EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32013R0780

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 780/2013 van de Commissie van 14 augustus 2013 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 206/2010 van de Commissie tot vaststelling van lijsten van derde landen en gebieden, of delen daarvan, waaruit bepaalde dieren en vers vlees in de Europese Unie mogen worden binnengebracht, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering Voor de EER relevante tekst

PB L 219 van 15.8.2013, p. 1–21 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 20/04/2021; stilzwijgende opheffing door 32020R0692

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2013/780/oj

15.8.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 219/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 780/2013 VAN DE COMMISSIE

van 14 augustus 2013

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 206/2010 van de Commissie tot vaststelling van lijsten van derde landen en gebieden, of delen daarvan, waaruit bepaalde dieren en vers vlees in de Europese Unie mogen worden binnengebracht, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2004/68/EG van de Raad van 26 april 2004 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer in en de doorvoer via de Unie van bepaalde levende hoefdieren, tot wijziging van de Richtlijnen 90/426/EEG en 92/65/EEG en tot intrekking van Richtlijn 72/462/EEG (1), en met name artikel 3, lid 1, eerste en tweede alinea, artikel 6, lid 1, eerste alinea, artikel 7, onder e), artikel 8, onder c), en artikel 13, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 206/2010 van de Commissie (2) bevat de voorschriften voor het binnenbrengen in de Unie van onder meer bepaalde hoefdieren. Die verordening is niet van toepassing op niet-gedomesticeerde dieren die bestemd zijn voor officieel erkende instellingen, instituten of centra zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder c), van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo’s waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (3).

(2)

Het gebrek aan specifieke veterinairrechtelijke voorschriften voor het binnenbrengen van hoefdieren bestemd voor officieel erkende instellingen, instituten of centra in de Unie levert praktische problemen op voor die inrichtingen en vormt een ernstige belemmering voor hun activiteiten, aangezien zij zulke dieren moeten binnenbrengen.

(3)

Het is nodig om veterinairrechtelijke voorschriften vast te leggen voor het binnenbrengen van hoefdieren bestemd voor officieel erkende instellingen, instituten of centra in de Unie, waarin rekening wordt gehouden met de specifieke situatie van zulke dieren. Ter vereenvoudiging van de EU-wetgeving moeten zulke voorschriften worden vastgelegd in Verordening (EU) nr. 206/2010. Het toepassingsgebied van die verordening moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

In Verordening (EU) nr. 206/2010 is bepaald dat zendingen hoefdieren enkel in de EU mogen worden binnengebracht wanneer zij afkomstig zijn uit een derde land, gebied of deel daarvan dat in bijlage I, deel 1, bij die verordening is opgenomen.

(5)

In Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (4) is bepaald dat de Commissie lijsten goedkeurt van derde landen of regio's van derde landen waaruit specifieke producten van dierlijke oorsprong mogen worden ingevoerd.

(6)

In Richtlijn 2009/156/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (5) is bepaald dat de invoer van paardachtigen in de Unie enkel is toegestaan uit derde landen die voorkomen op een lijst die volgens de in die richtlijn vastgelegde procedure wordt opgesteld of gewijzigd.

(7)

Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (6) schrijft voor dat pluimvee en broedeieren die in de Unie worden ingevoerd, afkomstig moeten zijn uit derde landen of uit delen van derde landen die voorkomen op een lijst die door de Commissie volgens de in die richtlijn vastgestelde procedure wordt opgesteld.

(8)

Het binnenbrengen van hoefdieren bestemd voor officieel erkende instellingen, instituten of centra in de Unie moet met name voldoen aan de algemene voorschriften voor het binnenbrengen van levende dieren in de Unie en aan nadere specifieke veterinairrechtelijke voorschriften en andere specifieke waarborgen die ervoor zorgen dat de in de Unie binnengebrachte dieren de diergezondheidsstatus van de Unie niet in gevaar brengen.

(9)

De algemene voorschriften voor het binnenbrengen van levende dieren in de Unie, die bestaan uit een effectief stelsel van veterinaire diensten die belast zijn met de diergezondheidscontroles, worden momenteel nageleefd door die derde landen, gebieden en delen daarvan die voorkomen op de lijsten die zijn opgesteld overeenkomstig de Richtlijnen 2002/99/EG, 2009/156/EG en 2009/158/EG.

(10)

De algemene voorschriften voor het binnenbrengen van levende dieren in de Unie waarborgen echter niet dat hoefdieren vrij zijn van ziekten. Individuele dieren kunnen nog steeds infectieziekten met zich dragen die zich zouden kunnen verspreiden in de Unie en kunnen bijgevolg een gevaar vormen voor de diergezondheid in de Unie. Hoefdieren die bestemd zijn voor officieel erkende instellingen, instituten of centra moeten daarom rechtstreeks in de Unie worden binnengebracht via instellingen, instituten of centra die voldoen aan bepaalde voorschriften en erkend zijn door de bevoegde autoriteiten van het derde land, gebied of deel daarvan waarin zij gevestigd zijn.

(11)

De lijst van zulke instellingen, instituten en centra dient te worden opgesteld door de lidstaat van bestemming, nadat alle relevante informatie is beoordeeld.

(12)

Om de diergezondheid in de Unie te beschermen is het van essentieel belang dat zendingen hoefdieren die in de Unie worden binnengebracht en bestemd zijn voor officieel erkende instellingen, instituten en centra rechtstreeks en zonder oponthoud naar hun bestemming worden vervoerd, in verzegelde containers, en dat het verdere verkeer van zulke dieren binnen de Unie wordt beperkt.

(13)

Om uitzonderlijke omstandigheden het hoofd te bieden, zoals situaties waarbij zich problemen voordoen op het vlak van diergezondheid, het behoud van bedreigde diersoorten, plotse natuurrampen of politieke onlusten en waarin het niet mogelijk is om alle veterinairrechtelijke voorschriften toe te passen, met name de voorschriften ten aanzien van de erkenning van de instelling, het instituut of het centrum van oorsprong, dienen de lidstaten de mogelijkheid te krijgen om bepaalde hoefdieren bestemd voor officieel erkende instellingen, instituten of centra onder specifieke voorwaarden op hun grondgebied binnen te brengen. Zelfs in zulke gevallen dient er evenwel een vergunning te worden geëist om te garanderen dat het risico voor de diergezondheid beperkt blijft.

(14)

Verordening (EU) nr. 206/2010 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(15)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 206/2010 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 wordt lid 3 geschrapt.

2)

Het volgende artikel 3 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 3 bis

Voorwaarden voor het binnenbrengen van hoefdieren bestemd voor officieel erkende instellingen, instituten of centra

1.   In afwijking van artikel 3 kan de bevoegde autoriteit van een lidstaat het binnenbrengen van zendingen hoefdieren van de in de tabellen 1, 2 en 3 van bijlage IV, deel 1, opgenomen soorten die bestemd zijn voor officieel erkende instellingen, instituten of centra op haar grondgebied toestaan voor zover aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming heeft de potentiële risico's voor de diergezondheid in de Unie van elke afzonderlijke zending beoordeeld;

b)

de desbetreffende zendingen zijn afkomstig uit een derde land, gebied of deel daarvan dat voorkomt op een van de lijsten in:

i)

bijlage I, deel 1, of bijlage II, deel 1, bij deze verordening,

ii)

Beschikking 2004/211/EG (7), Beschikking 2007/777/EG (8), Verordening (EG) nr. 798/2008 (9), Verordening (EG) nr. 119/2009 (10), Verordening (EU) nr. 605/2010 (11),

c)

de hoefdieren zijn afkomstig van instellingen, instituten of centra in een derde land, gebied of deel daarvan, zoals bedoeld onder a), die voorkomen op een lijst die is opgesteld overeenkomstig artikel 3 quater;

d)

de hoefdieren zijn in quarantaine geplaatst in een vectorbestendige faciliteit in de voorzieningen van de instelling, het instituut of het centrum waarvan sprake onder c) voor de periode die in de relevante certificaten is vermeld;

e)

de hoefdieren worden rechtstreeks naar officieel erkende instellingen, instituten of centra in de lidstaat van bestemming gebracht;

f)

de hoefdieren gaan vergezeld van het vereiste veterinaire certificaat, dat is opgesteld volgens het desbetreffende model in de tabellen 1, 2 en 3 van bijlage VI, deel 1, zoals bepaald in deel 2 van die bijlage;

g)

de hoefdieren voldoen aan de voorschriften die zijn vastgesteld in het model voor het veterinaire certificaat zoals bedoeld onder f).

De lidstaat van bestemming stelt de Commissie en de overige lidstaten van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid in kennis van de erkenning die is verleend overeenkomstig de eerste alinea, voordat de hoefdieren op zijn grondgebied worden binnengebracht.

2.   Wanneer uitzonderlijke omstandigheden de naleving van de bepalingen in lid 1, onder c) en d), onmogelijk maken, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming het binnenbrengen toestaan van hoefdieren van de in de tabellen 1, 2 en 3 van bijlage VI, deel 1, vermelde soorten uit andere inrichtingen die niet aan de in die punten bepaalde voorschriften voldoen, voor zover aan de voorschriften van lid 1, onder a), b) en e) tot g), is voldaan en voor zover aan de volgende aanvullende voorwaarden is voldaan:

a)

de eigenaar of een natuurlijke persoon die optreedt in zijn naam, heeft vooraf een vergunning aangevraagd en de lidstaat van bestemming heeft die vergunning verleend, nadat hij een risicobeoordeling heeft uitgevoerd waaruit is gebleken dat het binnenbrengen van de desbetreffende hoefdieren op zijn grondgebied geen risico vormt voor de diergezondheid in de Unie;

b)

de hoefdieren zijn onder officieel toezicht in quarantaine geplaatst in het derde land, gebied of deel daarvan waaruit zij afkomstig zijn tijdens de periode die nodig is om te voldoen aan de diergezondheidsvoorwaarden van het veterinaire certificaat, zoals bedoeld onder f):

i)

op een plek die is goedgekeurd door de bevoegde autoriteit van het derde land, gebied of deel daarvan waaruit de dieren afkomstig zijn;

ii)

overeenkomstig de regelingen die in de vergunning zijn voorgeschreven en die ten minste dezelfde waarborgen bieden als de waarborgen die zijn vastgelegd in lid 1, onder a), b) en e) tot en met g).

Wanneer hoefdieren overeenkomstig de eerste alinea in de Unie worden binnengebracht, worden zij in de officieel erkende instellingen, instituten of centra van bestemming in quarantaine geplaatst voor een periode van ten minste zes maanden vanaf het binnenbrengen in de Unie; tijdens die periode kunnen de voorschriften van artikel 8, lid 1, onder a), van Richtlijn 90/425/EEG van de Raad worden toegepast door de bevoegde autoriteiten.

De lidstaat die het binnenbrengen van hoefdieren overeenkomstig de eerste alinea toestaat, stelt de Commissie en de andere lidstaten van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid in kennis van die toelating, voordat de hoefdieren op zijn grondgebied worden binnengebracht.

3)

Het volgende artikel 3 ter wordt ingevoegd:

"Artikel 3 ter

Voorwaarden voor de binnenkomst en doorvoer van hoefdieren bestemd voor officieel erkende instellingen, instituten of centram in of door andere lidstaten dan de lidstaat van bestemming

De doorvoer van de in artikel 3 bis bedoelde hoefdieren door een andere lidstaat dan de lidstaat van bestemming wordt enkel toegestaan als de bevoegde autoriteit van de lidstaat van doorvoer daar de toelating voor geeft. Deze toelating mag enkel worden verleend op basis van een risicobeoordeling die door die bevoegde autoriteit wordt uitgevoerd op basis van de informatie die haar door de lidstaat van bestemming is verstrekt.

De lidstaat van bestemming stelt de Commissie en de andere lidstaten van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid vóór de doorvoer in kennis van het feit dat hij de toelating verleent om de dieren binnen te brengen, volgens de voorwaarden die in artikel 3 bis zijn vastgelegd."

4)

Het volgende artikel 3 quater wordt ingevoegd:

"Artikel 3 quater

Lijst van officieel erkende instellingen, instituten of centra in derde landen, gebieden of delen daarvan

1.   Nadat de lidstaten hebben beoordeeld of aan de voorwaarden van lid 2 is voldaan, kunnen zij een lijst opstellen van instellingen, instituten en centra van waaruit hoefdieren op hun grondgebied mogen worden binnengebracht als er een toelating is verleend overeenkomstig artikel 3 bis, onder 1.

2.   Een instelling, instituut of centrum in een derde land, gebied of deel daarvan wordt enkel in de in lid 1 bedoelde lijst opgenomen als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de instelling, het instituut of het centrum voldoet aan de in bijlage VI, deel 3, vastgestelde voorschriften;

b)

de instelling, het instituut of het centrum is erkend door de bevoegde autoriteit van het derde land, gebied of deel daarvan waar de instelling, het instituut of het centrum is gevestigd;

c)

de bevoegde autoriteit van het derde land, gebied of deel daarvan biedt voldoende waarborgen dat aan de voorwaarden voor de erkenning van instellingen, instituten of centra van bijlage VI, deel 4, is voldaan.

3.   Een lidstaat kan instellingen, instituten of centra in derde landen op de in lid 1 bedoelde lijst plaatsen die al voorkomen op een dergelijke lijst die door een andere lidstaat werd opgesteld, zonder de naleving van de voorwaarden in lid 2 te beoordelen.

4.   De lidstaten werken de in lid 1 bedoelde lijsten regelmatig bij en houden daarbij met name rekening met eventuele schorsingen of intrekkingen van de door de bevoegde autoriteit van een derde land, gebied of deel daarvan verleende toelatingen aan de in dat land of gebied gevestigde instellingen, instituten of centra die op die lijsten voorkomen.

5.   De lidstaten maken de in lid 1 bedoelde lijsten openbaar via informatiepagina's op internet die zij regelmatig bijwerken.

6.   De lidstaten delen het internetadres van hun informatiepagina's op internet aan de Commissie mee."

5)

Artikel 4 wordt vervangen door:

"Artikel 4

Voorwaarden voor verzamelcentra voor bepaalde zendingen hoefdieren

1.   Zendingen hoefdieren met levende dieren van meer dan één bedrijf mogen alleen in de EU worden binnengebracht als zij worden verzameld in verzamelcentra die overeenkomstig de voorschriften van bijlage I, deel 5, zijn erkend door de bevoegde autoriteit van het derde land, gebied of deel daarvan.

2.   Zendingen hoefdieren die in de Unie worden binnengebracht overeenkomstig artikel 3 bis of artikel 6 mogen niet uit meer dan één bedrijf afkomstig zijn en mogen niet worden verzameld in verzamelcentra."

6)

Artikel 8, onder b), wordt vervangen door:

"b)

worden uitgeladen in, of, indien zij door de lucht worden vervoerd, worden overgeladen in een ander vliegtuig, of over de weg, per spoor of op eigen kracht worden verplaatst via een derde land, gebied of deel daarvan dat niet is erkend voor de invoer van de desbetreffende dieren in de Unie."

7)

Artikel 11, lid 1, wordt vervangen door:

"1.   Zendingen hoefdieren, met uitzondering van die welke zijn vermeld in artikel 3 bis, worden na binnenbrengen in de Unie onverwijld in een vectorbestendig vervoermiddel naar het bedrijf van bestemming gebracht.

De hoefdieren blijven ten minste 30 dagen op dat bedrijf, tenzij zij rechtstreeks naar een slachthuis worden verzonden."

8)

Het volgende artikel 13 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 13 bis

Voorwaarden die moeten worden toegepast na het binnenbrengen van zendingen hoefdieren bestemd voor officieel erkende instellingen, instituten of centra

1.   Zendingen hoefdieren die bestemd zijn voor officieel erkende instellingen, instituten of centra worden na binnenbrengen in de Unie onverwijld naar de officieel erkende instellingen, instituten of centra van bestemming gebracht in vectorbestendige vervoermiddelen die zo zijn vervaardigd dat de dieren er niet uit kunnen ontsnappen en dat uitwerpselen, urine, strooisel, voeder, afval en andere materialen tijdens het vervoer niet uit het voertuig of de container kunnen stromen of vallen.

2.   De dieren worden ten minste 30 dagen in quarantaine geplaatst in vectorbestendige inrichtingen in de voorzieningen van de officieel erkende instelling, het officieel erkend instituut of het officieel erkend centrum van de lidstaat van bestemming. Na de quarantaineperiode van 30 dagen mogen de dieren naar een andere erkende instelling of erkend instituut of centrum worden gebracht.

3.   Dieren die bij officieel erkende instellingen, instituten of centra worden binnengebracht, mogen enkel naar een andere bestemming dan een officieel erkende instelling, officieel erkend instituut of officieel erkend centrum worden gebracht voor zover:

a)

er ten minste zes maanden zijn verstreken sinds de dieren werden binnengebracht in de Unie, en

b)

het verkeer plaatsvindt overeenkomstig punt 4 van bijlage C bij Richtlijn 92/65/EEG.

4.   In afwijking van lid 3 mogen dieren een officieel erkende instelling, officieel erkend instituut of officieel erkend centrum voor het einde van de in dat lid bepaalde periode van zes maanden verlaten voor zover aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de dieren worden uitgevoerd naar een derde land, gebied of deel daarvan;

b)

de dieren worden voor de uitvoer zoals bepaald onder a) vervoerd in een vectorbestendig vervoermiddel dat zo is vervaardigd dat de dieren er niet uit kunnen ontsnappen en dat uitwerpselen, urine, strooisel, voeder, afval of andere materialen tijdens het vervoer niet uit het voertuig of de container kunnen stromen of vallen."

9)

Er wordt een bijlage VI toegevoegd, waarvan de tekst is weergegeven in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 augustus 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 321.

(2)  PB L 73 van 20.3.2010, blz. 1.

(3)  PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54.

(4)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(5)  PB L 192 van 23.7.2010, blz. 1.

(6)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 74.

(7)  PB L 73 van 11.3.2004, blz. 1.

(8)  PB L 312 van 30.11.2007, blz. 49.

(9)  PB L 226 van 23.8.2008, blz. 1.

(10)  PB L 39 van 10.2.2009, blz. 12.

(11)  PB L 175 van 10.7.2010, blz. 1."


BIJLAGE

"BIJLAGE VI

DEEL 1

"Tabel 1

 

"RUM-A"

:

Model van het veterinaire certificaat voor dieren van de hieronder opgesomde soorten die afkomstig zijn van en bestemd zijn voor een officieel erkende instelling, officieel erkend instituut of officieel erkend centrum.

Orde

Familie

Geslachten/diersoorten

Artiodactyla

Evenhoevigen

Antilocapra ssp.

Bovidae

Addax ssp., Aepyceros ssp., Alcelaphus ssp., Ammodorcas ssp., Ammotragus ssp., Antidorcas ssp., Antilope ssp., Bison ssp., Bos ssp. (m.i.v. Bibos, Novibos, Poephagus), Boselaphus ssp., Bubalus ssp. (m.i.v. anoa), Budorcas ssp., Capra ssp., Cephalophus ssp., Connochaetes ssp., Damaliscus ssp. (m.i.v. Beatragus), Dorcatragus ssp., Gazella ssp., Hemitragus ssp., Hippotragus ssp., Kobus ssp., Litocranius ssp., Madoqua ssp., Naemorhedus ssp. (m.i.v. Nemorhaedus en Capricornis), Neotragus ssp., Oreamnos ssp., Oreotragus ssp., Oryx ssp., Ourebia ssp., Ovibos ssp., Ovis ssp., Patholops ssp., Pelea ssp., Procapra ssp., Pseudois ssp., Pseudoryx ssp., Raphicerus ssp., Redunca ssp., Rupicapra ssp., Saiga ssp., Sigmoceros-Alecelaphus ssp., Sylvicapra ssp., Syncerus ssp., Taurotragus ssp., Tetracerus ssp., Tragelaphus ssp. (m.i.v. Boocerus).

Camelidae

Camelus ssp., Lama ssp., Vicugna ssp.

Cervidae

Alces ssp., Axis-Hyelaphus ssp., Blastocerus ssp., Capreolus ssp., Cervus-Rucervus ssp., Dama ssp., Elaphurus ssp., Hippocamelus ssp., Hydropotes ssp., Mazama ssp., Megamuntiacus ssp., Muntiacus ssp., Odocoileus ssp., Ozotoceros ssp., Pudu ssp., Rangifer ssp.

Giraffidae

Giraffa ssp., Okapia ssp.

Moschidae

Moschus ssp.

Tragulidae

Hyemoschus ssp., Tragulus-Moschiola ssp.


Tabel 2

 

"SUI-A"

:

Model van het veterinaire certificaat voor dieren van de hieronder opgesomde soorten die afkomstig zijn van en bestemd zijn voor een officieel erkende instelling, officieel erkend instituut of officieel erkend centrum.

Orde

Familie

Geslachten/diersoorten

Artiodactyla

Suidae

Babyrousa ssp., Hylochoerus ssp., Phacochoerus ssp., Potamochoerus ssp., Sus ssp.

Tayassuidae

Catagonus ssp., Pecari-Tayassu ssp.

 

Hippopotamidae

Hexaprotodon-Choeropsis ssp., Hippopotamus ssp.


Tabel 3

 

"TRE-A"

:

Model van het veterinaire certificaat voor dieren van de hieronder opgesomde soorten die afkomstig zijn van en bestemd zijn voor een officieel erkende instelling, officieel erkend instituut of officieel erkend centrum.

Orde

Familie

Geslachten/diersoorten

Perissodactyla

Tapiridae

Tapirus ssp.

 

Rhinocerotidae

Ceratotherium ssp., Dicerorhinus ssp., Diceros ssp., Rhinoceros ssp.

Proboscidea

Elephantidae

Elephas ssp., Loxodonta ssp."

DEEL 2

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

DEEL 3

Voorschriften met betrekking tot instellingen, instituten of centra in derde landen

De instelling, het instituut of het centrum in een derde land moet:

a)

duidelijk begrensd zijn en deugdelijk afgesloten zijn van de omgeving;

b)

beschikken over de nodige voorzieningen om dieren te vangen, op te sluiten en te isoleren, alsmede over quarantainevoorzieningen en erkende standaardbedrijfsprocedures voor dieren van onbekende oorsprong;

c)

beschikken over een vectorbestendige inrichting die aan de volgende voorschriften voldoet:

i)

zij heeft passende fysieke barrières aan de in- en uitgangen;

ii)

de openingen van de vectorbestendige inrichting worden tegen vectoren beschermd met een hor met passende maaswijdte, die overeenkomstig de instructies van de producent regelmatig met een goedgekeurd insecticide moet worden geïmpregneerd;

iii)

de vectorsurveillance en -bestrijding wordt binnen en rond de vectorbeschermde inrichting uitgevoerd;

iv)

er worden maatregelen genomen om de voortplantingsplaatsen voor vectoren in de nabijheid van de vectorbeschermde inrichting te beperken of te vernietigen;

v)

er zijn standaardbedrijfsprocedures opgesteld, waaronder beschrijvingen van back-up- en alarmsystemen, voor het functioneren van de vectorbeschermde inrichting en het vervoer van de dieren naar de laadplaats;

d)

gedurende ten minste tien jaar actuele gegevens bijhouden met betrekking tot:

i)

het aantal en de identiteit (leeftijd, geslacht, soort en individuele identificatie voor zover dat nodig is) van alle dieren die in zijn voorzieningen aanwezig zijn, per soort;

ii)

het aantal en de identiteit (leeftijd, geslacht, soort en individuele identificatie voor zover dat nodig is) van dieren die zijn voorzieningen binnenkomen of verlaten, evenals gegevens over hun oorsprong of bestemming, het vervoermiddel en de gezondheidstoestand van die dieren;

iii)

de resultaten van bloedanalyses of andere diagnoseprocedures die op de dieren werden verricht in zijn voorzieningen;

iv)

ziektegevallen en, in voorkomend geval, de toegepaste behandeling;

v)

de resultaten van de postmortemkeuringen die zijn verricht bij dieren die in zijn voorzieningen zijn gestorven, met inbegrip van doodgeboren dieren;

vi)

tijdens de isolatie- of de quarantaineperiode gedane observaties;

e)

ten minste sedert drie jaar vrij zijn van de in bijlage A bij Richtlijn 92/65/EEG of in de veterinaire certificaten voor de relevante soorten in bijlage VI, deel 2, bij deze verordening vermelde ziekten, hetgeen moet blijken uit de overeenkomstig punt d) bijgehouden gegevens en de resultaten van de klinische en laboratoriumtest die zijn uitgevoerd op de dieren in zijn voorzieningen;

f)

een overeenkomst hebben met een door de bevoegde autoriteit erkend laboratorium voor het verrichten van de postmortemkeuringen, dan wel beschikken over één of meer daarvoor geschikte voorzieningen waar de postmortemkeuringen kunnen worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de erkende dierenarts;

g)

ervoor zorgen dat de karkassen van dieren die sterven aan een ziekte of worden geëuthanaseerd, worden verwijderd;

h)

ervoor zorgen dat zij, via een overeenkomst of een rechtsinstrument, een beroep kunnen doen op de diensten van een dierenarts die door de bevoegde autoriteit is erkend en onder haar toezicht staat, en die ten minste de volgende taken uitvoert:

i)

erop toezien dat de nodige ziektebewakings- en -bestrijdingsmaatregelen worden toegepast in de instelling, het instituut of het centrum. Zulke maatregelen moeten worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit van het derde land, gebied of deel daarvan waar de instelling, het instituut of het centrum is gevestigd, rekening houdende met de ziektetoestand, en moeten ten minste de volgende elementen omvatten:

een jaarlijks ziektesurveillanceprogramma, in het kader waarvan de dieren die in de voorzieningen aanwezig zijn onder meer op adequate wijze worden gecontroleerd op zoönosen,

klinisch onderzoek, laboratoriumtests en postmortemkeuringen bij dieren waarvan vermoed wordt dat ze met een overdraagbare ziekte of zoönose zijn besmet,

vaccinatie van gevoelige dieren tegen besmettelijke ziekten en zoönosen;

ii)

erop toezien dat elk verdacht overlijden of de aanwezigheid van enig ander symptoom waaruit zou kunnen blijken dat dieren met één of meer van de in de bijlage A bij Richtlijn 92/65/EEG of in de veterinaire certificaten voor de desbetreffende soorten zoals bepaald in bijlage VI, deel 2, bij deze verordening genoemde ziekten zijn besmet, onverwijld bij de bevoegde autoriteit wordt gemeld indien ten aanzien van die ziekte een aangifteplicht geldt in het betrokken derde land, gebied of deel daarvan;

iii)

erop toezien dat alle binnengebrachte dieren indien nodig in quarantaine worden geplaatst overeenkomstig de door de bevoegde autoriteit gegeven instructies;

iv)

toezien op de naleving van de veterinairrechtelijke voorschriften waaraan de dieren moeten voldoen om in de EU te worden binnengebracht.

DEEL 4

Voorschriften met betrekking tot de erkenning van instellingen, instituten of centra in derde landen

1.

De erkenning mag enkel worden verleend aan die instellingen, instituten of centra die voldoen aan de in deel 3 bepaalde voorschriften.

2.

Wanneer er moet worden voorzien in bescherming tegen vectoren, kan een inrichting slechts als vectorbestendig worden erkend als aan de criteria van deel 3, onder c), is voldaan. Om de erkenning te verlenen, controleert de bevoegde autoriteit ten minste drie keer tijdens de voorgeschreven beschermingsperiode (aan het begin, tijdens en aan het einde van de periode) de doeltreffendheid van de vectorbeschermingsmaatregelen, uitgevoerd door middel van een vectorval binnen de vectorbestendige inrichting.

3.

Alle erkende instellingen, instituten en centra moeten een erkenningsnummer krijgen.

4.

De erkenning mag enkel worden gehandhaafd zolang aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

de voorzieningen staan onder het toezicht van een officiële dierenarts, die ten minste de volgende taken moet uitvoeren:

i)

ten minste eenmaal per jaar een inspectie uitvoeren van de voorzieningen van de instelling, het instituut of het centrum;

ii)

de activiteiten van de in deel 3, punt h), bedoelde dierenarts en de tenuitvoerlegging van het jaarlijks ziektesurveillanceprogramma zoals bedoeld in het eerste streepje van punt h), sub i), controleren;

iii)

ervoor zorgen dat de in de delen 3 en 4 vastgelegde bepalingen worden nageleefd;

iv)

controleren of:

de veterinairrechtelijke voorschriften waaraan de dieren moeten voldoen om in de Unie te worden binnengebracht worden nageleefd;

de resultaten van de klinische, postmortem- en laboratoriumtests op de dieren niet wijzen op de aanwezigheid van de ziekten die zijn opgenomen in de lijst in bijlage A bij Richtlijn 92/65/EEG of die worden vermeld op de veterinaire certificaten voor de desbetreffende soort, zoals bepaald in bijlage VI, deel 2, bij deze verordening.

5.

De erkenning moet worden ingetrokken wanneer de bevoegde autoriteit vaststelt dat niet langer wordt voldaan aan de voorschriften van deel 3.

6.

Wanneer aangifte wordt gedaan van de vermoedelijke aanwezigheid van een van de ziekten die zijn opgenomen in de lijst in bijlage A bij Richtlijn 92/65/EEG of in de veterinaire certificaten voor de desbetreffende soort zoals bepaald in bijlage VI, deel 2, bij deze verordening, moet de bevoegde autoriteit de erkenning van de instelling, het instituut of het centrum schorsen tot het vermoeden officieel is weerlegd. Naar gelang van de betrokken ziekte en het risico voor verspreiding ervan, kan de schorsing betrekking hebben op de instelling, het instituut of het centrum als geheel, dan wel op bepaalde categorieën dieren die gevoelig zijn voor de betrokken ziekte. De bevoegde autoriteit moet erop toezien dat de nodige maatregelen worden getroffen om het vermoeden te bevestigen of te weerleggen en om te vermijden dat de ziekte zich kan verspreiden.

7.

Wanneer het vermoeden van een ziekte, zoals bedoeld in punt 6, wordt bevestigd, moet de erkenning van de instelling, het instituut of het centrum worden ingetrokken.

8.

Wanneer de erkenning van een instelling, instituut of centrum wordt ingetrokken, mag die pas worden hersteld als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de ziekte en de infectiebron werden uitgeroeid in de voorzieningen van de desbetreffende instelling, het desbetreffende instituut of het desbetreffende centrum;

b)

de voorzieningen van de betrokken instelling, het betrokken instituut of het betrokken centrum werden grondig gereinigd en ontsmet;

c)

de betrokken instelling, het betrokken instituut of het betrokken centrum voldoet aan de voorschriften die in deel 3, onder a) tot en met d) en f) tot en met h) zijn vastgelegd.

9.

De bevoegde autoriteit die de instelling, het instituut of het centrum heeft erkend, moet de lidstaten die de inrichtingen in hun lijsten van officieel erkende instellingen, instituten en centra hebben opgenomen, in kennis stellen van de schorsing, de intrekking of het herstel van die erkenning."


Top