EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012D0756

2012/756/EU: Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 5 december 2012 betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Pseudomonas syringae pv. actinidiae Takikawa, Serizawa, Ichikawa, Tsuyumu & Goto te voorkomen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 8816)

PB L 335 van 7.12.2012, p. 49–54 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/03/2016

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2012/756/oj

7.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/49


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 5 december 2012

betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Pseudomonas syringae pv. actinidiae Takikawa, Serizawa, Ichikawa, Tsuyumu & Goto te voorkomen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 8816)

(2012/756/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name artikel 16, lid 3, derde zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Italië heeft de Commissie ervan in kennis gesteld dat een nieuwe agressieve stam van Pseudomonas syringae pv. actinidiae Takikawa, Serizawa, Ichikawa, Tsuyumu & Goto, hierna „het nader omschreven organisme” genoemd, dat de veroorzaker van bacteriekanker bij kiwi is, op zijn grondgebied aanwezig is en dat het land officiële maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat het nader omschreven organisme verder op zijn grondgebied wordt binnengebracht en zich daar verspreidt. Uit de beschikbare informatie blijkt ook dat de nieuwe agressieve stam van het nader omschreven organisme aanwezig is in een derde land dat het teeltmateriaal van kiwiplanten, met inbegrip van pollen, naar de Unie uitvoert.

(2)

Het nader omschreven organisme is in bijlage I noch in bijlage II bij Richtlijn 2000/29/EG opgenomen. Uit een voorlopige analyse van het fytosanitaire risico die door de Commissie is uitgevoerd op basis van een beoordeling van de Plantenbeschermingsorganisatie voor Europa en het gebied van de Middellandse Zee (EPPO) blijkt dat het nader omschreven organisme schadelijk is voor planten van het geslacht Actinidia Lindl.

(3)

Gezien de complexiteit van de taxonomische identificatie van de nieuwe agressieve stam van het nader omschreven organisme zijn maatregelen nodig voor het nader omschreven organisme als zodanig, zonder deze tot de stam in kwestie te beperken.

(4)

Er moeten maatregelen komen betreffende het binnenbrengen in de Unie van voor opplant bestemde planten van Actinidia Lindl. uit derde landen. Ook moeten er maatregelen komen betreffende het vervoer binnen de Unie van deze planten die van oorsprong zijn uit de Unie.

(5)

Alle lidstaten moeten een onderzoek instellen naar de aanwezigheid van het nader omschreven organisme en de resultaten daarvan meedelen.

(6)

De lidstaten moeten zo nodig hun wetgeving aanpassen om aan dit besluit te voldoen.

(7)

Dit besluit moet tot en met 31 maart 2016 van toepassing zijn, zodat er voldoende tijd is om na te gaan hoe de situatie zich ontwikkelt.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Noodmaatregelen tegen Pseudomonas syringae pv. actinidiae Takikawa, Serizawa, Ichikawa, Tsuyumu & Goto

Pseudomonas syringae pv. actinidiae Takikawa, Serizawa, Ichikawa, Tsuyumu & Goto, hierna „het nader omschreven organisme” genoemd, mag niet in de Unie worden binnengebracht of verspreid.

Artikel 2

Binnenbrengen van levende pollen en voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden, van Actinidia Lindl. in de Unie

Levende pollen en voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden, van Actinidia Lindl., hierna „de nader omschreven planten” genoemd, van oorsprong uit derde landen, mogen alleen in de Unie worden binnengebracht als zij voldoen aan de in bijlage I opgenomen specifieke voorschriften voor het binnenbrengen.

Artikel 3

Vervoer van de nader omschreven planten binnen de Unie

Nader omschreven planten mogen binnen de Unie alleen worden vervoerd als zij voldoen aan de in bijlage II opgenomen specifieke voorschriften.

Artikel 4

Onderzoeken en kennisgevingen van het nader omschreven organisme

1.   De lidstaten voeren officiële jaarlijkse onderzoeken uit naar de aanwezigheid van het nader omschreven organisme op de nader omschreven planten.

De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten uiterlijk op 31 januari van het jaar dat volgt op dat van het onderzoek, in kennis van de resultaten daarvan.

2.   Elke lidstaat stelt de Commissie en de overige lidstaten onverwijld schriftelijk in kennis van de aanwezigheid van het nader omschreven organisme in een deel van zijn grondgebied waar de aanwezigheid ervan tot dan toe niet bekend was.

3.   Indien het nader omschreven organisme daadwerkelijk of vermoedelijk aanwezig is in een gebied waar de aanwezigheid ervan tot nu toe niet bekend was, wordt hiervan onmiddellijk kennisgeving gedaan bij de verantwoordelijke officiële instanties.

Artikel 5

Naleving

De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van de maatregelen die zij hebben genomen om aan dit besluit te voldoen.

Artikel 6

Toepassing

Dit besluit is van toepassing tot en met 31 maart 2016.

Artikel 7

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 5 december 2012.

Voor de Commissie

Tonio BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.


BIJLAGE I

SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN VOOR HET BINNENBRENGEN IN DE UNIE, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2

Afdeling I

Fytosanitair certificaat

1.

Nader omschreven planten van oorsprong uit derde landen gaan vergezeld van een fytosanitair certificaat als bedoeld in artikel 13, lid 1, punt ii), eerste alinea, van Richtlijn 2000/29/EG (hierna „het certificaat” genoemd), dat onder de rubriek „Aanvullende verklaring” de in de punten 2) en 3) bedoelde informatie bevat.

2.

In het certificaat staat vermeld dat aan een van de volgende punten is voldaan:

a)

de nader omschreven planten zijn permanent geteeld in een land waarvan bekend is dat het nader omschreven organisme er niet voorkomt;

b)

de nader omschreven planten zijn permanent geteeld in een gebied dat vrij van schadelijke organismen is, zoals voor het nader omschreven organisme door de nationale plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong is vastgesteld overeenkomstig de internationale norm voor fytosanitaire maatregelen (International Standard for Phytosanitary Measures, ISPM) van de FAO nr. 4 (1);

c)

de nader omschreven planten zijn geproduceerd in een productieplaats of op een productielocatie die vrij van schadelijke organismen is, zoals voor het nader omschreven organisme door de nationale plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong is vastgesteld overeenkomstig ISPM nr. 10 van de FAO (2). De nader omschreven planten zijn geteeld in een voorziening die op dusdanige wijze van het buitenmilieu geïsoleerd en beschermd is dat het nader omschreven organisme doeltreffend buitengesloten is. De nader omschreven planten zijn daar tweemaal officieel geïnspecteerd op de meest geschikte tijdstippen voor het opsporen van symptomen van besmetting tijdens de laatste volledige vegetatiecyclus vóór uitvoer, waarbij zij vrij van het nader omschreven organisme bevonden zijn.

Die productieplaats is omgeven door een gebied met een straal van minimaal 500 m, dat tweemaal officieel is geïnspecteerd op de meest geschikte tijdstippen voor het opsporen van symptomen van besmetting tijdens de laatste volledige vegetatiecyclus vóór uitvoer, waarbij planten die tijdens die inspecties symptomen van infectie bleken te vertonen en alle omringende nader omschreven planten binnen een afstand van 5 m onmiddellijk zijn vernietigd;

d)

de nader omschreven planten zijn geproduceerd in een productieplaats die vrij van schadelijke organismen is, zoals voor het nader omschreven organisme door de nationale plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong is vastgesteld overeenkomstig ISPM nr. 10 van de FAO (2).

Die productieplaats is omgeven door een gebied met een straal van 4 500 m. Op die productieplaats en in dat hele gebied zijn officiële inspecties, bemonsteringen en tests uitgevoerd op de meest geschikte tijdstippen voor het opsporen van symptomen van besmetting tijdens de laatste volledige vegetatiecyclus vóór uitvoer. Bij die officiële inspecties, bemonsteringen en tests is het nader omschreven organisme niet aangetroffen.

3.

Indien de in punt 2), onder c) of d), bedoelde informatie wordt verstrekt, wordt in het certificaat bovendien vermeld dat aan een van de volgende punten is voldaan:

a)

de nader omschreven planten komen rechtstreeks voort uit moederplanten die zijn geteeld onder omstandigheden die voldoen aan punt 2), onder a), b) of c);

b)

de nader omschreven planten komen rechtstreeks voort uit moederplanten die van tevoren afzonderlijk zijn getest, waarbij is gebleken dat zij vrij zijn van het nader omschreven organisme;

c)

de nader omschreven planten zijn getest volgens een bemonsteringsschema waarmee met een betrouwbaarheid van 99 % kan worden vastgesteld dat het nader omschreven organisme in minder dan 0,1 % van de nader omschreven planten voorkomt.

4.

Indien de in punt 2), onder b), bedoelde informatie wordt verstrekt, wordt de naam van het gebied dat vrij van schadelijke organismen is, ingevuld in de rubriek „Plaats van oorsprong” van het certificaat.

Afdeling II

Inspectie

Nader omschreven planten die in de Unie worden binnengebracht en vergezeld gaan van een fytosanitair certificaat overeenkomstig afdeling I worden op de plaats van binnenkomst of de plaats van bestemming, zoals vastgesteld overeenkomstig Richtlijn 2004/103/EG van de Commissie (3), grondig geïnspecteerd en in voorkomend geval getest op de aanwezigheid van het nader omschreven organisme.

Indien de nader omschreven planten in de Unie worden binnengebracht via een andere lidstaat dan de lidstaat van bestemming van die planten, stelt de verantwoordelijke officiële instantie van de lidstaat van binnenkomst de verantwoordelijke officiële instantie van de lidstaat van bestemming in kennis.


(1)  Requirements for the establishment of the pest free areas. ISPM nr. 4 (1995), FAO 2011.

(2)  Requirements for the establishment of pest free places of production and pest free production sites. ISPM nr. 10 (1999), FAO 2011.

(3)  PB L 313 van 12.10.2004, blz. 16.


BIJLAGE II

VOORSCHRIFTEN VOOR HET VERVOER BINNEN DE UNIE, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3

1.

Nader omschreven planten van oorsprong uit de Unie mogen binnen de Unie alleen worden vervoerd als zij vergezeld gaan van een plantenpaspoort dat is opgesteld en afgegeven overeenkomstig Richtlijn 92/105/EEG van de Commissie (1), en voldoen aan de voorschriften van punt 2).

2.

De nader omschreven planten voldoen aan een van de volgende punten:

a)

de nader omschreven planten zijn permanent geteeld in een lidstaat waarvan niet bekend is dat het nader omschreven organisme er voorkomt;

b)

de nader omschreven planten zijn permanent geteeld in een beschermd gebied dat voor het nader omschreven organisme als zodanig is erkend overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder h), van Richtlijn 2000/29/EG;

c)

de nader omschreven planten zijn permanent geteeld in een gebied dat vrij van schadelijke organismen is, zoals voor het nader omschreven organisme door de verantwoordelijke officiële instantie van een lidstaat vastgesteld overeenkomstig ISPM nr. 4 van de FAO (2);

d)

de nader omschreven planten zijn geproduceerd in een productieplaats of op een productielocatie die vrij van schadelijke organismen is, zoals voor het nader omschreven organisme door de verantwoordelijke officiële instantie van de lidstaat van oorsprong is vastgesteld overeenkomstig ISPM nr. 10 van de FAO (3). De nader omschreven planten zijn geteeld in een voorziening die op dusdanige wijze van het buitenmilieu geïsoleerd en beschermd is dat het nader omschreven organisme doeltreffend buitengesloten is. De nader omschreven planten zijn daar tweemaal officieel geïnspecteerd op de meest geschikte tijdstippen voor het opsporen van symptomen van besmetting tijdens de laatste volledige vegetatiecyclus vóór het vervoer, waarbij zij vrij van het nader omschreven organisme bevonden zijn.

Die plaats is omgeven door een gebied met een straal van minimaal 500 m, dat tweemaal officieel is geïnspecteerd op de meest geschikte tijdstippen voor het opsporen van symptomen van besmetting tijdens de laatste volledige vegetatiecyclus vóór het vervoer, waarbij planten die tijdens die inspecties symptomen van besmetting bleken te vertonen en alle omringende nader omschreven planten binnen een afstand van 5 m onmiddellijk zijn vernietigd;

e)

de nader omschreven planten zijn geproduceerd in een productieplaats die vrij van schadelijke organismen is, zoals voor het nader omschreven organisme door de verantwoordelijke officiële instantie van de lidstaat van oorsprong is vastgesteld overeenkomstig ISPM nr. 10 van de FAO (3).

Die productieplaats is omgeven door een gebied met een straal van 500 m, hierna „het omliggende gebied” genoemd. Op die productieplaats en in het hele omliggende gebied zijn officiële inspecties, bemonsteringen en tests uitgevoerd op de meest geschikte tijdstippen voor het opsporen van symptomen van besmetting tijdens de laatste volledige vegetatiecyclus vóór het vervoer. Bij die officiële inspecties, bemonsteringen en tests is het nader omschreven organisme niet aangetroffen.

Het omliggende gebied wordt omgeven door een gebied met een breedte van 4 km, waar tweemaal, op de meest geschikte tijdstippen voor het opsporen van symptomen van besmetting tijdens de laatste volledige vegetatiecyclus vóór het vervoer, officiële inspecties, bemonsteringen en tests in het hele gebied zijn uitgevoerd en uitroeiingsmaatregelen zijn genomen telkens als het nader omschreven organisme op de nader omschreven planten werd aangetroffen. Deze maatregelen omvatten de onmiddellijke vernietiging van de besmette nader omschreven planten en alle omringende nader omschreven planten binnen een afstand van 5 m.

3.

Indien aan de voorschriften van punt 2), onder d) of e), wordt voldaan, voldoen de nader omschreven planten bovendien aan een van de volgende voorschriften:

a)

de nader omschreven planten komen rechtstreeks voort uit moederplanten die zijn geteeld onder omstandigheden die voldoen aan punt 2), onder a), b), c) of d);

b)

de nader omschreven planten komen rechtstreeks voort uit moederplanten die van tevoren afzonderlijk zijn getest, waarbij is gebleken dat zij vrij zijn van het nader omschreven organisme;

c)

de nader omschreven planten zijn getest volgens een bemonsteringsschema waarmee met een betrouwbaarheid van 99 % kan worden vastgesteld dat het nader omschreven organisme in minder dan 0,1 % van de nader omschreven planten voorkomt.

4.

Nader omschreven planten die overeenkomstig bijlage I uit derde landen in de Unie zijn binnengebracht, mogen alleen binnen de Unie worden vervoerd als zij vergezeld gaan van het in punt 1) bedoelde plantenpaspoort.


(1)  PB L 4 van 8.1.1993, blz. 22.

(2)  Requirements for the establishment of the pest free areas. ISPM nr. 4 (1995), FAO 2011.

(3)  Requirements for the establishment of pest free places of production and pest free production sites. ISPM nr. 10 (1999), FAO 2011.


Top