelegde bijdrage;

b)

hoogstens 95 000 000 EUR correspondeert met een door de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2, dan de Unie, of hun samenstellende entiteiten of gelieerde entiteiten overeenkomstig artikel 4, lid 1, eventuele aanvullende bijdrage die boven het in artikel 4, lid 1, gespecificeerde minimumbedrag wordt vastgelegd.

De financiële bijdrage van de Unie wordt betaald uit de kredieten in de algemene begroting van de Unie gereserveerd voor het specifieke programma van Horizon 2020 voor de uitvoering van Horizon 2020 overeenkomstig artikel 58, lid 1, onder c), iv), en de artikelen 60 en 61 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 voor organen als bedoeld in artikel 209 van die verordening.

2.   De regelingen betreffende de financiële bijdrage van de Unie worden vastgelegd in een delegatieovereenkomst en jaarlijkse overeenkomsten betreffende de overdracht van middelen, die worden gesloten tussen de Commissie, namens de Unie, en de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2.

3.   De in lid 2 van dit artikel bedoelde delegatieovereenkomst heeft betrekking op de aspecten vastgelegd in artikel 58, lid 3, en de artikelen 60 en 61 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en in artikel 40 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012, alsmede onder meer op de volgende zaken:

a)

de voorwaarden voor de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 wat betreft de relevante prestatie-indicatoren als bedoeld in bijlage II bij Besluit 2013/743/EU;

b)

de voorwaarden voor de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 wat betreft de voortgangscontrole als bedoeld in bijlage III bij Besluit 2013/743/EU;

c)

de specifieke prestatie-indicatoren in verband met het functioneren van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2;

d)

de regeling betreffende de verstrekking van de gegevens die nodig zijn om te waarborgen dat de Commissie kan voldoen aan haar verspreidings- en verslagleggingsverplichtingen, onder meer op het centraal deelnemersportaal en via andere door de Commissie beheerde elektronische verspreidingsmiddelen van Horizon 2020;

e)

voorzieningen waardoor de door Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 gedane oproepen tot het indienen van voorstellen ook op het centraal deelnemersportaal en via andere door de Commissie beheerde elektronische verspreidingsmiddelen van Horizon 2020 bekend kunnen worden gemaakt;

f)

het gebruik van en de veranderingen in personele middelen, met name aanwerving per functiegroep, rang en categorie, de procedure voor herclassificatie en eventuele wijzigingen van het aantal personeelsleden.

Artikel 4

Bijdragen van andere leden dan de Unie

1.   De andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 dan de Unie dragen gedurende de in artikel 1 bepaalde periode in totaal ten minste 380 000 000 EUR bij of zorgen ervoor dat hun samenstellende entiteiten of gelieerde entiteiten deze bijdrage verstrekken.

2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde bijdrage bestaat uit het volgende:

a)

bijdragen aan de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 als bepaald in artikel 13, lid 2, en artikel 13, lid 3, onder b), van de in de bijlage opgenomen statuten;

b)

bijdragen in natura van ten minste 285 000 000 EUR gedurende de in artikel 1 bepaalde periode door de andere leden dan de Unie of hun samenstellende entiteiten of hun gelieerde entiteiten, bestaande uit de door hen gemaakte kosten bij het uitvoeren van aanvullende activiteiten buiten het werkplan van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 die bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het gezamenlijke technologie-initiatief FCH. Die kosten kunnen overeenkomstig de toepasselijke regels en procedures door andere financieringsprogramma’s van de Unie worden gedragen. In dergelijke gevallen komt de financiering van de Unie niet in de plaats van de bijdragen in natura van de andere leden dan de Unie of hun samenstellende entiteiten of hun gelieerde entiteiten.

De onder b) van dit lid bedoelde kosten komen niet in aanmerking voor financiële steun van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2. De dienovereenkomstige activiteiten worden vermeld in een jaarlijks aanvullend-activiteitenplan waarin de geraamde waarde van die bijdragen wordt aangegeven.

3.   De andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 dan de Unie brengen jaarlijks uiterlijk op 31 januari verslag uit aan de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 over de waarde van de in lid 2 bedoelde bijdragen die in elk van de voorgaande begrotingsjaren zijn verstrekt.

4.   Voor de raming van de bijdragen genoemd in lid 2, onder b), van dit artikel en artikel 13, lid 3, onder b), van de in de bijlage opgenomen statuten worden de kosten bepaald overeenkomstig de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de betrokken entiteiten, overeenkomstig de boekhoudkundige normen die van toepassing zijn in het land waar de entiteit is gevestigd en conform de vigerende internationale boekhoudkundige normen of internationale normen voor financiële verslaglegging (IFRS). De kosten worden gecertificeerd door een onafhankelijke externe auditor aangewezen door de betrokken entiteit. Als de certificering enige onzekerheid laat, kan de ramingsmethode door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 worden gecontroleerd. In het kader van deze verordening worden de kosten van bijkomende activiteiten niet door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 of enig ander Unie-orgaan gecontroleerd.

5.   De Commissie kan overgaan tot het beëindigen, evenredig verlagen of schorsen van de financiële bijdrage van de Unie aan de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 dan wel tot het inleiden van de in artikel 21, lid 2, van de statuten ontbindingsprocedure indien de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2, dan de Unie, of hun samenstellende entiteiten of gelieerde entiteiten de in lid 2 van dit artikel bedoelde bijdragen niet verstrekken, slechts gedeeltelijk verstrekken of te laat verstrekken. De beslissing van de Commissie belet niet dat de subsidiabele kosten worden terugbetaald die de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2, dan de Unie, op het tijdstip van de kennisgeving van de beslissing waarbij de bijdrage van de Unie wordt beëindigd, evenredig wordt verlaagd of geschorst aan de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 ter kennis is gebracht.

Artikel 5

Financiële regeling

Onverminderd artikel 12 van deze verordening, stelt de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 specifieke financiële regels vast overeenkomstig artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 van de Commissie (10).

Artikel 6

Personeel

1.   Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie zoals vastgelegd in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (11) (hierna „het statuut” en de „regeling (die van toepassing is op de andere personeelsleden)”) en de regels die gezamenlijk door de instellingen van de Unie zijn vastgesteld met het doel dit statuut en deze regeling toe te passen, zijn van toepassing op het personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2.

2.   De raad van bestuur oefent met betrekking tot het personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 de bevoegdheden tot aanstelling uit die krachtens het statuut aan het tot aanstelling bevoegde gezag zijn toegekend en de bevoegdheden die krachtens de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden zijn toegekend aan het tot het sluiten van arbeidscontracten bevoegde gezag (hierna „de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag”).

Overeenkomstig artikel 110 van het statuut kan de raad van bestuur op basis van artikel 2, lid 1, van het statuut en op basis van artikel 6 van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden, een besluit aannemen om de bevoegdheden tot aanstelling te delegeren aan de uitvoerend directeur en de voorwaarden vast te stellen waaronder die delegatie kan worden geschorst. De uitvoerend directeur mag deze bevoegdheden op zijn beurt subdelegeren.

Wanneer uitzonderlijke omstandigheden dit vereisen, kan de raad van bestuur een besluit nemen om de delegatie van de bevoegdheden tot aanstelling aan de uitvoerend directeur en elke daaropvolgende door hem verleende subdelegatie van die bevoegdheden tijdelijk te schorsen. In dergelijke gevallen, oefent de raad van bestuur de bevoegdheden tot aanstelling zelf uit of delegeert zij deze aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 dan de uitvoerend directeur.

3.   De raad van bestuur neemt overeenkomstig artikel 110 van het statuut passende regels aan ter uitvoering van het statuut en van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden.

4.   De personele middelen worden bepaald in de personeelsformatie van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2, waarin het aantal tijdelijke aanstellingen per functiegroep en per rang alsmede het aantal arbeidscontractanten wordt vermeld uitgedrukt in voltijdequivalenten, in overeenstemming met de jaarbegroting van de gemeenschappelijke onderneming.

5.   Het personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 bestaat uit tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten.

6.   Alle personeelskosten komen ten laste van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2.

Artikel 7

Gedetacheerde nationale deskundigen en stagiairs

1.   De Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 kan gedetacheerde nationale deskundigen en stagiairs inzetten die niet in dienst zijn bij de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2. Het aantal gedetacheerde nationale deskundigen uitgedrukt in voltijdequivalenten wordt toegevoegd aan de in artikel 6, lid 4, bedoelde informatie over het personeel, in overeenstemming met de jaarbegroting.

2.   De raad van bestuur neemt een besluit aan betreffende de regels voor detachering van nationale deskundigen bij de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 en de inzet van stagiairs.

Artikel 8

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol nr. 7 inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, is van toepassing op de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 en haar personeel.

Artikel 9

Aansprakelijkheid van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2

1.   De contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 wordt geregeld door de toepasselijke contractuele bepalingen en door de wetgeving die van toepassing is op de overeenkomst, het besluit of het contract in kwestie.

2.   In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2, overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die haar personeel bij de uitoefening van zijn taken heeft veroorzaakt.

3.   Alle betalingen door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 in verband met de aansprakelijkheid, bedoeld in de leden 1 of 2, en de daarmee verband houdende kosten en uitgaven worden beschouwd als uitgaven van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 en worden gedekt door de middelen van de gemeenschappelijk onderneming FCH 2.

4.   Alleen de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 kan op haar verplichtingen worden aangesproken.

Artikel 10

Bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie en toepasselijk recht

1.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd om uitspraak te doen:

a)

ingevolge alle arbitragebedingen in door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 gesloten overeenkomsten, of contracten, of in de besluiten ervan;

b)

in geschillen over vergoeding van schade die het personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 veroorzaakt bij de uitoefening van zijn taken;

c)

bij elk geschil tussen de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 en haar personeel binnen de grenzen en onder de voorwaarden vastgelegd in het statuut van de ambtenaren en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden.

2.   In alle aangelegenheden die niet bij deze verordening of andere rechtshandelingen van de Unie zijn geregeld, is het recht van toepassing van de staat waar de zetel van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 zich bevindt.

Artikel 11

Evaluatie

1.   Uiterlijk op 30 juni 2017 verricht de Commissie, met hulp van onafhankelijke deskundigen, een tussentijdse evaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2, waarbij met name de volgende elementen worden beoordeeld: het niveau van deelname en bijdragen aan de acties onder contract door zowel de samenstellende entiteiten van de andere leden dan de Unie of gelieerde entiteiten als andere juridische entiteiten. De Commissie stelt een verslag op over die evaluatie en neemt daarin onder meer haar conclusies en opmerkingen op. De Commissie zendt dat verslag uiterlijk op 31 december 2017 aan het Europees Parlement en aan de Raad. Met de resultaten van de tussentijdse evaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 wordt rekening gehouden bij de diepgaande beoordeling en de tussentijdse evaluatie als bedoeld in artikel 32 van Verordening (EU) nr. 1291/2013.

2.   Op grond van de conclusies van de in lid 1 van dit artikel bedoelde tussentijdse evaluatie kan de Commissie handelen in overeenstemming met artikel 4, lid 5, of andere passende maatregelen treffen.

3.   Binnen zes maanden na de ontbinding van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2, maar niet meer dan twee jaar na de inleiding van de in artikel 21 van de statuten bedoelde ontbindingsprocedure, verricht de Commissie een eindevaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2. De resultaten van deze eindevaluatie worden bij het Europees Parlement en de Raad ingediend.

Artikel 12

Kwijting

In afwijking van artikel 60, lid 7, en artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 wordt voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 kwijting verleend door het Europees Parlement, zulks op aanbeveling van de Raad overeenkomstig de procedure die is vastgelegd in de financiële regels van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2.

Artikel 13

Audits achteraf

1.   Audits achteraf van uitgaven aan acties onder contract worden door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EU) nr. 1291/2013 uitgevoerd als onderdeel van de acties onder contract van Horizon 2020.

2.   De Commissie kan besluiten om de in lid 1 van dit artikel bedoelde audits zelf uit te voeren. In dergelijke gevallen volgt zij de toepasselijke procedures, in het bijzonder de bepalingen in Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, Verordening (EU) nr. 1290/2013 en Verordening (EU) nr. 1291/2013.

Artikel 14

Bescherming van de financiële belangen van de leden

1.   De Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 verleent het personeel van de Commissie en andere door de Commissie of de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 gemachtigde personen, alsmede de Rekenkamer, toegang tot haar terreinen en gebouwen alsmede tot alle informatie, met inbegrip van informatie in elektronische vorm, die nodig is voor het uitvoeren van hun audits.

2.   Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (12) en Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (13) onderzoeken, waaronder controles en inspecties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in verband met een overeenkomst, een besluit of een contract dat krachtens deze verordening wordt gefinancierd.

3.   Onverminderd de leden 1 en 2 worden in contracten, overeenkomsten en besluiten die voortvloeien uit de uitvoering van deze verordening bepalingen opgenomen waardoor de Commissie, de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2, de Rekenkamer en het OLAF uitdrukkelijk worden gerechtigd tot het uitvoeren van dergelijke audits en onderzoeken, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.

4.   De Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 waakt er, door het uitvoeren of laten uitvoeren van de nodige interne en externe controles, over dat de financiële belangen van haar leden op adequate wijze worden beschermd.

5.   De Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 treedt toe tot het interinstitutioneel akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (14). De Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 neemt de nodige maatregelen om interne onderzoeken door het OLAF te vergemakkelijken.

Artikel 15

Vertrouwelijkheid

Onverminderd het bepaalde in artikel 16 beschermt de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 gevoelige informatie waarvan openbaarmaking de belangen van haar leden of die van deelnemers aan de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming zou kunnen schaden.

Artikel 16

Transparantie

1.   Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (15) is van toepassing op de documenten in bezit van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2.

2.   De raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 kan de praktische regelingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vaststellen.

3.   Onverminderd het bepaalde in artikel 10 van deze verordening kan tegen door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 genomen besluiten een klacht bij de ombudsman worden ingediend onder de in artikel 228 VWEU bepaalde voorwaarden.

Artikel 17

Regels voor deelname en verspreiding

Verordening (EU) nr. 1290/2013 is van toepassing op door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 gefinancierde acties. Overeenkomstig die verordening wordt de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 beschouwd als een financieringsorgaan en verleent zij financiële steun voor acties onder contract als bepaald in artikel 1 van de statuten.

Ingevolge artikel 9, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1290/2013 kunnen in de werkplannen aanvullende voorwaarden worden gesteld overeenkomstig specifieke beleidsvereisten of de aard en doelstellingen van de actie.

Artikel 18

Ondersteuning door de gaststaat

Tussen de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 en de staat waar haar zetel zich bevindt, kan een administratieve overeenkomst worden gesloten betreffende voorrechten, immuniteiten en andere ondersteuning die door de betreffende staat aan de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 wordt verstrekt.

Artikel 19

Intrekkings- en overgangsbepalingen

1.   Verordening (EG) nr. 521/2008 wordt ingetrokken.

2.   Onverminderd lid 1 blijven acties die uit hoofde van Verordening (EG) nr. 521/2008 zijn ondernomen en de financiële verplichtingen in verband met deze acties evenwel aan die verordening onderworpen totdat de acties zijn voltooid.

De in artikel 11, lid 1, van deze verordening bedoelde tussentijdse evaluatie omvat een eindevaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH uit hoofde van Verordening (EG) nr. 521/2008.

3.   Deze verordening heeft geen gevolgen voor de rechten en verplichtingen van personeel dat op grond van Verordening (EG) nr. 521/2008 in dienst is genomen.

De in de eerste alinea bedoelde arbeidscontracten van personeel kunnen op grond van deze verordening worden verlengd overeenkomstig het statuut en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden.

Met name wordt de uit hoofde van Verordening (EG) nr. 521/2008 benoemde uitvoerend directeur met ingang van 27 juni 2014 voor de resterende duur van de ambtstermijn belast met de in deze verordening vastgestelde taken van de uitvoerend directeur. De overige contractvoorwaarden blijven ongewijzigd.

4.   Tenzij de leden op grond van Verordening (EG) nr. 521/2008 anders zijn overeengekomen, worden alle rechten en verplichtingen, met inbegrip van activa, schulden of passiva van de leden uit hoofde van Verordening (EG) nr. 521/2008 overgedragen op de leden conform deze verordening.

5.   Alle ongebruikte kredieten uit hoofde van Verordening (EG) nr. 521/2008 worden overgedragen aan de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2.

Artikel 20

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 mei 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

G. STOURNARAS


(1)  Advies van 10 december 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1).

(3)  Beschikking 2006/971/EG van de Raad van 19 december 2006 betreffende het specifieke programma „Samenwerking” tot uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (PB L 400 van 30.12.2006, blz. 86).

(4)  Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende de vaststelling van Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104).

(5)  Besluit 2013/743/EU van de Raad van 3 december 2013 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van de Besluiten 2006/971/EG, 2006/972/EG, 2006/973/EG, 2006/974/EG en 2006/975/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 965).

(6)  Verordening (EG) nr. 521/2008 van de Raad van 30 mei 2008 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof (PB L 153 van 12.6.2008, blz. 1).

(7)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) nr. 1290/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de regels voor de deelname aan en de verspreiding van de resultaten van Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 81).

(9)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).

(10)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 van de Commissie van 30 september 2013 tot vaststelling van de financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen bedoeld in artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 38 van 7.2.2014, blz. 2).

(11)  Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1).

(12)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

(13)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(14)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.

(15)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).


BIJLAGE

STATUTEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING INZAKE BRANSTOFCELLEN EN WATERSTOF 2

Artikel 1

Taken

De Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 verricht de volgende taken:

a)

het verlenen van financiële steun aan acties onder contract voor onderzoek en innovatie, hoofdzakelijk in de vorm van subsidies;

b)

het tot stand brengen van de kritische massa aan onderzoeksinspanningen om vertrouwen te geven aan de industrie, publieke en private investeerders, besluitvormers en andere belanghebbenden teneinde een programma op lange termijn aan te vatten;

c)

het integreren van onderzoek en technologische ontwikkeling, centraal stellen van het realiseren van duurzaamheids- en industriële concurrentiedoelstellingen betreffende kosten, prestatie en duurzaamheid op lange termijn en ondervangen van kritieke technische problemen;

d)

het stimuleren van innovatie en van het ontstaan van nieuwe waardeketens;

e)

het faciliteren van de interactie tussen industrie, universiteiten en onderzoekscentra;

f)

het bevorderen van de betrokkenheid van kleine en middelgrote ondernemingen bij haar activiteiten, in overeenstemming met de doelstellingen van Horizon 2020;

g)

het uitvoeren van breed opgezet sociaal-technisch-economisch onderzoek voor het beoordelen en monitoren van technologische vooruitgang en niet-technische hinderpalen voor markttoegang;

h)

het aanmoedigen van de ontwikkeling van nieuwe voorschriften en normen en evalueren van bestaande voorschriften en normen om kunstmatige hindernissen voor markttoegang uit de weg te ruimen en de onderlinge uitwisselbaarheid, interoperabiliteit, grensoverschrijdende handel en uitvoermarkten te ondersteunen;

i)

het waarborgen van het efficiënt beheer van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2;

j)

het vastleggen van de financiering van de Unie en aantrekken van middelen uit de private sector en andere middelen van de publieke sector die nodig zijn voor de uitvoering van onderzoek en innovatie op het gebied van brandstofcellen en waterstof;

k)

het bevorderen en faciliteren van de betrokkenheid van de industrie bij aanvullende, niet via acties onder contract uitgevoerde activiteiten;

l)

het verrichten van activiteiten voor informatiecommunicatie, exploitatie en informatieverspreiding door dienovereenkomstige toepassing van artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1291/2013, met inbegrip van het beschikbaar stellen en toegankelijk maken van de gedetailleerde resultaten van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen in een gemeenschappelijke elektronische Horizon 2020-databank;

m)

het onderhouden van contacten met een grote verscheidenheid van belanghebbenden, waaronder onderzoeksorganisaties en universiteiten;

n)

alle andere taken die nodig zijn om de in artikel 2 van deze verordening vastgelegde doelstellingen te bereiken.

Artikel 2

Leden

De leden van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 zijn:

a)

de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie;

b)

na aanvaarding van deze statuten door middel van een instemmingsbrief, de ivzw New Energy World Industry Grouping, een non-profitorganisatie naar Belgisch recht (registratienummer: 890 025 478, met permanent kantoor in Brussel, België) (de „industriegroepering”), en

c)

na aanvaarding van deze statuten door middel van een instemmingsbrief, de ivzw New European Research Grouping on Fuel Cells and Hydrogen, een non-profitorganisatie naar Belgisch recht (registratienummer: 0897.679.372, met permanent kantoor in Brussel, België) („onderzoeksgroepering”).

De samenstellende entiteiten zijn de entiteiten gevormd door elk van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 dan de Unie, overeenkomstig de statuten van het lid in kwestie.

Artikel 3

Wijziging van het lidmaatschap

1.

Elk lid kan zijn lidmaatschap van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 beëindigen. De beëindiging wordt zes maanden nadat de andere leden ervan op de hoogte zijn gesteld onherroepelijk van kracht. Vanaf dat tijdstip is het voormalige lid vrijgesteld van alle verplichtingen behoudens die welke vóór de beëindiging van het lidmaatschap door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 zijn goedgekeurd of aangegaan.

2.

Het lidmaatschap van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 kan niet aan derden worden overgedragen, tenzij de raad van bestuur hier vooraf mee heeft ingestemd.

3.

Onmiddellijk na een wijziging van het lidmaatschap op grond van dit artikel maakt de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 op haar website een actuele lijst met de leden van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 bekend, samen met de datum waarop die wijziging van kracht wordt.

Artikel 4

Organen van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2

1.

De organen van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 zijn:

a)

de raad van bestuur;

b)

de uitvoerend directeur;

c)

het wetenschappelijk comité;

d)

de groep vertegenwoordigers van de staten;

e)

het forum van belanghebbenden.

2.

Het wetenschappelijk comité, de groep vertegenwoordigers van de staten en het forum van belanghebbenden vormen adviesorganen van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2.

Artikel 5

Samenstelling van de raad van bestuur

De raad van bestuur bestaat uit de volgende personen:

a)

drie vertegenwoordigers van de Commissie, namens de Unie;

b)

zes vertegenwoordigers van de industriegroepering, van wie ten minste één kleine en middelgrote ondernemingen vertegenwoordigt;

c)

één vertegenwoordiger van de onderzoeksgroepering.

Artikel 6

Functioneren van de raad van bestuur

1.

De Unie heeft een aandeel van 50 % in de stemrechten. De stemrechten van de Unie zijn ondeelbaar. De industriegroepering heeft een aandeel van 43 % in de stemrechten en de onderzoeksgroepering een aandeel van 7 % in de stemrechten. De leden stellen alles in het werk om een consensus te bereiken. Als er geen consensus kan worden bereikt, neemt de raad van bestuur besluiten met een meerderheid van ten minste 75 % van alle stemmen, met inbegrip van de stemmen van de afwezigen.

2.

De raad van bestuur kiest zijn voorzitter voor een periode van twee jaar.

3.

De raad van bestuur belegt ten minste tweemaal per jaar een gewone vergadering. Hij kan buitengewone vergaderingen houden op verzoek van de Commissie of van een meerderheid van de vertegenwoordigers van de industriegroepering en de onderzoeksgroepering, dan wel op verzoek van de voorzitter. De vergaderingen van de raad van bestuur worden door de voorzitter bijeengeroepen en worden in de regel gehouden waar de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 haar zetel heeft.

De uitvoerend directeur is gerechtigd om deel te nemen aan de beraadslagingen, maar heeft geen stemrecht.

De voorzitter van de groep vertegenwoordigers van de staten is gerechtigd om de vergaderingen van de raad van bestuur als waarnemer bij te wonen en deel te nemen aan de beraadslagingen, maar heeft geen stemrecht.

De voorzitter van het wetenschappelijk comité is gerechtigd om de vergaderingen van de raad van bestuur als waarnemer bij te wonen en deel te nemen aan de beraadslagingen, maar heeft geen stemrecht.

De raad van bestuur kan desgevallend andere personen uitnodigen om zijn vergaderingen als waarnemer bij te wonen, met name vertegenwoordigers van regionale overheden binnen de Unie.

4.

De vertegenwoordigers van de leden zijn niet persoonlijk aansprakelijk voor handelingen die zij verrichten in hun hoedanigheid van vertegenwoordiger in de raad van bestuur.

5.

De raad van bestuur stelt zelf zijn reglement van orde vast.

Artikel 7

Taken van de raad van bestuur

1.

De raad van bestuur heeft de eindverantwoordelijkheid voor het bepalen van de strategische koers en de werkzaamheden van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2, en houdt toezicht op de uitvoering van haar activiteiten.

2.

De Commissie spant zich in het kader van haar taak als lid van de raad van bestuur in om de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 en de relevante activiteiten van Horizon 2020 te coördineren teneinde synergiën te bevorderen bij het bepalen van de prioriteiten binnen de onderzoekssamenwerking.

3.

De raad van bestuur voert met name de volgende taken uit:

a)

besluiten over de beëindiging van het lidmaatschap van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 van elk lid dat zijn verplichtingen niet naleeft;

b)

de financiële regels van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 vaststellen overeenkomstig artikel 5 van deze verordening;

c)

de jaarbegroting van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 vaststellen, waaronder de personeelsformatie, waarin het aantal tijdelijke ambten per functiegroep en per rang alsmede het aantal arbeidscontractanten en gedetacheerde nationale deskundigen worden vermeld, uitgedrukt in voltijdsequivalenten;

d)

de bevoegdheden uitoefenen tot aanstelling van personeel, overeenkomstig artikel 6, lid 2, van deze verordening;

e)

de uitvoerend directeur benoemen, ontslaan, de ambtstermijn van de uitvoerend directeur verlengen, de uitvoerend directeur adviseren en toezicht houden op de prestaties van de uitvoerend directeur;

f)

de organisatiestructuur van het programmabureau goedkeuren, op grond van een aanbeveling van de uitvoerend directeur;

g)

het jaarlijkse werkplan en de bijbehorende uitgavenramingen vaststellen, op voorstel van de uitvoerend directeur en na raadpleging van het wetenschappelijk comité en de groep vertegenwoordigers van de staten;

h)

het in artikel 4, lid 2, onder b), van deze verordening bedoelde jaarplan voor aanvullende activiteiten goedkeuren op grond van een voorstel van de andere leden dan de Unie en na overleg, indien passend, met een ad-hoc adviesgroep;

i)

het jaarlijks activiteitenverslag, met inbegrip van de bijbehorende uitgaven, goedkeuren;

j)

indien van toepassing zorg dragen voor het opzetten van een interne auditcapaciteit bij de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2;

k)

de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen alsmede, in voorkomend geval, de daarmee samenhangende regels voor indienings-, evaluatie-, selectie-, gunnings- en beroepsprocedures goedkeuren;

l)

de lijst van voor financiering geselecteerde acties goedkeuren op basis van de door een panel van onafhankelijke deskundigen opgestelde ranking;

m)

het communicatiebeleid van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 vaststellen op aanbeveling van de uitvoerend directeur;

n)

in voorkomend geval, uitvoeringsregels voor het statuut en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden, vaststellen in overeenstemming met artikel 6, lid 3, van deze verordening;

o)

in voorkomend geval, regels voor de detachering van nationale deskundigen bij de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 en voor het inzetten van stagiairs vaststellen overeenkomstig artikel 7 van deze verordening;

p)

in voorkomend geval, adviesgroepen oprichten als aanvulling op de organen van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2;

q)

in voorkomend geval, een verzoek tot wijziging van deze verordening, voorgesteld door een lid van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2, indienen bij de Commissie;

r)

de verantwoordelijkheid dragen voor elke taak waarmee geen bepaald orgaan van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 specifiek is belast en die hij aan een van deze organen kan toewijzen.

Artikel 8

Benoeming, ontslag of verlenging van de ambtstermijn van de uitvoerend directeur

1.

De uitvoerend directeur wordt na een openbare en transparante selectieprocedure door de raad van bestuur aangesteld uit een lijst van door de Commissie voorgedragen kandidaten. De Commissie draagt er zorg voor dat de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2, dan de Unie, passend worden vertegenwoordigd in de selectieprocedure.

Met name wordt gezorgd voor een passende vertegenwoordiging van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2, dan de Unie, in de voorselectiefase van de selectieprocedure. Daartoe wijzen de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2, dan de Unie, in onderlinge overeenstemming een vertegenwoordiger en een waarnemer aan namens de raad van bestuur.

2.

De uitvoerend directeur is een personeelslid en wordt aangenomen als tijdelijk functionaris van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 op grond van artikel 2, onder a), van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden.

Voor het sluiten van de arbeidsovereenkomst van de uitvoerend directeur wordt de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van bestuur.

3.

De ambtstermijn van de uitvoerend directeur bedraagt drie jaar. Tegen het einde van die termijn voert de Commissie, die de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2, dan de Unie, daarbij op passende wijze betrekt, een evaluatie uit van de prestaties van de uitvoerend directeur en van de toekomstige taken en uitdagingen van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2.

4.

De raad van bestuur kan, op voorstel van de Commissie die rekening houdt met de in paragraaf 3 bedoelde evaluatie, de ambtstermijn van de uitvoerend directeur eenmaal verlengen, voor een periode van ten hoogste vier jaar.

5.

Een uitvoerend directeur wiens ambtstermijn is verlengd kan na afloop van de volledige termijn niet deelnemen aan een nieuwe selectieprocedure voor hetzelfde ambt.

6.

De uitvoerend directeur kan alleen worden ontslagen bij een besluit van de raad van bestuur op voorstel van de Unie, die de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2, dan de Unie, daarbij op passende wijze betrekt.

Artikel 9

Taken van de uitvoerend directeur

1.

De uitvoerend directeur is als hoogste uitvoerende functionaris belast met het dagelijks beheer van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 overeenkomstig de besluiten van de raad van bestuur.

2.

De uitvoerend directeur is de wettelijke vertegenwoordiger van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2. De uitvoerend directeur is verantwoording verschuldigd aan de raad van bestuur.

3.

De uitvoerend directeur voert de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 uit.

4.

De uitvoerend directeur voert met name en op onafhankelijke wijze de volgende taken uit:

a)

de ontwerpjaarbegroting opstellen en ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur, met inbegrip van de bijbehorende personeelsformatie, waarin het aantal tijdelijke ambten per functiegroep en per rang alsmede het aantal arbeidscontractanten en gedetacheerde nationale deskundigen worden vermeld, uitgedrukt in voltijdsequivalenten;

b)

het jaarlijks werkplan en de bijbehorende uitgavenramingen opstellen en ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur;

c)

de jaarrekening voor advies voorleggen aan de raad van bestuur;

d)

het jaarlijkse activiteitenverslag, met inbegrip van de informatie over bijbehorende uitgaven, opstellen en ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur;

e)

het verslag over bijdragen in natura aan acties onder contract zoals bepaald in artikel 13, lid 3, onder b), van de statuten, voorleggen aan de raad van bestuur;

f)

de lijst met voor financiering aangewezen voorstellen ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur;

g)

de groep vertegenwoordigers van de staten en het wetenschappelijk comité regelmatig informeren over alle kwesties die van belang zijn voor hun adviserende rol;

h)

afzonderlijke subsidieovereenkomsten en -besluiten ondertekenen;

i)

de aanbestedingscontracten ondertekenen;

j)

het communicatiebeleid van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 uitvoeren;

k)

de werkzaamheden en het personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 organiseren, er leiding aan geven en er toezicht op houden binnen de grenzen van de bevoegdheidsdelegatie door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 6, lid 2, van deze verordening;

l)

een doeltreffend en efficiënt internecontrolesysteem instellen en toezien op de werking ervan en substantiële wijzigingen aan dat systeem melden aan de raad van bestuur;

m)

er zorg voor dragen dat risicoanalyses en risicobeheer worden toegepast;

n)

alle benodigde maatregelen treffen ter beoordeling van de door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 gemaakte vorderingen bij de verwezenlijking van haar doelstellingen;

o)

alle andere taken uitvoeren die de raad van bestuur aan de uitvoerend directeur toevertrouwt of delegeert.

5.

De uitvoerend directeur richt een programmabureau op voor de uitvoering, onder zijn/haar verantwoordelijkheid, van alle ondersteunende taken die voortvloeien uit deze verordening. Het programmabureau wordt samengesteld uit personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 en wordt met name belast met de volgende taken:

a)

bijstand verlenen bij het opzetten en beheren van een geschikt boekhoudsysteem in overeenstemming met de financiële regels van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2;

b)

de in het jaarlijks werkplan opgenomen oproepen tot het indienen van voorstellen beheren en de overeenkomsten en besluiten beheren en coördineren;

c)

de leden en andere organen van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 alle relevante informatie en bijstand verlenen die zij nodig hebben voor het vervullen van hun taken, alsmede reageren op hun specifieke verzoeken;

d)

fungeren als het secretariaat van de organen van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 en assistentie verlenen aan elke door de raad van bestuur opgerichte adviesgroep.

Artikel 10

Wetenschappelijk comité

1.

Het wetenschappelijk comité bestaat uit maximaal negen leden. Het kiest een voorzitter uit zijn leden.

2.

Bij de ledensamenstelling van het wetenschappelijk comité wordt gestreefd naar een evenwichtige vertegenwoordiging van wereldwijd erkende deskundigen uit de academische wereld, de industrie en toezichthouders. Gezamenlijk beschikken de leden van het wetenschappelijk comité voor het technische domein over de nodige wetenschappelijke competentie en expertise om de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 wetenschappelijk onderbouwde aanbevelingen te kunnen verstrekken.

3.

De raad van bestuur stelt de specifieke criteria en het selectieproces vast voor de samenstelling van het wetenschappelijk comité en benoemt de leden ervan. De raad van bestuur neem de potentiële kandidaten die de groep vertegenwoordigers van de staten voorstelt in overweging.

4.

Het wetenschappelijk comité wordt belast met de volgende taken:

a)

advies uitbrengen over de in de jaarlijkse werkplannen op te nemen wetenschappelijke prioriteiten;

b)

advies uitbrengen over de in het jaarlijks activiteitenverslag beschreven wetenschappelijke prestaties.

5.

Het wetenschappelijk comité komt ten minste twee keer per jaar bijeen. De vergaderingen worden bijeengeroepen door de voorzitter.

6.

Het wetenschappelijk comité kan, met instemming van de voorzitter, andere personen uitnodigen om zijn vergaderingen bij te wonen.

7.

Het wetenschappelijk comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 11

Groep vertegenwoordigers van de staten

1.

De groep vertegenwoordigers van de staten bestaat uit één vertegenwoordiger van elke lidstaat en één vertegenwoordiger van elk met Horizon 2020 geassocieerd land. Zij kiest een voorzitter uit haar leden.

2.

De groep vertegenwoordigers van de staten komt ten minste tweemaal per jaar bijeen. De vergaderingen worden bijeengeroepen door de voorzitter. De uitvoerend directeur en de voorzitter van de raad van bestuur of hun vertegenwoordigers wonen de vergaderingen bij.

De voorzitter van de groep vertegenwoordigers van de staten kan andere personen uitnodigen om de vergaderingen als waarnemer bij te wonen, met name vertegenwoordigers van regionale overheden binnen de Unie.

3.

De groep vertegenwoordigers van de staten wordt geraadpleegd en verstrekt meer bepaald informatiebeoordelingen en advies over de volgende zaken:

a)

de vorderingen met het programma van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 en de verwezenlijking van haar doelstellingen;

b)

het actualiseren van de strategische oriëntatie;

c)

de samenhang met Horizon 2020;

d)

de jaarlijkse werkplannen;

e)

de betrokkenheid vankmo’s.

4.

De groep vertegenwoordigers van de staten verstrekt tevens informatie aan en vormt een contactpunt met de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 in verband met de volgende zaken:

a)

de status van relevante nationale of regionale onderzoeks- en innovatieprogramma’s en aanwijzen van mogelijke gebieden voor samenwerking, met inbegrip van de markttoepassing van FCH-technologieën, om synergie mogelijk te maken en doublures te vermijden;

b)

specifieke maatregelen op nationaal of regionaal niveau betreffende evenementen voor verspreiding van informatie, gerichte technische workshops en activiteiten op het gebied van communicatie.

5.

De groep vertegenwoordigers van staten kan op eigen initiatief aanbevelingen of voorstellen tot de raad van bestuur richten betreffende technische, bestuurlijke en financiële zaken, als mede betreffende jaarplannen, in het bijzonder wanneer die zaken van invloed zijn op nationale of regionale belangen.

De raad van bestuur informeert de groep vertegenwoordigers van de staten zonder onnodige vertraging over het aan die aanbevelingen of voorstellen gegeven gevolg, met inbegrip van de motivering indien er geen gevolg aan is gegeven.

6.

De groep vertegenwoordigers van de staten ontvangt regelmatig informatie over onder meer de deelname aan door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 gefinancierde acties onder contract, over de uitkomst van iedere uitnodiging tot het indienen van voorstellen en over de uitvoering van projecten, over de synergie met andere relevante programma’s van de Unie en over de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2.

7.

De groep vertegenwoordigers van de staten bij de FCH 2 stelt haar reglement van orde vast.

Artikel 12

Forum van belanghebbenden

1.

Het forum van belanghebbenden staat open voor alle publieke en private belanghebbenden, internationale belangengroepen uit de lidstaten, geassocieerde landen en andere landen.

2.

Het forum van belanghebbenden wordt geïnformeerd over de werkzaamheden van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 en wordt verzocht zijn opmerkingen kenbaar te maken.

3.

De vergaderingen van het forum van belanghebbenden worden bijeengeroepen door de uitvoerend directeur.

Artikel 13

Financieringsbronnen

1.

De Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 wordt gezamenlijk gefinancierd door de Unie en de andere leden dan de Unie of hun samenstellende entiteiten of gelieerde entiteiten door middel van in tranches uitbetaalde bijdragen en van bijdragen die bestaan uit de door hen gemaakte kosten bij de uitvoering van acties onder contract die niet door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 worden vergoed.

2.

De administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 bedragen ten hoogste 38 000 000 EUR en worden gedekt door de financiële bijdragen die op jaarbasis worden verdeeld tussen de Unie en de andere leden. De Unie draagt 50 % bij, de industriegroepering 43 % en de onderzoeksgroepering 7 %. Indien een deel van de bijdrage voor administratieve kosten niet wordt gebruikt, kan dit ter beschikking worden gesteld om de exploitatiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 te betalen.

3.

De exploitatiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 worden als volgt gedekt:

a)

een financiële bijdrage van de Unie;

b)

bijdragen in natura van de samenstellende entiteiten of gelieerde entiteiten van de andere leden dan de Unie die deelnemen aan acties onder contract, bestaande uit de door hen gemaakte kosten bij het uitvoeren van acties onder contract minus de bijdrage van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 en alle andere bijdragen van de Unie aan die kosten.

4.

De middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 die op haar begroting worden opgevoerd, bestaan uit de volgende bijdragen:

a)

de financiële bijdragen van leden aan de administratieve kosten;

b)

de financiële bijdrage van de Unie aan de exploitatiekosten;

c)

alle door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 gegenereerde inkomsten;

d)

alle andere financiële bijdragen, middelen en inkomsten.

Interesten op door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 van haar leden ontvangen bijdragen gelden als inkomsten.

5.

Alle middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 en haar activiteiten worden besteed aan de in artikel 2 van deze verordening vastgelegde doelstellingen.

6.

De Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 is eigenaar van alle voor de verwezenlijking van haar in artikel 2 bepaalde doelstellingen door haar gegenereerde of aan haar overgedragen activa.

7.

Wanneer de inkomsten de uitgaven overschrijden, geeft dit, behalve bij ontbinding van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2, geen aanleiding tot betalingen aan de leden van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 14

Financïële vastleggingen

De door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 aangegane financiële vastleggingen mogen het bedrag van de beschikbare of door haar leden aan haar begroting toegezegde financiële middelen niet overschrijden.

Artikel 15

Begrotingsjaar

Het begrotingsjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december.

Artikel 16

Operationele en financiële planning

1.

De uitvoerend directeur legt de raad van bestuur ter goedkeuring een ontwerp voor het jaarlijks werkplan voor, met inbegrip van een gedetailleerd plan voor de onderzoeks- en innovatieactiviteiten, de administratieve werkzaamheden en de bijbehorende ramingen van de uitgaven voor het komende jaar. In het ontwerpwerkplan wordt tevens de geraamde waarde van de overeenkomstig artikel 13, lid 3, onder b), van de statuten, te leveren bijdragen vermeld.

2.

Het jaarlijks werkplan voor een bepaald jaar wordt uiterlijk aan het einde van het voorgaande jaar goedgekeurd. Het jaarlijks werkplan wordt openbaar gemaakt.

3.

De uitvoerend directeur stelt de ontwerpjaarbegroting voor het volgende jaar op en legt deze ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur.

4.

De jaarbegroting voor een bepaald jaar wordt uiterlijk aan het einde van het voorgaande jaar goedgekeurd door de raad van bestuur.

5.

De jaarbegroting wordt aangepast op grond van de omvang van de financiële bijdrage van de Unie zoals vastgelegd in de begroting van de Unie.

Artikel 17

Operationele en financiële verslaglegging

1.

De uitvoerend directeur brengt jaarlijks verslag uit aan de raad van bestuur over de uitvoering van de taken van de uitvoerende directeur overeenkomstig de financiële regels van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2.

Binnen twee maanden na de sluiting van elk begrotingsjaar legt de uitvoerend directeur aan de raad van bestuur een jaarlijks activiteitenverslag voor over de door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 in het voorgaande kalenderjaar gemaakte vorderingen, met name bij de uitvoering van het jaarlijks werkplan voor het betrokken jaar. Het jaarlijks activiteitenverslag bevat informatie over onder meer de volgende zaken:

a)

onderzoek, innovatie en andere uitgevoerde acties en de bijbehorende uitgaven;

b)

de ingediende acties, met inbegrip van een opsplitsing naar type deelnemer, waaronder kleine en middelgrote ondernemingen, en naar land;

c)

de voor financiering aangewezen acties, met inbegrip van een opsplitsing naar type deelnemer, waaronder kmo’s, en naar land, met vermelding van de bijdrage van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 aan de afzonderlijke deelnemers en acties.

2.

Na goedkeuring door de raad van bestuur wordt het jaarlijks activiteitenverslag openbaar gemaakt.

3.

Uiterlijk op 1 maart van het volgende begrotingsjaar zendt de rekenplichtige van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 de voorlopige rekeningen aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer.

Uiterlijk op 31 maart van het volgende begrotingsjaar zendt de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 het verslag over het beheer van de begroting en de financiële middelen aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.

Na ontvangst van de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 ingevolge artikel 148 of Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, stelt de rekenplichtige de definitieve rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 op en legt de uitvoerend directeur die voor advies voor aan de raad van bestuur.

De raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2.

De uitvoerend directeur zendt de definitieve rekeningen samen met het advies van de raad van bestuur uiterlijk op 1 juli na elk begrotingsjaar toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

De definitieve rekeningen worden uiterlijk op 15 november van het volgende begrotingsjaar bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De uitvoerend directeur zendt de Rekenkamer uiterlijk op 30 september een antwoord op de opmerkingen die de Rekenkamer in zijn jaarverslag heeft gemaakt. De uitvoerend directeur zendt dit antwoord tevens aan de raad van bestuur.

De uitvoerend directeur verstrekt het Europees Parlement op diens verzoek alle informatie die nodig is voor een vlot verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar, overeenkomstig artikel 165, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

Artikel 18

Interne audit

De interne auditor van de Commissie oefent ten aanzien van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 dezelfde bevoegdheden uit als ten aanzien van de Commissie.

Artikel 19

Aansprakelijkheid van leden en verzekering

1.

De financiële aansprakelijkheid van de leden voor de schulden van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 is beperkt tot de door hen reeds betaalde bijdrage aan de administratieve kosten.

2.

De Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 sluit de nodige verzekeringen af en houdt deze aan.

Artikel 20

Belangenconflicten

1.

De Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2, haar organen en haar personeel vermijden elk belangenconflict bij de uitvoering van hun activiteiten.

2.

De Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 stelt regels vast voor het voorkomen en beslechten van belangenconflicten waarbij haar leden, organen en personeelsleden betrokken zijn. Deze regels omvatten bepalingen ter voorkoming van belangenconflicten voor de vertegenwoordigers van de leden die zitting hebben in de raad van bestuur.

Artikel 21

Ontbinding

1.

De Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 wordt ontbonden aan het einde van de in artikel 1 van deze verordening bepaalde periode.

2.

Naast hetgeen is bepaald in lid 1, wordt de ontbindingsprocedure automatisch ingeleid in geval van terugtrekking door de Unie of door alle andere leden dan de Unie uit de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2.

3.

Voor de uitvoering van de procedure tot ontbinding van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 benoemt de raad van bestuur een of meer vereffenaars die handelen volgens de door de raad van bestuur verstrekte instructies.

4.

Wanneer de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 wordt ontbonden, worden haar activa gebruikt ter voldoening van haar verplichtingen en voor de uitgaven in verband met haar ontbinding. Een eventueel overschot wordt op het moment van de ontbinding verdeeld over de leden in verhouding tot hun financiële bijdragen aan de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2. Een eventueel overschot dat de Unie toevalt, wordt teruggeboekt naar de begroting van de Unie.

5.

Er wordt een ad-hocprocedure ingesteld om een passende afwikkeling te verzekeren van alle door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 gesloten overeenkomsten of genomen besluiten, alsmede van alle aanbestedingscontracten waarvan de duur die van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 overschrijdt.


Top