EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014R0523

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 523/2014 van de Commissie van 12 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen om uit te maken wat moet worden verstaan onder nauwe overeenstemming tussen de waarde van gedekte obligaties van een instelling en de waarde van de activa van de instelling Voor de EER relevante tekst

PB L 148 van 20.5.2014, p. 4–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2014/523/oj

20.5.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 148/4


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 523/2014 VAN DE COMMISSIE

van 12 maart 2014

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen om uit te maken wat moet worden verstaan onder nauwe overeenstemming tussen de waarde van gedekte obligaties van een instelling en de waarde van de activa van de instelling

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 33, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Winsten of verliezen op verplichtingen van een instelling die uit wijzigingen in haar eigen kredietwaardigheid voortvloeien, mogen in beginsel niet in enig eigenvermogensbestanddeel worden opgenomen. In bedrijfsmodellen die op het beginsel van strikte matchingfinanciering of strikt evenwicht zijn gebaseerd, wordt echter die regel niet toegepast op grond van de stelling dat een waardedaling of -stijging van een verplichting volledig wordt gecompenseerd door een overeenkomstige waardedaling of -stijging van het welbepaalde actief dat tegenover deze verplichting staat.

(2)

In dit verband is het van belang de criteria vast te stellen om uit te maken of er van nauwe overeenstemming sprake is tussen de verplichtingen van een instelling in de vorm van een gedekte obligatie als bedoeld in artikel 52, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) en de waarde van de activa van de instelling die aan de gedekte obligaties ten grondslag liggen.

(3)

De nauwe overeenstemming moet tot uiting komen in de boekhoudkundige behandeling van die obligaties en de onderliggende hypotheekleningen, omdat het anders niet prudent zou zijn uit wijzigingen in het eigen kredietrisico voortvloeiende winsten en verliezen op te nemen.

(4)

Door een leveringsoptie kan de lener de specifieke gedekte obligatie waarmee de hypotheeklening gefinancierd is op de markt terugkopen en de gedekte obligatie aan de bank leveren bij wijze van vroegtijdige vooruitbetaling van de hypotheeklening. Omdat die optie voor de lener voorhanden is, moet de reële waarde van de hypotheekleningen altijd gelijk zijn aan de reële waarde van de gedekte obligaties waarmee die hypotheken worden gefinancierd. Dit houdt in dat in de berekening van de reële waarde van de hypotheekleningen de overeenkomstig vaste marktpraktijken gewaardeerde reële waarde van de ingebedde leveringsoptie moet worden meegeteld.

(5)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Bankautoriteit aan de Commissie heeft voorgelegd.

(6)

De Europese Bankautoriteit heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd, en heeft de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Stakeholdergroep Bankwezen om advies verzocht (3),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

De volgende definities gelden:

1.   „gedekte obligatie”: een obligatie als bedoeld in artikel 52, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG;

2.   „leveringsoptie”: de mogelijkheid om de hypotheeklening af te lossen door de gedekte obligatie overeenkomstig artikel 33, lid 3, onder d), van Verordening (EU) nr. 575/2013 terug te kopen tegen de markt- of nominale waarde.

Artikel 2

Nauwe overeenstemming

1.   Een nauwe overeenstemming tussen de waarde van een gedekte obligatie en de waarde van de activa van een instelling wordt geacht te bestaan wanneer aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

alle veranderingen in de reële waarde van de gedekte obligaties die door de instelling zijn uitgegeven, resulteren steeds in gelijke veranderingen in de reële waarde van de onderliggende activa van de gedekte obligaties. De reële waarde wordt bepaald volgens het toepasselijke kader voor financiële verslaggeving als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 77, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

b)

de onderliggende hypotheekleningen van de gedekte obligaties die door de instelling zijn uitgegeven om de leningen te financieren, kunnen te allen tijde worden afgelost door de gedekte obligaties tegen de markt- of nominale waarde terug te kopen middels de uitoefening van de leveringsoptie;

c)

er bestaat een transparant mechanisme voor het bepalen van de reële waarde van de hypotheekleningen en van de gedekte obligaties. Bij het bepalen van de waarde van de hypotheekleningen wordt ook rekening gehouden met de reële waarde van de leveringsoptie.

2.   Er wordt niet geacht een nauwe overeenstemming te bestaan indien, overeenkomstig lid 1, een nettowinst of -verlies voortvloeit uit veranderingen in de waarde van de gedekte obligaties of van de onderliggende hypotheekleningen met de daarin besloten leveringsoptie.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 maart 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).

(3)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).


Top