Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012O0018

2012/476/EU: Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 2 augustus 2012 inzake aanvullende tijdelijke maatregelen betreffende herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand en tot wijziging van Richtsnoer ECB/2007/9 (ECB/2012/18)

PB L 218 van 15.8.2012, p. 20–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 02/05/2013; opgeheven door 32013O0004

ELI: http://data.europa.eu/eli/guideline/2012/476/oj

15.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 218/20


RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 2 augustus 2012

inzake aanvullende tijdelijke maatregelen betreffende herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand en tot wijziging van Richtsnoer ECB/2007/9

(ECB/2012/18)

(2012/476/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzonderheid het eerste streepje van artikel 127, lid 2,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid het eerste streepje van artikel 3.1 en artikel 5.1, artikel 12.1, artikel 14.3 en artikel 18.2,

Overwegende:

(1)

Luidens artikel 18.1 van statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, mogen de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben (hierna de „NCB’s” genoemd) krediettransacties verrichten met kredietinstellingen en andere marktpartijen, waarbij de verleende kredieten worden gedekt door toereikend onderpand. De algemene voorwaarden voor het verrichten van krediettransacties door de ECB en de NCB’s, waaronder de beleenbaarheidscriteria van onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem, zijn vastgelegd in bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14 van 20 september 2011 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem (1).

(2)

Ter ondersteuning van bancaire kredietverlening en liquiditeit in de geldmarkt van het eurogebied heeft de Raad van bestuur op 8 december 2011 en op 20 juni 2012 aanvullende maatregelen genomen ter versterking van de kredietverleningssteun, waaronder de maatregelen in Besluit ECB/2011/25 van 14 december 2011 inzake aanvullende tijdelijke met herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand verband houdende maatregelen (2). Bovendien dienen verwijzingen naar de reserveratio in Richtsnoer ECB/2007/9 van 1 augustus 2007 betreffende monetaire statistieken en statistieken inzake financiële instellingen en markten (3) te worden aangepast aan de wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1745/2003 van de Europese Centrale Bank van 12 september 2003 inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/2003/9) (4), die zijn ingevoerd door de Verordening (EU) nr. 1358/2011 (5).

(3)

NCB’s dienen niet te zijn gehouden om in krediettransacties van het Eurosysteem beleenbare bankbrieven te aanvaarden die een lidstaat garandeert uit hoofde van een programma van de Europese Unie/Internationaal Monetair Fonds of die een lidstaat garandeert wiens kredietbeoordeling niet voldoet aan de benchmark van het Eurosysteem voor de vaststelling van de minimumvereisten van het Eurosysteem voor hoge kredietstandaards, zoals vastgelegd in Besluit ECB/2011/25.

(4)

Besluit ECB/2011/25 wijzigde de uitzondering op het verbod op nauwe banden, zoals vastgelegd in afdeling 6.2.3.2. van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14, zulks met betrekking tot door de overheid gegarandeerde bankbrieven die tegenpartijen voor eigen gebruik als onderpand aanbieden.

(5)

Op voorwaarde van ex-ante goedkeuring door de Raad van bestuur, zouden de aan krediettransacties van het Eurosysteem deelnemende tegenpartijen hun niveaus van 3 juli 2012 van de voor eigen gebruik door de overheid gegarandeerde bankbrieven in uitzonderlijke omstandigheden moeten kunnen verhogen. Bij de aan Raad van bestuur ter ex-ante goedkeuring ingediende verzoeken dient een financieringsplan te zijn gevoegd.

(6)

Besluit ECB/2011/25 dient te worden vervangen door dit richtsnoer dat de NCB’s in hun contractuele of wettelijke regelingen dienen te implementeren.

(7)

De in dit richtsnoer vastgestelde aanvullende maatregelen dienen tijdelijk van toepassing te zijn tot de Raad van bestuur van mening is dat zij niet langer noodzakelijk zijn om een goede doorwerking van het monetaire beleid te verzekeren,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Aanvullende met herfinancieringstransacties en beleenbaar onderpand verband houdende maatregelen

1.   De regels voor het verrichten van monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheidscriteria voor onderpand zoals vastgelegd in dit richtsnoer zijn in samenhang met Richtsnoer ECB/2011/14 van toepassing.

2.   Bij een discrepantie tussen dit richtsnoer en Richtsnoer ECB/2011/14, zoals op nationaal niveau door de NCB’s uitgevoerd, geldt het eerste. Behoudens andersluidende bepalingen in dit richtsnoer passen de NCB’s alle bepalingen van Richtsnoer ECB/2011/14 verder ongewijzigd toe.

Artikel 2

Mogelijkheid tot beëindiging of wijziging van langerlopende herfinancieringstransacties

Het Eurosysteem kan besluiten dat tegenpartijen voor de vervaldag onder bepaalde voorwaarden het bedrag van bepaalde langerlopende herfinancieringstransacties kunnen verlagen dan wel deze transacties kunnen beëindigen. Die voorwaarden worden bekendgemaakt in de betrokken tenderaankondiging of op een andere door het Eurosysteem passend geachte wijze.

Artikel 3

Aanvullende toelating van bepaalde effecten op onderpand van activa

1.   Naast de uit hoofde van hoofdstuk 6 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14 beleenbare effecten op onderpand van activa, komen effecten op onderpand van activa die niet voldoen aan de kredietbeoordelingsvereisten van afdeling 6.3.2 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14, maar voor het overige voldoen aan alle op effecten op onderpand van activa toepasselijke beleenbaarheidscriteria uit hoofde van Richtsnoer ECB/2011/14, in aanmerking als onderpand voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem, mits zij bij uitgifte en op enig tijdstip daarna twee ratings hebben van minstens triple-B (6). Tevens voldoen zij aan de volgende vereisten:

a)

de kasstroom genererende activa die dienen als onderpand voor de effecten op onderpand van activa behoren tot één van de volgende activacategorieën: i) woninghypotheken; ii) leningen aan kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s); iii) commercieel hypothecair krediet; iv) autoleningen; v) leasing, en vi) consumentenkrediet;

b)

bij de kasstroom genererende activa is er geen vermenging van uiteenlopende activacategorieën;

c)

de kasstroom genererende activa die dienen als onderpand voor de effecten op onderpand van activa, omvatten geen leningen die:

i)

ten tijde van de uitgifte van de effecten op onderpand van activa oninbaar zijn;

ii)

oninbaar zijn bij de opname onder effecten op onderpand van activa gedurende de looptijd van de effecten op onderpand van activa, bijvoorbeeld middels substitutie of vervanging van de kasstroom genererende activa;

iii)

op enig tijdstip gestructureerd, gesyndiceerd of van hefboomfinanciering voorzien zijn;

d)

de transactiedocumentatie inzake effecten op onderpand van activa omvat bepalingen inzake schuldendienstcontinuïteit;

2.   Op de in lid 1 genoemde effecten op onderpand van activa die twee ratings hebben van minstens single-A (7) is een surpluspercentage van 16 % van toepassing.

3.   Op de in lid 1 genoemde effecten op onderpand van activa die niet twee ratings hebben van minstens single-A zijn de volgende surpluspercentages van toepassing: a) op effecten op onderpand van activa met commercieel hypothecair krediet als onderpand is een surpluspercentage van 32 % van toepassing; en b) op alle overige effecten op onderpand van activa is een surpluspercentage van 26 % van toepassing.

4.   Een tegenpartij mag uit hoofde van lid 1 beleenbare effecten op onderpand van activa niet als onderpand aanbieden, indien de tegenpartij of enige derde, waarmee zij nauwe banden heeft, rentehedging aanbiedt met betrekking tot die effecten op onderpand van activa.

5.   Een NCB kan als onderpand voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem effecten op onderpand van activa aanvaarden waarvan de onderliggende activa woninghypotheken omvatten of leningen aan kmo’s, of beide, en die niet voldoen aan de kredietbeoordelingsvereisten van afdeling 6.3.2 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14, noch aan de in lid 1, onder a) tot en met d) en hiervoor lid 4 genoemde vereisten, maar voor het overige voldoen aan alle op effecten op onderpand van activa toepasselijke beleenbaarheidscriteria uit hoofde van Richtsnoer ECB/2011/14 en twee ratings hebben van minstens triple-B. Dergelijke effecten op onderpand van activa worden beperkt tot effecten op onderpand van activa die voor 20 juni 2012 zijn uitgegeven en waarop een surpluspercentage van 32 % van toepassing is.

6.   In dit artikel wordt bedoeld met:

1.   „woninghypotheek”: afgezien van leningen met woninghypotheken als onderpand, omvat woninghypotheek gegarandeerde leningen voor woningen (zonder een hypotheek) indien de garantie bij verzuim direct verschuldigd is. Dergelijke garanties kunnen verschillende contractuele vormen aannemen, waaronder verzekeringscontracten, mits ze verstrekt worden door een entiteit uit de publieke sector of een financiële instelling die onder overheidstoezicht staat. De kredietbeoordeling van de garant ter fine van dergelijke garanties dient gedurende de looptijd van de transactie te voldoen aan kredietkwaliteitsstap 3 van de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem;

2.   „kleine onderneming” en „middelgrote onderneming”: een entiteit die een economische activiteit uitoefent, ongeacht de rechtsvorm, indien de omzet van die entiteit, of indien de entiteit deel is van een geconsolideerde groep, de omzet van de geconsolideerde groep lager is dan 50 miljoen EUR;

3.   „dubieuze lening”: omvat leningen met een achterstalligheid van 90 dagen of meer bij interest of hoofdsom en waarbij de debiteur in verzuim is, zoals bepaald in punt 44 van bijlage VII bij Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (8), of indien gegronde twijfel bestaat aan de volledige voldoening;

4.   „gestructureerde lening”: een structuur met achtergestelde kredietvorderingen;

5.   „syndicaatslening”: een door een groep van leninggevers in een leningssyndicaat verstrekte lening;

6.   „hefboomfinancieringslening”: een lening die wordt verstrekt aan een onderneming met een reeds aanzienlijke schuldenlast, bijvoorbeeld een buy-out of een overnamefinanciering, waarbij de lening strekt tot verkrijging van aandelen van een onderneming die tevens de debiteur van de lening is;

7.   „bepalingen inzake de schuldendienstcontinuïteit”: bepalingen in de juridische documentatie van een effect op onderpand van activa die verzekeren dat indien de beheerder zijn verplichtingen niet nakomt de aflossing niet wordt beëindigd en die de benoeming van een vervanger van de beheerder en een actieplan van hoog niveau bepalen, welk plan de na de benoeming van de vervanger van de beheerder uit te voeren operationele stappen schetst en hoe het beheer van de leningen zal worden overgedragen.

Artikel 4

Aanvullende toelating van bepaalde kredietvorderingen

1.   Een NCB kan als onderpand voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem kredietvorderingen aanvaarden die niet voldoen aan de beleenbaarheidscriteria van het Eurosysteem.

2.   De NCB’s die besluiten overeenkomstig lid 1 kredietvorderingen te aanvaarden, stellen te dien einde beleenbaarheidscriteria en risicobeheersingsmaatregelen op door de afwijkingen van de in bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14 vastgelegde vereisten te specificeren. Die beleenbaarheidscriteria en risicobeheersingsmaatregelen omvatten het criterium dat kredietvorderingen zijn onderworpen aan de wetgeving van de lidstaat van de NCB die de beleenbaarheidscriteria en risicobeheersingsmaatregelen opstelt. De beleenbaarheidscriteria en risicobeheersingsmaatregelen zijn onderworpen aan voorafgaande goedkeuring door de Raad van bestuur.

3.   In uitzonderlijke omstandigheden kunnen NCB’s, mits verkregen voorafgaande goedkeuring door de Raad van bestuur, kredietvorderingen aanvaarden: a) zulks met toepassing van de beleenbaarheidscriteria en risicobeheersingsmaatregelen die een andere NCB overeenkomstig lid 1 en 2 heeft opgesteld; of b) die zijn onderworpen aan de wetgeving van een lidstaat, niet zijnde de lidstaat waarin de accepterende NCB is gevestigd.

4.   Een andere NCB verleent slechts bijstand aan een NCB die overeenkomstig lid 1 kredietvorderingen aanvaardt, indien zulks bilateraal tussen beide NCB’s is overeengekomen en mits verkregen voorafgaande goedkeuring door de Raad van bestuur.

Artikel 5

Aanvaarding van bepaalde door de overheid gegarandeerde bankbrieven

1.   NCB’s zijn niet gehouden als onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem beleenbare bankbrieven te aanvaarden die een lidstaat garandeert uit hoofde van een programma van de Europese Unie/van het Internationaal Monetair Fonds, dan wel beleenbare bankbrieven gegarandeerd door een lidstaat, waarvan de kredietbeoordeling niet voldoet aan de benchmark van het Eurosysteem voor de vaststelling van de minimumvereisten van het Eurosysteem voor hoge kredietstandaards voor emittenten en garanten van verhandelbare activa overeenkomstig de afdeling 6.3.1 en 6.3.2 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14.

2.   NCB’s stellen de Raad van bestuur ervan in kennis, indien zij besluiten de in lid 1 omschreven effecten niet als onderpand te aanvaarden.

3.   Tegenpartijen mogen door hen uitgegeven bankbrieven, die een EER-overheidsentiteit garandeert, die het recht heeft belastingen te heffen, en dergelijke bankbrieven die nauw verbonden entiteiten uitgeven, niet als onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem aanbieden voor zover zulks de nominale waarde van die op 3 juli 2012 reeds als onderpand aangeboden bankbrieven te boven gaat.

4.   In uitzonderlijke gevallen kan de Raad van bestuur besluiten vrijstelling te verlenen van het in lid 3 vastgelegde vereiste. Bij een vrijstellingsverzoek wordt een financieringsplan gevoegd.

Artikel 6

Verificatie

De NCB’s doen de ECB ten laatste op 14 augustus 2012 details inzake teksten en middelen toekomen, middels welke zij voornemens zijn te voldoen aan de artikelen 1 tot en met 5.

Artikel 7

Wijziging van Richtsnoer ECB/2007/9

In deel 5 van bijlage III wordt de alinea na tabel 2 als volgt vervangen:

Berekening van de vaste aftrek voor controledoeleinden (R6):

Vaste aftrek De aftrek geldt voor elke kredietinstelling. Elke kredietinstelling trekt een maximumbedrag af dat bedoeld is om de administratieve kosten van het beheren van zeer geringe reserveverplichtingen te verminderen. Indien [reservebasis × reserveratio] minder is dan 100 000 EUR, is de vaste aftrek gelijk aan [reservebasis × reserveratio]. Indien [reservebasis × reserveratio] groter is dan of gelijk is aan 100 000 EUR, is de vaste aftrek gelijk aan 100 000 EUR. instellingen die het is toegestaan als een groep op geconsolideerde basis statistische gegevens te rapporteren (zoals gedefinieerd in deel 2, afdeling 1 van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32)) houden minimumreserves aan via een van de instellingen in de groep die uitsluitend als bemiddelende instelling voor deze instellingen optreedt. Overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 van de Europese Centrale Bank van 12 september 2003 inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/2003/9) (9), heeft in het laatste geval uitsluitend de groep als geheel recht op de vaste aftrek.

De minimumreserves (of „vereiste” reserves) worden als volgt berekend:

Minimumreserves (of „vereiste” reserves) = reservebasis × reserveratio – vaste aftrek

De reserveratio is overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) van toepassing.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Dit richtsnoer treedt in werking twee dagen na de vaststelling ervan.

Het richtsnoer is met ingang van 14 september 2012 van toepassing.

Artikel 9

Geadresseerden

Dit richtsnoer is gericht tot alle centrale banken van het Eurosysteem.

Gedaan te Frankfurt am Main, 2 augustus 2012.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 331 van 14.12.2011, blz. 1.

(2)  PB L 341 van 22.12.2011, blz. 65.

(3)  PB L 341 van 27.12.2007, blz. 1.

(4)  PB L 250 van 2.10.2003, blz. 10.

(5)  Verordening (EU) nr. 1358/2011 van de Europese Centrale Bank van 14 december 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1745/2003 inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/2003/9) (ECB/2011/26) (PB L 338 van 21.12.2011, blz. 51).

(6)  Een „triple-B” rating is een rating van minstens „Baa3” van Moody’s, „BBB-” van Fitch of Standard & Poor’s of een rating van „BBB” van DBRS.

(7)  Een „single-A” rating is een rating van minstens „A3” van Moody’s, „A-” van Fitch of Standard & Poor’s of een rating van „AL” van DBRS.

(8)  PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.

(9)  PB L 250 van 2.10.2003, blz. 10.”.


Top