Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010L0048

    Richtlijn 2010/48/EU van de Commissie van 5 juli 2010 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 2009/40/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 173 van 8.7.2010, p. 47–72 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 19/05/2018; opgeheven door 32014L0045

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2010/48/oj

    8.7.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 173/47


    RICHTLIJN 2010/48/EU VAN DE COMMISSIE

    van 5 juli 2010

    houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 2009/40/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gelet op Richtlijn 2009/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens (1), en met name op artikel 6, lid 1,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Met het oog op de verkeersveiligheid, de milieubescherming en de eerlijke concurrentie is het belangrijk dat voertuigen in het verkeer correct worden onderhouden en gecontroleerd zodat zij tijdens hun volledige levensduur de tijdens de typegoedkeuring vastgestelde prestaties op hetzelfde niveau of bijna hetzelfde niveau kunnen blijven leveren.

    (2)

    De normen en methoden in artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2009/40/EG moeten verder worden omschreven en aangepast in functie van de technische vooruitgang met als doel de technische controles van motorvoertuigen in de Europese Unie op een kosteneffectieve manier te verbeteren.

    (3)

    Er moet rekening worden gehouden met Autofore (2) en Idelsy (3), twee recente projecten over opties voor technische controles, en de resultaten van een open en op feiten gebaseerde dialoog met belanghebbenden.

    (4)

    Door de huidige technologische ontwikkelingen op het gebied van voertuigen moeten moderne elektronische systemen op de lijst met controlepunten worden opgenomen.

    (5)

    Om de technische controles verder te harmoniseren, moeten voor alle controlepunten controlemethodes worden ingevoerd.

    (6)

    Voor een betere harmonisatie en voor de eenvormigheid van normen moet een niet-limitatieve lijst met de voornaamste redenen voor afkeuring, die al bestaat voor remsystemen, voor alle controlepunten worden opgesteld.

    (7)

    Technische controles moeten betrekking hebben op alle punten die relevant zijn voor het specifieke ontwerp, de constructie en de inrichting van het gecontroleerde voertuig. Daarom moeten, waar nodig, specifieke vereisten voor bepaalde voertuigcategorieën worden toegevoegd.

    (8)

    De lidstaten hebben de verplichte periodieke technische controle in overeenstemming met artikel 5, onder e), van Richtlijn 2009/40/EG uitgebreid tot andere categorieën voertuigen. Om de controles nog meer te harmoniseren, moeten methoden en normen voor deze voertuigcategorieën worden opgenomen. De controles moeten worden uitgevoerd met de beschikbare technieken en uitrusting en zonder gereedschap om voertuigonderdelen te ontmantelen of te verwijderen.

    (9)

    De controle mag niet alleen betrekking hebben op veiligheid en milieubescherming, maar moet ook aandacht schenken aan de identificatie van het voertuig om ervoor te kunnen zorgen dat de juiste controles en normen worden toegepast, dat de resultaten van de controle kunnen worden vastgelegd en dat andere wettelijke eisen kunnen worden nageleefd.

    (10)

    Om de werking van de interne markt te bevorderen en de methoden voor technische controle te verbeteren, moeten de resultaten van een controle worden genoteerd op een technisch certificaat dat alle belangrijke elementen bevat.

    (11)

    Er moet meer werk worden gemaakt van alternatieve controleprocedures om de onderhoudstoestand van dieselvoertuigen te controleren, met name wat stikstofoxide en fijne deeltjes betreft, rekening houdend met nieuwe nabehandelingssystemen van uitlaatgassen.

    (12)

    De maatregelen in deze richtlijn zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 7 van Richtlijn 2009/40/EG ingestelde comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang van de richtlijn betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Bijlage II bij Richtlijn 2009/40/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

    Artikel 2

    1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 2011 aan deze richtlijn te voldoen, met uitzondering van de bepalingen in lid 3 van bijlage II, die pas op 31 december 2013 in werking treden. Zij brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld van deze maatregelen op de hoogte.

    Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

    Artikel 3

    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 4

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, 5 juli 2010.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    José Manuel BARROSO


    (1)  PB L 141 van 6.6.2009, blz. 12.

    (2)  „Autofore study on the Future Options for Roadworthiness Enforcement in the European Union” (Onderzoek Autofore over de opties voor technische naleving in de Europese Unie), http://ec.europa.eu/transport/roadsafety/publications/projectfiles/autofore_en.htm

    (3)  IDELSY Initiative for Diagnosis of Electronic Systems in Motor Vehicles for PTI (IDELSY-initiatief voor de diagnose van elektrische systemen in motorvoertuigen voor permanente identificatie van aanhangwagens), http://ec.europa.eu/transport/roadsafety/publications/projectfiles/idelsy_en.htm


    BIJLAGE

    Bijlage II bij Richtlijn 2009/40/EG wordt vervangen door:

    „BIJLAGE II

    VERPLICHTE CONTROLEPUNTEN

    INHOUDSOPGAVE

    1.

    Inleiding

    2.

    Toepassingsgebied van de controle

    3.

    Technisch certificaat

    4.

    Minimumcontrolevereisten

    0.

    Identificatie van het voertuig

    1.

    Remuitrusting

    2.

    Stuurinrichting

    3.

    Zicht

    4.

    Lichten, reflecterende inrichtingen en elektrische installaties

    5.

    Assen, wielen, banden en vering

    6.

    Chassis en met het chassis verbonden delen

    7.

    Diverse uitrustingen

    8.

    Overlastfactoren

    9.

    Aanvullende controles voor passagiersvoertuigen M2, M3

    1.   INLEIDING

    In deze bijlage worden de voertuigsystemen en -onderdelen besproken die moeten worden gecontroleerd, alsook de controlemethoden en de criteria aan de hand waarvan moet worden bepaald of de toestand van het voertuig aanvaardbaar is.

    Indien het voertuig gebreken vertoont met betrekking tot de opgesomde controlepunten, stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in een procedure de voorwaarden vast waaronder het voertuig aan het verkeer mag deelnemen totdat het voldoet aan een nieuwe technische keuring.

    De controle moet op zijn minst betrekking hebben op de onderstaande punten, mits deze de uitrusting betreffen van het voertuig dat in de betrokken lidstaat wordt goedgekeurd.

    De controle moet worden uitgevoerd met de beschikbare technieken en uitrusting en zonder gereedschap om voertuigonderdelen te ontmantelen of verwijderen.

    Alle opgesomde punten moeten verplicht worden gecontroleerd bij de periodieke controle van voertuigen, behalve de punten die met een (X) zijn aangeduid. Dit zijn punten die betrekking hebben op de toestand van het voertuig en zijn geschiktheid om deel te nemen aan het verkeer, maar die niet essentieel zijn bij een periodieke controle.

    „Redenen voor afkeuring” zijn niet van toepassing indien zij verwijzen naar vereisten die nog niet in de relevante typegoedkeuringswetgeving voor het voertuig werden voorgeschreven op het moment van de eerste registratie of de eerste ingebruikname, of indien zij verwijzen naar retrofiteisen.

    Indien als controlemethode „visueel” staat, impliceert dit dat de controleur niet alleen naar de punten moet kijken, maar ook, indien nodig, de punten moet bedienen, het geluid moet beoordelen of andere geschikte controlemethoden moet toepassen zonder apparatuur te gebruiken.

    2.   TOEPASSINGSGEBIED VAN DE CONTROLE

    De controle heeft op zijn minst betrekking op de onderstaande punten, mits deze de geïnstalleerde uitrusting betreffen van het voertuig dat wordt gecontroleerd.

    0.

    Identificatie van het voertuig;

    1.

    Remuitrusting;

    2.

    Stuurinrichting;

    3.

    Zicht;

    4.

    Verlichtingsinstallatie en onderdelen van elektrische installaties;

    5.

    Assen, wielen, banden en vering;

    6.

    Chassis en met het chassis verbonden delen;

    7.

    Diverse uitrustingen;

    9.

    Overlastfactoren;

    9.

    Aanvullende controles voor passagiersvoertuigen M2 en M3.

    3.   TECHNISCH CERTIFICAAT

    De onderneming of de bestuurder van het voertuig moet schriftelijk op de hoogte worden gebracht van de defecten, de resultaten van de controle en de wettelijke gevolgen.

    Technische certificaten die bij verplichte periodieke voertuigcontroles worden uitgereikt, bevatten minstens de volgende elementen:

    1.

    voertuigidentificatienummer (VIN)

    2.

    kentekennummer en kenletters van het land van registratie

    3.

    plaats en datum van controle

    4.

    odometer die op het moment van de controle wordt afgelezen (indien beschikbaar)

    5.

    voertuigcategorie (indien beschikbaar)

    6.

    vastgestelde defecten (het is aanbevolen de numerieke volgorde van lid 5 van deze bijlage te volgen) en hun categorie

    7.

    algemene beoordeling van het voertuig

    8.

    datum van de volgende periodieke controle (indien deze informatie niet via andere kanalen wordt gegeven)

    9.

    naam van de controleorganisatie en handtekening of identificatie van de controleur die de controle heeft uitgevoerd

    4.   MINIMUMCONTROLEVEREISTEN

    De punten die bij de controles aan bod komen en de minimumnormen en methoden die worden toegepast, staan hieronder opgesomd. „Redenen voor afkeuring” zijn voorbeelden van defecten die worden vastgesteld.

    Punt

    Methode

    Redenen voor afkeuring

    0.   IDENTIFICATIE VAN HET VOERTUIG

    0.1.

    Registratie kentekenplaten (indien dit in de eisen is voorgeschreven (8)

    Visuele controle

    a)

    Kentekenplaat (-platen) ontbreekt (ontbreken) of zit(ten) zo los dat de plaat (platen) er kan (kunnen) afvallen.

    b)

    Opschrift ontbreekt of is onleesbaar.

    c)

    Is niet in overeenstemming met voertuigdocumenten of geregistreerde gegevens.

    0.2.

    Voertuigidentificatie-/chassis-/serienummer

    Visuele controle

    a)

    Ontbreekt of is onvindbaar.

    b)

    Onvolledig, onleesbaar.

    c)

    Is niet in overeenstemming met voertuigdocumenten of geregistreerde gegevens.

    1.   REMUITRUSTING

    1.1.

    Mechanische toestand en werking

    1.1.1.

    Draaipunt van de bedrijfsrem/handrem

    Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie in werking is.

    Opmerking: Voor de controle van voertuigen met een bekrachtigde reminstallatie, moet de motor worden uitgeschakeld.

    a)

    Draaipunt zit veel te strak.

    b)

    Vertoont te veel slijtage/speling.

    1.1.2.

    staat en slag van het bedieningspedaal/de handrem

    Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie in werking is.

    Opmerking: Voor de controle van voertuigen met een bekrachtigde reminstallatie, moet de motor worden uitgeschakeld.

    a)

    De vrije slag is te groot of te klein.

    b)

    Het pedaal of de handrem komt moeilijk terug in de rustpositie.

    c)

    Het antisliprubber op het rempedaal ontbreekt, zit los of is door slijtage glad geworden.

    1.1.3.

    Vacuümpomp of compressor en reservoirs

    Visuele controle van de onderdelen bij normale werkdruk. Nodige controletijd vereist zodat de vacuüm- of luchtdruk veilige werkwaarden bereikt en het waarschuwingssignaal, de veiligheidsklep voor dubbel remcircuit en de overdrukklep functioneren.

    a)

    Er is te weinig lucht- en/of vacuümdruk voor het ten minste tweemaal aantrekken van de rem nadat het waarschuwingssignaal heeft gewerkt (of een meetinstrument gevaar signaleert).

    b)

    Het tot stand komen van de benodigde lucht- en/of vacuümdruk voor het bereiken van veilige werkwaarden is niet in overeenstemming met de vereisten (8)

    c)

    De veiligheidsklep voor dubbel remcircuit of overdrukklep functioneert niet.

    d)

    Er is duidelijk drukverlies ten gevolge van een luchtlek of er zijn waarneembare luchtlekken.

    e)

    Er is uitwendige schade die het functioneren van de reminstallatie kan negatief kan beïnvloeden.

    1.1.4.

    Lagedrukverklikker of -manometer

    Functionele controle

    Verklikker of manometer werkt slecht of is defect.

    1.1.5.

    Handremregelklep

    Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie in werking is.

    a)

    De bedieningsschakelaar vertoont barsten, beschadiging of te grote slijtage.

    b)

    De bedieningsschakelaar is niet goed op de klep bevestigd of de klep zit los.

    c)

    De koppelingen zitten los of het systeem lekt.

    d)

    Functioneert niet behoorlijk.

    1.1.6.

    Parkeerremcilinder, bedieningshendel, parkeerremvergrendeling, elektronische parkeerrem

    Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie in werking is.

    a)

    De vergrendeling blijft niet goed vastzitten.

    b)

    De scharnierpin van de hefboom of de vergrendeling vertoont te veel slijtage.

    c)

    Te grote beweeglijkheid van de hendel wijst op een verkeerde afstelling.

    d)

    Cilinder ontbreekt, is beschadigd of werkt niet.

    e)

    Slechte werking, verklikker defect.

    1.1.7.

    Remkleppen (voetkleppen, ontluchtingsventielen, regelkleppen)

    Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie in werking is.

    a)

    Klep is beschadigd of er is een te grote luchtlekkage.

    b)

    Het olieverlies uit de compressor is te groot.

    c)

    Klep zit los of is slecht gemonteerd.

    d)

    Verlies of lekkage van hydraulische vloeistof.

    1.1.8.

    Koppelingskoppen voor remmen voor aanhangwagen (elektrisch en pneumatisch)

    Koppel de koppelingskoppen van de reminstallatie tussen het trekkende voertuig en de aanhangwagen los en weer vast.

    a)

    Kraan of zelfsluitende klep defect.

    b)

    Kraan of klep zit los of is slecht gemonteerd.

    c)

    Lekken.

    d)

    Functioneert niet correct.

    1.1.9.

    Energie- en drukreservoir

    Visuele controle.

    a)

    Reservoir is beschadigd, verroest of lekt.

    b)

    Het ontwateringsventiel werkt niet.

    c)

    Reservoir zit los of is slecht gemonteerd.

    1.1.10.

    Rembekrachtiging, hoofdcilinder (hydraulische systemen)

    Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie in werking is.

    a)

    De rembekrachtiging is defect of ineffectief.

    b)

    De hoofdcilinder is defect of lekt.

    c)

    De hoofdcilinder zit los.

    d)

    Te weinig remvloeistof.

    e)

    De kap van het reservoir van de hoofdcilinder ontbreekt.

    f)

    Het controlelampje voor de remvloeistof licht op of is defect.

    g)

    Het waarschuwingssignaal met betrekking tot de remvloeistof werkt slecht.

    1.1.11.

    Niet-flexibele remleidingen

    Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie in werking is.

    a)

    Er is dreigend gevaar voor defecten en breuken.

    b)

    Leidingen of koppelingen lekken.

    c)

    Leidingen vertonen beschadiging of te veel corrosie.

    d)

    Leidingen zijn verkeerd gemonteerd.

    1.1.12.

    Flexibele remleidingen

    Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie in werking is.

    a)

    Er is dreigend gevaar voor defecten en breuken.

    b)

    Leidingen zijn beschadigd, doorgescheurd, getordeerd of te kort.

    c)

    Leidingen of koppelingen lekken.

    d)

    Leidingen vertonen door de druk veroorzaakte verwijdingen.

    e)

    Leidingen vertonen porositeit.

    1.1.13.

    Remvoeringen en -blokken

    Visuele controle.

    a)

    Remblok vertoont te veel slijtage.

    b)

    Remblok is vervuild (olie, vet, enz.).

    c)

    Remblok is niet aanwezig.

    1.1.14.

    Remtrommels, remschijven

    Visuele controle.

    a)

    Trommel of schijf vertoont te veel slijtage, te veel kerven, scheuren, zit los of is gebroken.

    b)

    Trommel of schijf is vervuild (olie, vet, enz.).

    c)

    Trommel of schijf is niet aanwezig.

    d)

    Ankerplaat zit los.

    1.1.15.

    Remkabels, stangen, hendels, overbrenging

    Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie in werking is.

    a)

    Kabel is beschadigd of geknikt.

    b)

    Onderdeel vertoont te veel slijtage of corrosie.

    c)

    Bevestiging van de kabel, stang of verbinding is niet geborgd.

    d)

    Kabelgeleiding is defect.

    e)

    Werking van de reminstallatie wordt belemmerd.

    (f)

    Abnormale beweeglijkheid van de hendels/overbrenging wijst op slechte afstelling of te veel slijtage.

    1.1.16.

    Remcilinders (veerremcilinders of hydraulische remcilinders inbegrepen)

    Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie in werking is.

    a)

    Cilinder vertoont barsten of beschadiging.

    b)

    Cilinder lekt.

    c)

    Cilinder zit los of is niet goed gemonteerd.

    d)

    Cilinder vertoont te veel corrosie.

    e)

    De slag van de zuiger of van het diafragmamechanisme is te klein of te groot.

    f)

    Stofkap ontbreekt of vertoont te veel beschadiging.

    1.1.17.

    Automatische lastafhankelijke remkrachtregelaar

    Visuele controle van de onderdelen terwijl de reminstallatie in werking is.

    a)

    Overbrenging is defect.

    b)

    Overbrenging is niet juist afgesteld.

    c)

    Remkrachtregelaar is geblokkeerd of werkt niet.

    d)

    Remkrachtregelaar ontbreekt.

    e)

    Identificatieplaat ontbreekt.

    f)

    Identificatie is niet leesbaar of niet in overeenstemming met de vereisten (8)

    1.1.18.

    Remhefbomen en indicatoren

    Visuele controle.

    a)

    Remhefboom is beschadigd, geblokkeerd of vertoont abnormale beweeglijkheid die wijst op te veel slijtage of verkeerde afstelling.

    b)

    Remhefboom is defect.

    c)

    Niet correct geïnstalleerd of vervangen.

    1.1.19.

    Duurzaamheid reminstallatie (indien gemonteerd of voorgeschreven)

    Visuele controle.

    a)

    Onveilige koppelstukken of bevestigingen.

    b)

    Installatie is duidelijk defect of ontbreekt.

    1.1.20.

    Automatische bediening van remmen voor aanhangwagen

    Koppel de remkoppelingskoppen tussen het trekkende voertuig en de aanhangwagen los.

    De rem voor de aanhangwagen wordt niet automatisch aangetrokken wanneer de koppelingskop losgekoppeld is.

    1.1.21.

    Volledige reminstallatie

    Visuele controle

    a)

    Andere apparatuur (bv. antivriespomp, luchtdroger, enz.) vertoont uitwendige beschadiging of te veel corrosie waardoor de reminstallatie minder goed werkt.

    b)

    Luchtlekkage of antivrieslekkage.

    c)

    Onderdelen zitten los of zijn slecht gemonteerd.

    d)

    Onjuiste herstelling van of wijziging aan onderdelen (1)

    1.1.22.

    Testkoppelingen (indien gemonteerd of voorgeschreven)

    Visuele controle

    a)

    Ontbreken.

    b)

    Zijn beschadigd, onbruikbaar of lekken.

    1.2.

    Remkracht en bedrijfszekerheid van de bedrijfsrem

    1.2.1.

    Remkracht

    Trek de rem geleidelijk aan tot de maximale opgevoerde kracht tijdens een test op een statische remtestmachine, of indien mogelijk tijdens een test op de weg.

    a)

    Onvoldoende remkracht op een of meer wielen.

    b)

    De remkracht is voor een of meer wielen kleiner dan 70 % van de maximale geregistreerde remkracht voor het andere wiel op dezelfde as. Of het voertuig wijkt te veel van een rechte lijn af in het geval van een test op de weg.

    c)

    Remkracht loopt niet geleidelijk op (blokkering).

    d)

    Abnormaal hoge reactietijd voor een of meer wielen.

    e)

    Remkracht vertoont te grote schommelingen tijdens een volledige wielwenteling.

    1.2.2.

    Bedrijfszekerheid

    Test met een statische remtestmachine of, indien door technische redenen dergelijke machine niet kan worden gebruikt, een test op de weg met een registrerende vertragingsmeter. Voertuigen of aanhangwagens met een toegestane maximummassa van meer dan 3 500 kg moeten overeenkomstig de ISO 21069-normen of gelijkwaardige methoden worden gecontroleerd.

    Testen op de weg moeten worden uitgevoerd onder droge weersomstandigheden op een vlakke, rechte baan.

    Levert niet minstens de volgende waarden op:

     

    Voertuigen die voor het eerst werden geregistreerd na de inwerkingtreding van deze richtlijn:

    Categorie N1: 50 %

    Categorie M1: 58 %

    Categorie M2 en M3: 50 %

    Categorie N2 en N3 : 50 %

    Categorie O2 (XX) (10), O3 en O4:

    voor opleggers: 45 %

    voor aanhangwagens met trekstang: 50 %

     

    Voertuigen die werden geregistreerd vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn:

     

    Categorie N1: 45 %

     

    Categorie M1, M2 en M3: 50 % (2)

     

    Categorie N2 en N3: 43 % (3)

     

    Categorie O2 (XX) (10), O3 en O4: 40 % (4)

     

    Andere categorieën (XX) (10),.

    Categorieën L (beide remmen):

    Categorie L1e: 42 %

    Categorie L2e, L6e: 40 %

    Categorie L3e: 50 %

    Categorie L4e: 46 %

    Categorie L5e, L7e: 44 %

    Categorieën L (rem wiel achteraan):

    alle categorieën: 25 %

    1.3.

    Remkracht en bedrijfszekerheid van de hulprem (indien afzonderlijk werkend systeem)

    1.3.1.

    Remkracht

    Indien de hulprem een afzonderlijk werkend systeem is dan de bedrijfsreminstallatie, gebruik de methode in 1.2.1.

    a)

    Onvoldoende remkracht op een of meer wielen.

    b)

    De remkracht is voor een of meer wielen kleiner dan 70 % van de maximaal geregistreerde remkracht voor een ander wiel op dezelfde as, of het voertuig wijkt te veel van een rechte lijn af in het geval van een test op de weg.

    c)

    De remkracht loopt niet geleidelijk op (blokkering).

    1.3.2.

    Bedrijfszekerheid

    Indien de hulprem een afzonderlijk werkend systeem is dan de bedrijfsreminstallatie, gebruik de methode in 1.2.2.

    De remkracht is kleiner dan 50 % (5) van de in punt 1.2.2 beschreven remkracht van de bedrijfsrem bij de maximaal toegestane massa of, in het geval van opleggers, bij de som van de toegestane belasting op de assen.

    (met uitzondering van L1e en L3e).

    1.4.

    Remkracht en bedrijfszekerheid van de parkeerrem

    1.4.1.

    Remkracht

    Trek de rem aan tijdens een test op een statische remtestmachine en/of tijdens een test op de weg met een vertragingsmeter.

    Rem werkt niet aan één kant of het voertuig wijkt te veel van een rechte lijn af in het geval van een test op de weg.

    1.4.2.

    Bedrijfszekerheid

    Test met een statische remtestmachine of een test op de weg met een vertragingsmeter die slechts aanduidt of ook registreert, of met het voertuig op een helling met een gekende hellingsgraad. Voertuigen voor goederenvervoer moeten, indien mogelijk, in geladen toestand worden gecontroleerd.

    Geeft niet voor minstens alle categorieën voertuigen een rempercentage van 16 % bij de maximaal toegestane massa, of, voor motorvoertuigen, 12 % bij de maximummassa van de voertuigcombinatie, waarbij moet worden uitgegaan van de grootste waarde.

    (met uitzondering van L1e en L3e).

    1.5.

    Duurzaamheid remkracht van de reminstallatie

    Visuele controle en, indien mogelijk, testen of de installatie werkt.

    a)

    Niet regelbaar (niet van toepassing op motorremmen).

    (b)

    Installatie werkt niet.

    1.6.

    Antiblokkeersysteem (ABS)

    Visuele controle en controle van het waarschuwingssignaal.

    a)

    Waarschuwingssignaal is defect.

    b)

    Waarschuwingssignaal vertoont systeemstoringen.

    c)

    Snelheidssensoren aan wielen ontbreken of zijn beschadigd.

    d)

    Bedrading is beschadigd.

    e)

    Andere onderdelen ontbreken of zijn beschadigd.

    1.7

    Elektronische reminstallatie (EBS)

    Visuele controle van waarschuwingssignaal.

    a)

    Waarschuwingssignaal is defect.

    b)

    Waarschuwingssignaal wijst op storingen in het systeem.

    2.   STUURINRICHTING

    2.1.

    Mechanische toestand

    2.1.1.

    Toestand van de stuurinrichting

    Plaats het voertuig over een smeerkuil of bevestig het aan een hijstoestel en draai met de wielen van de grond of op draaischijven het stuurwiel om. Visuele controle van werking van de stuurinrichting.

    a)

    De werking van de stuurinrichting verloopt stroef.

    b)

    Stuuras gedraaid of spieassen vertonen slijtage.

    c)

    Stuuras vertoont te veel slijtage.

    d)

    Stuuras is te beweeglijk.

    e)

    Lekken.

    2.1.2.

    Bevestiging van stuurhuis

    Plaats het voertuig over een smeerkuil of bevestig het aan een hijstoestel met het gewicht van de wielen van het voertuig op de grond en draai aan het stuur/beweeg de wielstang met de wijzers van de klok mee en tegen de wijzers van de klok in of gebruik een speciaal toestel om de speling van het wiel vast te stellen. Visuele controle van de bevestiging van het stuurhuis aan het chassis.

    a)

    Stuurhuis niet correct bevestigd.

    b)

    Te grote bevestigingsgaten in het chassis.

    c)

    Bevestigingsbouten ontbreken of zijn gebroken.

    d)

    Stuurhuis is gebroken.

    2.1.3.

    Toestand stuuroverbrenging

    Plaats het voertuig over een smeerkuil of bevestig het aan een hijstoestel en draai met de wielen op de grond het stuurwiel met de wijzers van de klok mee en tegen de wijzers van de klok in of gebruik een speciaal toestel om de speling van het wiel vast te stellen. Visuele controle of de stuuronderdelen geen slijtage, breuken of veiligheidsproblemen vertonen.

    a)

    Relatieve beweging tussen onderdelen die vast zouden moeten zitten.

    b)

    Verbindingen vertonen te veel slijtage.

    c)

    Onderdelen zijn gebroken of vervormd.

    d)

    Vergrendelinrichtingen niet aanwezig.

    e)

    Foutieve uitlijning van de onderdelen (bv. spoorstang of stuurstang).

    f)

    Ongepaste herstelling of wijziging.

    g)

    De stofkap ontbreekt, is beschadigd of ernstig stuk.

    2.1.4.

    Werking stuuroverbrenging

    Plaats het voertuig over een smeerkuil of bevestig het aan een hijstoestel met de wielen op de grond en de motor aan (stuurbekrachtiging) en draai het stuurwiel om. Visuele controle van de beweging van de overbrengingen.

    a)

    De bewegende stuuroverbrenging schuurt tegen een onderdeel dat aan het chassis vastzit.

    b)

    Stuuraanslag werkt niet of ontbreekt.

    2.1.5.

    Stuurbekrachtiging

    Contoleer of er lekken zijn in de stuurinrichting en controleer het peil van de hydraulische vloeistof in het reservoir (indien zichtbaar). Plaats de wielen op de grond, zet de motor aan en controleer of de stuurbekrachtiging werkt.

    a)

    Vloeistof lekt.

    b)

    Te weinig vloeistof.

    c)

    Mechanisme werkt niet.

    d)

    Mechanisme is gebroken of zit los.

    e)

    Foutieve uitlijning of schurende onderdelen.

    f)

    Ongepaste herstelling of wijziging.

    g)

    Leidingen/slangen vertonen beschadiging of te veel corrosie.

    2.2.

    Stuurwiel, stuurkolom en bedieningsstang

    2.2.1.

    Toestand van het stuurwiel/de bedieningsstang

    Plaats de wielen op de grond, draai het stuur volledig om in rechte hoeken ten opzichte van de stuurkolom en oefen lichte opwaartse en neerwaartse druk uit. Visuele controle van de speling.

    a)

    Relatieve beweging tussen stuurwiel en stuurkolom die wijst op speling.

    b)

    Bevestiging op stuurwielnaaf ontbreekt.

    c)

    Stuurwielnaaf, -velg of -spaken vertonen breuken of zitten los.

    2.2.2.

    Stuurwiel/-beugels en -vorken

    Plaats het voertuig over een smeerkuil of bevestig het aan een hijstoestel met het volledige gewicht van het voertuig op de grond, duw en trek het stuurwiel in lijn met de stuurkolom, duw het stuurwiel/de bedieningsstang in verschillende richtingen met rechte hoeken ten opzichte van de kolom/de vorken. Visuele controle van de speling en de toestand van flexibele koppelingskoppen of universele verbindingen.

    a)

    Midden van het stuurwiel beweegt te veel op- of neerwaarts.

    b)

    Bovendeel van kolom beweegt te veel radiaal van de kolomas.

    c)

    Flexibele koppelingskop is stuk.

    d)

    Bevestiging is defect.

    e)

    Ongepaste herstelling of wijziging.

    2.3.

    Speling in de stuurinrichting

    Plaats het voertuig over een smeerkuil of bevestig het aan een hijstoestel met het volledige gewicht van het voertuig op de wielen en met de motor aan voor voertuigen met stuurbekrachtiging en met de wielen in rechte positie. Draai het stuurwiel licht en zo ver mogelijk met de wijzers van de klok mee en tegen de wijzers van de klok in zonder de wielen te bewegen. Visuele controle van de vrije beweging.

    Te veel speling bij het sturen (een bepaald punt op de velg overschrijdt bij beweging bijvoorbeeld een vijfde van de diameter van het stuurwiel of beweegt niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    2.4.

    Wieluitlijning (X) (9)

    Controleer de uitlijning van de bestuurde wielen met de juiste apparatuur.

    Uitlijning niet in overeenstemming met de informatie of de vereisten van de fabrikant (8).

    2.5.

    Draaischijf van de as van de aanhangwagen

    Visuele controle of met gebruik van een speciaal toestel om de speling van het wiel vast te stellen.

    a)

    Onderdeel vertoont beschadiging of barsten.

    b)

    Te veel speling.

    c)

    Bevestiging is defect.

    2.6.

    Elektronische stuurbekrachtiging

    Visuele controle en controle van de consistentie tussen de hoek van het stuurwiel en de hoek van de wielen bij het aan- en uitzetten van de motor.

    a)

    Het waarschuwingslampje van de stuurbekrachtiging wijst op een defect in de installatie.

    b)

    Inconsistentie tussen de hoek van het stuurwiel en de hoek van de wielen.

    c)

    Bekrachtiging werkt niet.

    3.   ZICHT

    3.1.

    Gezichtsveld

    Visuele controle vanop de bestuurderszitplaats.

    Obstakel in het gezichtsveld van de bestuurder dat zijn zicht vooraan of aan de zijkanten aanzienlijk belemmert.

    3.2.

    Toestand van de ruiten

    Visuele controle.

    a)

    Ruiten of transparante panelen (indien toegestaan) zijn gebarsten of verkleurd.

    b)

    Ruiten of transparante panelen (reflecterende of gekleurde folie inbegrepen) zijn niet in overeenstemming met de vereisten (8) (XX) (10),

    c)

    Ruiten of transparante panelen in onaanvaardbare toestand.

    3.3.

    Achteruitkijkspiegels of -toestellen

    Visuele controle.

    a)

    Spiegel of toestel ontbreekt of is niet bevestigd zoals bepaald in de vereisten (8).

    b)

    Spiegel of toestel werkt niet, is beschadigd of zit los.

    3.4.

    Ruitenwissers

    Visuele controle en controle door bediening.

    a)

    Wissers werken niet of ontbreken.

    b)

    Wisserblad ontbreekt of is duidelijk defect.

    3.5.

    Ruitensproeiers

    Visuele controle en controle door bediening.

    Sproeiers werken niet behoorlijk.

    3.6

    Ontwasemingssysteem (X) (9)

    Visuele controle en controle door bediening.

    Systeem werkt niet of is duidelijk defect.

    4.   LICHTEN, REFLECTERENDE INRICHTINGEN EN ELEKTRISCHE INSTALLATIES

    4.1.

    Koplampen

    4.1.1.

    Toestand en werking

    Visuele controle en controle door bediening.

    a)

    Licht/lichtbron is defect of ontbreekt.

    b)

    Projectiesysteem (reflector en lens) is defect of ontbreekt.

    c)

    Licht is niet veilig bevestigd.

    4.1.2.

    Richting

    Bepaal het horizontale eindpunt van elke koplamp bij gedimd licht met behulp van een speciaal hiervoor bestemd toestel of een scherm.

    Het eindpunt van de koplamp ligt niet binnen de grenzen die in de vereisten zijn bepaald (8).

    4.1.3.

    Schakelaars

    Visuele controle en controle door bediening.

    a)

    Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten (8) (Aantal oplichtende koplampen op hetzelfde moment).

    b)

    Verminderde functie van controleapparatuur.

    4.1.4.

    Overeenstemming met vereisten (8).

    Visuele controle en controle door bediening.

    a)

    Licht, kleur van het licht, positie of intensiteit is niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    b)

    Producten op lens of lichtbron die de lichtintensiteit duidelijk verminderen of de kleur van het licht wijzigen.

    c)

    Lichtbron en lamp zijn niet compatibel.

    4.1.5.

    Verstelinrichting (indien verplicht)

    Visuele controle en indien mogelijk controle door bediening.

    a)

    Inrichting werkt niet.

    b)

    Manuele inrichting kan niet vanop de bestuurderszitplaats worden bediend.

    4.1.6.

    Koplampwisser (indien verplicht)

    Visuele controle en indien mogelijk controle door bediening.

    Wisser werkt niet.

    4.2.

    Voor- en achterlichten, breedtelichten en markeringslichten

    4.2.1.

    Toestand en werking

    Visuele controle en controle door bediening.

    a)

    Lichtbron is defect.

    b)

    Lens is defect.

    c)

    Lamp is niet veilig bevestigd.

    4.2.2

    Schakelaars

    Visuele controle en controle door bediening.

    a)

    Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    b)

    Verminderde functie van controleapparatuur.

    4.2.3.

    Verminderde functie van controleapparatuur (8)

    Visuele controle en controle door bediening.

    a)

    Lamp, lichtkleur, positie of intensiteit zijn niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    b)

    Producten op lens of lichtbron die de lichtintensiteit verminderen of de kleur van het licht wijzigen.

    4.3.

    Stoplichten

    4.3.1.

    Toestand en werking

    Visuele controle en controle door bediening.

    a)

    Lichtbron is defect.

    b)

    Lens is defect.

    c)

    Lamp is niet veilig bevestigd.

    4.3.2.

    Schakelaars

    Visuele controle en controle door bediening.

    a)

    Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    b)

    Verminderde functie van controleapparatuur.

    4.3.3.

    Overeenstemming met vereisten (8)

    Visuele controle en controle door bediening.

    Lamp, lichtkleur, positie of intensiteit zijn niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    4.4.

    Richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten

    4.4.1.

    Toestand en werking

    Visuele controle en controle door bediening.

    a)

    Lichtbron is defect.

    b)

    Lens is defect.

    c)

    Lamp is niet veilig bevestigd.

    4.4.2.

    Schakelen

    Visuele controle en controle door bediening.

    Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    4.4.3.

    Overeenstemming met vereisten (8)

    Visuele controle en controle door bediening.

    Lamp, lichtkleur, positie of intensiteit zijn niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    4.4.4.

    Knippersnelheid

    Visuele controle en controle door bediening.

    Knippersnelheid is niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    4.5.

    Mistlichten voor en achter

    4.5.1.

    Toestand en werking

    Visuele controle en controle door bediening.

    a)

    Lichtbron is defect.

    b)

    Lens is defect.

    c)

    Lamp is niet veilig bevestigd.

    4.5.2.

    Richting (X) (9)

    Door bediening en met het gebruik van een toestel om het eindpunt van de koplamp te bepalen.

    Mistlicht vooraan schijnt niet meer horizontaal wanneer het lichtpatroon een afbakeningslijn heeft.

    4.5.3.

    Schakelaars

    Visuele controle en controle door bediening.

    Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    4.5.4.

    Overeenstemming met vereisten (8).

    Visuele controle en controle door bediening.

    a)

    Lamp, lichtkleur, positie of intensiteit zijn niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    b)

    Inrichting werkt niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    4.6.

    Achteruitrijlichten

    4.6.1.

    Toestand en werking

    Visuele controle en controle door bediening.

    a)

    Lichtbron is defect.

    b)

    Lens is defect.

    c)

    Lamp is niet veilig bevestigd.

    4.6.2.

    Overeenstemming met vereisten (8)

    Visuele controle en controle door bediening.

    a)

    Lamp, lichtkleur, positie of intensiteit zijn niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    b)

    Inrichting werkt niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    4.6.3.

    Schakelaars

    Visuele controle en controle door bediening.

    Schakelaar werkt niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    4.7.

    Achterkentekenplaatverlichting

    4.7.1.

    Toestand en werking

    Visuele controle en controle door bediening.

    a)

    Licht schijnt rechtstreeks op de achterzijde.

    b)

    Lichtbron is defect.

    c)

    Lamp is niet veilig bevestigd.

    4.7.2.

    Overeenstemming met vereisten (8)

    Visuele controle en controle door bediening.

    Inrichting werkt niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    4.8.

    Retroreflectoren, veiligheidsmarkeringen (retroreflecterend) en kentekenplaatmarkeringen achteraan

    4.8.1.

    Toestand

    Visuele controle.

    a)

    Reflecterende inrichting is defect of beschadigd.

    b)

    Reflector is niet veilig bevestigd.

    4.8.2.

    Overeenstemming met vereisten (8)

    Visuele controle.

    Toestel, gereflecteerde kleur of positie is niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    4.9.

    Verklikkersignalen voor lichtinrichting

    4.9.1.

    Toestand en werking

    Visuele controle en controle door bediening.

    Werkt niet.

    4.9.2.

    Overeenstemming met vereisten (8)

    Visuele controle en controle door bediening.

    Is niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    4.10.

    Elektrische verbindingen tussen trekkend voertuig en aanhangwagen of oplegger

    Visuele controle: onderzoek indien mogelijk de elektrische continuïteit van de verbinding.

    a)

    Vaste onderdelen zijn niet veilig bevestigd.

    b)

    Isolatie is beschadigd of stuk.

    c)

    De elektrische verbindingen van de aanhangwagen of het trekkend voertuig functioneren niet correct.

    4.11.

    Elektrische bedrading

    Visuele controle met het voertuig over een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel, in sommige gevallen ook in de motor.

    a)

    Bedrading zit los of is niet goed beveiligd.

    b)

    Bedrading is stuk.

    c)

    Isolatie is beschadigd of stuk.

    4.12.

    Niet-verplichte lichten en retroreflectoren(X) (9)

    Visuele controle en controle door bediening.

    a)

    Een licht/retroreflector werd niet in overeenstemming met de vereisten bevestigd (8).

    b)

    Bediening van het licht is niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    c)

    Licht/retroreflector werd niet veilig bevestigd.

    4.13.

    Accu(’s)

    Visuele controle.

    a)

    Zit los.

    b)

    Lekt.

    c)

    Schakelaar (indien vereist) is defect.

    d)

    Ontsteker (indien vereist) is defect.

    e)

    Niet-geschikte luchtcirculatie (indien vereist).

    5.   ASSEN, WIELEN, BANDEN EN VERING

    5.1.

    Assen

    5.1.1.

    Assen

    Visuele controle met het voertuig over een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. Toestellen om de speling van een wiel vast te stellen kunnen worden gebruikt en zijn aanbevolen voor voertuigen met een brutomassa van meer dan 3,5 t.

    a)

    As is gebroken of vervormd.

    b)

    As is niet goed aan het voertuig bevestigd.

    c)

    Ongepaste herstelling of wijziging.

    5.1.2.

    Stuurpennen

    Visuele controle met het voertuig over een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. Toestellen om de speling van een wiel vast te stellen kunnen worden gebruikt en zijn aanbevolen voor voertuigen met een brutomassa van meer dan 3,5 t. Druk een verticale of zijdelingse kracht uit op elk wiel en noteer de mate van beweging tussen het ashuis en de stuurpen.

    a)

    Stuurpen is gebroken.

    b)

    Fuseepen en/of hulzen vertonen te veel slijtage.

    c)

    Te veel beweging tussen stuurpen en ashuis.

    d)

    Stuurpen zit los in as.

    5.1.3.

    Wiellagers

    Visuele controle met het voertuig over een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. Toestellen om de speling van een wiel vast te stellen kunnen worden gebruikt en zijn aanbevolen voor voertuigen met een brutomassa van meer dan 3,5 t. Draai het wiel of druk een zijdelingse kracht uit op elk wiel en noteer de mate van opwaartse beweging van het wiel ten opzichte van de stuurpen.

    a)

    Te veel speling in een wiellager.

    b)

    Wiellager zit veel te strak, vast.

    5.2.

    Wielen en banden

    5.2.1.

    Wielnaaf

    Visuele controle.

    a)

    Moeren of bouten van het wiel ontbreken of zitten los.

    b)

    Naaf vertoont slijtage of beschadiging.

    5.2.2.

    Wielen

    Visuele controle van beide zijden van elk wiel met het voertuig over een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel.

    a)

    Breuken of lasfouten.

    b)

    Band heeft ringen die niet correct zijn bevestigd.

    c)

    Wiel is ernstig vervormd of vertoont te veel slijtage.

    d)

    Wielgrootte of -soort is niet in overeenstemming met de vereisten (8) en is niet veilig.

    5.2.3.

    Banden

    Visuele controle van de volledige band door ofwel het wiel te draaien met het voertuig van de grond boven een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel of door het voertuig achteruit en vooruit over een smeerkuil te rijden.

    a)

    Bandgrootte, laadvermogen, goedkeuringsmerk of snelheid is niet in overeenstemming met de vereisten (8) en is niet veilig.

    b)

    Banden op dezelfde as of gekoppelde wielen hebben een andere grootte.

    c)

    Banden op dezelfde as hebben een verschillende structuur (radiaal/diagonaal).

    d)

    Band vertoont ernstige schade of inkepingen.

    e)

    Diepte van bandprofiel is niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    f)

    Band schuurt tegen andere onderdelen.

    g)

    Banden werden niet opnieuw gegroefd in overeenstemming met de vereisten (8).

    h)

    Controlesysteem voor luchtdruk werkt niet goed of is duidelijk stuk.

    5.3.

    Veringsysteem

    5.3.1.

    Veren en stabilisator

    Visuele controle met het voertuig over een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. Toestellen om de speling van een wiel vast te stellen kunnen worden gebruikt en zijn aanbevolen voor voertuigen met een brutomassa van meer dan 3,5 t.

    a)

    Veren zijn niet goed aan het chassis of de as bevestigd.

    b)

    Een veeronderdeel is beschadigd of gebroken.

    c)

    Een veer ontbreekt.

    d)

    Ongepaste herstelling of wijziging.

    5.3.2.

    Schokdempers

    Visuele controle met het voertuig over een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel, of, indien beschikbaar, met het gebruik van speciale apparatuur.

    a)

    Schokdempers zijn niet goed aan het chassis of de as bevestigd.

    b)

    Beschadigde schokdemper met sporen van lekkage of defect.

    5.3.2.1

    Controle van de bedrijfszekerheid van demping (X) (9)

    Gebruik speciale apparatuur en vergelijk de verschillen tussen links/rechts en/of vergelijk met absolute waarden die door de fabrikanten werden gegeven.

    a)

    Er is een aanzienlijk verschil tussen links en rechts.

    b)

    De gegeven minimumwaarden worden niet bereikt.

    5.3.3.

    Torsiebuizen, radiusarmen, vorkbenen en draagarmen

    Visuele controle met het voertuig over een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. Toestellen om de speling van een wiel vast te stellen kunnen worden gebruikt en zijn aanbevolen voor voertuigen met een brutomassa van meer dan 3,5 t.

    a)

    Onderdeel is niet goed aan het chassis of de as bevestigd.

    b)

    Onderdeel vertoont schade, breuken of te veel corrosie.

    c)

    Ongepaste herstelling of wijziging.

    5.3.4.

    Veerverbindingen

    Visuele controle met het voertuig over een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel. Toestellen om de speling van een wiel vast te stellen kunnen worden gebruikt en zijn aanbevolen voor voertuigen met een brutomassa van meer dan 3,5 t.

    a)

    Fuseepen en/of hulzen of de veerverbindingen vertonen te veel slijtage.

    b)

    De stofkap ontbreekt of is ernstig stuk.

    5.3.5.

    Luchtvering

    Visuele controle

    a)

    Systeem werkt niet.

    b)

    Een onderdeel vertoont beschadiging, vervorming of is stuk zodat het systeem minder goed werkt.

    c)

    Het systeem lekt hoorbaar.

    6.   CHASSIS EN MET HET CHASSIS VERBONDEN DELEN

    6.1.

    Chassis of frame en bevestigingen

    6.1.1.

    Algemene toestand

    Visuele controle met het voertuig over een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel.

    a)

    Een van de zijden of dwarsdelen is gebroken of vervormd.

    b)

    Verstevigende platen of bevestigingen zitten los.

    c)

    Te veel corrosie waardoor het geheel aan stevigheid verliest.

    6.1.2.

    Uitlaatpijpen en dempers

    Visuele controle met het voertuig over een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel.

    a)

    Uitlaatsysteem zit los of lekt.

    b)

    Emissies komen in de cabine of in het passagiersgedeelte.

    6.1.3.

    Brandstoftanks en -leidingen (incl. tanks en brandstofleidingen voor verwarming)

    Visuele controle met het voertuig over een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel, gebruik van apparatuur voor het vaststellen van lekken in het geval van LPG/CNG-systemen.

    (a)

    Insecure tank or pipes.

    (b)

    Leaking fuel or missing or ineffective filler cap.

    (c)

    Damaged or chafed pipes.

    (d)

    Fuel stopcock (if required) not operating correctly.

    (e)

    Fire risk due to

    leaking fuel,

    fuel tank or exhaust improperly shielded,

    engine compartment condition,

    f)

    LPG-/CNG- of waterstofsysteem is in overeenstemming met de vereisten (8).

    6.1.4.

    Bumpers, zijdelingse bescherming en beschermingsinrichting aan de achterzijde tegen klemrijden

    Visuele controle.

    a)

    Onderdelen zitten los of zijn beschadigd waardoor zij door (lichte) aanraking kunnen verwonden.

    b)

    Inrichting is duidelijk niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    6.1.5.

    Bevestiging van het reservewiel (indien aanwezig)

    Visuele controle.

    a)

    Bevestiging is in slechte toestand.

    b)

    Bevestiging is gebroken of zit los.

    c)

    Een reservewiel is niet veilig bevestigd en kan uit de bevestiging vallen.

    6.1.6.

    Koppelingsinrichting en trekinrichting

    Visuele controle op slijtage en correcte bediening met speciale aandacht voor aanwezige veiligheidsvoorzieningen en/of het gebruik van meetapparatuur.

    a)

    Onderdeel vertoont beschadiging, defecten of barsten.

    b)

    Onderdeel vertoont te veel slijtage.

    c)

    Bevestiging is defect.

    d)

    Veiligheidsvoorziening ontbreekt of werkt niet.

    e)

    Indicatoren werken niet.

    f)

    Kentekenplaat of licht wordt bedekt (indien niet in gebruik).

    g)

    Ongepaste herstelling of wijziging.

    6.1.7.

    Overbrenging

    Visuele controle.

    a)

    Veiligheidsbouten zitten los of ontbreken.

    b)

    Aslagering voor overbrenging vertoont te veel slijtage.

    c)

    Universele verbindingen vertonen te veel slijtage.

    d)

    Flexibele koppelingskoppen zijn stuk.

    e)

    As is beschadigd of gebogen.

    f)

    Lagerbehuizing is gebroken of zit los.

    g)

    De stofkap ontbreekt of is ernstig stuk.

    h)

    Illegale aanpassing aan de aandrijving.

    6.1.8.

    Bevestiging van de motor

    Visuele controle hoeft niet over een smeerkuil of aan een hijstoestel te worden uitgevoerd.

    Bevestigingen zijn stuk, duidelijk en ernstig beschadigd, zitten los of zijn gebroken.

    6.1.9

    Motorkracht

    Visuele controle

    a)

    Controle-eenheid illegaal gewijzigd.

    b)

    Illegale wijziging aan de motor.

    6.2.

    Cabine en koetswerk

    6.2.1.

    Toestand

    Visuele controle.

    a)

    Paneel of onderdeel zit los of is beschadigd en kan verwondingen veroorzaken.

    b)

    Koetswerkondersteuning zit los.

    c)

    Motor zit bloot of uitlaatemissies komen binnen.

    d)

    Ongepaste herstelling of wijziging.

    6.2.2.

    Bevestiging

    Visuele controle over een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel.

    a)

    Koetswerk of cabine zit los.

    b)

    Koetswerk/cabine zit niet recht op het chassis.

    c)

    Bevestiging van koetswerk/cabine op het chassis of de dwarsdelen zit los of ontbreekt.

    d)

    Bevestigingspunten aan integrale koetswerkonderdelen vertonen te veel slijtage.

    6.2.3.

    Portieren en portierklinken

    Visuele controle.

    a)

    Een portier opent en sluit niet correct.

    b)

    Een portier kan plots opengaan of blijft niet gesloten.

    c)

    Portier, scharnieren, klinken, ondersteunende elementen ontbreken, zitten los of zijn stuk.

    6.2.4.

    Bodem

    Visuele controle over een smeerkuil of bevestigd aan een hijstoestel.

    Bodem zit los of is stuk.

    6.2.5.

    Bestuurderszitplaats

    Visuele controle.

    a)

    Zitplaats zit los of vertoont defecten in zijn structuur.

    b)

    Afstelmechanisme functioneert niet correct.

    6.2.6.

    Andere zitplaatsen

    Visuele controle.

    a)

    Zitplaatsen zijn defect of zitten los.

    b)

    Zitplaatsen zijn niet in overeenstemming met de vereisten (8) bevestigd.

    6.2.7.

    Bedieningsapparatuur voor de bestuurder

    Visuele controle en controle door bediening.

    Bedieningsapparatuur die nodig is voor de veilige besturing van het voertuig werkt niet correct.

    6.2.8.

    Cabinetreden

    Visuele controle.

    a)

    Trede of bevestiging zit los.

    b)

    Toestand van trede of bevestiging zou gebruikers kunnen verwonden.

    6.2.9.

    Andere binnen- en buitenvoorzieningen en -uitrusting

    Visuele controle.

    a)

    Bevestiging of andere voorzieningen of inrichtingen zijn defect.

    b)

    Andere voorzieningen of inrichtingen zijn niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    c)

    Hydraulische inrichting lekt.

    6.2.10.

    Spatborden, opspatafschermingsuitrusting

    Visuele controle.

    a)

    Ontbreekt, zit los of vertoont te veel corrosie.

    b)

    Onvoldoende speling tussen wiel.

    c)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    7.   DIVERSE UITRUSTINGEN

    7.1.

    Veiligheidsgordels/gespen en bevestigingssystemen

    7.1.1.

    Veiligheid van de bevestiging van veiligheidsgordels/gespen

    Visuele controle.

    a)

    Verankeringspunt is stuk.

    b)

    Verankering zit los.

    7.1.2.

    Toestand van veiligheidsgordels/gespen

    Visuele controle en controle door bediening.

    a)

    Verplichte veiligheidsgordel ontbreekt of is niet aanwezig.

    b)

    Veiligheidsgordel is beschadigd.

    c)

    Veiligheidsgordel is niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    d)

    Gesp van de veiligheidsgordel is beschadigd of werkt niet correct.

    e)

    Oprolmechanisme van de veiligheidsgordel is beschadigd of werkt niet correct.

    7.1.3.

    Belastingsbeperker veiligheidsgordel

    Visuele controle

    Belastingsbeperker ontbreekt duidelijk of is niet aan het voertuig aangepast.

    7.1.4.

    Gordelspanners

    Visuele controle

    Spanner ontbreekt duidelijk of is niet aan het voertuig aangepast.

    7.1.5.

    Airbag

    Visuele controle

    a)

    Airbags ontbreken duidelijk of zijn niet aan het voertuig aangepast.

    b)

    Airbag werkt duidelijk niet.

    7.1.6.

    SRS-systemen (Supplementary Restraint System)

    Visuele controle van het waarschuwingslampje

    Het waarschuwingslampje van het SRS wijst op een defect in het systeem.

    7.2.

    Brandblusser (X) (9)

    Visuele controle.

    a)

    Ontbreekt.

    b)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    7.3.

    Sloten en beveiligingen tegen diefstal

    Visuele controle en controle door bediening.

    a)

    Apparatuur om te verhinderen dat het voertuig wordt bestuurd, werkt niet.

    b)

    Functie om te sluiten of blokkeren is defect of voertuig sluit of blokkeert onwillekeurig.

    7.4.

    Gevarendriehoek (indien vereist) (X) (9)

    Visuele controle.

    a)

    Ontbreekt of is onvolledig.

    b)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    7.5.

    Verbandtrommel (indien vereist) (X) (9)

    Visuele controle.

    Ontbreekt, is onvolledig of is niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    7.6.

    Wielblokken (wiggen) (indien vereist) (X) (9)

    Visuele controle.

    Ontbreekt of is niet in goede toestand.

    7.7.

    Geluidssignaalinrichting

    Visuele controle en controle door bediening.

    a)

    Werkt niet.

    b)

    Bediening zit los.

    c)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    7.8.

    Snelheidsmeter

    Visuele controle of door bediening tijdens een test op de weg of door middel van elektronica.

    a)

    Niet afgesteld in overeenstemming met de vereisten (8).

    b)

    Werkt niet.

    c)

    Kan niet worden verlicht.

    7.9.

    Tachograaf (indien aanwezig/vereist)

    Visuele controle.

    a)

    Niet afgesteld in overeenstemming met de vereisten (8).

    b)

    Werkt niet.

    c)

    Zegels zijn stuk of ontbreken.

    d)

    Schaalverdeling ontbreekt, is onleesbaar of verouderd.

    e)

    Duidelijke vervalsing of manipulatie.

    f)

    Grootte van banden niet compatibel met parameters van schaalverdeling.

    7.10.

    Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig/vereist)

    Visuele controle en, indien uitrusting beschikbaar is, controle door bediening.

    a)

    Niet afgesteld in overeenstemming met de vereisten (8).

    b)

    Werkt duidelijk niet.

    d)

    Snelheid foutief ingesteld (indien gecontroleerd).

    d)

    Zegels zijn stuk of ontbreken.

    e)

    Schaalverdeling ontbreekt, is onleesbaar of verouderd.

    f)

    Grootte van banden niet compatibel met parameters van schaalverdeling.

    7.11.

    Odometer (indien beschikbaar) (X) (9)

    Visuele controle

    a)

    Duidelijk gemanipuleerd (fraude).

    b)

    Werkt duidelijk niet.

    7.12.

    Elektronische stabiliteitscontrole indien aanwezig/vereist

    Visuele controle

    a)

    Snelheidssensoren aan wielen ontbreken of zijn beschadigd.

    b)

    Bedrading is beschadigd.

    c)

    Andere onderdelen ontbreken of zijn beschadigd.

    d)

    Schakelaar is beschadigd of werkt niet correct.

    e)

    Het waarschuwingslampje van de elektronische stabiliteitscontrole wijst op een defect in het systeem.

    8.   OVERLASTFACTOREN

    8.1.

    Geluid

    8.1.1.

    Geluidsonderdrukkingssysteem

    Subjectieve beoordeling (tenzij de controleur van mening is dat het geluidsniveau dubieus is. In dat geval mag een geluidstest met een geluidsmeter worden uitgevoerd).

    a)

    Geluidsniveaus overschrijden de niveaus in de vereisten (8).

    b)

    Onderdeel van het geluidsonderdrukkingssysteem zit los, zou er kunnen afvallen, is beschadigd, niet juist aangebracht, afwezig of duidelijk aangepast met een nadelige invloed op de geluidsniveaus.

    8.2.

    Uitlaatemissies

    8.2.1.

    Emissies benzinemotor

    8.2.1.1.

    Emissiebestrijdingssysteem voor uitlaten

    Visuele controle

    a)

    Het door de fabrikant gemonteerd emissiebestrijdingssysteem is afwezig, aangepast of duidelijk defect.

    b)

    Lekken die emissiemetingen kunnen beïnvloeden.

    8.2.1.2.

    Gasemissies

    Meting met een uitlaatgasanalysator in overeenstemming met de vereisten (8). Bij voertuigen die met een geschikt eigendiagnosesysteem (OBD-systeem) zijn uitgerust, mag de correcte werking van het emissiesysteem ook worden gecontroleerd door de relevante gegevens uit het OBD-systeem uit te lezen en de correcte werking van het OBD-systeem te controleren in plaats van emissiemetingen bij stationaire motor in overeenstemming met de door de fabrikant aanbevolen warmloopperiode en andere vereisten (8).

    a)

    Ofwel overschrijden de gasemissies de door de fabrikant vastgelegde niveaus,

    b)

    ofwel, indien deze gegevens niet beschikbaar zijn, overschrijden de CO-emissies,

    i)

    voor voertuigen die niet met een geavanceerd emissiebestrijdingssysteem werden gecontroleerd

    4,5 %, of

    3,5 %

    afhankelijk van de datum van eerste registratie of gebruik zoals in de vereisten wordt bepaald (8).

    ii)

    voor voertuigen die met een geavanceerd emissiebestrijdingssysteem werden gecontroleerd,

    bij stationaire motor: 0,5 %

    bij hoog stationair toerental: 0,3 %

    of

    bij stationaire motor: 0,3 % (6)

    bij hoog stationair toerental: 0,2 %

    afhankelijk van de datum van eerste inschrijving of gebruik zoals in de vereisten wordt bepaald (8).

    c)

    Lambda buiten de waarde 1 ± 0,03 of niet overeenkomstig de specificaties van fabrikant.

    d)

    Uitgelezen OBD wijst op ernstig defect

    8.2.2.

    Emissies dieselmotor

    8.2.2.1.

    Uitlaat Emissiebestrijdingssysteem

    Visuele controle

    a)

    Een door de fabrikant gemonteerd emissiebestrijdingssysteem is afwezig of duidelijk defect.

    b)

    Lekken die emissiemetingen kunnen beïnvloeden.

    8.2.2.2.

    Opaciteit

    Voertuigen die vóór 1 januari 1980 werden geregistreerd of in gebruik genomen, moeten niet aan deze vereiste voldoen.

    a)

    De opaciteit van de uitlaatgassen wordt gemeten tijdens een vrije acceleratie (bij niet-belaste motor wordt het toerental opgevoerd van het stationaire toerental tot het toerental waarbij de regelaar van de brandstoftoevoer in werking treedt) met de versnellingspook in de vrije stand en niet-ontkoppelde motor.

    b)

    Conditionering van het voertuig:

    1.

    Voertuigen kunnen worden gecontroleerd zonder voorafgaande conditionering, maar om veiligheidsredenen moet eerst worden nagegaan of de motor warm is en in een bevredigende mechanische staat verkeert.

    2.

    Conditioneringsvoorschriften:

    i)

    de motor moet op temperatuur zijn, hetgeen bijvoorbeeld kan worden geconstateerd wanneer de temperatuur van de motorolie, gemeten door middel van een in de opening voor de oliepeilstok ingebrachte voeler, ten minste 80 °C bedraagt of de normale bedrijfstemperatuur wanneer deze lager is, dan wel wanneer de temperatuur van het motorblok, bepaald aan de hand van de hoeveelheid infraroodstraling, ten minste een vergelijkbare waarde bedraagt. Indien door de constructie van het voertuig deze meting in de praktijk moeilijk uitvoerbaar is, kan op een andere wijze worden nagegaan of de motor zijn normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt, bijvoorbeeld door te wachten tot de ventilator aanslaat;

    ii)

    het uitlaatsysteem moet worden doorgeblazen door middel van ten minste drie vrije acceleratiecycli of een daarmee vergelijkbare methode.

    c)

    Controleprocedure:

    1.

    De motor en de eventueel gemonteerde druklader moeten stationair draaien voor het begin van elke vrije acceleratiecyclus. Bij zware dieselmotoren moet ten minste 10 seconden worden gewacht na het loslaten van het gaspedaal.

    2.

    Bij de aanvang van elke vrije acceleratiecyclus moet het gaspedaal snel en ononderbroken (d.i. in minder dan 1 seconde) maar wel rustig volledig worden ingedrukt, teneinde een maximale brandstoftoevoer door de injectiepomp te verkrijgen.

    3.

    Tijdens elke vrije acceleratiecyclus moet de motor het toerental bereiken waarbij de regelaar van de brandstoftoevoer in werking treedt of, voor voertuigen met een automatische transmissie, het door de fabrikant voorgeschreven toerental dan wel, indien dit niet bekend is, een toerental dat twee derde bedraagt van het toerental waarbij de regelaar van de brandstoftoevoer in werking treedt, alvorens het gaspedaal wordt losgelaten. Dit kan worden gecontroleerd door bijvoorbeeld het toerental te meten of door voldoende tijd te laten verlopen tussen het indrukken en het loslaten van het gaspedaal, namelijk, bij voertuigen van de categorie 1 en 2 van bijlage 1, ten minste 2 seconden.

    4.

    Voertuigen dienen alleen te worden afgekeurd, indien het rekenkundig gemiddelde van ten minste de laatste drie vrije acceleratiecycli meer bedraagt dan de grenswaarde. Dit kan worden berekend, wanneer sterk van het gemeten gemiddelde afwijkende metingen of het resultaat van een andere statistische berekening die rekening houdt met de verstrooiing van de metingen buiten beschouwing worden gelaten. De lidstaten kunnen het aantal testcycli aan een maximum verbinden.

    5.

    Om onnodige controles te vermijden kunnen de lidstaten voertuigen afkeuren waarbij aanzienlijk hogere waarden dan de grenswaarden zijn gemeten na minder dan drie vrije acceleratiecycli of na het doorblazen. Om onnodige controles te vermijden kunnen de lidstaten ook voertuigen goedkeuren waarbij na minder dan drie vrije acceleratiecycli of na het doorblazen aanzienlijke lagere waarden dan de grenswaarden zijn gemeten.

    a)

    Bij voertuigen die voor de eerste keer voor de datum in de vereisten (8) zijn geregistreerd of in gebruik genomen.

    overschrijdt de opaciteit het niveau dat op de plaat van de fabrikant op het voertuig staat genoteerd;

    b)

    Wanneer deze gegevens niet beschikbaar zijn of de vereisten (8) het gebruik van referentiewaarden niet toelaat,

     

    voor dieselmotoren met natuurlijke afzuiging: 2,5 m-1,

     

    voor dieselmotoren met drukvulling: 3,0 m-1,

     

    of, bij voertuigen die in de vereisten (8) staan of voor de eerste keer na de datum in de vereisten (8) zijn geregistreerd of in gebruik genomen,

     

    1,5 m-1  (7)

    8.3.

    Onderdrukking elektromagnetische storingen

    Radiostoring (X) (9)

    Visueel onderzoek.

    Niet in overeenstemming met alle vereisten (8).

    8.4.

    Andere punten die betrekking hebben op het milieu

    8.4.1

    Vloeistoflekken

    Visueel onderzoek.

    Te veel vloeistoflekken die het milieu zouden kunnen schaden of een gevaar zouden kunnen vormen voor de veiligheid van andere weggebruikers.

    9.   AANVULLENDE CONTROLES VOOR PASSAGIERSVOERTUIGEN M2, M3

    9.1.

    Portieren

    9.1.1.

    In- en uitgang

    Visuele controle en controle door bediening.

    a)

    Bediening is defect.

    b)

    Toestand is slecht.

    c)

    Noodbediening is defect.

    d)

    Afstandsbediening van portieren of waarschuwingstoestellen zijn defect.

    e)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    9.1.2

    Nooduitgangen

    Visuele controle en controle door bediening (indien van toepassing).

    a)

    Bediening is defect.

    b)

    Borden met opschrift „nooduitgang” ontbreken of zijn onleesbaar.

    c)

    Hamer om ruiten in te slaan ontbreekt.

    d)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    9.2.

    Ontwasemings- en ontdooisysteem (X) (9)

    Visuele controle en controle door bediening.

    a)

    Functioneert niet correct.

    b)

    Emissie van giftige gassen of uitlaatgassen in het bestuurders- of passagiersgedeelte.

    c)

    Ontdooisysteem (indien verplicht) is defect.

    9.3.

    Luchtcirculatie- en verwarmingssysteem (X) (9)

    Visuele controle en controle door bediening.

    a)

    Bediening is defect.

    b)

    Emissie van giftige gassen of uitlaatgassen in het bestuurders- of passagiersgedeelte.

    9.4.

    Zitplaatsen

    9.4.1.

    Passagierszitplaatsen (zitplaatsen voor begeleidende personen inbegrepen)

    Visuele controle

    a)

    Zitplaatsen zijn defect of zitten los.

    b)

    Klapstoelen (indien toegestaan) werken niet automatisch.

    c)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    9.4.2.

    Bestuurderszitplaats (aanvullende vereisten)

    Visuele controle

    a)

    Speciale voorzieningen zoals antiverblindingsschermen zijn defect.

    b)

    Bescherming voor bestuurder zit los of is niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    9.5.

    Binnenverlichting en bestemmingsapparatuur (X) (9)

    Visuele controle en controle door bediening

    Apparatuur is defect of niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    9.6.

    Gangen, staanplaatsen

    Visuele controle

    a)

    Bodem zit los.

    b)

    Leuningen of handvaten zijn defect.

    c)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    9.7.

    Trappen en treden

    Visuele controle en controle door bediening (indien van toepassing).

    a)

    In slechte of beschadigde toestand.

    b)

    Inklapbare treden functioneren niet correct.

    c)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    9.8.

    Communicatiesysteem met passagiers (X) (9)

    Visuele controle en controle door bediening.

    Systeem is defect.

    9.9.

    Berichten (X) (9)

    Visuele controle.

    a)

    Bericht ontbreekt, is foutief of onleesbaar.

    b)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    9.10.

    Vereisten voor het vervoer van kinderen. (X) (9)

    9.10.1.

    Portieren

    Visuele controle

    Bescherming van portieren niet in overeenstemming met de vereisten (8) voor dit vervoer.

    9.10.2

    Signaleerinrichtingen en speciale uitrusting

    Visuele controle

    Signaleerinrichtingen en speciale uitrusting is niet aanwezig of is niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    9.11.

    Vereisten voor het vervoer van mindervaliden. (X) (9)

    9.11.1.

    Portieren, laadplatforms en liften

    Visuele controle en controle door bediening

    a)

    Bediening is defect.

    b)

    Toestand is slecht.

    c)

    Bediening is defect.

    d)

    Waarschuwingstoestel(len) is (zijn) defect.

    e)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    9.11.2.

    Voorzieningen voor rolstoelen

    Visuele controle en, indien van toepassing, controle door bediening

    a)

    Bediening is defect.

    b)

    Toestand is slecht.

    c)

    Bediening is defect.

    d)

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    9.11.3

    Signaleerinrichtingen en speciale uitrusting

    Visuele controle

    Signaleerinrichtingen en speciale uitrusting is niet aanwezig of is niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    9.12.

    Andere speciale uitrusting (X) (9)

    9.12.1.

    Installaties voor maaltijdbereiding

    Visuele controle

    a)

    Installatie is niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    b)

    Installatie is in die mate beschadigd dat het gebruik ervan gevaarlijk is.

    9.12.2.

    Sanitaire installatie

    Visuele controle

    Installatie is niet in overeenstemming met de vereisten (8).

    9.12.3.

    Andere toestellen (bv. audiovisuele systemen)

    Visuele controle

    Niet in overeenstemming met de vereisten (8).


    (1)  „vereisten” zijn bepaald in de vereisten betreffende de typegoedkeuring op de datum van goedkeuring, de eerste inschrijving of de eerste ingebruikneming, alsook aanpassingsverplichtingen of nationale wetgevingen in het land van inschrijving.

    (2)  48 % voor voertuigen zonder ABS of goedgekeurd in een typegoedkeuring vóór 1 oktober 1991.

    (3)  45 % voor voertuigen die zijn geregistreerd na 1988 of vanaf de datum in de vereisten afhankelijk van de vraag welke van deze data het laatste valt.

    (4)  43 % voor opleggers en aanhangwagens met trekstang die zijn ingeschreven na 1988 of vanaf de datum in de vereisten afhankelijk van de vraag welke van deze data het laatste valt.

    (5)  2,2m/s2 voor N1-, N2- en N3-voertuigen.

    (6)  Goedgekeurd overeenkomstig de grenswaarden in rij A of B van hoofdstuk 5.3.1.4. van bijlage I bij Richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/69/EG of later, of voor het eerst ingeschreven of in gebruik genomen na 1 juli 2002.

    (7)  Goedgekeurd volgens de grenswaarden in rij B van hoofdstuk 5.3.1.4. van bijlage I bij Richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/69/EG of later; rij B1, B2 of C van hoofdstuk 6.2.1 van bijlage I bij Richtlijn 88/77/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 1999/96/EG of later of voor het eerst ingeschreven of in gebruik genomen na 1 juli 2008.

    (8)  „vereisten” zijn bepaald in de vereisten betreffende de typegoedkeuring op de datum van goedkeuring, de eerste inschrijving of de eerste ingebruikneming, alsook aanpassingsverplichtingen of nationale wetgevingen in het land van inschrijving.

    (9)  (X) wijst op punten die betrekking hebben op de toestand van het voertuig en zijn geschiktheid voor gebruik op de weg, maar die niet belangrijk zijn bij een periodieke controle.

    (10)  (XX) Deze reden voor afkeuring is slechts van toepassing indien de controle door de nationale wetgeving is vereist.”


    Top