EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009L0132

Richtlijn 2009/132/EG van de Raad van 19 oktober 2009 houdende bepaling van de werkingssfeer van artikel 143, onder b) en c), van Richtlijn 2006/112/EG met betrekking tot de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde voor de definitieve invoer van bepaalde goederen (gecodificeerde versie)

PB L 292 van 10.11.2009, p. 5–30 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/07/2021

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2009/132/oj

10.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 292/5


RICHTLIJN 2009/132/EG VAN DE RAAD

van 19 oktober 2009

houdende bepaling van de werkingssfeer van artikel 143, onder b) en c), van Richtlijn 2006/112/EG met betrekking tot de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde voor de definitieve invoer van bepaalde goederen

(gecodificeerde versie)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 93 en 94,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 83/181/EEG van de Raad van 28 maart 1983 houdende bepaling van de werkingssfeer van artikel 14, lid 1, onder d), van Richtlijn 77/388/EEG met betrekking tot de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde voor de definitieve invoer van bepaalde goederen (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

De lidstaten verlenen, krachtens artikel 131 en artikel 143, onder b) en c), van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (5), onverminderd andere communautaire bepalingen, onder de voorwaarden die zij onder meer vaststellen om alle fraude, ontwijking en misbruik te voorkomen, vrijstelling voor de definitieve invoer van goederen waarvoor een andere douanevrijstelling geldt dan die bedoeld in het gemeenschappelijk douanetarief.

(3)

De Commissie is, overeenkomstig artikel 145 van Richtlijn 2006/112/EG, gehouden voorstellen bij de Raad in te dienen om communautaire belastingregels vast te stellen om de werkingssfeer en de uitvoering van de in de artikelen 143 en 144 van genoemde richtlijn geregelde vrijstellingen nader te bepalen.

(4)

Het is wenselijk de douaneregeling en de regeling die van toepassing is op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde zo nauw mogelijk bij elkaar te laten aansluiten, doch voor de toepassing van laatstgenoemde regeling dient desalniettemin rekening te worden gehouden met de verschillen in doel en structuur tussen de douanerechten en de belasting over de toegevoegde waarde.

(5)

De regeling voor de belasting over de toegevoegde waarde dient verschillend te zijn, voor zover zulks in verband met de doelstellingen van fiscale harmonisatie noodzakelijk is. Voor de invoer kan slechts vrijstelling worden verleend voor zover de op de binnenlandse markt heersende mededingingsverhoudingen daardoor niet worden verstoord.

(6)

Bepaalde in de lidstaten van toepassing zijnde vrijstellingen vloeien voort uit met derde landen gesloten overeenkomsten, die vanwege hun inhoud slechts de betrokken lidstaat aangaan. Het is niet zinvol op communautair vlak de voorwaarden voor de toekenning van dergelijke vrijstellingen vast te stellen. Het is voldoende de betrokken lidstaten het recht toe te kennen die vrijstellingen te handhaven.

(7)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

TITEL I

WERKINGSSFEER EN DEFINITIES

Artikel 1

De werkingssfeer van de in artikel 143, onder b) en c), van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde vrijstellingen van de belasting over de toegevoegde waarde, hierna „btw” genoemd, en de in artikel 145 van die richtlijn bedoelde uitvoering worden in deze richtlijn bepaald.

Overeenkomstig artikel 143, onder b) en c), van Richtlijn 2006/112/EG passen de lidstaten de in deze richtlijn bedoelde vrijstellingen toe onder de voorwaarden die zij vaststellen om een juiste en eenvoudige toepassing van de betreffende vrijstellingen te verzekeren en alle fraude, ontwijking en misbruik te voorkomen.

Artikel 2

1.   Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)

„invoer”, invoer als omschreven in artikel 30 van Richtlijn 2006/112/EG, alsmede de aangifte tot verbruik nadat gebruik werd gemaakt van een der regelingen als genoemd in artikel 157, lid 1, onder a), van genoemde richtlijn of van een regeling van tijdelijke invoer of doorvoer;

b)

„persoonlijke goederen”, goederen die voor het persoonlijk gebruik van de belanghebbenden of voor de behoeften van hun huishouden dienen, en met name: roerende goederen en voorwerpen, fietsen en motorfietsen, automobielen voor particulier gebruik en aanhangwagens daarvan, kampeerwagens, pleziervaartuigen en sportvliegtuigen, alsmede huishoudelijke voorraden die overeenkomen met een normale gezinsbevoorrading, kleine huisdieren en rijdieren;

c)

„roerende goederen en voorwerpen”, persoonlijke voorwerpen, linnengoed, goederen bestemd voor meubilering of uitrusting voor persoonlijk gebruik van de belanghebbenden of voor de behoeften van hun huishouden;

d)

„alcoholische producten”, producten (bier, wijn, aperitieven op basis van wijn of alcohol, gedistilleerde dranken, likeuren en andere alcoholhoudende dranken, enz.) die onder de 1 GN-codes 2203 tot en met 2208 vallen;

e)

„Gemeenschap”, de gebieden van de lidstaten waar Richtlijn 2006/112/EG van toepassing is.

2.   Persoonlijke goederen mogen door hun aard of hoeveelheid geen commerciële bedoeling laten blijken en mogen evenmin bestemd zijn voor een economische activiteit in de zin van artikel 9, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG. Draagbare instrumenten voor kunsten en ambachten die de belanghebbende nodig heeft voor de uitoefening van zijn beroep, zijn evenwel ook persoonlijke goederen.

TITEL II

INVOER VAN PERSOONLIJKE GOEDEREN VAN PARTICULIEREN UIT DERDE LANDEN OF DERDELANDSGEBIEDEN

HOOFDSTUK 1

Persoonlijke goederen van natuurlijke personen die hun normale verblijfplaats naar de Gemeenschap overbrengen

Artikel 3

Behoudens het bepaalde in de artikelen 4 tot en met 11 wordt vrijstelling van btw verleend voor persoonlijke goederen, ingevoerd door natuurlijke personen die hun normale verblijfplaats van buiten de Gemeenschap naar een lidstaat overbrengen.

Artikel 4

De vrijstelling is beperkt tot persoonlijke goederen die:

a)

behoudens in door de omstandigheden gerechtvaardigde bijzondere gevallen, ten minste zes maanden vóór de datum waarop de belanghebbende zijn normale verblijfplaats buiten de Gemeenschap heeft opgegeven, in zijn bezit zijn geweest en, wanneer het niet-verbruikbare goederen betreft, door hem in zijn vroegere normale verblijfplaats zijn gebruikt;

b)

bestemd zijn om voor hetzelfde doel te worden gebruikt in zijn nieuwe normale verblijfplaats.

De lidstaten mogen bovendien de vrijstelling afhankelijk stellen van de voorwaarde dat op de betrokken goederen, hetzij in het land of gebied van oorsprong, hetzij in het land of gebied van herkomst, de douanerechten en/of belastingen zijn geheven welke daar normaal op slaan.

Artikel 5

Voor de vrijstelling komen alleen personen in aanmerking die hun normale verblijfplaats sedert ten minste twaalf opeenvolgende maanden buiten de Gemeenschap hebben gehad.

De bevoegde autoriteiten kunnen van het bepaalde in de eerste alinea evenwel afwijkingen toestaan, mits het in het voornemen van de belanghebbende lag gedurende ten minste twaalf maanden buiten de Gemeenschap te verblijven.

Artikel 6

Van de vrijstelling zijn uitgesloten:

a)

alcoholische producten;

b)

tabak en tabaksproducten;

c)

bedrijfsvoertuigen;

d)

materieel voor beroepsdoeleinden, ander dan draagbare instrumenten voor kunsten en ambachten.

Voertuigen voor gemengd gebruik die voor handels- of beroepsdoeleinden worden gebruikt, kunnen eveneens van de vrijstelling worden uitgesloten.

Artikel 7

1.   Behoudens bijzondere omstandigheden, wordt de vrijstelling slechts verleend voor persoonlijke goederen die vóór het verstrijken van een termijn van twaalf maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de belanghebbende zijn normale verblijfplaats in de Gemeenschap heeft gevestigd, voor de definitieve invoer zijn aangegeven.

2.   De invoer van de persoonlijke goederen mag binnen de in lid 1 bedoelde termijn in gedeelten plaatsvinden.

Artikel 8

1.   Tot het verstrijken van een termijn van twaalf maanden, te rekenen vanaf de datum van de aangifte voor de definitieve invoer, mogen de met vrijstelling ingevoerde goederen niet worden uitgeleend, verpand, verhuurd, noch onder bezwarende titel, noch om niet worden overgedragen zonder dat de bevoegde autoriteiten daarvan vooraf in kennis zijn gesteld.

2.   Het uitlenen, verpanden, verhuren of overdragen vóór het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn, leidt tot toepassing van de voor de betrokken goederen geldende btw, tegen het op de datum van het uitlenen, verpanden, verhuren of overdragen van kracht zijnde tarief, zulks naar de soort en op grondslag van de waarde die op die datum door de bevoegde autoriteiten als juist zijn erkend of aanvaard.

Artikel 9

1.   In afwijking van artikel 7, lid 1, kan de vrijstelling worden verleend voor persoonlijke goederen die definitief zijn ingevoerd voordat de belanghebbende zijn normale verblijfplaats in de Gemeenschap vestigt, mits die belanghebbende zich ertoe verbindt zijn normale verblijfplaats daar binnen een termijn van zes maanden daadwerkelijk te vestigen. Deze verbintenis gaat gepaard met een zekerheidstelling waarvan de bevoegde autoriteiten de vorm en het bedrag vaststellen.

2.   Indien gebruik wordt gemaakt van lid 1, wordt de in artikel 4, eerste alinea, onder a), bedoelde termijn berekend vanaf de datum van invoer in de Gemeenschap.

Artikel 10

1.   Indien de belanghebbende het derde land of derdelandsgebied waar hij zijn normale verblijfplaats had, ingevolge beroepsverplichtingen, verlaat zonder deze normale verblijfplaats tegelijkertijd op het grondgebied van een lidstaat te vestigen, maar met de bedoeling deze daar later te vestigen, kunnen de bevoegde autoriteiten vergunning verlenen tot invoer met vrijstelling van de persoonlijke goederen die hij daartoe naar genoemd grondgebied overbrengt.

2.   De invoer met vrijstelling van de in lid 1 bedoelde persoonlijke goederen is aan de in de artikelen 3 tot en met 8 genoemde voorwaarden onderworpen, met dien verstande dat:

a)

de in artikel 4, eerste alinea, onder a), en in artikel 7, lid 1, genoemde termijnen worden berekend vanaf de datum van invoer;

b)

de in artikel 8, lid 1, bedoelde termijn wordt berekend vanaf de datum waarop de belanghebbende zijn normale verblijfplaats daadwerkelijk op het grondgebied van de Gemeenschap vestigt.

3.   Invoer met vrijstelling is bovendien onderworpen aan een verbintenis van de belanghebbende om zijn normale verblijfplaats op het grondgebied van de Gemeenschap te vestigen binnen een periode die naar gelang de omstandigheden wordt vastgesteld door de bevoegde autoriteiten. Deze kunnen eisen dat aan deze verbintenis een zekerheidstelling wordt verbonden, waarvan zij de vorm en het bedrag vaststellen.

Artikel 11

De bevoegde autoriteiten kunnen afwijken van artikel 4, eerste alinea, onder a) en b), van artikel 6, eerste alinea, onder c) en d), en van artikel 8, indien een persoon zijn normale verblijfplaats naar het grondgebied van een lidstaat overbrengt ten gevolge van uitzonderlijke politieke omstandigheden.

HOOFDSTUK 2

Goederen die worden ingevoerd ter gelegenheid van een huwelijk

Artikel 12

1.   Behoudens het bepaalde in de artikelen 13 tot en met 16 wordt vrijstelling verleend voor huwelijksuitzetten en inboedel, zelfs indien nieuw, die toebehoren aan een persoon die zijn normale verblijfplaats naar het grondgebied van de Gemeenschap overbrengt ter gelegenheid van zijn huwelijk.

Er wordt eveneens vrijstelling verleend voor geschenken die gewoonlijk ter gelegenheid van een huwelijk door personen die hun normale verblijfplaats buiten de Gemeenschap hebben, worden aangeboden en die worden ontvangen door een persoon die voldoet aan de in de eerste alinea genoemde voorwaarden. Deze vrijstelling is van toepassing op geschenken waarvan de waarde niet meer bedraagt dan 200 EUR. De lidstaten kunnen evenwel een vrijstelling van meer dan 200 EUR verlenen, mits de waarde van elk geschenk dat met vrijstelling mag worden ingevoerd, niet meer bedraagt dan 1 000 EUR.

2.   De lidstaten mogen de vrijstelling voor de in lid 1, eerste alinea, bedoelde goederen afhankelijk stellen van de voorwaarde dat op de betrokken goederen hetzij in het land of gebied van oorsprong, hetzij in het land of gebied van herkomst, de douanerechten en/of belastingen zijn geheven welke daar normaal op slaan.

Artikel 13

Voor de vrijstelling komen slechts in aanmerking personen die:

a)

sedert ten minste twaalf opeenvolgende maanden hun normale verblijfplaats buiten de Gemeenschap hebben gehad;

b)

het bewijs van hun huwelijkse staat leveren.

Er kunnen evenwel uitzonderingen worden toegestaan, mits het in het voornemen van de belanghebbende lag gedurende ten minste twaalf maanden buiten de Gemeenschap te verblijven.

Artikel 14

Alcoholische producten, tabak en tabaksproducten zijn uitgesloten van de vrijstelling.

Artikel 15

1.   Behoudens buitengewone omstandigheden wordt de vrijstelling slechts verleend voor goederen die definitief zijn ingevoerd:

a)

ten vroegste twee maanden vóór de voor dit huwelijk vastgestelde datum, en

b)

uiterlijk vier maanden na de datum van het huwelijk.

In dit geval kan de vrijstelling onderworpen zijn aan het stellen van een passende zekerheid, waarvan de vorm en het bedrag door de bevoegde autoriteiten worden vastgesteld.

2.   De goederen waarvoor de vrijstelling geldt, kunnen binnen de in lid 1 bedoelde termijn in gedeelten worden ingevoerd.

Artikel 16

1.   Tot het verstrijken van een termijn van twaalf maanden, te rekenen vanaf de datum van de aangifte voor de definitieve invoer, mogen de met vrijstelling ingevoerde persoonlijke goederen niet worden uitgeleend, verpand, verhuurd, noch onder bezwarende titel, noch om niet worden overgedragen zonder dat de bevoegde autoriteiten daarvan vooraf in kennis zijn gesteld.

2.   Het uitlenen, verpanden, verhuren of overdragen ervan vóór het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn, leidt tot toepassing van de voor de betrokken goederen geldende btw, tegen het op de datum van het uitlenen, verpanden, verhuren of overdragen van kracht zijnde tarief, zulks naar de soort en op grondslag van de waarde die op die datum door de bevoegde autoriteiten als juist is erkend of aanvaard.

HOOFDSTUK 3

Persoonlijke goederen, verkregen in het kader van een erfopvolging

Artikel 17

Behoudens het bepaalde in de artikelen 18, 19 en 20 wordt vrijstelling verleend voor de persoonlijke goederen die door een natuurlijke persoon die zijn normale verblijfplaats in de Gemeenschap heeft, door erfopvolging bij versterf, of door erfopvolging bij testament zijn verkregen.

Artikel 18

Van de vrijstelling zijn uitgesloten:

a)

alcoholische producten;

b)

tabak en tabaksproducten;

c)

bedrijfsvoertuigen;

d)

materieel voor beroepsdoeleinden, ander dan draagbare instrumenten voor kunsten en ambachten die nodig waren voor de uitoefening van het beroep van de overledene;

e)

voorraden grondstoffen, eindproducten of halffabrikaten;

f)

levend vee en voorraden landbouwproducten die de met de normale gezinsbevoorrading overeenkomende hoeveelheden overschrijden.

Artikel 19

1.   De vrijstelling wordt slechts verleend voor persoonlijke goederen welke ten laatste twee jaar vanaf de datum waarop de goederen in bezit gesteld zijn (definitieve regeling van de erfopvolging) definitief zijn ingevoerd.

Door de bevoegde autoriteiten kan evenwel op grond van bijzondere omstandigheden een verlenging van deze termijn worden toegestaan.

2.   De invoer van de persoonlijke goederen mag binnen de in lid 1 bedoelde termijn in gedeelten plaatsvinden.

Artikel 20

De artikelen 17, 18 en 19 zijn van overeenkomstige toepassing op de persoonlijke goederen die door erfopvolging bij testament worden verworven door een rechtspersoon die een activiteit zonder winstoogmerk uitoefent en op het grondgebied van de Gemeenschap is gevestigd.

TITEL III

INVOER VAN UITZETTEN, STUDIEBENODIGDHEDEN EN ANDERE ROERENDE GOEDEREN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN

Artikel 21

1.   Vrijstelling wordt verleend voor uitzetten, gebruikte roerende goederen die de normale meubilering van een studentenkamer vormen en de studiebenodigdheden van scholieren en studenten die met het oog op hun studie in de Gemeenschap komen wonen, welke bestemd zijn voor hun persoonlijk gebruik gedurende hun studietijd.

2.   In de zin van dit artikel wordt verstaan onder:

a)   „scholier of student”: elke persoon die op regelmatige wijze is ingeschreven bij een onderwijsinstelling om er het volledige leerplan te volgen;

b)   „uitzet”: het linnengoed, alsmede de kleding, zelfs indien nieuw;

c)   „studiebenodigdheden”: voorwerpen en instrumenten (met inbegrip van reken- en schrijfmachines) die normaliter door een scholier of student worden gebruikt bij de studie.

Artikel 22

De vrijstelling wordt ten minste eenmaal per studiejaar verleend.

TITEL IV

INVOER MET EEN TE VERWAARLOZEN WAARDE

Artikel 23

Voor de invoer van goederen waarvan de totale waarde niet meer dan 10 EUR bedraagt wordt vrijstelling verleend. De lidstaten kunnen vrijstelling verlenen voor de invoer van goederen waarvan de totale waarde meer dan 10 EUR doch niet meer dan 22 EUR bedraagt.

De lidstaten kunnen goederen die in het kader van postorderverkoop zijn ingevoerd, echter uitsluiten van de in de eerste alinea, eerste zin, bedoelde vrijstelling.

Artikel 24

Van de vrijstelling zijn uitgesloten:

a)

alcoholische producten;

b)

parfum en toiletwater;

c)

tabak en tabaksproducten.

TITEL V

KAPITAALGOEDEREN EN ANDERE UITRUSTING INGEVOERD TER GELEGENHEID VAN HET VERLEGGEN VAN ACTIVITEITEN

Artikel 25

1.   Onverminderd de in de lidstaten vigerende industriële en commerciële beleidsmaatregelen kunnen de lidstaten, behoudens het bepaalde in de artikelen 26 tot en met 29, vrijstelling verlenen voor kapitaalgoederen en andere uitrusting toebehorend aan bedrijven die hun activiteiten in het derde land of derdelandsgebied van herkomst definitief staken om een soortgelijke activiteit te komen uitoefenen in de Gemeenschap en die overeenkomstig artikel 213, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de activiteit wordt uitgeoefend vooraf opgave hebben gedaan van het begin van deze activiteit.

Wanneer het overgebrachte bedrijf een landbouwbedrijf is, wordt ook voor het levende vee vrijstelling verleend.

2.   Voor de toepassing van lid 1 wordt verstaan onder:

a)   „activiteit”: een in artikel 9, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde economische activiteit;

b)   „bedrijf”: een zelfstandige economische productie-eenheid of dienstverlenende eenheid.

Artikel 26

1.   De vrijstelling is beperkt tot kapitaalgoederen en andere uitrusting die:

a)

behoudens in door de omstandigheden gerechtvaardigde bijzondere gevallen, daadwerkelijk in het bedrijf zijn gebruikt gedurende ten minste twaalf maanden vóór het staken van de activiteiten van het bedrijf in het derde land of derdelandsgebied waarvandaan het bedrijf is overgebracht;

b)

bestemd zijn om na deze overbrenging voor dezelfde doeleinden te worden gebruikt;

c)

bestemd zijn voor de uitoefening van een activiteit die niet op grond van de artikelen 132, 133, 135 en 136 van Richtlijn 2006/112/EG is vrijgesteld;

d)

in overeenstemming zijn met de aard en de omvang van het betrokken bedrijf.

2.   Totdat de in artikel 176, eerste alinea, van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde gemeenschappelijke voorschriften in werking zijn getreden, kunnen de lidstaten kapitaalgoederen waarvoor zij van artikel 176, tweede alinea, van genoemde richtlijn gebruik hebben gemaakt, geheel of gedeeltelijk van de vrijstelling uitsluiten.

Artikel 27

Van de vrijstelling zijn uitgesloten buiten de Gemeenschap gevestigde bedrijven waarvan de overbrenging naar het grondgebied van de Gemeenschap als oorzaak dan wel tot doel heeft een fusie met of een overname door een in de Gemeenschap gevestigd bedrijf zonder dat een nieuwe activiteit wordt ondernomen.

Artikel 28

Van de vrijstelling zijn uitgesloten:

a)

vervoermiddelen die niet het karakter bezitten van productiemiddelen of middelen in het kader van dienstverlening;

b)

voorraden van ongeacht welke aard, bestemd voor menselijk verbruik of voor voeding van dieren;

c)

brandstoffen en voorraden grondstoffen, eindproducten of halffabrikaten;

d)

vee dat in het bezit is van veekooplieden.

Artikel 29

Behoudens door de omstandigheden gerechtvaardigde bijzondere gevallen, wordt de vrijstelling slechts verleend voor kapitaalgoederen en andere uitrusting die zijn ingevoerd vóór het verstrijken van een termijn van twaalf, maanden, te rekenen vanaf de datum van het staken van de activiteiten van het bedrijf in het derde land of derdelandsgebied van herkomst.

TITEL VI

INVOER VAN BEPAALDE LANDBOUWPRODUCTEN EN VAN IN DE LANDBOUW TE GEBRUIKEN PRODUCTEN

HOOFDSTUK 1

Producten welke zijn verkregen door exploitanten uit de Gemeenschap op in een derde land of derdelandsgebied gelegen landerijen

Artikel 30

1.   Behoudens het bepaalde in de artikelen 31 en 32 wordt vrijstelling verleend voor de producten van landbouw, veeteelt, bijenteelt, tuinbouw of bosbouw, afkomstig van landerijen die in een derde land of derdelandsgebied in de onmiddellijke nabijheid van het grondgebied van de Gemeenschap zijn gelegen en die worden geëxploiteerd door landbouwproducenten die de zetel van hun bedrijf in de Gemeenschap hebben, in de onmiddellijke nabijheid van het betrokken land of gebied.

Vrijstelling wordt tevens verleend voor de invoer van niet meer dan zes maanden oude, in een derde land of derdelandsgebied geboren jongen van een in de Gemeenschap gedekt paard van zuiver ras, dat vervolgens tijdelijk is uitgevoerd om haar jongen ter wereld te brengen.

2.   Om voor de in lid 1, eerste alinea, bedoelde vrijstelling in aanmerking te komen moeten veeteeltproducten afkomstig zijn van dieren die in de lidstaat van invoer zijn gefokt, verkregen of ingevoerd, waarbij de algemene belastingregelingen van die staat in acht zijn genomen.

Artikel 31

De vrijstelling is beperkt tot producten die geen andere behandeling hebben ondergaan dan die welke gewoonlijk na de oogst of de productie plaatsvindt.

Artikel 32

De vrijstelling wordt slechts verleend voor producten die door de landbouwproducent of voor diens rekening worden ingevoerd.

Artikel 33

Dit hoofdstuk is van overeenkomstige toepassing op producten van de visserij of van de visteelt die door in de Gemeenschap gevestigde vissers wordt beoefend op de meren en waterlopen die de grens van de Gemeenschap vormen en op producten van de jacht door in de Gemeenschap gevestigde jagers op genoemde meren en waterlopen.

HOOFDSTUK 2

Zaaigoed, meststoffen en producten voor de behandeling van bodem en gewassen

Artikel 34

Behoudens het bepaalde in artikel 35, wordt vrijstelling verleend voor zaaigoed, meststoffen en producten voor de behandeling van bodem en gewassen, bestemd voor de exploitatie van landerijen welke in de Gemeenschap gelegen zijn, in de onmiddellijke nabijheid van een derde land of derdelandsgebied, en die worden geëxploiteerd door landbouwproducenten die de zetel van hun bedrijf in dat land of dat gebied hebben, in de onmiddellijke nabijheid van het grondgebied van de Gemeenschap.

Artikel 35

1.   De vrijstelling is beperkt tot de hoeveelheden zaaigoed, meststoffen of andere producten die nodig zijn voor de exploitatie van de landerijen.

De vrijstelling wordt slechts verleend voor zaaigoed, meststoffen of andere producten die rechtstreeks door de landbouwproducent of voor diens rekening in de Gemeenschap worden binnengebracht.

2.   De lidstaat van invoer kan aan de vrijstelling de voorwaarde van wederkerigheid verbinden.

TITEL VII

INVOER VAN THERAPEUTISCHE STOFFEN, GENEESMIDDELEN, PROEFDIEREN EN BIOLOGISCHE OF CHEMISCHE STOFFEN

HOOFDSTUK 1

Proefdieren en voor onderzoek bestemde biologische of chemische stoffen

Artikel 36

1.   Vrijstelling wordt verleend voor:

a)

speciaal voor laboratoriumgebruik gefokte dieren die gratis aan laboratoria worden afgestaan;

b)

biologische of chemische stoffen die binnen de grenzen en onder de voorwaarden van artikel 60 van Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (6) worden ingevoerd.

2.   De in lid 1 bedoelde vrijstelling is beperkt tot dieren en biologische of chemische stoffen die bestemd zijn:

a)

hetzij voor openbare instellingen of instellingen van openbaar nut wier voornaamste bezigheid het onderwijs of het wetenschappelijk onderzoek is, en voor diensten die onder een openbare instelling of instelling van openbaar nut ressorteren en wier voornaamste bezigheid het onderwijs of het wetenschappelijk onderzoek is;

b)

hetzij voor particuliere instellingen wier voornaamste bezigheid het onderwijs of het wetenschappelijk onderzoek is en die van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming hebben om deze goederen met vrijstelling in te voeren.

HOOFDSTUK 2

Therapeutische stoffen van menselijke oorsprong en testsera voor de vaststelling van bloed- en weefselgroepen

Artikel 37

1.   Onverminderd de vrijstelling als bedoeld in artikel 143, onder a), van Richtlijn 2006/112/EG en behoudens het bepaalde in artikel 38 van de onderhavige richtlijn, wordt vrijstelling verleend voor:

a)

therapeutische stoffen van menselijke oorsprong;

b)

testsera voor de vaststelling van bloedgroepen;

c)

testsera voor de vaststelling van weefselgroepen.

2.   Voor de toepassing van lid 1 wordt verstaan onder:

a)   „therapeutische stoffen van menselijke oorsprong”: menselijk bloed en derivaten daarvan (volledig menselijk bloed, gedroogd menselijk plasma, menselijk albumine en stabiele oplossingen van menselijke plasmaproteïnen, menselijke immoglobuline, menselijk fibrinogeen);

b)   „testsera voor de vaststelling van bloedgroepen”: alle testsera van menselijke, dierlijke, plantaardige of andere oorsprong voor de vaststelling van menselijke bloedgroepen en de opsporing van bloedincompatibiliteit;

c)   „testsera voor de vaststelling van weefselgroepen”: alle testsera van menselijke, dierlijke, plantaardige of andere oorsprong voor de vaststelling van menselijke weefselgroepen.

Artikel 38

De vrijstelling wordt beperkt tot producten die:

a)

bestemd zijn voor door de bevoegde autoriteiten erkende instellingen of laboratoria voor exclusief gebruik voor medische of wetenschappelijke doeleinden, met uitsluiting van commerciële transacties;

b)

vergezeld gaan van een certificaat van overeenstemming dat in het land of gebied van herkomst door een daartoe bevoegde instantie is afgegeven;

c)

vervat zijn in verpakkingsmiddelen die voorzien zijn van een speciaal identificeringsetiket.

Artikel 39

De vrijstelling strekt zich uit tot de voor het vervoer van therapeutische stoffen van menselijke oorsprong of van testsera voor de vaststelling van bloed- of weefselgroepen absoluut noodzakelijke speciale verpakkingen, alsmede tot de oplosmiddelen en het toebehoren die nodig zijn voor hun gebruik, welke eventueel aan de zendingen zijn toegevoegd.

HOOFDSTUK 3

Referentiestoffen voor de kwaliteitscontrole van geneesmiddelen

Artikel 40

Met vrijstelling mogen zendingen worden ingevoerd bestaande uit monsters van referentiestoffen die worden gebruikt voor de kwaliteitscontrole van bij de vervaardiging van geneesmiddelen gebezigde stoffen en die door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zijn goedgekeurd, waarbij die zendingen worden gericht aan geadresseerden die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten gemachtigd zijn om dergelijke zendingen met vrijstelling van rechten in ontvangst te nemen.

HOOFDSTUK 4

Farmaceutische producten, gebruikt ter gelegenheid van internationale sportevenementen

Artikel 41

Vrijstelling wordt verleend voor farmaceutische producten voor menselijke of diergeneeskunde welke zijn bestemd voor gebruik door personen of dieren die zullen deelnemen aan internationale sportevenementen, zulks binnen de grenzen van hun behoeften gedurende het verblijf in de Gemeenschap.

TITEL VIII

GOEDEREN VOOR INSTELLINGEN MET EEN LIEFDADIG OF FILANTROPISCH KARAKTER

HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

Artikel 42

De lidstaten kunnen de hoeveelheden en de waarde van de goederen waarvoor een vrijstelling krachtens de hoofdstukken 2, 3 en 4 geldt, beperken, teneinde eventuele misbruiken te voorkomen en het hoofd te bieden aan belangrijke concurrentieverstoringen.

HOOFDSTUK 2

Goederen, ingevoerd voor algemene doeleinden

Artikel 43

1.   Onder voorbehoud van de artikelen 44, 45 en 46 wordt vrijstelling verleend voor:

a)

goederen die in primaire levensbehoeften voorzien, die gratis zijn verkregen en die worden ingevoerd door overheids- of andere instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter welke door de bevoegde autoriteiten zijn erkend, teneinde gratis aan behoeftigen te worden uitgereikt;

b)

goederen van ongeacht welke aard die door een buiten de Gemeenschap gevestigde persoon of organisatie gratis en zonder enige commerciële bijbedoeling van de zijde van de gever, worden toegezonden aan openbare of door de bevoegde autoriteiten erkende instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter om financiële middelen in te zamelen tijdens incidentele liefdadigheidsevenementen ten bate van behoeftigen;

c)

materieel, uitrusting en kantoorartikelen die door een buiten de Gemeenschap gevestigde persoon of organisatie gratis, en zonder enige commerciële bijbedoeling van de zijde van de gever, worden toegezonden aan door de bevoegde autoriteiten erkende instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter, teneinde uitsluitend te worden gebruikt voor hun eigen werking en voor de verwezenlijking van het door hen nagestreefde liefdadige of filantropische doel.

2.   Voor de toepassing van lid 1, onder a), wordt onder „goederen die in primaire levensbehoeften voorzien” verstaan, goederen die absoluut noodzakelijk zijn om te voorzien in de onmiddellijke behoeften van personen, zoals levensmiddelen, geneesmiddelen, kleding en dekens.

Artikel 44

Van de vrijstelling zijn uitgesloten:

a)

alcoholische producten;

b)

tabak en tabaksproducten;

c)

koffie en thee;

d)

motorvoertuigen, behalve ziekenwagens.

Artikel 45

De vrijstelling wordt slechts verleend aan organisaties waarvan de boekhouding het de bevoegde autoriteiten mogelijk maakt de verrichtingen te controleren en die alle noodzakelijk geachte waarborgen bieden.

Artikel 46

1.   De in artikel 43 bedoelde goederen waarvoor de vrijstelling werd toegestaan, mogen door de organisatie die vrijstelling geniet niet voor andere doeleinden dan die van lid 1, onder a) en b), van genoemd artikel worden uitgeleend, verhuurd, noch onder bezwarende titel of om niet worden overgedragen, zonder dat de bevoegde autoriteiten daarvan vooraf in kennis zijn gesteld.

2.   Indien de goederen worden uitgeleend, verhuurd of overgedragen aan een instelling die krachtens de artikelen 43 en 45 voor vrijstelling in aanmerking komt, blijft de vrijstelling van kracht voor zover bedoelde instelling de betrokken goederen gebruikt voor doeleinden welke recht geven op deze vrijstelling.

In de overige gevallen mag het uitlenen, verhuren of overdragen pas plaatsvinden na voorafgaande betaling van de btw, tegen het op de datum van het uitlenen, verhuren of overdragen van kracht zijnde tarief, zulks naar de soort en op grondslag van de waarde, die op die datum door de bevoegde autoriteiten als juist zijn erkend of aanvaard.

Artikel 47

1.   De in artikel 43 bedoelde organisaties die niet langer voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling of die met vrijstelling ingevoerde goederen voor andere doeleinden willen gebruiken dan die bedoeld in genoemd artikel, dienen de bevoegde autoriteiten daarvan in kennis te stellen.

2.   De goederen die in het bezit blijven van organisaties die niet langer voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling zijn onderworpen aan de toepassing van de daarvoor geldende btw, tegen het tarief dat van kracht is op de datum waarop aan de voorwaarden niet langer wordt voldaan, zulks naar de soort en op de grondslag van de waarde die op die datum door de bevoegde autoriteiten als juist zijn erkend of aanvaard.

3.   De goederen die door de organisatie die vrijstelling geniet, worden gebruikt voor andere doeleinden dan die bedoeld in artikel 43, zijn onderworpen aan de toepassing van de daarvoor geldende btw, tegen het tarief dat van kracht is op de datum waarop zij voor een ander gebruik worden bestemd, zulks naar de soort en op de grondslag van de waarde die op die datum door de bevoegde autoriteiten als juist zijn erkend of aanvaard.

HOOFDSTUK 3

Goederen, ingevoerd ten behoeve van gehandicapten

Artikel 48

1.   Voor goederen die speciaal zijn ontworpen voor onderwijs aan en tewerkstelling of verbetering van de maatschappelijke positie van blinden en andere lichamelijk of geestelijk gehandicapten, wordt vrijstelling verleend wanneer die goederen:

a)

worden ingevoerd door instellingen of organisaties wier voornaamste activiteit het onderwijs aan of de begeleiding van gehandicapten is en die van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming hebben om deze voorwerpen met vrijstelling in te voeren, en

b)

gratis en zonder enige commerciële bijbedoeling van de gever aan een dergelijke instelling of organisatie worden gezonden.

2.   De vrijstelling is van toepassing op specifieke reserveonderdelen, onderdelen of hulpstukken, bestemd voor de betrokken voorwerpen, alsmede op gereedschap voor het onderhoud, de controle, het ijken of het herstellen van die voorwerpen, voor zover deze reserveonderdelen, onderdelen of hulpstukken of gereedschap tegelijkertijd met deze voorwerpen worden ingevoerd, of, indien zij op een later tijdstip worden ingevoerd, herkenbaar zijn als bestemd voor voorwerpen die eerder met vrijstelling van rechten zijn ingevoerd of die voor de vrijstelling in aanmerking kunnen komen wanneer deze voor de bedoelde reserveonderdelen, onderdelen of specifieke hulpstukken en het bedoelde gereedschap wordt aangevraagd.

3.   De goederen waarvoor vrijstelling wordt verleend mogen voor geen andere doeleinden worden aangewend dan voor opvoeding van en gebruik door blinden en andere gehandicapten of voor de verbetering van hun maatschappelijke positie.

Artikel 49

1.   Goederen waarvoor vrijstelling is verleend, mogen door de instellingen of organisaties die de vrijstelling genieten aan de in artikel 48 bedoelde aangesloten personen zonder winstoogmerk worden uitgeleend, verhuurd of overgedragen, zonder betaling van de btw bij invoer.

2.   Uitlening, verhuring of overdracht, mag niet plaatsvinden onder andere voorwaarden dan die van lid 1 zonder voorafgaande kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten.

Indien de goederen worden uitgeleend, verhuurd of overgedragen aan een instelling of organisatie die zelf voor vrijstelling in aanmerking komt, blijft de vrijstelling van kracht, voor zover deze instelling of organisatie het betrokken voorwerp gebruikt voor doeleinden welke recht geven op deze vrijstelling.

In de overige gevallen mag het uitlenen, verhuren of overdragen pas plaatsvinden na de voorafgaande betaling van de btw volgens het op de datum van de uitlening, verhuring of overdracht van kracht zijnde tarief, zulks naar de soort en op grondslag van de waarde die op die datum door de bevoegde autoriteiten als juist zijn erkend of aanvaard.

Artikel 50

1.   De in artikel 48 bedoelde instellingen of organisaties die niet langer voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling, of die een met vrijstelling ingevoerd voorwerp voor andere doeleinden willen gebruiken dan die bedoeld in voornoemd artikel, dienen de bevoegde autoriteiten daarvan in kennis te stellen.

2.   Voorwerpen die in het bezit blijven van de instellingen of organisaties die niet langer voldoen aan de voorwaarden om voor vrijstelling in aanmerking te komen, zijn onderworpen aan de toepassing van de daarvoor geldende btw, tegen het tarief dat van kracht is op de datum waarop genoemde voorwaarden niet langer worden vervuld, zulks naar de soort en op de grondslag van de waarde die op die datum door de bevoegde autoriteiten als juist zijn erkend of aanvaard.

3.   Voorwerpen die door de instelling of organisatie die vrijstelling geniet worden gebruikt voor andere doeleinden dan bedoeld in artikel 48, zijn onderworpen aan de toepassing van de daarvoor geldende btw, tegen het tarief dat van kracht is op de datum waarop zij voor een ander gebruik worden bestemd, zulks naar de soort en op de grondslag van de waarde die op die datum door de bevoegde autoriteiten als juist zijn erkend of aanvaard.

HOOFDSTUK 4

Goederen ingevoerd ten bate van slachtoffers van rampen

Artikel 51

Behoudens het bepaalde in de artikelen 52 tot en met 57 wordt vrijstelling verleend voor goederen die worden ingevoerd door overheids- of andere instellingen met een liefdadig of filantropisch karakter, welke door de bevoegde autoriteiten zijn erkend, teneinde:

a)

hetzij gratis te worden verstrekt aan slachtoffers van rampen waardoor het grondgebied van een of meer lidstaten werd getroffen;

b)

hetzij gratis ter beschikking te worden gesteld van de slachtoffers van dergelijke rampen, doch eigendom van de betrokken instellingen blijven.

De vrijstelling geldt onder dezelfde voorwaarde tevens voor goederen die door hulpeenheden worden ingevoerd om voor de duur van hun bijstand in hun behoeften te voorzien.

Artikel 52

De vrijstelling wordt niet verleend voor materiaal en materieel bestemd voor de wederopbouw in rampgebieden.

Artikel 53

De vrijstelling wordt pas verleend nadat de Commissie, op verzoek van de betrokken lidstaat of lidstaten, volgens een urgentieprocedure die mede voorziet in overleg met de andere lidstaten, een beschikking heeft vastgesteld. In deze beschikking worden zo nodig de omvang en de voorwaarden voor de toepassing van de vrijstelling vastgesteld.

In afwachting van de kennisgeving van de beschikking van de Commissie kunnen de door een ramp getroffen lidstaten toestemming geven de goederen voor de in artikel 51 genoemde doeleinden in te voeren met schorsing van de betrokken btw, mits de invoerende instelling zich ertoe verbindt deze te betalen indien geen vrijstelling wordt toegekend.

Artikel 54

De vrijstelling wordt slechts verleend aan instellingen waarvan de boekhouding het de bevoegde autoriteiten mogelijk maakt de verrichtingen te controleren en die alle nodig geachte garanties bieden.

Artikel 55

1.   De in artikel 51, eerste alinea, bedoelde goederen mogen door de organisaties die voor vrijstelling in aanmerking komen, niet onder andere voorwaarden dan die van genoemd artikel worden uitgeleend, verhuurd, noch onder bezwarende titel of om niet worden overgedragen, zonder dat de bevoegde autoriteiten daarvan vooraf in kennis zijn gesteld.

2.   Indien de goederen worden uitgeleend, verhuurd of overgedragen aan een organisatie die krachtens artikel 51 voor vrijstelling in aanmerking komt, blijft de vrijstelling van kracht voor zover bedoelde instelling de betrokken goederen gebruikt voor doeleinden welke recht geven op het verlenen van deze vrijstelling.

In de overige gevallen mag het uitlenen, verhuren of overdragen pas plaatsvinden na de voorafgaande betaling van de btw, tegen het op het tijdstip van het uitlenen, verhuren of overdragen van kracht zijnde tarief, zulks naar de soort en op de grondslag van de waarde die op die datum door de bevoegde autoriteiten als juist zijn erkend of aanvaard.

Artikel 56

1.   De in artikel 51, eerste alinea, onder b), bedoelde goederen mogen, wanneer zij niet meer worden gebruikt door de slachtoffers van rampen, niet worden uitgeleend, verhuurd, noch onder bezwarende titel of om niet worden overgedragen zonder dat de bevoegde autoriteiten daarvan vooraf in kennis zijn gesteld.

2.   Indien de goederen worden uitgeleend, verhuurd of overgedragen aan een organisatie die krachtens artikel 51 voor vrijstelling in aanmerking komt of, eventueel, aan een organisatie die krachtens artikel 43, lid 1, onder a), voor vrijstelling in aanmerking komt, blijft de vrijstelling van kracht voor zover bedoelde organisaties de betrokken goederen gebruiken voor doeleinden welke recht geven op het verlenen van dergelijke vrijstellingen.

In de overige gevallen mag het uitlenen, verhuren of overdragen pas plaatsvinden na de voorafgaande betaling van de btw, tegen het op het tijdstip van het uitlenen, verhuren of overdragen van kracht zijnde tarief, zulks naar de soort en op de grondslag van de waarde die op die datum door de bevoegde autoriteiten als juist zijn erkend of aanvaard.

Artikel 57

1.   De in artikel 51 bedoelde organisaties die niet langer voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling of die de voor vrijstelling in aanmerking genomen goederen voor andere doeleinden. willen gebruiken dan bedoeld in genoemd artikel, dienen de bevoegde autoriteiten daarvan in kennis te stellen.

2.   Wanneer goederen die in het bezit blijven van organisaties die niet langer voldoen aan de voorwaarden om voor vrijstelling in aanmerking te komen, worden overgedragen aan een organisatie die krachtens dit hoofdstuk voor vrijstelling in aanmerking komt of, eventueel, aan een organisatie die krachtens artikel 43 voor vrijstelling in aanmerking komt, blijft de vrijstelling van kracht voor zover bedoelde organisatie de betrokken goederen gebruikt voor doeleinden welke recht geven op dergelijke vrijstellingen. In de overige gevallen zijn de genoemde goederen onderworpen aan de toepassing van de daarvoor geldende btw, tegen het tarief dat van kracht is op de datum waarop aan genoemde voorwaarden niet langer wordt voldaan, zulks naar de soort en op de grondslag van de waarde die op die datum door de bevoegde autoriteiten als juist zijn erkend of aanvaard.

3.   De goederen die door de organisatie die vrijstelling geniet worden gebruikt voor andere doeleinden dan bedoeld in dit hoofdstuk, zijn onderworpen aan de toepassing van de daarvoor geldende btw bij invoer, tegen het tarief dat van kracht is op de datum waarop zij voor een ander gebruik worden aangewend, zulks naar de soort en op de grondslag van de waarde die op die datum door de bevoegde autoriteiten als juist zijn erkend of aanvaard.

TITEL IX

INVOER IN VERBAND MET BEPAALDE INTERNATIONALE BETREKKINGEN

HOOFDSTUK 1

Als eerbewijs verleende onderscheidingen en beloningen

Artikel 58

Mits de belanghebbenden een en ander ten genoegen van de bevoegde autoriteiten kunnen aantonen en voor zover het handelingen betreft waaraan elk handelskarakter vreemd is, wordt vrijstelling verleend voor:

a)

onderscheidingen die zijn verleend door de regering van een derde land aan personen die hun normale verblijfplaats in de Gemeenschap hebben;

b)

bekers, medailles en soortgelijke voorwerpen die voornamelijk een symbolisch karakter bezitten en die, verleend in een derde land aan personen die hun normale verblijfplaats in de Gemeenschap hebben, als eerbewijs voor de activiteiten die zij hebben ontplooid op gebieden zoals kunsten, wetenschappen, sport, openbare dienstverleningen, of als bewijs van erkentelijkheid voor hun verdiensten ter gelegenheid van een bijzondere gebeurtenis, door genoemde personen zelf worden ingevoerd;

c)

bekers, medailles en soortgelijke voorwerpen die voornamelijk een symbolisch karakter bezitten en gratis door in een derde land of derdelandsgebied gevestigde autoriteiten of personen worden aangeboden om op het grondgebied van de Gemeenschap voor dezelfde doeleinden als bedoeld onder b) te worden toegekend;

d)

prijzen, trofeeën, souvenirs met een symbolisch karakter en van geringe waarde die bestemd zijn voor gratis uitdeling aan personen die hun normale woonplaats in een derde land of derdelandsgebied hebben, ter gelegenheid van zakencongressen en dergelijke evenementen met een internationaal karakter, en die wegens hun aard, waarde per eenheid en andere kenmerken geenszins op commerciële bijbedoelingen duiden.

HOOFDSTUK 2

Geschenken, ontvangen in het kader van internationale betrekkingen

Artikel 59

Onverminderd, in voorkomend geval, de bepalingen voor het internationale reizigersverkeer en behoudens het bepaalde in de artikelen 60 en 61 wordt vrijstelling verleend voor goederen die:

a)

worden ingevoerd door personen die een officieel bezoek hebben afgelegd in een derde land of derdelandsgebied, en die bij die gelegenheid deze goederen ten geschenke hebben gekregen van de autoriteiten die hen hebben ontvangen;

b)

worden ingevoerd door personen die een officieel bezoek komen afleggen in de Gemeenschap, en die van plan zijn deze goederen bij die gelegenheid ten geschenke te geven aan de autoriteiten die hen ontvangen;

c)

bij wijze van geschenk, als blijk van vriendschap of van hulde, door een in een derde land of derdelandsgebied gevestigde officiële autoriteit, openbare instantie of activiteiten van openbaar belang verrichtende organisatie, worden gericht aan een officiële autoriteit, aan een openbare instantie of aan een activiteiten van openbaar belang verrichtende organisatie, gevestigd in de lidstaat van invoer, welke van de bevoegde autoriteiten toestemming heeft verkregen om dergelijke voorwerpen met vrijstelling in ontvangst te nemen.

Artikel 60

Alcoholische producten, tabak en tabaksproducten zijn van de vrijstelling uitgesloten.

Artikel 61

De vrijstelling wordt slechts verleend:

a)

voor zover de voorwerpen bedoeld zijn als incidenteel geschenk;

b)

voor zover uit de aard, de waarde of de hoeveelheid geen enkele commerciële bijbedoeling blijkt;

c)

en voor zover zij niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt.

HOOFDSTUK 3

Goederen bestemd om door vorsten en staatshoofden te worden gebruikt

Artikel 62

1.   Met de beperkingen en onder de voorwaarden die door de bevoegde autoriteiten zijn vastgesteld, wordt vrijstelling verleend voor:

a)

giften aangeboden aan regerende vorsten en staatshoofden;

b)

goederen bestemd om te worden gebruikt of verbruikt door regerende vorsten en staatshoofden van een derde staat, alsmede door de persoonlijkheden die hen officieel vertegenwoordigen, gedurende hun officieel verblijf in de Gemeenschap.

2.   De in lid 1, onder b), bedoelde vrijstelling kan door de invoerende lidstaat afhankelijk worden gesteld van de voorwaarde van wederkerigheid.

3.   De in lid 1 bedoelde vrijstelling is tevens van toepassing op personen die op het internationale vlak voorrechten genieten die overeenkomen met die van een regerend vorst of van een staatshoofd.

TITEL X

INVOER VAN GOEDEREN VOOR KLANTENWERVING

HOOFDSTUK 1

Monsters van goederen met onbeduidende waarde

Artikel 63

1.   Onverminderd artikel 67, lid 1, onder a), wordt vrijstelling verleend voor monsters van goederen waarvan de waarde onbeduidend is en die slechts kunnen dienen om bestellingen te werven voor goederen van het soort dat zij vertegenwoordigen.

2.   De bevoegde autoriteiten kunnen eisen dat bepaalde artikelen, om voor de vrijstelling in aanmerking te komen, definitief onbruikbaar worden gemaakt door versnijding, doorboring, het aanbrengen van een duidelijk zichtbaar en onuitwisbaar kenteken of enig ander procedé, zonder dat deze behandeling evenwel tot gevolg mag hebben dat hun hoedanigheid van monster daardoor verloren gaat.

3.   Voor de toepassing van lid 1 wordt verstaan onder „monsters van goederen”, artikelen die representatief zijn voor een categorie van handelswaar en waarvan de wijze van opmaak en de hoeveelheid voor de gegeven soort of kwaliteit van goederen die artikelen ongeschikt maken om voor andere doeleinden dan voor klantenwerving te worden gebruikt.

HOOFDSTUK 2

Drukwerk en voorwerpen voor reclamedoeleinden

Artikel 64

Behoudens het bepaalde in artikel 65 wordt vrijstelling verleend voor drukwerk voor reclamedoeleinden zoals catalogussen, prijscouranten, gebruiksaanwijzingen of commerciële aankondigingen mits zij betrekking hebben op:

a)

door een persoon die buiten de Gemeenschap is gevestigd, te koop of te huur aangeboden goederen, of

b)

door een buiten de Gemeenschap gevestigde persoon aangeboden diensten op het gebied van vervoer, de verzekering van handelsactiviteiten of bankzaken.

Artikel 65

1.   De vrijstelling is beperkt tot drukwerk voor reclamedoeleinden dat aan de volgende voorwaarden voldoet:

a)

op het drukwerk moet duidelijk zichtbaar de naam van het bedrijf zijn aangebracht dat de goederen vervaardigt, verkoopt of verhuurt, of dat diensten verleent waarop het drukwerk betrekking heeft;

b)

elke zending mag slechts één bescheid bevatten of, indien zij uit meerdere bescheiden bestaat, slechts één exemplaar van elk bescheid; Zendingen, die verscheidene exemplaren van een zelfde bescheid bevatten, komen niettemin voor vrijstelling in aanmerking, indien het totale brutogewicht niet meer dan 1 kg bedraagt;

c)

het drukwerk mag niet bij wijze van groepagezending door een zelfde afzender naar een zelfde geadresseerde worden gezonden.

2.   In afwijking van lid 1, onder b), komen zendingen, die verscheidene exemplaren van een zelfde bescheid bevatten, voor vrijstelling in aanmerking, indien het totale brutogewicht niet meer dan 1 kg bedraagt.

Artikel 66

Vrijstelling wordt verleend voor voorwerpen voor reclamedoeleinden die zelf geen handelswaarde bezitten en die gratis door leveranciers naar hun klanten worden gezonden en voor geen enkel ander doel dan voor reclame kunnen worden gebruikt.

HOOFDSTUK 3

Goederen die worden gebruikt of verbruikt tijdens tentoonstellingen en dergelijke

Artikel 67

1.   Behoudens het bepaalde in de artikelen 68, 69, 70 en 71 wordt vrijstelling verleend voor:

a)

kleine monsters die representatief zijn voor goederen en bestemd zijn voor tentoonstellingen en dergelijke;

b)

goederen die uitsluitend worden ingevoerd om te worden gedemonstreerd of om machines en apparaten te demonstreren tijdens tentoonstellingen en dergelijke;

c)

diverse materialen van geringe waarde, zoals verf, lak, behangselpapier, bestemd voor de bouw, de inrichting en de decoratie van tijdelijke stands op tentoonstellingen en dergelijke en die door hun gebruik als zodanig verloren gaan;

d)

drukwerk, catalogi, prospectussen, prijscouranten, aanplakbiljetten, al dan niet geïllustreerde kalenders, niet-ingelijste foto’s en andere voorwerpen die gratis worden verstrekt teneinde te worden gebruikt voor reclamedoeleinden voor goederen, die op tentoonstellingen en dergelijke worden tentoongesteld.

2.   Voor de toepassing van lid 1 wordt onder „tentoonstelling en dergelijke” verstaan:

a)

tentoonstellingen, jaarbeurzen, beurzen en dergelijke manifestaties op het gebied van handel, industrie, landbouw en ambachtelijke nijverheid;

b)

tentoonstellingen of manifestaties die voornamelijk voor liefdadige doeleinden worden georganiseerd;

c)

tentoonstellingen of manifestaties die voornamelijk worden georganiseerd met een wetenschappelijk, technisch, ambachtelijk, artistiek, opvoedkundig of cultureel, sportief of religieus doel, of voor een cultus, op vakverenigingsgebied, met een toeristisch doel of met het doel de volkeren te helpen elkaar beter te begrijpen;

d)

vergaderingen van vertegenwoordigers van internationale organisaties of groeperingen;

e)

plechtigheden en manifestaties met een officieel of herdenkingskarakter.

Onder deze definitie vallen evenwel niet particuliere tentoonstellingen die in winkels of handelsruimten worden georganiseerd met het oog op de verkoop van goederen.

Artikel 68

De in artikel 67, lid 1, onder a), bedoelde vrijstelling is beperkt tot monsters:

a)

die in die vorm gratis worden ingevoerd of tijdens de tentoonstelling uit onverpakt ingevoerde waren worden verkregen;

b)

die uitsluitend dienen om tijdens de tentoonstelling gratis aan de bezoekers voor hun persoonlijk gebruik of verbruik te worden uitgereikt;

c)

die kunnen worden onderkend als reclamemateriaal waarvan de waarde per eenheid gering is;

d)

die niet geschikt zijn om te kunnen worden verhandeld en in voorkomend geval in verpakkingen worden aangeboden welke een geringere hoeveelheid bevatten dan de kleinste in de handel verkrijgbare hoeveelheid van dezelfde goederen;

e)

die tijdens de tentoonstelling ter plaatse worden verbruikt indien het levensmiddelen en dranken betreft waarvan de verpakking niet beantwoordt aan het onder d) bepaalde;

f)

waarvan de totale waarde en hoeveelheid in verhouding staan tot de aard van de tentoonstelling, het bezoekersaantal en het belang van de deelneming van de exposant.

Artikel 69

De in artikel 67, lid 1, onder b), bedoelde vrijstelling is beperkt tot goederen:

a)

die tijdens de tentoonstelling worden verbruikt of tenietgaan, en

b)

waarvan de totale waarde en hoeveelheid in verhouding staan tot de aard van de tentoonstelling, het bezoekersaantal en het belang van de deelneming van de exposant.

Artikel 70

De in artikel 67, lid 1, onder d), bedoelde vrijstelling geldt slechts voor drukwerk en voorwerpen voor reclamedoeleinden:

a)

die uitsluitend bestemd zijn om op de plaats van de tentoonstelling gratis aan het publiek te worden uitgereikt;

b)

waarvan de totale waarde en hoeveelheid in verhouding staan tot de aard van de tentoonstelling, het bezoekersaantal en het belang van de deelneming van de exposant.

Artikel 71

Van de in artikel 67, lid 1, onder a) en b), bedoelde vrijstelling zijn uitgesloten:

a)

alcoholische producten;

b)

tabak en tabaksproducten;

c)

brandstoffen.

TITEL XI

GOEDEREN DIE WORDEN INGEVOERD MET HET OOG OP ONDERZOEK, ANALYSES OF PROEFNEMINGEN

Artikel 72

Behoudens het bepaalde in de artikelen 73 tot en met 78 wordt vrijstelling verleend voor goederen die bestemd zijn voor onderzoek, analyses of proefnemingen met het oog op de vaststelling van hun samenstelling, kwaliteit of andere technische kenmerken voor het verkrijgen van informatie of voor industrieel of commercieel onderzoek.

Artikel 73

Onverminderd in artikel 76 wordt het verlenen van de vrijstelling afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat de aan onderzoek, analyses of proeven onderworpen goederen bij dit onderzoek, deze analyses of deze proefnemingen volledig worden verbruikt dan wel tenietgaan.

Artikel 74

Van de vrijstelling zijn uitgesloten goederen die dienen voor onderzoek, analyses of proefnemingen die als zodanig handelingen met het oog op klantenwerving vormen.

Artikel 75

De vrijstelling wordt slechts verleend voor de hoeveelheid goederen die strikt noodzakelijk is voor de verwezenlijking van het doel waarvoor zij zijn ingevoerd. Deze hoeveelheid wordt per geval door de bevoegde autoriteiten vastgesteld, rekening houdend met genoemd doel.

Artikel 76

1.   De vrijstelling strekt zich uit tot goederen die bij het onderzoek, de analyses of de proeven niet volledig worden verbruikt of tenietgaan, mits de overblijvende producten met toestemming en onder toezicht van de bevoegde autoriteiten:

a)

hetzij na afloop van het onderzoek, de analyses of de proefnemingen geheel worden vernietigd of zodanig worden behandeld dat zij geen handelswaarde meer hebben;

b)

hetzij zonder kosten aan de schatkist worden afgestaan, wanneer de nationale voorschriften in deze mogelijkheid voorzien;

c)

hetzij, in met redenen omklede gevallen, uit de Gemeenschap worden uitgevoerd.

2.   Voor de toepassing van lid 1 wordt onder „overblijvende producten” verstaan, producten die voortkomen uit de onderzoeken, analyses of proeven, dan wel goederen die niet daadwerkelijk zijn gebruikt.

Artikel 77

Behoudens toepassing van het bepaalde in artikel 76, lid 1, worden de na afloop van de in artikel 72 bedoelde onderzoeken, analyses of proeven overblijvende producten onderworpen aan de daarvoor geldende btw bij invoer, tegen het op het tijdstip van de beëindiging van deze onderzoeken, analyses of proeven van kracht zijnde tarief, zulks naar de soort en op de grondslag van de waarde die op die datum door de bevoegde autoriteiten als juist zijn erkend of aanvaard.

De belanghebbende kan evenwel, met toestemming en onder toezicht van de bevoegde autoriteiten, de overblijvende producten tot resten of afvallen verwerken. In dat geval is de belasting bij invoer de belasting die geldt voor de resten of de afvallen op de datum waarop deze worden verkregen.

Artikel 78

De termijn waarbinnen de onderzoeken, analyses of proeven moeten plaatsvinden, en de administratieve formaliteiten die moeten worden vervuld om te waarborgen dat de goederen voor de beoogde doeleinden worden aangewend, worden door de bevoegde autoriteiten vastgesteld.

TITEL XII

DIVERSE VORMEN VAN INVOER

HOOFDSTUK 1

Zendingen voor instellingen die bevoegd zijn ter zake van de bescherming van auteursrechten of de bescherming van industriële of commerciële eigendom

Artikel 79

Vrijstelling wordt verleend voor merken, modellen of tekeningen en de desbetreffende indieningsdossiers, alsmede de dossiers betreffende aanvragen voor een octrooi en dergelijke, die bestemd zijn voor instellingen die bevoegd zijn ter zake van de bescherming van auteursrechten of de bescherming van industriële en commerciële eigendom.

HOOFDSTUK 2

Documentatiemateriaal van toeristische aard

Artikel 80

Vrijstelling wordt verleend voor:

a)

bescheiden (folders, brochures, boeken, tijdschriften, gidsen, al dan niet ingelijste aanplakbiljetten, niet-ingelijste foto’s en fotografische vergrotingen, al dan niet geïllustreerde landkaarten, vitrofanies, geïllustreerde kalenders) bestemd om gratis te worden uitgereikt en die voornamelijk tot doel hebben het publiek ertoe te brengen vreemde landen te bezoeken met name om daar bijeenkomsten of manifestaties bij te wonen die een cultureel, toeristisch, sportief of godsdienstig karakter bezitten dan wel verband houden met een beroep, mits deze bescheiden niet meer dan 25 % particuliere handelsreclame bevatten en mits het oogmerk van propaganda van algemene aard er duidelijk uit blijkt;

b)

lijsten en jaarboeken van buitenlandse hotels, gepubliceerd door officiële organisaties voor toerisme of onder auspiciën daarvan, alsmede de dienstregelingen van in het buitenland geëxploiteerde vervoerdiensten, wanneer deze bescheiden bestemd zijn om gratis te worden uitgereikt en niet meer dan 25 % particuliere handelsreclame bevatten;

c)

technisch materiaal dat wordt toegezonden aan erkende vertegenwoordigers of aan correspondenten die zijn aangesteld door officiële nationale toeristenorganisaties, en dat niet bestemd is om te worden uitgereikt, dat wil zeggen jaarboeken, lijsten van telefoon- of telexabonnees, hotellijsten, catalogi van beurzen, monsters van ambachtelijke producten met een onbeduidende waarde, documentatiemateriaal over musea, universiteiten, thermale badplaatsen of andere soortgelijke instellingen.

HOOFDSTUK 3

Diverse bescheiden en voorwerpen

Artikel 81

1.   Vrijstelling wordt verleend voor:

a)

bescheiden die gratis aan openbare diensten van de lidstaten worden gezonden;

b)

publicaties van buitenlandse regeringen en publicaties van internationale officiële instellingen die bestemd zijn om gratis te worden verspreid;

c)

stembiljetten die bestemd zijn voor verkiezingen georganiseerd door buiten de Gemeenschap gevestigde instellingen;

d)

voorwerpen bestemd om te dienen als bewijs of voor soortgelijke doeleinden voor rechtbanken of andere officiële instanties van de lidstaten;

e)

specimens van handtekeningen en gedrukte circulaires betreffende handtekeningen die worden verzonden in het kader van de gebruikelijke uitwisseling van inlichtingen tussen openbare diensten of bankinstellingen;

f)

drukwerk van officiële aard dat aan de Centrale Banken van de lidstaten wordt gezonden;

g)

rapporten, verslagen, inlichtingenbladen, prospectussen, inschrijvingsformulieren en andere documenten die zijn opgesteld door maatschappijen die niet in de Gemeenschap zijn gevestigd en bestemd zijn voor houders van of inschrijvers op door deze maatschappijen uitgegeven effecten;

h)

informatiedragers met opname (ponskaarten, geluidsopnamen, microfilms, enz.) die worden gebruikt voor de kosteloze toezending van informatie aan de geadresseerde, voor zover de vrijstelling geen aanleiding geeft tot misbruiken of belangrijke concurrentieverstoringen;

i)

dossiers, archieven, formulieren en andere bescheiden, bestemd om te worden gebruikt tijdens internationale vergaderingen, conferenties of congressen, alsmede de notulen van dergelijke bijeenkomsten;

j)

ontwerpen, technische tekeningen, afbeeldingen, beschrijvingen en andere soortgelijke bescheiden die worden ingevoerd met het oog op het verkrijgen of de uitvoering van bestellingen buiten de Gemeenschap of met het oog op het deelnemen aan een in de Gemeenschap georganiseerde prijsvraag;

k)

bescheiden bestemd om te worden gebruikt bij examens die in de Gemeenschap worden georganiseerd door buiten de Gemeenschap gevestigde instellingen;

l)

formulieren bestemd om te worden gebruikt als officiële bescheiden voor het internationaal weg- of goederenverkeer, in het kader van internationale overeenkomsten;

m)

formulieren, etiketten, vervoerbewijzen en soortgelijke bescheiden, die door buiten de Gemeenschap gevestigde vervoerondernemingen of ondernemingen in het hotelwezen worden verzonden naar in de Gemeenschap gevestigde reisbureaus;

n)

formulieren en vervoerbewijzen, cognossementen, vrachtbrieven en andere handelsbescheiden en administratieve bescheiden, die gebruikt zijn;

o)

officieel drukwerk, uitgegeven door nationale of internationale autoriteiten, drukwerk conform internationale modellen dat door buiten de Gemeenschap gevestigde organisaties aan overeenkomstige organisaties die in de Gemeenschap zijn gevestigd wordt verzonden om te worden verspreid;

p)

foto’s, diapositieven en kartonnen matrijzen voor foto’s, met of zonder onderschrift, gericht aan persagentschappen of aan uitgevers van dagbladen of tijdschriften;

q)

in bijlage I bedoelde artikelen, ongeacht het gebruik waarvoor zij bestemd zijn, die zijn geproduceerd door de Verenigde Naties of een van haar gespecialiseerde organisaties;

r)

voorwerpen welke deel uitmaken van verzamelingen en kunstvoorwerpen van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele aard, die niet voor de verkoop zijn bestemd en die worden ingevoerd door musea, kunstgalerijen en andere instellingen die van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming hebben om deze voorwerpen met vrijstelling in te voeren;

s)

de invoer van officiële publicaties die het uitdrukkingsmiddel vormen van de overheid van het land of gebied van uitvoer, internationale organisaties en publiekrechtelijke lichamen en instellingen, gevestigd in het land of gebied van uitvoer, alsmede drukwerk dat wordt verspreid ter gelegenheid van de verkiezingen van het Europees Parlement of ter gelegenheid van nationale verkiezingen die worden georganiseerd vanuit het land van oorsprong door als zodanig in de lidstaten officieel erkende buitenlandse politieke organisaties, voor zover over die publicaties en dat drukwerk in het land of gebied van uitvoer belasting is geheven en zij niet bij uitvoer ontlast zijn.

2.   De in lid 1, onder r), bedoelde vrijstelling wordt slechts verleend op voorwaarde dat de betrokken voorwerpen om niet worden ingevoerd, of, indien invoer geschiedt onder bezwarende titel, dat deze voorwerpen niet door een belastingplichtige worden geleverd.

HOOFDSTUK 4

Hulpmateriaal voor de stuwing en bescherming van goederen tijdens vervoer

Artikel 82

Zijn vrijgesteld materialen van uiteenlopende aard, zoals kabels, stro, doek, papier, karton, hout en plastic, die worden gebruikt voor het stuwen en de bescherming — met inbegrip van thermische bescherming — van goederen tijdens het vervoer naar het grondgebied van de Gemeenschap, mits:

a)

deze materialen normaliter niet in aanmerking komen om opnieuw te worden gebruikt, en

b)

de tegenwaarde ervan deel uitmaakt van de maatstaf van heffing bij invoer als bedoeld in hoofdstuk 4 van titel VIII van Richtlijn 2006/112/EG.

HOOFDSTUK 5

Strooisel, foerage en voedermiddelen voor dieren tijdens hun transport

Artikel 83

Vrijstelling wordt verleend voor strooisel, foerage en al het voer aan boord van vervoermiddelen die worden gebruikt voor het vervoer van dieren naar het grondgebied van de Gemeenschap, bestemd om onderweg aan de dieren te worden verstrekt.

HOOFDSTUK 6

Brandstoffen en smeermiddelen in motorvoertuigen te land en in containers voor speciale doeleinden

Artikel 84

1.   Behoudens het bepaalde in de artikelen 85, 86 en 87 wordt vrijstelling verleend voor:

a)

de brandstof welke zich in de normale reservoirs bevindt van:

i)

personenwagens, bedrijfsvoertuigen en motorrijwielen;

ii)

containers voor speciale doeleinden;

b)

de brandstof welke zich in draagbare reservoirs in personenauto’s en motorrijwielen bevindt, tot een maximum van 10 l per voertuig en onverminderd de nationale voorschriften inzake bezit en vervoer van brandstoffen.

2.   Voor de toepassing van lid 1 wordt verstaan onder:

a)   „bedrijfsvoertuig”: elk motorvoertuig (trekkers met of zonder aanhangwagens daaronder begrepen) dat op grond van constructietype en uitrusting geschikt en bestemd is voor het vervoer, al dan niet tegen betaling, van meer dan negen personen, met inbegrip van de bestuurder, of van goederen, alsmede ieder wegvoertuig bestemd voor een ander gebruik dan vervoer in eigenlijke zin;

b)   „personenwagen”: ieder motorvoertuig dat niet aan de onder a) omschreven maatstaven beantwoordt;

c)   „normale reservoirs”:

i)

de door de fabrikant blijvend in of aan alle motorvoertuigen van hetzelfde type als het betrokken voertuig aangebrachte reservoirs, waarvan de blijvende inrichting het rechtstreekse verbruik van brandstof mogelijk maakt, zowel voor de voortbeweging van de voertuigen als, in voorkomend geval, voor de werking, tijdens het vervoer, van koel- en andere systemen;

ii)

de door de fabrikant blijvend in of aan alle containers van hetzelfde type als de betrokken container aangebrachte reservoirs, waarvan de blijvende inrichting het rechtstreekse verbruik van brandstof mogelijk maakt voor de werking, gedurende het vervoer, van koel- en andere systemen waarmee de containers voor speciale doeleinden zijn uitgerust;

d)   „container voor speciale doeleinden”: alle containers die zijn uitgerust met inrichtingen die speciaal zijn aangepast voor koelsystemen, systemen voor zuurstoftoevoer, thermische isolatiesystemen of andere systemen.

Naast de in de eerste alinea, onder c) i), bedoelde reservoirs, gelden ook als normale reservoirs gasreservoirs die zijn aangebracht in motorvoertuigen en die het rechtstreekse verbruik van gas als brandstof mogelijk maken, alsmede de op andere systemen waarmee die voertuigen eventueel zijn uitgerust, aangesloten reservoirs.

Artikel 85

Voor brandstof in de normale reservoirs van bedrijfsvoertuigen 1 en containers voor speciale doeleinden kunnen de lidstaten de vrijstelling beperken:

a)

wanneer het voertuig afkomstig is uit een derde land of een derdelandsgebied, tot 200 l per voertuig en per reis;

b)

tot 200 l per container voor speciale doeleinden en per reis.

Artikel 86

De lidstaten kunnen de hoeveelheid brandstof die voor de vrijstelling in aanmerking komt, beperken:

a)

voor bedrijfsvoertuigen die internationaal vervoer verrichten vanuit derde landen of derdelandsgebieden naar hun grensgebied met een maximale breedte van 25 km in rechte lijn, mits dit vervoer wordt verricht door personen die in dit grensgebied wonen;

b)

voor personenwagens die toebehoren aan personen die wonen in het grensgebied met een derde land of derdelandsgebied met een maximale breedte van 15 km in rechte lijn.

Artikel 87

1.   Brandstoffen waarvoor vrijstelling is verleend, mogen niet worden gebruikt in een ander voertuig dan het voertuig waarin zij werden ingevoerd, noch uit dit voertuig worden verwijderd, noch worden opgeslagen, behalve gedurende de noodzakelijke herstellingen aan dat voertuig, noch onder bezwarende titel of om niet worden overgedragen door degene die de vrijstelling geniet.

2.   Het niet-naleven van lid 1 leidt tot toepassing van de voor de betrokken producten geldende btw tegen het tarief dat van kracht is op de datum van de feiten, volgens de soort en op basis van de waarde die op die datum door de bevoegde autoriteiten als juist wordt erkend of aanvaard.

Artikel 88

De vrijstelling geldt ook voor smeermiddelen die zich in motorvoertuigen bevinden en die overeenkomen met de normale behoeften voor het functioneren ervan gedurende het betreffende vervoer.

HOOFDSTUK 7

Goederen voor de aanleg, het onderhoud of de verfraaiing van gedenktekens of begraafplaatsen van oorlogsslachtoffers

Artikel 89

Vrijstelling wordt verleend voor goederen van ongeacht welke aard die worden ingevoerd door daartoe door de bevoegde autoriteiten erkende organisaties om te worden gebruikt voor de aanleg, het onderhoud of de verfraaiing van begraafplaatsen, graven en gedenktekens voor oorlogsslachtoffers van een derde land dan de lidstaat van invoer, die in de Gemeenschap zijn begraven.

HOOFDSTUK 8

Lijkkisten, lijkurnen en grafornamenten

Artikel 90

Vrijstelling wordt verleend voor:

a)

lijkkisten die het stoffelijk overschot en urnen die de as van overledenen bevatten, alsmede bloemen, kransen en andere ornamenten die deze gewoonlijk vergezellen;

b)

bloemen, kransen en andere ornamenten die worden meegebracht door personen die buiten de Gemeenschap woonachtig zijn en zich naar een begrafenis begeven of graven op het grondgebied van de Gemeenschap komen verfraaien, voor zover uit de aard of de hoeveelheid van deze invoer geen commerciële overwegingen blijken.

TITEL XIII

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 91

In geval deze richtlijn bepaalt dat de vrijstelling wordt verleend mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan, dient het bewijs dat aan deze voorwaarden is voldaan, door de betrokkenen ten behoeve van de bevoegde autoriteiten te worden geleverd.

Artikel 92

1.   De voor de toepassing van deze richtlijn in aanmerking te nemen tegenwaarde van de euro in nationale valuta wordt eenmaal per jaar vastgesteld. De voor de omrekening te gebruiken koers is die van de eerste werkdag van oktober; zij wordt met ingang van 1 januari van het daaropvolgende jaar van kracht.

2.   De lidstaten mogen de bedragen in nationale valuta, voortvloeiende uit de omrekening van de in euro luidende bedragen afronden.

3.   De lidstaten mogen de ten tijde van de in lid 1 bedoelde jaarlijkse aanpassing geldende bedragen onveranderd laten, indien omrekening van de in euro uitgedrukte bedragen van de vrijstellingen, vóór de in lid 2 bedoelde afronding, zou leiden tot een wijziging van de in nationale valuta uitgedrukte vrijstelling van minder dan 5 % of tot een verlaging van deze vrijstelling.

Artikel 93

Deze richtlijn vormt geen beletsel voor de handhaving door de lidstaten van:

a)

voorrechten en immuniteiten welke zij in het kader van met derde landen gesloten culturele, wetenschappelijke of technische samenwerkingsovereenkomsten verlenen;

b)

bijzondere, door de aard van het grensverkeer gerechtvaardigde vrijstellingen welke zij in het kader van met derde landen gesloten grensovereenkomsten verlenen;

c)

vrijstellingen in het kader van overeenkomsten op basis van wederkerigheid met derde landen die partij zijn bij het op 7 december 1944 te Chicago ondertekende Verdrag inzake de Internationale burgerluchtvaart voor de toepassing van de aanbevolen werkwijzen 4.42 en 4.44 van bijlage 9 bij dat Verdrag.

Artikel 94

Tot de opstelling van communautaire bepalingen op het betrokken gebied vormt deze richtlijn geen beletsel voor de handhaving door de lidstaten van vrijstellingen bij invoer

a)

aan zeelieden van de koopvaardij;

b)

aan werknemers die naar hun land van herkomst terugkeren na een verblijf buiten de Gemeenschap wegens beroepswerkzaamheden van ten minste zes maanden.

Artikel 95

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de bepalingen die zij met het oog op de toepassing van deze richtlijn vaststellen; in voorkomend geval vermelden zij de bepalingen die zij vaststellen door middel van een verwijzing naar de identieke bepalingen van Verordening (EEG) nr. 918/83.

Artikel 96

Richtlijn 83/181/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage II, deel A, genoemde richtlijnen, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 97

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 98

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Luxemburg, 19 oktober 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

E. ERLANDSSON


(1)  Advies van 11 maart 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB C 175 van 28.7.2009, blz. 123.

(3)  PB L 105 van 23.4.1983, blz. 38.

(4)  Zie bijlage II, deel A.

(5)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

(6)  PB L 105 van 23.4.1983, blz. 1.


BIJLAGE I

VISUEEL EN AUDITIEF MATERIAAL VAN OPVOEDKUNDIGE, WETENSCHAPPELIJKE OF CULTURELE AARD

GN-code

Omschrijving

3704 00

Fotografische platen, film, papier, karton en textiel, belicht doch niet ontwikkeld:

ex 3704 00 10

– platen en film:

cinematografische films, positief, van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele aard

ex 3705

Fotografische platen en film, belicht en ontwikkeld, andere dan cinematografische film:

van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele aard

3706

Cinematografische film, belicht en ontwikkeld, waarop al dan niet geluid is vastgelegd of waarop uitsluitend geluid is vastgelegd:

3706 10

– met een breedte van 35 mm of meer:

– – andere:

ex 3706 10 99

– – – andere positieve:

filmjournaals (al dan niet met geluid) die gebeurtenissen vertonen welke op het moment van invoer actueel zijn en waarvan ten hoogste twee kopieën per onderwerp voor reproductiedoeleinden worden ingevoerd

archieffilms (al dan niet met geluid) bestemd om aan nieuwsfilms te worden toegevoegd

ontspanningsfilms die vooral voor kinderen en jongeren geschikt zijn

elders genoemd noch elders onder begrepen, van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele aard

3706 90

– andere:

– – andere:

– – – andere positieve:

ex 3706 90 51

filmjournaals (al dan niet met geluid) die gebeurtenissen vertonen welke op het moment van invoer actueel zijn en waarvan ten hoogste twee kopieën per onderwerp voor reproductiedoeleinden worden ingevoerd

ex 3706 90 91

archieffilms (al dan niet met geluid) bestemd om aan nieuwsfilms te worden toegevoegd

ex 3706 90 99

ontspanningsfilms die vooral voor kinderen en jongeren geschikt zijn

elders genoemd noch elders onder begrepen, van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele aard

4911

Ander drukwerk, prenten, gravures en foto’s daaronder begrepen:

– ander:

4911 99

– – ander:

ex 4911 99 00

– – – ander:

microkaarten of andere dragers die gebruikt worden door voorlichtings- en documentatiediensten die gebruikmaken van een computer, van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele aard

wandplaten uitsluitend bestemd voor demonstratie- en onderwijsdoeleinden

ex 8523

Grammofoonplaten, banden en andere dragers voor het opnemen van geluid of voor dergelijke doeleinden, waarop is opgenomen, galvanische vormen en matrijzen voor het maken van platen daaronder begrepen, andere dan de goederen bedoeld bij hoofdstuk 37:

van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele aard

ex 9023 00

Instrumenten, apparaten, toestellen en modellen, bestemd voor het geven van demonstraties (bijvoorbeeld voor onderwijs of voor tentoonstellingen), niet bruikbaar voor andere doeleinden:

modellen, maquettes en wandkaarten van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele aard, uitsluitend bestemd voor demonstratie- en onderwijsdoeleinden

verkleinde visuele maquettes of modellen van abstracte vormen zoals molecuulstructuren of wiskundeformules

Diversen

Hologrammen voor projectie met laserstraal

Multimediaseries

Geprogrammeerd onderwijsmateriaal, ook in sets, vergezeld van het overeenkomstig gedrukte materiaal


BIJLAGE II

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(bedoeld in artikel 96)

Richtlijn 83/181/EEG van de Raad

(PB L 105 van 23.4.1983, blz. 38)

 

Richtlijn 85/346/EEG van de Raad

(PB L 183 van 16.7.1985, blz. 21)

 

Richtlijn 88/331/EEG van de Raad

(PB L 151 van 17.6.1988, blz. 79)

 

Richtlijn 89/219/EEG van de Commissie

(PB L 92 van 5.4.1989, blz. 13)

 

Richtlijn 91/680/EEG

(PB L 376 van 31.12.1991, blz. 1)

uitsluitend artikel 2, lid 1, eerste streepje

Punt XIII.B.4 van bijlage I bij de Toetredingsakte van 1994

(PB C 241 van 29.8.1994, blz. 276)

 

DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 96)

Richtlijn

Omzettingstermijn

83/181/EEG

30 juni 1984

85/346/EEG

1 oktober 1985

88/331/EEG

1 januari 1989

89/219/EEG

1 juli 1989

91/680/EEG

31 december 1992


BIJLAGE III

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 83/181/EEG

De onderhavige richtlijn

Titel I

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, eerste en tweede alinea

Artikel 1, lid 2, aanhef

Artikel 2, lid 1, aanhef

Artikel 1, lid 2, onder a)

Artikel 2, lid 1, onder a)

Artikel 1, lid 2, onder b), eerste alinea

Artikel 2, lid 1, onder b)

Artikel 1, lid 2, onder b), tweede alinea, eerste en tweede streepje

Artikel 2, lid 1, onder b)

Artikel 1, lid 2, onder b), derde alinea

Artikel 1, lid 2, onder b)

Artikel 1, lid 2, onder b), vierde alinea

Artikel 2, lid 2

Artikel 1, lid 2, onder c), d) en e)

Artikel 2, lid 1, onder c), d) en e)

Titel I

Titel II

Hoofdstuk I

Hoofdstuk 1

Artikelen 2 tot en met 5

Artikelen 3 tot en met 6

Artikel 6, eerste en tweede alinea

Artikel 7, leden 1 en 2

Artikelen 7 tot en met 10

Artikelen 8 tot en met 11

Hoofdstuk II

Hoofdstuk 2

Artikel 11, leden 1 en 2

Artikel 12, lid 1, eerste en tweede alinea

Artikel 11, lid 3

Artikel 12, lid 2

Artikel 12, aanhef

Artikel 13, eerste alinea, aanhef

Artikel 12, onder a), eerste zin

Artikel 13, eerste alinea, onder a)

Artikel 12, onder a) tweede zin

Artikel 13, tweede zin

Artikel 12, onder b)

Artikel 13, eerste alinea, onder b)

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 14, lid 1, aanhef

Artikel 15, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 14, lid 1, eerste streepje, eerste zin

Artikel 15, lid 1, eerste alinea, onder a)

Artikel 14, lid 1, eerste streepje, tweede zin

Artikel 15, lid 1, tweede alinea

Artikel 14, lid 1, tweede streepje

Artikel 15, lid 1, eerste alinea, onder b)

Artikel 14, lid 2

Artikel 15, lid 2

Artikel 15

Artikel 16

Hoofdstuk III

Hoofdstuk 3

Artikelen 16 tot en met 19

Artikelen 17 tot en met 20

Titel II

Titel III

Artikelen 20 en 21

Artikelen 21 en 22

Titel III

Titel IV

Artikelen 22 en 23

Artikelen 23 en 24

Titel IV

Titel V

Artikel 24, lid 1

Artikel 25, lid 1

Artikel 24, lid 2, aanhef

Artikel 25, lid 2, aanhef

Artikel 24, lid 2, eerste en tweede streepje

Artikel 25, lid 2, onder a) en b)

Artikel 25, lid 1

Artikel 26, lid 1

Artikel 25, lid 2

Artikel 25, lid 3

Artikel 26, lid 2

Artikelen 26, 27 en 28

Artikelen 27, 28 en 29

Titel V

Titel VI

Hoofdstuk I

Hoofdstuk 1

Artikel 29, lid 1

Artikel 30, lid 1, eerste alinea

Artikel 29, lid 2

Artikel 30, lid 2

Artikel 29, lid 3

Artikel 30, lid 1, tweede alinea

Artikelen 30, 31 en 32

Artikelen 31, 32 en 33

Hoofdstuk II

Hoofdstuk 2

Artikel 33

Artikel 34

Artikel 34, leden 1 en 2

Artikel 35, lid 1, eerste en tweede alinea

Artikel 34, lid 3

Artikel 35, lid 2

Titel VI

Titel VII

Hoofdstuk I

Hoofdstuk 1

Artikel 35, lid 1, aanhef

Artikel 36, lid 1, aanhef

Artikel 35, lid 1, onder a)

Artikel 36, lid 1, onder a)

Artikel 35, lid 1, onder b), aanhef

Artikel 36, lid 1, onder b)

Artikel 35, lid 1, onder b), eerste streepje

Artikel 35, lid 1, onder b), tweede streepje

Artikel 36, lid 1, onder b)

Artikel 35, lid 2, aanhef

Artikel 36, lid 2, aanhef

Artikel 35, lid 2, eerste en tweede streepje

Artikel 36, lid 2, onder a) en b)

Hoofdstuk II

Hoofdstuk 2

Artikel 36, lid 1

Artikel 37, lid 1

Artikel 36, lid 2, aanhef

Artikel 37, lid 2, aanhef

Artikel 36, lid 2, eerste, tweede en derde streepje

Artikel 37, lid 2, onder a), b) en c)

Artikelen 37 en 38

Artikelen 38 en 39

Hoofdstuk II bis

Hoofdstuk 3

Artikel 38 bis

Artikel 40

Hoofdstuk III

Hoofdstuk 4

Artikel 39

Artikel 41

Titel VII

Titel VIII

Hoofdstuk 1

Artikel 40

Artikel 42

Hoofdstuk I

Hoofdstuk 2

Artikelen 41 tot en met 45

Artikelen 43 tot en met 47

Hoofdstuk II

Hoofdstuk 3

Artikelen 46, 47 en 48

Artikelen 48, 49 en 50

Hoofdstuk III

Hoofdstuk 4

Artikel 49, leden 1 en 2

Artikel 51, eerste en tweede alinea

Artikelen 50 tot en met 55

Artikelen 52 tot en met 57

Titel VIII

Titel IX

Hoofdstuk I

Hoofdstuk 1

Artikel 56

Artikel 58

Hoofdstuk II

Hoofdstuk 2

Artikelen 57 en 58

Artikelen 59 en 60

Artikel 58

Artikel 59

Artikel 59, aanhef

Artikel 61, aanhef

Artikel 59, eerste, tweede en derde streepje

Artikel 61, onder a), b) en c)

Hoofdstuk III

Hoofdstuk 3

Artikel 60, eerste alinea, aanhef

Artikel 62, lid 1, aanhef

Artikel 60, eerste alinea, onder a)

Artikel 62, lid 1, onder a)

Artikel 60, eerste alinea, onder b), eerste zin

Artikel 62, lid 1, onder b)

Artikel 60, eerste alinea, onder b), tweede zin

Artikel 62, lid 2

Artikel 60, tweede alinea

Artikel 62, lid 3

Titel IX

Titel X

Hoofdstuk I

Hoofdstuk 1

Artikel 61

Artikel 63

Hoofdstuk II

Hoofdstuk 2

Artikel 62, aanhef

Artikel 64, aanhef

Artikel 62, onder a)

Artikel 64, onder a)

Artikel 62, onder b)

Artikel 62, onder c)

Artikel 64, onder b)

Artikel 63, eerste alinea, aanhef

Artikel 65, lid 1, aanhef

Artikel 63, eerste alinea, onder a)

Artikel 65, lid 1, onder a)

Artikel 63, eerste alinea, onder b), eerste zin

Artikel 65, lid 1, onder b)

Artikel 63, eerste alinea, onder b), tweede zin

Artikel 65, lid 2

Artikel 63, eerste alinea, onder c)

Artikel 65, lid 1, onder c)

Artikel 63, tweede alinea

Artikel 64

Artikel 66

Hoofdstuk III

Hoofdstuk 3

Artikel 65, lid 1

Artikel 67, lid 1

Artikel 65, lid 2, aanhef

Artikel 67, lid 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 65, lid 2, onder a) tot en met e)

Artikel 67, lid 2, eerste alinea, onder a) tot en met e)

Artikel 65, lid 2, slot

Artikel 67, lid 2, tweede alinea

Artikelen 66 tot en met 69

Artikelen 68 tot en met 71

Titel X

Titel XI

Artikelen 70 tot en met 73

Artikelen 72 tot en met 75

Artikel 74, lid 1, aanhef

Artikel 76, lid 1, aanhef

Artikel 74, lid 1, eerste, tweede en derde streepje

Artikel 76, lid 1, onder a), b) en c)

Artikel 74, lid 2

Artikel 76, lid 2

Artikelen 75 en 76

Artikelen 77 en 78

Titel XI

Titel XII

Hoofdstuk I

Hoofdstuk 1

Artikel 77

Artikel 79

Hoofdstuk II

Hoofdstuk 2

Artikel 78

Artikel 80

Hoofdstuk III

Hoofdstuk 3

Artikel 79, onder a) tot en met q)

Artikel 81, lid 1, onder a) tot en met q)

Artikel 79, onder r), eerste zin

Artikel 81, lid 1, onder r)

Artikel 79, onder r), tweede zin

Artikel 81, lid 2

Artikel 79, onder s)

Artikel 81, lid 1, onder s)

Hoofdstuk IV

Hoofdstuk 4

Artikel 80

Artikel 82

Hoofdstuk V

Hoofdstuk 5

Artikel 81

Artikel 83

Hoofdstuk VI

Hoofdstuk 6

Artikel 82, lid 1, aanhef

Artikel 84, lid 1, aanhef

Artikel 82, lid 1, onder a), eerste en tweede streepje

Artikel 84, lid 1, onder a) i) en a) ii)

Artikel 82, lid 1, onder b)

Artikel 84, lid 1, onder b)

Artikel 82, lid 2, aanhef

Artikel 84, lid 2, aanhef

Artikel 82, lid 2, onder a), eerste alinea, eerste en tweede streepje en tweede alinea

Artikel 84, lid 2, eerste alinea, onder a)

Artikel 82, lid 2, onder b)

Artikel 84, lid 2, eerste alinea, onder b)

Artikel 82, lid 2, onder c), aanhef

Artikel 84, lid 2, eerste alinea, onder c), aanhef

Artikel 82, lid 2, onder c), eerste streepje, eerste alinea

Artikel 84, lid 2, eerste alinea, onder c) i)

Artikel 82, lid 2, onder c), eerste streepje, tweede alinea

Artikel 84, lid 2, tweede alinea

Artikel 82, lid 2, onder c), tweede streepje

Artikel 84, lid 2, eerste alinea, onder c) ii)

Artikel 82, lid 2, onder d)

Artikel 84, lid 2, eerste alinea, onder d)

Artikel 83, eerste alinea, aanhef

Artikel 85, aanhef

Artikel 83, onder a)

Artikel 85, onder a)

Artikel 83, onder b)

Artikel 83, onder c)

Artikel 85, onder b)

Artikel 83, tweede alinea

Artikel 84

Artikel 86

Artikel 85, eerste en tweede alinea

Artikel 87, leden 1 en 2

Artikel 86

Artikel 88

Hoofdstuk VII

Hoofdstuk 7

Artikel 87

Artikel 89

Hoofdstuk VIII

Hoofdstuk 8

Artikel 88

Artikel 90

Titel XII

Titel XIII

Artikelen 89, 90 en 91

Artikelen 91, 92 en 93

Artikel 92

Artikel 94

Artikel 93, lid 1

Artikel 93, lid 2

Artikel 95

Artikel 96

Artikel 97

Artikel 94

Artikel 98

Bijlage

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage III


Top