Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012D0033

    Besluit 2012/33/GBVB van de Raad van 23 januari 2012 houdende benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het vredesproces in het Midden-Oosten

    PB L 19 van 24.1.2012, p. 17–20 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/06/2014

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2012/33(1)/oj

    24.1.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 19/17


    BESLUIT 2012/33/GBVB VAN DE RAAD

    van 23 januari 2012

    houdende benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het vredesproces in het Midden-Oosten

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 31, lid 2, en artikel 33,

    Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Op 21 juli 2003 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2003/537/GBVB (1) aangenomen, houdende benoeming van de heer Marc OTTE tot speciaal vertegenwoordiger van de Europese Unie („SVEU”) voor het vredesproces in het Midden-Oosten.

    (2)

    De heer Andreas REINICKE dient te worden benoemd tot SVEU voor het vredesproces in het Midden-Oosten voor het tijdvak van 1 februari 2012 tot en met 30 juni 2013.

    (3)

    De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de in artikel 21 van het Verdrag uiteengezette doelstellingen van het extern optreden van de Unie kan belemmeren,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

    De heer Andreas REINICKE wordt benoemd tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie („SVEU”) voor het vredesproces in het Midden-Oosten („vredesproces”) voor het tijdvak van 1 februari 2012 tot en met 30 juni 2013. Het mandaat van de SVEU kan eerder worden beëindigd, indien de Raad daartoe op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid („HV”) besluit.

    Artikel 2

    Beleidsdoelstellingen

    1.   Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de Unie ten aanzien van het vredesproces.

    2.   Deze doelstellingen zijn, onder meer:

    a)

    een alomvattende vrede die moet worden verwezenlijkt op basis van de desbetreffende resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties („VN”), de beginselen van Madrid, de routekaart, de eerder door de partijen bereikte akkoorden en het Arabisch vredesinitiatief;

    b)

    een oplossing met twee staten, dat wil zeggen Israël en een democratische, aaneengesloten, levensvatbare, vreedzame en soevereine Palestijnse staat, die binnen veilige en erkende grenzen naast elkaar leven en met hun buurlanden normale betrekkingen onderhouden overeenkomstig de Resoluties 242 (1967), 338 (1973), 1397 (2002) en 1402 (2002) van de VN-Veiligheidsraad en de beginselen van Madrid;

    c)

    een oplossing van de conflicten Israël-Syrië en Israël-Libanon;

    d)

    een oplossing voor de status van Jeruzalem als toekomstige hoofdstad van twee staten en een rechtvaardige, levensvatbare en overeengekomen oplossing van het probleem van de Palestijnse vluchtelingen;

    e)

    de follow-up van het vredesproces, leidend tot een akkoord over een definitieve status en de oprichting van een Palestijnse staat, met als onderdeel daarvan een sterkere rol voor het Kwartet voor het Midden-Oosten („het Kwartet”) als hoeder van de routekaart, in het bijzonder om toe te zien op de uitvoering van de verplichtingen die beide partijen krachtens die routekaart hebben en in overeenstemming met alle internationale bemoeienis om tot een alomvattende vredesregeling tussen Israël en de Arabische landen te komen.

    3.   Deze doelstellingen zijn gebaseerd op het streven van de Unie om met de partijen en met de partners in de internationale gemeenschap samen te werken, in het bijzonder binnen het kader van het Kwartet, teneinde al het mogelijke te doen met het oog op vrede en een redelijke toekomst voor alle mensen in de regio.

    4.   De SVEU ondersteunt de werkzaamheden van de HV in het gebied, mede in het kader van het Kwartet.

    Artikel 3

    Mandaat

    Met het oog op de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen omvat het mandaat van de SVEU het volgende:

    a)

    een actieve en efficiënte bijdrage van de Unie te leveren tot acties en initiatieven die leiden tot een definitieve regeling van het conflict tussen Israël en Palestina en van het conflict Israël-Syrië en Israël-Libanon;

    b)

    nauwe contacten te vergemakkelijken en te onderhouden met alle partijen bij het vredesproces, met andere landen in de regio, de leden van het Kwartet en andere betrokken landen en met de VN en andere betrokken internationale organisaties, teneinde met hen samen te werken aan de versterking van het vredesproces;

    c)

    te zorgen voor de voortdurende aanwezigheid van de Unie in bevoegde internationale fora, en bij te dragen tot crisisbeheersing en -preventie;

    d)

    de vredesonderhandelingen tussen de partijen waar te nemen en namens de Unie voorstellen voor te leggen in het kader van deze onderhandelingen;

    e)

    desgevraagd bij te dragen tot de uitvoering van de internationale overeenkomsten die de partijen hebben bereikt, en op het diplomatieke vlak met hen in contact te treden indien men zich niet houdt aan de voorwaarden van deze overeenkomsten;

    f)

    bijzondere aandacht te schenken aan factoren die gevolgen hebben voor de regionale dimensie van het vredesproces;

    g)

    constructieve gesprekken te voeren met de ondertekenaars van overeenkomsten in het kader van het vredesproces, teneinde de inachtneming van de basisnormen van de democratie te bevorderen, waaronder de eerbiediging van de mensenrechten en van de rechtsstaat;

    h)

    voorstellen te doen voor interventie van de Unie in het vredesproces, en over de wijze waarop het best uitvoering kan worden gegeven aan de initiatieven van de Unie en de lopende activiteiten van de Unie in verband met het vredesproces, zoals de bijdrage van de Unie aan de Palestijnse hervormingen, waaronder de politieke aspecten van de ontwikkelingsprojecten van de Unie;

    i)

    toezicht te houden op handelingen van beide partijen met betrekking tot de uitvoering van de routekaart en vraagstukken die het resultaat van de onderhandelingen betreffende de permanente status nadelig zouden kunnen beïnvloeden, opdat het Kwartet de naleving door de partijen beter kan beoordelen;

    j)

    als gezant bij het Kwartet, verslag uit te brengen over de vooruitgang en het verloop van de onderhandelingen en bij te dragen aan de voorbereiding van bijeenkomsten van gezanten van het Kwartet op basis van standpunten van de Unie en in coördinatie met andere leden van het Kwartet;

    k)

    bij te dragen aan de uitvoering van het mensenrechtenbeleid van de Unie, met inbegrip van de richtsnoeren van de Unie inzake de mensenrechten, met name de EU-richtsnoeren over kinderen en gewapende conflicten, alsmede inzake geweld tegen vrouwen en de bestrijding van alle vormen van discriminatie van vrouwen, en het beleid van de Unie inzake Resolutie 1325 (2000) van de VN-Veiligheidsraad met betrekking tot vrouwen, vrede en veiligheid, mede door de ontwikkelingen op dat gebied te volgen, er verslag over uit te brengen en aanbevelingen ter zake te formuleren;

    l)

    bij te dragen tot een beter begrip van de rol van de Unie onder de opiniemakers in de regio.

    Artikel 4

    Uitvoering van het mandaat

    1.   De SVEU is onder het gezag van de HV verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat. Om zijn mandaat en zijn specifieke taken ter plaatse te kunnen uitvoeren legt de SVEU zich volledig toe op de missie.

    2.   Het Politiek en Veiligheidscomité („PVC”) onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt van de SVEU met de Raad. Onverminderd de bevoegdheden van de HV zorgt het PVC binnen het kader van het mandaat voor strategische aansturing en politieke leiding ten behoeve van de SVEU.

    3.   De SVEU werkt nauw samen met de Europese dienst voor extern optreden („EDEO”).

    4.   Met name tijdens zijn missies werkt de SVEU nauw samen met het bureau van de EU-vertegenwoordiger in Jeruzalem, met de delegatie van de Unie in Tel. Aviv, alsook met alle andere betrokken Uniedelegaties in de regio.

    Artikel 5

    Financiering

    1.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 februari 2012 tot en met 30 juni 2013 bedraagt 1 300 000 EUR.

    2.   Uitgaven die uit het in lid 1 genoemde bedrag worden gefinancierd, komen voor financiering in aanmerking vanaf 1 februari 2012. De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.

    3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt van alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

    Artikel 6

    Vorming en samenstelling van het team

    1.   Binnen de grenzen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor het samenstellen van zijn team. In het team dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU houdt de Raad en de Commissie onmiddellijk en regelmatig op de hoogte van de samenstelling van zijn team.

    2.   De lidstaten, de instellingen van de Unie en de EDEO kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het gedetacheerde personeel komt ten laste van respectievelijk de lidstaat, de betrokken instelling van de Unie of de EDEO. Door de lidstaten bij de instellingen van de Unie of de EDEO gedetacheerde deskundigen kunnen eveneens ter beschikking worden gesteld om samen te werken met de SVEU. Internationaal aangeworven personeel moet de nationaliteit van een lidstaat hebben.

    3.   Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat, van de instelling van de Unie of van de EDEO, en voert zijn taken uit en handelt in het belang van het mandaat van de SVEU.

    Artikel 7

    Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en zijn medewerkers

    De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en van zijn medewerkers, worden met de ontvangende partij(en) naargelang van het geval overeengekomen. De lidstaten en de Commissie verlenen daartoe alle nodige steun.

    Artikel 8

    Beveiliging van gerubriceerde EU-informatie

    De SVEU en de leden van zijn team leven de beveiligingsbeginselen en -minimumnormen na die zijn vastgelegd in Besluit 2011/292/EU van de Raad van 31 maart 2011 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (2).

    Artikel 9

    Toegang tot informatie en logistieke steun

    1.   De lidstaten, de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.

    2.   De delegaties van de Unie en/of de lidstaten, naargelang van het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

    Artikel 10

    Veiligheid

    Overeenkomstig het beleid van de Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag wordt ingezet in operaties buiten de Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met zijn mandaat en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is; met name:

    a)

    stelt hij een missiespecifiek veiligheidsplan op, dat gebaseerd is op richtsnoeren van de EDEO en dat onder meer missiespecifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van veilige personeelsbewegingen naar en binnen het missiegebied, het beheer van veiligheidsincidenten en een nood- en evacuatieplan van de missie behelst;

    b)

    zorgt hij ervoor dat alle buiten de Unie ingezette personeelsleden gedekt zijn door een op de omstandigheden in het missiegebied afgestemde verzekering voor grote risico’s;

    c)

    zorgt hij ervoor dat alle buiten de Unie ingezette leden van zijn team, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het missiegebied een passende beveiligingsopleiding hebben genoten waarvan de inhoud is bepaald op basis van de risicoklasse waarin het missiegebied door de EDEO is ingedeeld;

    d)

    zorgt hij ervoor dat alle naar aanleiding van de geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en brengt hij aan de HV, de Raad en de Commissie schriftelijk verslag uit over de uitvoering daarvan en over andere veiligheidskwesties in het kader van het tussentijds verslag en het verslag over de uitvoering van zijn mandaat.

    Artikel 11

    Rapportage

    De SVEU brengt geregeld mondeling en schriftelijk verslag uit aan de HV en aan het PVC. De SVEU brengt zo nodig tevens verslag uit aan de werkgroepen van de Raad. De geregelde schriftelijke verslagen worden verspreid via het COREU-netwerk. Op aanbeveling van de HV of het PVC brengt de SVEU ook verslag uit aan de Raad Buitenlandse Zaken.

    Artikel 12

    Coördinatie

    1.   De SVEU bevordert de algemene politieke coördinatie van de Unie. Hij helpt ervoor te zorgen dat alle EU-instrumenten ter plaatse op coherente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken. Daartoe worden de activiteiten van de SVEU gecoördineerd met die van de Commissie, en in voorkomend geval met die van de andere SVEU’s die actief zijn in de regio, waaronder de SVEU van het zuidelijk Middellandse Zeegebied. De SVEU brengt regelmatig verslag uit aan de missies van de lidstaten en de delegaties van de Unie.

    2.   Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met het hoofd van de delegatie van de Unie en de hoofden van de missies van de lidstaten. Zij doen alles wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU geeft, in nauwe coördinatie met het hoofd van de delegatie van de Unie in Tel. Aviv, op lokaal niveau politieke aansturing aan de missiehoofden van de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (EUPOL COPPS) en de missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah). De SVEU en de civiele operationele commandant plegen indien nodig overleg. De SVEU onderhoudt eveneens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

    Artikel 13

    Evaluatie

    De toepassing van dit besluit en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Unie in de regio worden op gezette tijden geëvalueerd. De SVEU legt de HV, de Raad en de Commissie vóór eind november 2012 een voortgangsverslag, en aan het eind van zijn mandaat een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor.

    Artikel 14

    Inwerkingtreding

    Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

    Gedaan te Brussel, 23 januari 2012.

    Voor de Raad

    De voorzitster

    C. ASHTON


    (1)  PB L 184 van 23.7.2003, blz. 45.

    (2)  PB L 141 van 27.5.2011, blz. 17.


    Top