EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009D0548

2009/548/EG: Beschikking van de Commissie van 30 juni 2009 tot vaststelling van een model voor nationale actieplannen voor energie uit hernieuwbare bronnen krachtens Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 5174) (Voor de EER relevante tekst )

PB L 182 van 15.7.2009, p. 33–62 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2009/548/oj

15.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 182/33


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 30 juni 2009

tot vaststelling van een model voor nationale actieplannen voor energie uit hernieuwbare bronnen krachtens Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 5174)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/548/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (1), en met name op artikel 4, lid 1, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Richtlijn 2009/28/EG moet iedere lidstaat een nationaal actieplan voor energie uit hernieuwbare bronnen vaststellen. In deze plannen moeten de nationale algemene streefcijfers van de lidstaten voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen verbruikt in vervoer, elektriciteit, verwarming en koeling in 2020 worden vermeld, rekening houdend met het effect van andere beleidsmaatregelen inzake energie-efficiëntie bij het eindverbruik van energie en moeten passende maatregelen worden genomen om die nationale algemene streefcijfers te halen, inclusief samenwerking tussen lokale, regionale en nationale autoriteiten, beoogde statistische overdrachten of gezamenlijke projecten, nationale beleidsmaatregelen om bestaande bronnen van biomassa te ontwikkelen en nieuwe bronnen van biomassa gebruiksklaar te maken voor verschillende toepassingen en moet worden vermeld welke maatregelen moeten worden genomen om aan de eisen van de artikelen 13 tot en met 19 van Richtlijn 2009/28/EG te voldoen.

(2)

Overeenkomstig Richtlijn 2009/28/EG moet de Commissie uiterlijk op 30 juni 2009 een model voor de nationale actieplannen voor energie uit hernieuwbare bronnen vaststellen dat de minimumvereisten bepaald in bijlage VI bij die richtlijn omvat,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Het model voor de nationale actieplannen voor energie uit hernieuwbare bronnen dat verplicht is op grond van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG, zoals opgenomen in de bijlage bij deze beschikking, wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 30 juni 2009.

Voor de Commissie

Andris PIEBALGS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.


BIJLAGE

INHOUDSOPGAVE

1.

Samenvatting van nationaal beleid inzake hernieuwbare energie

2.

Verwacht eindverbruik van energie 2010-2020

3.

Streefcijfers en trajecten voor hernieuwbare energie

3.1.

Algemene nationale streefcijfers

3.2.

Streefcijfers per sector en trajecten

4.

Maatregelen voor het bereiken van de streefcijfers

4.1.

Overzicht van alle maatregelen en beleid ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen

4.2.

Specifieke maatregelen om te voldoen aan de vereisten in de artikelen 13, 14, 16 en 17 t/m 21, van Richtlijn 2009/28/EG

4.2.1.

Administratieve procedures en ruimtelijke ordening (artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG)

4.2.2.

Technische specificaties (artikel 13, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG)

4.2.3.

Gebouwen (artikel 13, lid 3, van Richtlijn 2009/28/EG)

4.2.4.

Informatieverstrekking (artikel 14, lid 1, 2 en 4, van Richtlijn 2009/28/EG)

4.2.5.

Certificatie van installateurs (artikel 14, lid 3, van Richtlijn 2009/28/EG)

4.2.6.

Ontwikkeling van infrastructuur voor elektriciteit (artikel 16, lid 1 en artikel 16, lid 3 t/m 6, van Richtlijn 2009/28/EG)

4.2.7.

Exploitatie van het elektriciteitsnetwerk (artikel 16, leden 2, 7 en 8, van Richtlijn 2009/28/EG)

4.2.8.

Integratie van biogas in het aardgasnetwerk (artikel 16, leden 7, 9 en 10, van Richtlijn 2009/28/EG)

4.2.9.

Ontwikkeling van infrastructuur voor stadsverwarming en -koeling (artikel 16, lid 11, van Richtlijn 2009/28/EG)

4.2.10.

Biobrandstoffen en andere vloeibare biomassa - duurzaamheidscriteria en controle op de naleving (artikelen 17 t/m 21 van Richtlijn 2009/28/EG)

4.3.

Steunregelingen ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen voor elektriciteit die worden toegepast door de lidstaat of een groep lidstaten

4.4.

Steunregelingen ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen voor verwarming en koeling die worden toegepast door de lidstaat of een groep lidstaten

4.5.

Steunregelingen ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen voor het vervoer die worden toegepast door de lidstaat of een groep lidstaten

4.6.

Specifieke maatregelen ter bevordering van het gebruik van energie uit biomassa

4.6.1.

Energievoorziening uit biomassa: zowel voor binnenlands gebruik als voor de handel

4.6.2.

Maatregelen ter vergroting van de beschikbaarheid van biomassa, waarbij rekening wordt gehouden met andere gebruikers van biomassa (land- en bosbouw)

4.7.

Gepland gebruik van statistische overdracht tussen lidstaten en geplande deelname in gezamenlijke projecten met andere lidstaten en derde landen

4.7.1.

Procedurele aspecten

4.7.2.

Geschatte overmatige productie van hernieuwbare energie ten opzichte van het indicatieve traject die kan worden overgedragen aan andere lidstaten

4.7.3.

Geschat potentieel voor gezamenlijke projecten

4.7.4.

Geschatte vraag naar hernieuwbare energie waarin op andere manieren moet worden voorzien dan met binnenlandse productie

5.

Beoordelingen

5.1.

Totale verwachte bijdrage van iedere technologie voor hernieuwbare energie om te voldoen aan de bindende streefcijfers voor 2020 en het indicatieve tussentijdse traject voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in elektriciteit, verwarming en koeling en vervoer

5.2.

Totale verwachte bijdrage van maatregelen voor energie-efficiëntie en energiebesparing om te voldoen aan de bindende streefcijfers voor 2020 en het indicatieve tussentijdse traject voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in elektriciteit, verwarming en koeling en vervoer

5.3.

Effectbeoordeling (facultatief)

5.4.

Opstelling van het nationale actieplan voor energie uit hernieuwbare bronnen en follow-up van de tenuitvoerlegging

Model voor de nationale actieplannen voor energie uit hernieuwbare bronnen

Krachtens Richtlijn 2009/28/EG moeten de lidstaten uiterlijk op 30 juni 2010 een nationaal actieplan voor energie uit hernieuwbare bronnen indienen bij de Commissie. Dit is het model voor deze actieplannen. Overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2009/28/EG is het gebruik van dit model verplicht.

Met het model wordt beoogd ervoor te zorgen dat deze actieplannen volledig zijn, aan alle vereisten van de richtlijn voldoen en kunnen worden vergeleken met elkaar alsmede met toekomstige tweejaarlijkse verslagen van de lidstaten over de tenuitvoerlegging van de richtlijn.

Bij het invullen van het model moeten de lidstaten zich houden aan de definities, rekenregels en terminologie van Richtlijn 2009/28/EG. De lidstaten worden er voorts toe aangespoord de definities, rekenregels en terminologie van Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad  (1) te volgen.

Aanvullende informatie kan worden verstrekt in de voorgeschreven structuur van het actieplan of middels bijlagen.

De cursieve passages zijn bedoeld als richtsnoer voor de lidstaten bij het opstellen van hun actieplan. Deze passages mogen door de lidstaten worden geschrapt in de versie die zij bij de Commissie indienen.

De Commissie herinnert lidstaten eraan dat alle nationale steunregelingen moeten voldoen aan de regels voor staatssteun zoals vastgelegd in de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag. Kennisgeving van de nationale actieplannen is geen vervanging voor het aanmelden van steunregelingen overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag.

1.   SAMENVATTING VAN NATIONAAL BELEID INZAKE HERNIEUWBARE ENERGIE

Geef een kort overzicht van het nationale beleid inzake hernieuwbare energie waarin de doelstellingen van het beleid (zoals zekerheid van de energievoorziening en economische, maatschappelijke en milieuvoordelen) en de voornaamste strategische actielijnen worden omschreven.

2.   VERWACHT EINDVERBRUIK VAN ENERGIE 2010-2020

In dit gedeelte moeten de lidstaten aangeven hoeveel het bruto-eindverbruik van alle soorten energie (uit zowel hernieuwbare als conventionele bronnen) naar schatting bedraagt, in totaal en per sector, in de periode tot 2020.

In deze schattingen moeten ook de verwachte effecten van in te voeren maatregelen voor energie-efficiëntie en -besparing in die periode worden meegenomen. In de rubriek „referentiescenario” moet een scenario worden voorgelegd waarin alleen de maatregelen voor energie-efficiëntie en -besparing die vóór 2009 zijn vastgesteld, worden meegenomen. In de rubriek „aanvullend scenario voor energie-efficiëntie” moet een scenario worden voorgelegd waarin alle vanaf 2009 vast te stellen maatregelen worden meegenomen. De overige delen van het nationale actieplan voor energie uit hernieuwbare bronnen worden opgesteld op basis van dit aanvullende scenario voor energie-efficiëntie.

Met de term „verbruik voor verwarming en koeling” wordt de geproduceerde afgeleide warmte bedoeld (de verkochte warmte), plus het eindverbruik van alle andere energiegrondstoffen, met uitzondering van elektriciteit in eindverbruikende sectoren zoals de industrie, huishoudens, de dienstensector, landbouw, bosbouw en visserij. Het concept verwarming en koeling omvat dan ook het eindverbruik van energie voor verwerking. Elektriciteit kan ook worden gebruikt voor verwarming en koeling als eindverbruik, maar deze elektriciteit valt onder de streefcijfers voor elektriciteit en wordt daarom hier uitgesloten.

Bij de beoordeling van de vraag of de streefcijfers voor 2020 en het tussentijdse traject zijn verwezenlijkt, wordt er op grond van artikel 5, lid 6, van Richtlijn 2009/28/EG van uitgegaan dat de energie die wordt verbruikt voor de luchtvaart niet meer dan 6,18 % van het bruto-eindverbruik van energie van de lidstaat bedraagt (4,12 % voor Cyprus en Malta). In de tabel kunnen eventueel de nodige aanpassingen worden aangebracht. In onderstaand vak wordt de desbetreffende berekening weergegeven.

VAK — Berekening van het „mechanisme voor de bovengrens voor de luchtvaart” in de richtlijn inzake hernieuwbare energie

Stel dat het aandeel van het energieverbruik voor de luchtvaart („aviation energy consumption”, AEC) van land A een bepaald percentage (X) is van het totale bruto-eindverbruik van energie („gross final energy consumption”, GFEC):

X = AEC/GFEC

Stel: X > 6,18 %

In dit geval houdt de bovengrens het volgende in voor de beoordeling van de naleving:

GFECaangepast = GFEC – AEC + AECaangepast

waarbij AECaangepast = 0,0618 * GFEC

Met andere woorden:

GFECaangepast = GFEC – AEC + 0,0618 * GFEC =

= GFEC – X * GFEC + 0,0618 * GFEC =

= GFEC * (1,0618 – X)

De „aanpassing” als percentage van het werkelijke bruto-eindverbruik van energie en als functie van X bedraagt daarom:

Aanpassing = (GFEC – GFECaangepast)/GFEC =

= X – 0,0618

NB: In het geval van Cyprus en Malta moeten de cijfers 6,18 % en 0,0618 respectievelijk worden vervangen door 4,12 % en 0,0412.

Tabel 1

Verwacht bruto-eindverbruik van energie van [lidstaat] in elektriciteit, verwarming en koeling en vervoer tot 2020, rekening houdend met het effect van maatregelen voor energie-efficiëntie en energiebesparing  (2) 2010-2020

 

2005

2010

2011

2012

2013

2014

basisjaar

referentiescenario

aanvullende energie-efficiëntie

referentiescenario

aanvullende energie-efficiëntie

referentiescenario

aanvullende energie-efficiëntie

referentiescenario

aanvullende energie-efficiëntie

referentiescenario

aanvullende energie-efficiëntie

1.

Verwarming en koeling (3)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.

Elektriciteit (4)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.

Vervoer zoals in artikel 3, lid 4, onder a) (5)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.

Bruto-eindverbruik van energie (6)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De volgende berekening is alleen nodig als het eindverbruik van energie voor de luchtvaart naar verwachting hoger is dan 6,18 % (4,12 % voor Malta en Cyprus):

Eindverbruik voor de luchtvaart

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verlaging van grenswaarde voor de luchtvaart (7) artikel 5, lid 6

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal verbruik na verlaging van de grenswaarde voor de luchtvaart

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

referentiescenario

aanvullende energie-efficiëntie

referentiescenario

aanvullende energie-efficiëntie

referentiescenario

aanvullende energie-efficiëntie

referentiescenario

aanvullende energie-efficiëntie

referentiescenario

aanvullende energie-efficiëntie

referentiescenario

aanvullende energie-efficiëntie

1.

Verwarming en koeling (3)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.

Elektriciteit (4)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.

Vervoer zoals in artikel 3, lid 4, onder a) (5)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.

Bruto-eindverbruik van energie (6)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De volgende berekening is alleen benodigd als het eindverbruik van energie voor de luchtvaart naar verwachting hoger is dan 6,18 % (4,12 % voor Malta en Cyprus):

Eindverbruik voor de luchtvaart

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verlaging van de grenswaarde voor de luchtvaart (7) artikel 5, lid 6

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal verbruik na verlaging van de grenswaarde voor de luchtvaart

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.   STREEFCIJFERS EN TRAJECTEN VOOR HERNIEUWBARE ENERGIE

3.1.   Algemene nationale streefcijfers

Tabel 2

Algemene nationale streefcijfers voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto-eindverbruik van energie in 2005 en 2020 (cijfers moeten worden overgenomen uit bijlage I, deel A, bij Richtlijn 2009/28/EG)

A.

Aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in bruto-eindverbruik van energie in 2005 (S2005) (%)

 

B.

Streefcijfers voor energie uit hernieuwbare bronnen in bruto-eindverbruik van energie in 2020 (S2020) (%)

 

C.

Verwacht totaal aangepast energieverbruik in 2020 (uit tabel 1, laatste vak) (ktoe)

 

D.

Verwachte hoeveelheid energie uit hernieuwbare bronnen die overeenkomt met het streefcijfer voor 2020 (berekend als B × C) (ktoe)

 

De lidstaten mogen een beroep doen op de flexibiliteitsmaatregelen van de artikelen 6, 7, 8 en 11 van Richtlijn 2009/28/EG om een deel van hun eigen verbruik van hernieuwbare energie te laten meetellen voor de streefcijfers van een of meer andere lidstaten, of een deel van de verbruikte energie uit hernieuwbare bronnen in een of meer andere lidstaten te laten meetellen voor hun eigen streefcijfers. Daarnaast mogen zij overeenkomstig de artikelen 9 en 10 van Richtlijn 2009/28/EG elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen fysiek invoeren uit derde landen.

Eventuele beoordelingen van het potentieel aan hernieuwbare energie van uw lidstaat kunnen in de bijlage worden opgenomen.

Eventuele streefcijfers voor hernieuwbare energie op regionaal niveau, in grote steden of in industrieën met een hoog energieverbruik, die dienen ter ondersteuning van de nationale streefcijfers voor hernieuwbare energie, kunnen ook in de bijlage worden opgenomen.

3.2.   Streefcijfers per sector en trajecten

Krachtens artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG moeten de lidstaten in de volgende sectoren streefcijfers vastleggen voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in 2020:

verwarming en koeling;

elektriciteit;

vervoer.

Het totaal van de drie doelstellingen per sector, vertaald in verwachte volumes (ktoe) inclusief het geplande gebruik van flexibiliteitsmaatregelen, moet ten minste even hoog zijn als de verwachte hoeveelheid energie uit hernieuwbare bronnen die overeenkomt met het streefcijfer van de lidstaat voor 2020 (zoals vermeld in het laatste vak van tabel 2).

Voorts moet het streefcijfer voor vervoer stroken met de vereisten van artikel 3, lid 4, van Richtlijn 2009/28/EG met betrekking tot een aandeel van 10 % hernieuwbare energie in het vervoer. Er zij echter op gewezen dat de berekening op basis waarvan wordt gemeten of de doelstelling van artikel 3, lid 4, is bereikt, anders is dan de berekening van de bijdrage van het vervoer aan het algemene nationale streefcijfer van de lidstaat voor hernieuwbare energie.

Voor het streefcijfer op het gebied van vervoer, en niet voor het algemene streefcijfer:

Wat petroleumproducten betreft tellen alleen benzine en diesel mee in de noemer. Dit betekent dat kerosine/vliegtuigbenzine voor de luchtvaart en stookolie voor de scheepvaart niet worden meegerekend (de diesel die door een aantal treinen en binnenschepen wordt gebruikt, wordt wel meegerekend);

Biobrandstoffen uit afval, residuen, non-food cellulosemateriaal en lignocellulosehoudend materiaal tellen dubbel in de teller;

Elektriciteit uit hernieuwbare bronnen voor wegvoertuigen telt 2,5 keer mee in de teller en de noemer.

Overeenkomstig artikel 3, lid 4, onder c), van Richtlijn 2009/28/EG mogen de lidstaten voor het berekenen van de bijdrage van uit hernieuwbare bronnen geproduceerde elektriciteit voor elektrische voertuigen zelf kiezen voor het gemiddelde aandeel van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen in de Gemeenschap of het aandeel van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen in hun eigen land, gemeten twee jaar voor het betreffende jaar. Voor een schatting van het gemiddelde aandeel van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen in de Gemeenschap mogen de lidstaten uitgaan van de toekomstscenario’s die door/voor de Commissie zijn opgesteld  (8).

De lidstaten moeten niet alleen streefcijfers voor 2020 per sector opstellen, maar ook het traject beschrijven dat de groei van het gebruik van hernieuwbare energie per sector tussen 2010 en 2020 naar verwachting zal volgen. De streefcijfers per sector voor elektriciteit, verwarming en koeling met hernieuwbare energie en de trajecten per sector zijn schattingen.

In tabel 3 moeten de lidstaten bovenstaande informatie verstrekken.

Bij het invullen van de tabel kunnen de lidstaten gebruikmaken van de gedetailleerde cijfers voor het verwachte gebruik van hernieuwbare energie zoals vereist in tabel 9. Rekentabellen 4a en 4b dienen als richtsnoer voor tabel 3.

De lidstaten zijn krachtens de richtlijn verplicht hun verwachtingen inzake het gebruik van de flexibiliteitsmaatregelen openbaar te maken en uiterlijk op 31 december 2009 aan de Commissie door te geven. De lidstaten kunnen zich bij het invullen van de desbetreffende delen van tabel 4a op deze verwachtingen baseren. De lidstaten hoeven in hun actieplannen echter niet dezelfde cijfers op te nemen als in hun ramingen. Zij mogen deze cijfers ook aanpassen naar aanleiding van informatie in de ramingen van andere lidstaten.

Tabel 3

Nationale streefcijfers voor 2020 en geschat traject voor energie uit hernieuwbare bronnen in verwarming en koeling, elektriciteit en vervoer

(Rekentabellen 4a en 4b zijn bedoeld als richtsnoer voor het opstellen van tabel 3)

(%)

 

2005

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

HEB-V & K (9)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HEB-E (10)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HEB-T (11)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Algemeen aandeel HEB (12)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Waarvan via samenwerkingsmechanisme  (13)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overschot voor samenwerkingsmechanisme  (13)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Als deel B van bijlage I bij de richtlijn

 

 

2011-2012

2013-2014

2015-2016

2017-2018

 

2020

 

 

S2005 + 20 %

(S2020-S2005)

S2005 + 30 %

(S2020-S2005)

S2005 + 45 %

(S2020-S2005)

S2005 + 65 %

(S2020-S2005)

 

S2020

Minimumtraject HEB (14)

 

 

 

 

 

 

 

 

Minimumtraject HEB (ktoe)

 

 

 

 

 

 

 

 

Tabel 4a

Rekentabel voor de bijdrage van hernieuwbare energie per sector in het eindverbruik van energie

(ktoe)

 

2005

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

A.

Verwacht bruto-eindverbruik van hernieuwbare energie voor verwarming en koeling

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

B.

Verwacht bruto-eindverbruik van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

C.

Verwacht eindverbruik van energie uit hernieuwbare bronnen in vervoer

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

D.

Verwacht verbruik van hernieuwbare energiebronnen (15)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

E.

Verwachte overdracht van hernieuwbare energiebronnen naar andere lidstaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

F.

Verwachte overdracht van hernieuwbare energiebronnen van andere lidstaten en derde landen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

G.

Verwacht verbruik van hernieuwbare energiebronnen aangepast voor streefcijfers D – E + F

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Tabel 4b

Rekentabel voor het aandeel hernieuwbare energie in vervoer

(ktoe)

 

2005

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

C.

Verwacht verbruik van hernieuwbare energiebronnen voor vervoer (16)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

H.

Verwacht verbruik van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen in het wegvervoer (17)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

I.

Verwacht verbruik van biobrandstoffen uit afval, residuen, non-food cellulosemateriaal en lignocellulosehoudend materiaal voor vervoer (17)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

J.

Verwachte bijdrage van hernieuwbare energiebronnen aan vervoer voor de streefcijfers voor vervoer: C + (2,5 – 1) × H + (2 – 1) × I

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.   MAATREGELEN VOOR HET BEREIKEN VAN DE STREEFCIJFERS

4.1.   Overzicht van alle maatregelen en beleid ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen

Tabel 5

Overzicht van alle maatregelen en beleid

Naam en referentie van de maatregel

Type maatregel (18)

Verwacht resultaat (19)

Doelgroep en/of –activiteit (20)

Bestaand of gepland

Start- en einddatum van de maatregel

1.

 

 

 

 

 

2.

 

 

 

 

 

3.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.2.   Specifieke maatregelen om te voldoen aan de vereisten in de artikelen 13, 14, 16 en 17 t/m 21, van Richtlijn 2009/28/EG

4.2.1.    Administratieve procedures en ruimtelijke ordening (artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG)

Bij het beantwoorden van de volgende vragen worden de lidstaten verzocht de huidige nationale, regionale en lokale regelgeving toe te lichten met betrekking tot de procedures voor het verlenen van vergunningen en certificaties aan installaties en de bijbehorende netwerkinfrastructuur voor doorgifte en distributie voor de productie van elektriciteit, verwarming of koeling uit hernieuwbare bronnen, en voor het proces waarmee biomassa wordt omgezet in biobrandstoffen of andere energieproducten. Wanneer nadere stappen moeten worden ondernomen om ervoor te zorgen dat procedures evenredig en noodzakelijk zijn, worden de lidstaten tevens verzocht een beschrijving te geven van geplande herzieningen, verwachte resultaten en de autoriteit die verantwoordelijk is voor de uitvoering van dergelijke herzieningen. Wanneer informatie specifiek is voor een bepaalde technologie, wordt u verzocht dit aan te geven. Wanneer regionale of lokale overheden een belangrijke rol spelen, gelieve dit ook toe te lichten.

a)

Lijst van bestaande nationale en eventuele regionale wetgeving inzake procedures voor vergunning en certificering en ruimtelijke ordening die van toepassing is op installaties en de bijbehorende netwerkinfrastructuur voor transmissie en distributie:

b)

Verantwoordelijk(e) ministerie(s)/autoriteit(en) en hun bevoegdheden op dit gebied:

c)

Herziening voorzien om de passende maatregelen te nemen zoals beschreven in artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG op uiterlijk: [datum]

d)

Samenvatting van de bestaande en geplande maatregelen op regionaal en lokaal niveau (indien relevant):

e)

Zijn er onnodige belemmeringen of onevenredige eisen gevonden met betrekking tot de procedures voor het verlenen van vergunningen en certificeringen aan installaties en de bijbehorende netwerkinfrastructuur voor transmissie en distributie voor de productie van elektriciteit, verwarming of koeling uit hernieuwbare bronnen, en voor het proces waarmee biomassa wordt omgezet in biobrandstoffen of andere energieproducten? Wat zijn deze belemmeringen?

f)

Welk overheidsniveau (lokaal, regionaal en nationaal) is verantwoordelijk voor het verlenen van vergunningen aan en het certificeren van installaties voor hernieuwbare energie en voor ruimtelijke ordening? (Als dit per type installatie verschilt, gelieve dit te vermelden.) Hoe is de coördinatie tussen verschillende niveaus geregeld als meerdere niveaus een rol spelen? Hoe wordt de coördinatie tussen verschillende verantwoordelijke autoriteiten in de toekomst verbeterd?

g)

Hoe wordt gewaarborgd dat er uitgebreide informatie beschikbaar wordt gesteld over de verwerking van vergunnings- en certificeringsaanvragen en over bijstand aan instanties die een aanvraag indienen? Welke informatie en bijstand hebben instanties tot hun beschikking die een aanvraag willen indienen voor nieuwe installaties voor hernieuwbare energie?

h)

Hoe wordt horizontale coördinatie bevorderd tussen verschillende administratieve organen die verantwoordelijk zijn voor afzonderlijke onderdelen van de vergunning? Hoeveel procedurele stappen moeten worden gevolgd om de vergunning te krijgen? Is er één loket waar alle stappen worden gecoördineerd? Wordt vooraf meegedeeld binnen welke termijn aanvragen worden verwerkt? Wat is de gemiddelde termijn waarbinnen een besluit over de aanvraag wordt verkregen?

i)

Wordt in de vergunningsprocedures rekening gehouden met de specifieke kenmerken van de verschillende technologieën voor hernieuwbare energie? Indien dat het geval is, gelieve dat nader toe te lichten. Indien dat niet het geval is, hoe denkt u hiermee in de toekomst rekening te houden?

j)

Gelden er specifieke procedures, bijvoorbeeld eenvoudige aanmelding, voor kleinschalige, decentrale installaties (zoals zonnepanelen op gebouwen of biomassaketels in gebouwen)? Indien dat het geval is, uit welke stappen bestaan deze procedures? Zijn de regels openbaar toegankelijk voor burgers? Waar zijn deze gepubliceerd? Zijn er plannen om in de toekomst vereenvoudigde aanmeldingsprocedures in te voeren? Indien dat het geval is, voor welke types installaties/systemen? (Kan er gebruik worden gemaakt van energiemeters?)

k)

Waar worden de kosten gepubliceerd waarmee vergunningsaanvragen voor nieuwe installaties gepaard gaan? Staan deze in verhouding tot de administratieve kosten voor het verlenen van dergelijke vergunningen? Zijn er plannen om deze kosten te herzien?

l)

Hebben lokale en regionale bestuursorganen officiële richtsnoeren tot hun beschikking inzake het ontwerpen, bouwen en renoveren van industriegebieden en woonwijken zodat hier uitrustingen en systemen kunnen worden geïnstalleerd die gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen voor de opwekking van elektriciteit en verwarming en koeling, inclusief stadsverwarming en -koeling? Indien dergelijke officiële richtlijnen niet bestaan of ontoereikend zijn, hoe en wanneer moeten deze dan worden ingevoerd?

m)

Bestaan er speciale opleidingen voor instanties en personen die zich toeleggen op de procedures voor het verlenen van vergunningen en het certificeren van installaties voor hernieuwbare energie?

4.2.2.    Technische specificaties (artikel 13, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG)

a)

Moeten technologieën voor hernieuwbare energie aan bepaalde kwaliteitsnormen voldoen om in aanmerking te komen voor steunregelingen? Voor welke installaties geldt dit en wat zijn de kwaliteitsnormen? Zijn er nationale of regionale normen die verder reiken dan de Europese normen?

4.2.3.    Gebouwen (artikel 13, lid 3, van Richtlijn 2009/28/EG)

Let op: wanneer wordt verwezen naar bevordering van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen in gebouwen, moet de levering van hernieuwbare elektriciteit uit het nationale netwerk buiten beschouwing worden gelaten. Bevordering van lokale warmte- en/of elektriciteitsvoorziening voor afzonderlijke gebouwen staat hier namelijk centraal. Ook rechtstreekse warmte- of koelvoorziening door stadsverwarming en -koeling in gebouwen kan in aanmerking worden genomen.

a)

Verwijzing naar eventuele bestaande nationale en regionale wetgeving en samenvatting van lokale wetgeving betreffende de bevordering van het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in de bouwsector:

b)

Verantwoordelijk(e) ministerie(s)/autoriteit(en):

c)

Herziening van regelgeving voorzien uiterlijk: [datum]

d)

Samenvatting van de bestaande en geplande maatregelen op regionaal en lokaal niveau:

e)

Gelden er minimumniveaus voor het gebruik van hernieuwbare energie in bouwverordeningen en -voorschriften? In welke geografische gebieden gelden deze en waaruit bestaan deze bepalingen? (Gelieve deze regelgeving kort samen te vatten.) Welke maatregelen zijn er in het bijzonder in deze voorschriften opgenomen om ervoor te zorgen dat er meer hernieuwbare energie wordt gebruikt in de bouwsector? Wat zijn de toekomstplannen met betrekking tot deze vereisten en maatregelen?

f)

Wat is de verwachte toename van hernieuwbare energie in gebouwen tot 2020? (Splits dit indien mogelijk op tussen woongebouwen — „één eenheid” en „meerdere eenheden”, bedrijfsruimten, overheidsgebouwen en industrie.) (Voor het beantwoorden van deze vraag kunt u een tabel gebruiken, zoals tabel 6 hieronder. Gegevens kunnen per jaar of voor geselecteerde jaren worden vermeld. Zowel verwarming en koeling als elektriciteitsverbruik uit hernieuwbare energiebronnen dienen te worden opgenomen.)

Tabel 6

Geschat aandeel hernieuwbare energie in de bouwsector

(%)

 

2005

2010

2015

2020

Woningen

 

 

 

 

Bedrijfsruimten

 

 

 

 

Overheidsgebouwen

 

 

 

 

Industrie

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

g)

Zijn er in het nationale beleid verplichtingen opgenomen voor minimumniveaus van hernieuwbare energie in nieuwe en onlangs gerenoveerde gebouwen? Wat zijn deze niveaus? Als dit niet het geval is, hoe wordt dan tegen 2015 nagegaan of dergelijk beleid passend is?

h)

Beschrijf plannen waarmee de voorbeeldrol van openbare gebouwen op nationaal, regionaal en lokaal niveau wordt gewaarborgd door installaties voor hernieuwbare energie te gebruiken of deze met ingang van 2012 om te vormen tot nulenergiegebouwen. (Houd hierbij rekening met de vereisten van de richtlijn inzake energieprestaties, de EPBD).

i)

Hoe worden energie-efficiënte technologieën voor hernieuwbare energie in gebouwen bevorderd? (Dergelijke maatregelen kunnen betrekking hebben op biomassaketels, warmtepompen en thermale systemen op zonne-energie die voldoen aan de vereisten voor de milieukeur of aan andere normen die op nationaal of Europees niveau zijn ontwikkeld (zie de tekst van artikel 13, lid 6)).

4.2.4.    Informatieverstrekking (artikel 14, lid 1, 2 en 4, van Richtlijn 2009/28/EG)

Hier moeten huidige en toekomstige informatiecampagnes en voorlichtingsprogramma’s, alsmede geplande herzieningen en verwachte resultaten worden beschreven. De lidstaten moeten tevens aangeven welke verantwoordelijke autoriteit de effecten van de programma’s volgt en beoordeelt. Wanneer regionale of lokale overheden een belangrijke rol spelen, verzoeken we u dit ook aan te geven en kort toe te lichten.

a)

Verwijzing naar eventuele bestaande nationale en regionale wetgeving met betrekking tot informatievereisten op grond van artikel 14 van Richtlijn 2009/28/EG:

b)

Orgaan dat verantwoordelijk is voor de verspreiding van informatie op nationaal, regionaal en/of lokaal niveau (dit kunnen er meerdere zijn):

c)

Samenvatting van de bestaande en geplande maatregelen op regionaal en lokaal niveau (indien relevant):

d)

Gelieve aan te geven hoe aan alle relevante actoren (consumenten, bouwbedrijven, installateurs, architecten, leveranciers van relevante systemen en voertuigen) informatie beschikbaar wordt gesteld over ondersteunende maatregelen voor het gebruik van hernieuwbare energiebronnen voor de opwekking van elektriciteit, verwarming en koeling en voor vervoer. Wie is verantwoordelijk voor de adequaatheid en de publicatie van deze informatie? Zijn er specifieke informatiebronnen voor de verschillende doelgroepen, zoals eindgebruikers, bouwbedrijven, beheerders, makelaars, installateurs, architecten, landbouwers, leveranciers van apparaten en systemen die gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen, en overheidsinstanties? Zijn er op dit moment informatiecampagnes of permanente informatiecentra of zijn er plannen om deze in de toekomst op te zetten?

e)

Wie is verantwoordelijk voor de publicatie van informatie over de nettovoordelen, de kosten en de energie-efficiëntie van apparatuur en systemen die gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen voor verwarming, koeling en elektriciteit? (Wie is de leverancier van de uitrusting of het systeem, een openbaar orgaan of iemand anders?)

f)

Hoe worden aan planologen en architecten richtsnoeren meegegeven waarmee zij bij het ontwerpen, bouwen en renoveren van industriegebieden en woonwijken adequaat kunnen overwegen wat de optimale combinatie is van hernieuwbare energiebronnen, technologieën met een hoge efficiëntie en stadsverwarming en -koeling? Wie is daarvoor verantwoordelijk?

g)

Gelieve de bestaande en geplande programma’s te beschrijven waarmee burgers bewust worden gemaakt van en worden geïnformeerd en opgeleid over de voordelen en praktische aspecten van het ontwikkelen en gebruiken van energie uit hernieuwbare bronnen. Welke rol spelen regionale en lokale actoren bij het opzetten en beheren van deze programma’s?

4.2.5.    Certificatie van installateurs (artikel 14, lid 3, van Richtlijn 2009/28/EG)

a)

Verwijzing naar eventuele bestaande nationale en/of regionale wetgeving met betrekking tot certificatie of gelijkwaardige kwalificatieregelingen voor installateurs op grond van artikel 14, lid 3, van Richtlijn 2009/28/EG:

b)

Verantwoordelijk orgaan (dit kunnen er meerdere zijn) voor het opstellen en goedkeuren van certificatieregelingen voor installateurs van kleinschalige warmwaterketels en verwarmingsketels op biomassa, fotovoltaïsche en ondiepe geothermische systemen op zonne-energie en warmtepompen, uiterlijk 2012:

c)

Bestaan dergelijke certificatieregelingen/kwalificaties al? Indien dat het geval is, verzoeken we u deze te beschrijven.

d)

Is informatie over deze regelingen openbaar beschikbaar? Zijn er lijsten gepubliceerd met gecertificeerde of gekwalificeerde installateurs? Waar zijn deze gepubliceerd? Worden andere regelingen geaccepteerd als gelijkwaardig aan de nationale of regionale regeling?

e)

Samenvatting van bestaande en geplande maatregelen op regionaal en lokaal niveau (indien relevant).

4.2.6.    Ontwikkeling van infrastructuur voor elektriciteit (artikel 16, lid 1 en artikel 16, lid 3 t/m 6, van Richtlijn 2009/28/EG)

Naast de huidige situatie en reeds bestaande wetgeving moeten toekomstige acties, geplande herzieningen, verantwoordelijke organen en verwachte resultaten worden beschreven.

a)

Verwijzing naar bestaande nationale wetgeving met betrekking tot vereisten inzake energienetwerken (artikel 16):

b)

Hoe wordt ervoor gezorgd dat er transmissie- en distributienetten worden ontwikkeld met het oog op integratie van de beoogde hoeveelheid hernieuwbare elektriciteit, met behoud van de veiligheid van het elektriciteitssysteem? Hoe wordt deze vereiste verwerkt in de periodieke netwerkplanning van de exploitant die de energie doorzendt en distribueert?

c)

Wat is de rol van intelligente netwerken, hulpmiddelen op het gebied van informatietechnologie en opslagfaciliteiten? Hoe wordt de ontwikkeling daarvan gewaarborgd?

d)

Is het de bedoeling de koppelingscapaciteit met buurlanden te versterken? Indien dat het geval is, wat zijn dan de onderlinge koppelingen, voor welke capaciteit en binnen welke termijn?

e)

Hoe wordt ervoor gezorgd dat vergunningsprocedures voor de netwerkinfrastructuur sneller verlopen? Wat is de huidige situatie en de gemiddelde tijd voor het verkrijgen van een goedkeuring? Hoe wordt dit verbeterd? (Gelieve hier te verwijzen naar de huidige status en wetgeving, gevonden hinderpalen en plannen om de procedure te stroomlijnen met de termijn voor tenuitvoerlegging en verwachte resultaten.)

f)

Hoe worden de goedkeuring voor de netwerkinfrastructuur en andere administratieve procedures voor de aanleg ervan gecoördineerd?

g)

Zijn er prioritaire koppelingsrechten of bepaalde koppelingscapaciteiten voorbehouden voor nieuwe installaties die elektriciteit produceren uit hernieuwbare energiebronnen?

h)

Zijn er installaties voor hernieuwbare energie die klaar zijn om aan het netwerk te worden gekoppeld, maar daarvan worden weerhouden door capaciteitsbeperkingen van het netwerk? Indien dat het geval is, welke stappen worden er ondernomen om dit op te lossen en wanneer zal dit naar verwachting zijn opgelost?

i)

Zijn er regels opgesteld voor het delen en het dragen van de kosten van technische aanpassingen aan het netwerk en zijn deze gepubliceerd door exploitanten van transmissie- en distributiesystemen? Waar zijn deze gepubliceerd? Hoe wordt gewaarborgd dat deze regels gebaseerd worden op objectieve, transparante en niet-discriminatoire criteria? Gelden er speciale regels voor producenten in perifere regio’s en regio’s met een lage bevolkingsdichtheid? (In regels voor het dragen van de kosten is vastgelegd welk deel van de kosten voor rekening komt van de producent die aan het netwerk wil worden gekoppeld en welk deel voor rekening van de exploitant van het transmissie- of distributiesysteem. In regels voor het delen van de kosten is vastgelegd hoe de noodzakelijke kosten moeten worden verdeeld tussen producenten die vervolgens aan het netwerk worden gekoppeld en allen baat hebben bij dezelfde versterkingen of nieuwe lijnen.)

j)

Gelieve te beschrijven hoe de kosten van koppeling en technische aanpassing worden toegekend aan producenten en/of exploitanten van transmissie- en/of distributiesystemen. Hoe kunnen exploitanten van transmissie- en/of distributiesystemen deze investeringskosten terugverdienen? Is er in de toekomst een wijziging voorzien van deze regels voor het dragen van de kosten? Welke wijzigingen worden er overwogen en welke resultaten worden daarvan verwacht? (Er zijn diverse opties voor het verdelen van de kosten voor koppeling aan het netwerk. De lidstaten zullen wellicht een van deze opties of een combinatie ervan kiezen. Volgens de „diepe” kostenberekening voor koppelingskosten draagt de ontwikkelaar van de installatie waarmee energie uit hernieuwbare energiebronnen wordt gegenereerd, diverse kosten met betrekking tot de netwerkinfrastructuur (koppeling aan en versterking en uitbreiding van het net). Een andere benadering is de „ondiepe” kostenberekening voor koppelingskosten, die inhoudt dat de ontwikkelaar alleen de kosten voor koppeling aan het net voor zijn rekening neemt, en niet de kosten voor versterking en uitbreiding van het net (dit wordt vastgelegd in de netwerktarieven en komt voor rekening van de klanten). Een andere variant is deelname van iedereen aan alle koppelingskosten, die in de netwerktarieven worden vastgelegd.)

k)

Gelden er regels voor het delen van de kosten tussen producenten die van meet af aan en producenten die op een later moment aan het netwerk worden gekoppeld? Als dat niet het geval is, hoe wordt dan rekening gehouden met de voordelen voor producenten die op een later moment worden aangekoppeld?

l)

Hoe wordt gewaarborgd dat exploitanten van transmissie- en distributiesystemen nieuwe producenten die willen worden aangekoppeld de noodzakelijke informatie over kosten verstrekken evenals een precies tijdschema voor de verwerking van hun aanvragen en een indicatief tijdschema voor de aankoppeling van hun net?

4.2.7.    Exploitatie van het elektriciteitsnetwerk (artikel 16, leden 2, 7 en 8, van Richtlijn 2009/28/EG)

a)

Hoe wordt de transmissie en distributie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen door exploitanten van transmissie- en distributiesystemen gewaarborgd? Wordt er prioritaire of gegarandeerde toegang verleend?

b)

Hoe wordt ervoor gezorgd dat exploitanten van transmissiesystemen bij het verdelen van elektriciteitsopwekkende installaties voorrang verlenen aan installaties die gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen?

c)

Hoe worden operationele maatregelen getroffen met betrekking tot het netwerk en de markt om belemmering van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen tot een minimum te beperken? Welke soorten maatregelen staan er op stapel en wanneer worden deze naar verwachting ten uitvoer gelegd? (De markt en netwerken kunnen zodanig worden ingericht dat variabele bronnen worden geïntegreerd, met maatregelen zoals meer realtime verhandelen (overschakelen op voorspellingen binnen een dag in plaats van de dag van tevoren en wijziging van de planning van generatoren), samenvoeging van marktgebieden, het waarborgen van voldoende grensoverschrijdende interconnectiecapaciteit en handel, betere samenwerking van naburige systeemexploitanten, gebruik van betere hulpmiddelen voor communicatie en controle, beheer van de vraagzijde en actieve deelname van de vraagzijde op de markten (door wederzijdse communicatiesystemen — slimme meters), beter verdeelde productie en opslag voor thuisgebruik (bv. elektrische auto’s) met actief beheer van distributienetwerken (slimme netwerken).)

d)

Is de regelgevende autoriteit op energiegebied op de hoogte van deze maatregelen? Heeft deze autoriteit de bevoegdheid toe te zien op de tenuitvoerlegging en naleving van deze maatregelen?

e)

Maken centrales die elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen genereren deel uit van de elektriciteitsmarkt? Hoe zijn deze op de markt opgenomen? Welke verplichtingen hebben zij voor deelname aan de elektriciteitsmarkt?

f)

Wat zijn de tariefregels voor de transmissie en distributie aan generatoren van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen?

4.2.8.    Integratie van biogas in het aardgasnetwerk (artikel 16, leden 7, 9 en 10, van Richtlijn 2009/28/EG)

a)

Hoe wordt gewaarborgd dat de tarieven voor transmissie en distributie niet in het nadeel zijn van gas uit hernieuwbare energiebronnen?

b)

Heeft er een beoordeling plaatsgevonden van de noodzaak om de infrastructuur van het gasnetwerk uit te breiden om de integratie van gas uit hernieuwbare bronnen te bevorderen? Wat is daarvan het resultaat? Indien er geen beoordeling heeft plaatsgevonden, is er dan een gepland?

c)

Zijn er technische regels gepubliceerd over netwerkkoppeling en koppelingstarieven voor biogas? Waar zijn deze regels gepubliceerd?

4.2.9.    Ontwikkeling van infrastructuur voor stadsverwarming en -koeling (artikel 16, lid 11, van Richtlijn 2009/28/EG)

a)

Gelieve een beoordeling te geven van de noodzaak van een nieuwe infrastructuur voor stadsverwarming en -koeling waarbij gebruik wordt gemaakt van hernieuwbare energiebronnen en waarmee wordt bijgedragen aan de streefcijfers voor 2020. Zijn er op basis van deze beoordeling plannen om in de toekomst een dergelijke infrastructuur aan te leggen? Welke bijdrage kunnen grote faciliteiten voor biomassa, geothermische en zonne-energie naar verwachting leveren aan systemen voor stadsverwarming en -koeling?

4.2.10.    Biobrandstoffen en andere vloeibare biomassa — duurzaamheidscriteria en controle op de naleving (artikelen 17 t/m 21 van Richtlijn 2009/28/EG)

In het volgende deel van het nationale actieplan moet de toekomstige strategie van de lidstaten worden uiteengezet waarmee zij voornemens zijn aan de duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa te voldoen en de controle op de naleving te waarborgen.

a)

Hoe worden de duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa op nationaal niveau ten uitvoer gelegd? (Is er wetgeving gepland voor de tenuitvoerlegging? Hoe wordt dit institutioneel geregeld?)

b)

Hoe wordt gewaarborgd dat biobrandstoffen en vloeibare biomassa die meetellen in de nationale streefcijfers voor hernieuwbare energie, in nationale verplichtingen voor hernieuwbare energie en/of in aanmerking komen voor financiële steun, voldoen aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, leden 2 t/m 5, van Richtlijn 2009/28/EG? (Is er een nationale instelling of instantie verantwoordelijk voor monitoring en controle op de naleving van de criteria?)

c)

Als een nationale autoriteit of een nationaal orgaan erop zal toezien dat aan de criteria wordt voldaan, bestaat deze of dit al? Gelieve een beschrijving te geven indien dat het geval is. Als een dergelijk orgaan nog niet bestaat, wanneer wordt dit dan in het leven geroepen?

d)

Gelieve informatie te verstrekken over het bestaan van nationale wetgeving inzake ruimtelijke ordening en kadaster voor de controle op de naleving van artikel 17, leden 3 t/m 5, van Richtlijn 2009/28/EG. Hoe hebben economische actoren toegang tot deze informatie? (Gelieve informatie te verstrekken over het bestaan van regels en onderscheid tussen verschillende grondbestemmingen, zoals gebied voor biodiversiteit, beschermd gebied e.d. en over de bevoegde nationale autoriteit die het kadaster en wijzigingen in de bestemming bijhoudt.)

e)

Gelieve voor beschermde gebieden informatie te verstrekken over de nationale, Europese of internationale regels op grond waarvan deze als zodanig zijn aangemerkt.

f)

Wat is de procedure voor wijziging van de bestemming van grond? Wie houdt wijzigingen in de bestemming van grond bij en meldt deze op nationaal niveau? Hoe vaak wordt het register met bestemmingsplannen bijgewerkt (maandelijks, jaarlijks, tweejaarlijks)?

g)

Hoe wordt de naleving van goede milieupraktijken in de landbouw en andere milieuvoorwaarden (die vereist zijn op grond van artikel 17, lid 6, van Richtlijn 2009/28/EG) op nationaal niveau gewaarborgd en gecontroleerd?

h)

Bent u voornemens een bijdrage te leveren aan het opzetten van een of meer vrijwillige certificatieregelingen voor duurzaamheid van biobrandstoffen en vloeibare biomassa zoals beschreven in de tweede alinea van artikel 18, lid 4, van Richtlijn 2009/28/EG? Hoe wilt u dat bewerkstelligen?

4.3.   Steunregelingen ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen voor elektriciteit die worden toegepast door de lidstaat of een groep lidstaten

Steunregelingen kunnen regelgevend zijn en doelstellingen en/of verplichtingen bevatten. Er kan financiële steun mee worden verstrekt voor investeringen in of exploitatie van een centrale. Er zijn ook zachte maatregelen mogelijk zoals voorlichtings-, opleidings- en bewustmakingscampagnes. Aangezien zachte maatregelen reeds hierboven zijn beschreven, staan in deze beoordeling regelgeving en financiële maatregelen centraal.

Gelieve bestaande regelingen te beschrijven met verwijzing naar de desbetreffende wet- of regelgeving, bijzonderheden van de regeling, de duur (met start- en einddatum) en effecten in het verleden en aan te geven of er hervormingen of toekomstige regelingen zijn gepland en wanneer. Welke resultaten worden verwacht?

Regelgeving

Regelgeving kan doelstellingen en verplichtingen bevatten. Geef daar nadere informatie over:

a)

Wat is de rechtsgrondslag voor deze verplichting/doelstelling?

b)

Zijn er specifieke doelstellingen met betrekking tot een bepaalde technologie vastgelegd?

c)

Wat zijn de concrete verplichtingen/doelstellingen per jaar (per technologie)?

d)

Wie moet aan de verplichting voldoen?

e)

Wat is de consequentie als de verplichting niet wordt nagekomen?

f)

Is er een bepaald mechanisme waarmee erop wordt toegezien dat de verplichting wordt nagekomen?

g)

Is er een bepaald mechanisme waarmee verplichtingen/doelstellingen worden gewijzigd?

Financiële steun

Financiële steun kan diverse vormen aannemen. Een aantal voorbeelden: financiële steun voor investeringen, kapitaalinbreng, leningen met een lage rente, belastingvrijstelling of -vermindering, belastingteruggave, betalingen voor aanbesteding, verplichtingen voor hernieuwbare energie met of zonder groene certificaten (verhandelbare groene certificaten), vergoedingen voor de teruglevering van energie naar het net, premiebetalingen voor teruglevering, vrijwillige regelingen.

Gelieve voor iedere regeling die wordt toegepast een gedetailleerde beschrijving te geven aan de hand van de volgende vragen:

a)

Kunt u de naam en een korte beschrijving van de regeling geven?

b)

Is het een vrijwillige of verplichte regeling?

c)

Door wie wordt de regeling beheerd? (uitvoeringsorgaan, toezichthoudende autoriteit)

d)

Met welke maatregelen worden de noodzakelijke begrotings-/financieringmiddelen beschikbaar gesteld om de nationale streefcijfers te bereiken?

e)

Hoe is de veiligheid en betrouwbaarheid op lange termijn in de regeling verweven?

f)

Wordt de regeling regelmatig herzien? Is er een mechanisme voor feedback of aanpassing? Hoe is de regeling tot dusver geoptimaliseerd?

g)

Is de steun per technologie verschillend?

h)

Wat zijn de verwachte effecten voor de energieproductie?

i)

Moet aan criteria voor energie-efficiëntie worden voldaan om steun te kunnen ontvangen?

j)

Is het een bestaande maatregel? Kunt u aangeven welke nationale wetgeving hierop van toepassing is?

k)

Is het een geplande regeling? Wanneer gaat zij in?

l)

Wat is de start- en einddatum (duur) van de regeling?

m)

Moeten systemen een maximum- of minimumomvang hebben om in aanmerking te komen?

n)

Kunnen projecten door meerdere maatregelen worden ondersteund? Welke maatregelen kunnen worden gecombineerd?

o)

Zijn er regionale of lokale regelingen? Indien dat het geval is, gelieve deze aan de hand van dezelfde criteria nader uiteen te zetten.

Specifieke vragen voor financiële steun voor investeringen:

a)

Welke vorm van steun behelst de regeling? (subsidies, kapitaalinbreng, leningen met een lage rente, belastingvrijstelling of -vermindering, belastingteruggave)

b)

Wie kan gebruikmaken van de regeling? Is het bedoeld voor een bepaalde technologie of bepaalde technologieën?

c)

Kunnen aanvragen altijd worden ingediend en worden deze continu verwerkt of zijn er momenten waarop er uitnodigingen worden gepubliceerd? Wat zijn in dat geval de frequentie en de voorwaarden?

Specifieke vragen voor verhandelbare certificaten:

a)

Moet in de totale elektriciteitsvoorziening een verplicht aandeel worden geproduceerd uit hernieuwbare bronnen?

b)

Wie is hiertoe verplicht?

c)

Wordt er onderscheid gemaakt naargelang van de gebruikte technologie?

d)

Welke technologieën vallen onder de regeling?

e)

Is internationale handel in certificaten toegestaan? Onder welke voorwaarden?

f)

Geldt er een bodemprijs?

g)

Worden er sancties toegepast als niet aan de voorwaarden wordt voldaan?

h)

Wat is de gemiddelde prijs van certificaten? Is die openbaar gemaakt en zo ja, waar?

i)

Wat is de handelsregeling voor certificaten?

j)

Hoelang kan een centrale aan de regeling deelnemen?

Specifieke vragen voor vaste tarieven voor teruglevering:

a)

Wat zijn de voorwaarden voor het vaste tarief?

b)

Geldt er een maximale totale hoeveelheid geproduceerde elektriciteit per jaar of geïnstalleerde capaciteit voor het tarief?

c)

Is de regeling bedoeld voor een specifieke technologie? Wat zijn de tariefniveaus per technologie?

d)

Zijn er andere criteria op basis waarvan tarieven van elkaar verschillen?

e)

Hoelang wordt het vaste tarief gegarandeerd?

f)

Is in de regeling een aanpassing van de tarieven voorzien?

Specifieke vragen voor premiebetalingen voor teruglevering:

a)

Wat zijn de voorwaarden voor de premiebetaling?

b)

Geldt er een maximale totale hoeveelheid geproduceerde elektriciteit per jaar of geïnstalleerde capaciteit voor de premie?

c)

Is het een alternatief voor vaste tarieven?

d)

Is de regeling bedoeld voor een specifieke technologie? Wat zijn de premieniveaus per technologie?

e)

Is er een minimum- en een maximumpremie? Gelieve deze te vermelden.

f)

Hoelang wordt de premieprijs gegarandeerd?

g)

Is in de regeling een aanpassing van de tarieven voorzien?

Specifieke vragen voor aanbestedingen:

a)

Wat is de frequentie en omvang van de aanbestedingen?

b)

Welke technologieën zijn gespecificeerd?

c)

Is dit geïntegreerd in netwerkontwikkeling?

4.4.   Steunregelingen ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen voor verwarming en koeling die worden toegepast door de lidstaat of een groep lidstaten

Gelieve de structuur van punt 4.3 te volgen en de vragen toe te passen op de steunmaatregelen voor gebruik van hernieuwbare energie in de sector verwarming en koeling. Daarnaast moet worden ingegaan op de volgende aanvullende punten:

a)

Hoe worden de steunregelingen voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen aangepast om het gebruik van warmtekrachtkoppeling uit hernieuwbare energiebronnen te stimuleren?

b)

Welke steunregelingen bestaan er al om het gebruik van stadsverwarming en -koeling met hernieuwbare energiebronnen te stimuleren?

c)

Welke steunregelingen bestaan er al om het gebruik van kleinschalige verwarming en koeling met hernieuwbare energiebronnen te stimuleren?

d)

Welke steunregelingen bestaan er al om het gebruik van verwarming en koeling met hernieuwbare energiebronnen voor industriële toepassingen te stimuleren?

4.5.   Steunregelingen ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen voor het vervoer die worden toegepast door de lidstaat of een groep lidstaten

Gelieve de structuur van punt 4.3 te volgen en de vragen toe te passen op de steunmaatregelen voor gebruik van hernieuwbare energie in de vervoersector. Maak hierbij onderscheid tussen de verschillende vervoerwijzen (zoals wegvervoer en vervoer over land, maar niet over de weg). Daarnaast moet worden ingegaan op de volgende aanvullende punten:

a)

Wat zijn de concrete verplichtingen/doelstellingen per jaar (per brandstof of technologie)?

b)

Wordt er onderscheid gemaakt in de steun naargelang van het type brandstof of technologie? Is er specifieke steun voor biobrandstoffen die aan de criteria van artikel 21, lid 2, van de richtlijn voldoen?

4.6.   Specifieke maatregelen ter bevordering van het gebruik van energie uit biomassa

Biomassa speelt in de drie sectoren (verwarming en koeling, elektriciteit en vervoer) een belangrijke rol als primaire energiebron. Een nationale strategie voor biomassa is van essentieel belang om de rol en de interactie tussen verschillende vormen van eindverbruik en de interactie met andere sectoren dan energie te plannen. De lidstaten moeten daarom hun eigen potentieel en verhoogde mobilisering van binnenlandse en ingevoerde biomassabronnen beoordelen. Er moet een analyse worden gemaakt van de effecten op en de interactie met andere sectoren dan energie (zoals de levensmiddelen- en diervoederindustrie, pulp- en papierindustrie, bouwindustrie, meubelindustrie e.d.).

4.6.1.    Energievoorziening uit biomassa: zowel voor binnenlands gebruik als voor de handel

In dit punt moeten de lidstaten de voorziening van biomassa die in eigen land beschikbaar is en de noodzaak voor invoer beoordelen.

Er moet onderscheid worden gemaakt tussen biomassa A. uit bosbouw — 1. directe en 2. indirecte voorziening; B. uit landbouw en visserij — 1. direct geleverd en 2. nevenproducten/verwerkte gewassen; en C. uit afval — 1. biologisch afbreekbaar deel van vast stedelijk afval, 2. biologisch afbreekbaar deel van vast industrieel afval en 3. rioolslib. Voor bovengenoemde eerste subcategorieën zijn gegevens vereist. Het verstrekken van meer gedetailleerde informatie is facultatief. De gecombineerde gegevens moeten echter in de volgende categorieën worden ingedeeld en informatie bieden in de vakken van tabel 7. De rol van invoer (van binnen en buiten de EU) en uitvoer (indien mogelijk binnen en buiten de EU) moet worden weergegeven.

Er zij op gewezen dat houtspaanders, briketten en pellets zowel direct als indirect kunnen worden geleverd uit de bosbouw. Indien er informatie over pellets in de tabel wordt opgenomen, moet worden aangegeven of de grondstof afkomstig is uit directe of indirecte voorziening.

In het geval van biogas en biobrandstoffen moet de hoeveelheid ruwe grondstof in tabel 7 worden opgegeven, niet de hoeveelheid verwerkte grondstof. Voor in- en uitvoer is de hoeveelheid biomassagrondstof voor biobrandstoffen moeilijker vast te stellen. Daarom kunnen schattingen noodzakelijk zijn. Indien de informatie over invoer wordt verstrekt op basis van de invoer van biobrandstoffen, moet dit in de tabel worden vermeld.

Tabel 7

Energievoorziening uit biomassa in 2006

Sector van oorsprong

 

Hoeveelheid in eigen land (21)

Ingevoerd

Uitgevoerd

Nettohoeveelheid

Primaire energieproductie

(ktoe)

EU

Buiten EU

EU/buiten EU

A.

Biomassa uit bosbouw (22)

Waarvan:

 

 

 

 

 

 

1.

Directe levering van biomassa (hout) uit bossen en andere bosarealen voor energieopwekking

 

 

 

 

 

 

Facultatief — indien er informatie beschikbaar is, kunt u de hoeveelheid grondstof in deze categorie nader specificeren

a)

houtkap

b)

residuen van houtkap (boomtoppen, takken, bast, stronken)

c)

residuen van landschapsbeheer (biomassa van hout uit parken, tuinen, bomenrijen, struiken)

d)

overig (gelieve nader te omschrijven)

 

 

 

 

 

 

2.

Indirecte levering van biomassa van hout voor energieopwekking

 

 

 

 

 

 

Facultatief — indien er informatie beschikbaar is, kunt u deze nader specificeren

a)

residuen uit zagerijen, houtbewerking, meubelindustrie (bast, zaagsel)

b)

nevenproducten van de pulp- en papierindustrie (zwart slib, tallolie)

c)

verwerkt brandhout

d)

na verbruik gerecycleerd hout (gerecycleerd hout voor energieopwekking, hout uit huishoudelijk afval)

e)

overig (gelieve nader te omschrijven)

 

 

 

 

 

 

B.

Biomassa uit landbouw en visserij

Waarvan:

 

 

 

 

 

 

1.

Landbouwgewassen en visserijproducten die rechtstreeks worden geleverd voor energieopwekking

 

 

 

 

 

 

Facultatief — indien er informatie beschikbaar is, kunt u deze nader specificeren:

a)

akkerbouwgewassen (granen, zaadolie, suikerbiet, kuilmaïs)

b)

boomgaarden

c)

bomen met korte omloop

d)

overige energiegewassen (grassen)

e)

algen

f)

overig (gelieve nader te omschrijven)

 

 

 

 

 

 

2.

Nevenproducten/verwerkte residuen uit de landbouw en nevenproducten uit de visserij voor energieopwekking

 

 

 

 

 

 

Facultatief — indien er informatie beschikbaar is, kunt u deze nader specificeren:

a)

stro

b)

mest

c)

dierlijke vetten

d)

vleesbeendermeel

e)

nevenproducten in de vorm van perskoeken (zoals perskoeken van zaad- en olijfolie voor energie)

f)

biomassa uit fruit (inclusief schalen en pitten)

g)

nevenproduct uit de visserij

h)

snijafval uit wijnstokken, olijven, fruitbomen

i)

overig (gelieve nader te omschrijven)

 

 

 

 

 

 

C.

Biomassa uit afval

Waarvan:

 

 

 

 

 

 

1.

Biologisch afbreekbaar deel van vast stedelijk afval waaronder biologisch afval (biologisch afbreekbaar tuin- en parkafval, voedsel- en keukenafval van huishoudens, restaurants, cateraars en winkeliers, en soortgelijk afval van voedselverwerkende bedrijven) en stortgas

 

 

 

 

 

 

2.

Biologisch afbreekbaar deel van vast industrieel afval (inclusief papier, karton, pallets)

 

 

 

 

 

 

3.

Rioolslib

 

 

 

 

 

 

Licht de omrekeningsfactor/rekenmethode toe die hierboven is gebruikt voor de omrekening van de hoeveelheid beschikbare hulpbronnen in primaire energie.

Gelieve aan te geven op welke basis het biologisch afbreekbare deel van vast stedelijk afval en van industrieel afval is berekend.

Gelieve in tabel 7a de geschatte bijdrage van het energiegebruik uit biomassa in 2015 en 2020 op te geven. (Op basis van de categorieën in tabel 7.)

Tabel 7a

Geschatte voorziening van biomassa uit eigen land in 2015 en 2020

Sector van oorsprong

2015

2020

Verwachte hoeveelheid uit eigen land

Primaire energieproductie

(ktoe)

Verwachte hoeveelheid uit eigen land

Primaire energieproductie

(ktoe)

A.

Biomassa uit bosbouw

1.

Directe levering van biomassa (hout) uit bossen en andere bosarealen voor energieopwekking

 

 

 

 

2.

Indirecte levering van biomassa (hout) voor energieopwekking

 

 

 

 

B.

Biomassa uit landbouw en visserij

1.

Landbouwgewassen en visserijproducten die rechtstreeks worden geleverd voor energieopwekking

 

 

 

 

2.

Nevenproducten/verwerkte residuen uit de landbouw en nevenproducten uit de visserij voor energieopwekking

 

 

 

 

C.

Biomassa uit afval

1.

Biologisch afbreekbaar deel van vast stedelijk afval waaronder biologisch afval (biologisch afbreekbaar tuin- en parkafval, voedsel- en keukenafval van huishoudens, restaurants, cateraars en winkeliers, en soortgelijk afval van voedselverwerkende bedrijven) en stortgas

 

 

 

 

2.

Biologisch afbreekbaar deel van vast industrieel afval (inclusief papier, karton, pallets)

 

 

 

 

3.

Rioolslib

 

 

 

 

Wat is de geschatte rol van ingevoerde biomassa tot 2020? Gelieve de verwachte hoeveelheden te vermelden (in ktoe) en mogelijke landen te vermelden waaruit de biomassa wordt ingevoerd.

Gelieve naast bovenstaande informatie als volgt de huidige situatie te beschrijven van landbouwgrond die specifiek voor energieproductie wordt gebruikt:

Tabel 8

Huidig gebruik van landbouwgrond voor de productie van energiegewassen in 2006

(ha)

Gebruik van landbouwgrond voor de productie van energiegewassen

Oppervlakte

1.

Grond voor bomen met korte omloop (wilgen, populieren)

 

2.

Grond voor andere energiegewassen zoals grassen (rietgras, vingergras, miscanthus), sorgho

 

4.6.2.    Maatregelen ter vergroting van de beschikbaarheid van biomassa, waarbij rekening wordt gehouden met andere gebruikers van biomassa (land- en bosbouw)

Mobilisering van nieuwe bronnen van biomassa

a)

Gelieve te vermelden hoeveel grond aangetast is.

b)

Gelieve te vermelden hoeveel ongebruikt akkerland er is.

c)

Zijn er maatregelen gepland om ervoor te zorgen dat ongebruikt akkerland en aangetaste grond worden gebruikt voor energiedoeleinden?

d)

Is er een plan om bepaald reeds beschikbaar primair materiaal (zoals dierlijke mest) te gebruiken voor energie?

e)

Wordt er specifiek beleid gevoerd om de productie en het gebruik van biogas te bevorderen? Welke soorten gebruik worden bevorderd (lokaal, stadsverwarming, biogasnetwerk, integratie in het aardgasnetwerk)?

f)

Welke maatregelen zijn gepland om bosbeheertechnieken zodanig te verbeteren dat de extractie van biomassa uit bossen op duurzame wijze wordt geoptimaliseerd? (23): Hoe wordt bosbeheer verbeterd om de toekomstige groei te vergroten? Welke maatregelen zijn gepland om de extractie van bestaande biomassa die al in de praktijk kan worden gebracht, te optimaliseren?

Effecten op andere sectoren

a)

Hoe worden de effecten van het gebruik van biomassa voor energie op andere sectoren op basis van land- en bosbouw gevolgd? Wat zijn deze effecten? (Gelieve indien mogelijk ook informatie te verstrekken over kwantitatieve effecten.) Is er een plan om deze effecten in de toekomst in kaart te brengen?

b)

Welke ontwikkelingen worden er in andere sectoren op basis van landbouw en bosbouw verwacht die effect kunnen hebben op het energiegebruik? (Kunnen betere efficiëntie en/of productiviteit de hoeveelheid nevenproducten die beschikbaar zijn voor energiegebruik bijvoorbeeld doen toe- of afnemen?)

4.7.   Gepland gebruik van statistische overdracht tussen lidstaten en geplande deelname in gezamenlijke projecten met andere lidstaten en derde landen

In dit onderdeel moet het verwachte gebruik van samenwerkingsmechanismen tussen lidstaten en tussen lidstaten en derde landen worden beschreven. Deze informatie moet gebaseerd zijn op de informatie die wordt verstrekt in het ramingsdocument waarnaar wordt verwezen in artikel 4, lid 3, van Richtlijn 2009/28/EG.

4.7.1.    Procedurele aspecten

a)

Beschrijf de nationale procedures (stapsgewijs) die zijn opgesteld of nog moeten worden opgesteld voor het regelen van een statistische overdracht of een gezamenlijk project (inclusief verantwoordelijke organen en contactpunten).

b)

Beschrijf de manieren waarop particuliere entiteiten gezamenlijke projecten met lidstaten of met derde landen kunnen voorstellen en hieraan kunnen deelnemen.

c)

Geef de criteria op basis waarvan wordt bepaald wanneer statistische overdrachten of gezamenlijke projecten moeten worden gebruikt.

d)

Met welk mechanisme kunnen andere geïnteresseerde lidstaten bij een gezamenlijk project worden betrokken?

e)

Bent u bereid deel te nemen aan gezamenlijke projecten in andere lidstaten? Hoeveel geïnstalleerde capaciteit/elektriciteit of warmte die per jaar wordt geproduceerd bent u voornemens te ondersteunen? Hoe bent u van plan steunregelingen voor dergelijke projecten aan te bieden?

4.7.2.    Geschatte overmatige productie van hernieuwbare energie ten opzichte van het indicatieve traject die kan worden overgedragen aan andere lidstaten

Gelieve de benodigde informatie in te vullen in tabel 9.

4.7.3.    Geschat potentieel voor gezamenlijke projecten

a)

In welke sectoren kunt u ontwikkeling van het gebruik van hernieuwbare energie op uw grondgebied aanbieden voor gezamenlijke projecten?

b)

Is de te ontwikkelen technologie gespecificeerd? Hoeveel geïnstalleerde capaciteit/elektriciteit of warmte wordt per jaar geproduceerd?

c)

Hoe worden locaties voor gezamenlijke projecten vastgesteld? (Kunnen lokale en regionale overheden of ontwikkelaars bijvoorbeeld bepaalde locaties aanbevelen? Of kunnen alle projecten deelnemen, ongeacht de locatie?)

d)

Bent u zich bewust van het potentieel voor gezamenlijke projecten in andere lidstaten of in derde landen? (In welke sector? Hoeveel capaciteit? Wat is de geplande ondersteuning? Voor welke technologieën?)

e)

Gaat uw voorkeur uit naar steun voor bepaalde technologieën? Welke technologieën zijn dat?

4.7.4.    Geschatte vraag naar hernieuwbare energie waarin op andere manieren moet worden voorzien dan met binnenlandse productie

Gelieve de benodigde informatie in te vullen in tabel 9.

Tabel 9

Geschatte overmatige en/of ontbrekende productie van hernieuwbare energie ten opzichte van het indicatieve traject die kan worden overgedragen aan/uit andere lidstaten in [lidstaat]

(ktoe)

 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Geschat overschot in ramingsdocument

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geschat overschot in nationaal actieplan

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geschat tekort in ramingsdocument

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geschat tekort in nationaal actieplan

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5.   BEOORDELINGEN

5.1.   Totale verwachte bijdrage van iedere technologie voor hernieuwbare energie om te voldoen aan de bindende streefcijfers voor 2020 en het indicatieve tussentijdse traject voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in elektriciteit, verwarming en koeling en vervoer

De bijdrage van iedere technologie voor hernieuwbare energie aan het traject en streefcijfers voor 2020 in de sectoren elektriciteit, verwarming en koeling en vervoer moeten worden geschat aan de hand van een mogelijk toekomstscenario dat niet noodzakelijkerwijs streefcijfers of verplichtingen hoeft te bevatten op het gebied van technologieën.

Voor de elektriciteitssector moeten per technologie zowel de verwachte (gecombineerde) geïnstalleerde capaciteit (in MW) als de jaarlijkse productie (in GWh) worden aangegeven. Voor waterkrachtinstallaties moet onderscheid worden gemaakt tussen centrales met minder dan 1 MW, tussen 1 en 10 MW en meer dan 10 MW geïnstalleerde capaciteit. Voor zonne-energie moeten afzonderlijk details worden verstrekt voor bijdragen van fotovoltaïsche en geconcentreerde zonne-energie. Gegevens over windenergie moeten voor land en zee afzonderlijk worden opgegeven. Voor biomassa moet onderscheid worden gemaakt tussen biomassa voor elektriciteit in vaste, vloeibare en gasvorm.

Bij de beoordeling van de sector verwarming en koeling moeten schattingen worden gegeven voor zowel de geïnstalleerde capaciteit als de productie voor technologieën op basis van geothermische systemen, zonne-energie, warmtepompen en biomassa, met een opsplitsing van de laatste categorie voor biomassa in vaste, vloeibare en gasvorm. Er moet een schatting worden gegeven van de bijdrage van centrales voor stadsverwarming die gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen.

De bijdrage van verschillende technologieën aan de streefcijfers voor hernieuwbare energie in de vervoersector moeten worden aangegeven voor normale biobrandstoffen (zowel bio-ethanol als biodiesel), biobrandstoffen uit afval en residuen, biobrandstoffen uit non-food cellulosemateriaal of lignocellulosehoudend materiaal, biogas, elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en waterstof uit hernieuwbare energie.

Indien u over schattingen beschikt van de ontwikkeling van het gebruik van bepaalde technologieën door regio’s, kunt u dit dan na de tabel aangeven?

Tabel 10a

Schatting van de totale verwachte bijdrage (geïnstalleerde capaciteit, bruto-elektriciteitsopwekking) van iedere technologie voor hernieuwbare energie in [lidstaat] om te voldoen aan de bindende streefcijfers voor 2020 en het indicatieve tussentijdse traject voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in elektriciteit 2010-2014

 

2005

2010

2011

2012

2013

2014

MW

GWh

MW

GWh

MW

GWh

MW

GWh

MW

GWh

MW

GWh

Waterkracht:

1MW

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1MW-10 MW

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10MW

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Waarvan pompen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geothermisch

Zonne-energie:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

fotovoltaïsch

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

geconcentreerde zonne-energie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Getij, golven, oceaan

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wind:

aan land

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

op zee

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Biomassa:

vast

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

gas

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

vloeibaar  (24)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan in warmtekrachtkoppeling

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Tabel 10b

Schatting van de totale verwachte bijdrage (geïnstalleerde capaciteit, bruto-elektriciteitsopwekking) van iedere technologie voor hernieuwbare energie in [lidstaat] om te voldoen aan de bindende streefcijfers voor 2020 en het indicatieve tussentijdse traject voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in elektriciteit 2015-2020

 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

MW

GWh

MW

GWh

MW

GWh

MW

GWh

MW

GWh

MW

GWh

Waterkracht:

1MW

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1MW-10 MW

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10MW

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Waarvan pompen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geothermisch

Zonne-energie:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

fotovoltaïsch

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

geconcentreerde zonne-energie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Getij, golven, oceaan

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wind:

aan land

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

op zee

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Biomassa:

vast

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

gas

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

vloeibaar  (25)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan in warmtekrachtkoppeling

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Tabel 11

Schatting van de totale verwachte bijdrage (eindverbruik van energie  (26) ) van iedere technologie voor hernieuwbare energie in [lidstaat] om te voldoen aan de bindende streefcijfers voor 2020 en het indicatieve tussentijdse traject voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in verwarming en koeling 2010-2020

(ktoe)

 

2005

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Geothermisch (exclusief geothermische warmte met een lage temperatuur in warmtepompen)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zonne-energie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Biomassa:

vast

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

gas

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

vloeibaar  (27)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hernieuwbare energie uit warmtepompen:

waarvan aerothermisch

waarvan geothermisch

waarvan hydrothermisch

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Waarvan stadsverwarming  (28)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Waarvan biomassa in huishoudens  (29)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Tabel 12

Schatting van de totale verwachte bijdrage van iedere technologie voor hernieuwbare energie in [lidstaat] om te voldoen aan de bindende streefcijfers voor 2020 en het indicatieve tussentijdse traject voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in de vervoersector 2010-2020  (30)

(ktoe)

 

2005

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Bio-ethanol/bio-ETBE

Waarvan biobrandstoffen  (31) artikel 21, lid 2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Waarvan ingevoerd  (32)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Biodiesel

Waarvan biobrandstoffen  (31) artikel 21, lid 2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Waarvan ingevoerd  (33)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Waterstof uit hernieuwbare bronnen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hernieuwbare elektriciteit

Waarvan wegvervoer

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Waarvan niet-wegvervoer

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overig (zoals biogas, plantaardige oliën e.d.) — omschrijf deze nader

Waarvan biobrandstoffen  (31) artikel 21, lid 2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5.2.   Totale verwachte bijdrage van maatregelen voor energie-efficiëntie en energiebesparing om te voldoen aan de bindende streefcijfers voor 2020 en het indicatieve tussentijdse traject voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in elektriciteit, verwarming en koeling en vervoer

Het antwoord op deze vereiste moet in tabel 1 in hoofdstuk 2 worden opgenomen.

5.3.   Effectbeoordeling (facultatief)

Tabel 13

Geschatte kosten en voordelen van de ondersteuningsmaatregelen voor het beleid inzake hernieuwbare energie

Maatregel

Verwacht gebruik van hernieuwbare energie

(ktoe)

Verwachte kosten (in EUR) — geef het tijdsbestek aan

Verwachte terugdringing broeikasgassen per gas

(t/jaar)

Verwachte groei van arbeidsplaatsen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5.4.   Opstelling van het nationale actieplan voor energie uit hernieuwbare bronnen en follow-up van de tenuitvoerlegging

a)

Hoe zijn regionale en/of lokale overheden en/of steden betrokken bij het opstellen van dit actieplan? Waren er nog andere actoren bij betrokken?

b)

Zijn er plannen voor het ontwikkelen van regionale/lokale strategieën voor hernieuwbare energie? Kunt u deze toelichten? Indien relevante bevoegdheden worden overgedragen naar regionaal/lokaal niveau, welk mechanisme waarborgt dan dat de nationale streefcijfers worden gehaald?

c)

Licht toe hoe openbare raadpleging heeft plaatsgevonden bij het opstellen van dit actieplan.

d)

Wat is het nationale contactpunt, de nationale overheid of het orgaan dat verantwoordelijk is voor de follow-up van het nationale actieplan voor energie uit hernieuwbare bronnen?

e)

Wordt de tenuitvoerlegging van het actieplan voor energie uit hernieuwbare bronnen gevolgd met behulp van een bepaald systeem, waaronder indicatoren voor afzonderlijke maatregelen en instrumenten? Zo ja, kunt u dit nader toelichten?


(1)  PB L 304 van 14.11.2008, blz. 1.

(2)  Deze schattingen voor energie-efficiëntie en energiebesparing moeten stroken met andere schattingen die door de lidstaten aan de Commissie zijn meegedeeld, met name in actieplannen op grond van de richtlijn inzake energiediensten en de richtlijn inzake de energieprestaties van gebouwen. Als in die actieplannen andere eenheden worden gebruikt, moet worden aangegeven welke omrekeningsfactoren zijn toegepast.

(3)  Dit is het eindverbruik van energie van alle energiegoederen met uitzondering van elektriciteit voor andere doeleinden dan vervoer, plus het verbruik van verwarming voor eigen gebruik door elektriciteits- en verwarmingscentrales en warmteverlies in netwerken (punten „2. Eigen gebruik per installatie” en „11. Verliezen bij transmissie en distributie” van Verordening (EG) nr. 1099/2008 (blz. 23-24).

(4)  Het bruto-elektriciteitsverbruik is de nationale bruto-elektriciteitsproductie, inclusief eigen productie, plus invoer, minus uitvoer.

(5)  Gebruik in vervoer zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 4, onder a), van Richtlijn 2009/28/EG. Hernieuwbare elektriciteit in wegvervoer voor dit cijfer moet met een factor van 2,5 worden vermenigvuldigd, zoals aangegeven in artikel 3, lid 4, onder c), van Richtlijn 2009/28/EG.

(6)  Zoals gedefinieerd in artikel 2, onder f), van Richtlijn 2009/28/EG. Dit omvat het eindverbruik van energie plus netwerkverliezen en eigen gebruik van warmte en elektriciteit door elektriciteits- en warmtecentrales (NB: het verbruik van elektriciteit voor pompcentrales of voor transformatie in elektrische ketels of warmtepompen bij warmtevoorzieningsbedrijven valt hier niet onder).

(7)  Volgens artikel 5, lid 6, moet het aandeel van het verbruik voor de luchtvaart slechts als maximaal 6,18 % (het gemiddelde voor de Europese Unie) en voor Cyprus en Malta als maximaal 4,12 % van het bruto-eindverbruik van energie worden beschouwd.

(8)  Bijvoorbeeld het scenario in appendix 4, blz. 287, in „Appendixes to Model-based Analysis of the 2008 Europese Unie Policy Package on Climate Change and Renewables” (Appendices bij een gemodelleerde analyse van het EU-beleidspakket inzake klimaatverandering en hernieuwbare energie uit 2008): http://ec.europa.eu/environment/climat/pdf/climat_action/analysis_appendix.pdf. In dit scenario bedraagt de bruto-elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen in de EU-27 voor 2010, 2015 en 2020 respectievelijk gemiddeld 19,4 %, 24,6 % en 32,4 %.

(9)  Aandeel hernieuwbare energie in verwarming en koeling: bruto-eindverbruik van energie uit hernieuwbare bronnen voor verwarming en koeling (zoals gedefinieerd in artikel 5, lid 1, onder b), en artikel 5, lid 4, van Richtlijn 2009/28/EG) gedeeld door bruto-eindverbruik van energie voor verwarming en koeling. Rij A in tabel 4a gedeeld door rij 1 van tabel 1.

(10)  Aandeel hernieuwbare energie in elektriciteit: bruto-eindverbruik van energie uit hernieuwbare bronnen voor elektriciteit (zoals gedefinieerd in artikel 5, lid 1, onder a), en artikel 5, lid 3, van Richtlijn 2009/28/EG) gedeeld door bruto-eindverbruik van energie voor elektriciteit. Rij B in tabel 4a gedeeld door rij 2 van tabel 1.

(11)  Aandeel hernieuwbare energie in vervoer: eindverbruik van energie uit hernieuwbare bronnen voor vervoer (zie artikel 5, lid 1, onder c), en artikel 5, lid 5, van Richtlijn 2009/28/EG) gedeeld door het verbruik voor vervoer van 1) benzine; 2) diesel; 3) biobrandstoffen voor weg- en spoorvervoer en 4) elektriciteit voor vervoer over land (zoals aangegeven in rij 3 van tabel 1). Rij J in tabel 4b gedeeld door rij 3 van tabel 1.

(12)  Aandeel hernieuwbare energie in het bruto-eindverbruik van energie. Rij G in tabel 4a gedeeld door rij 4 van tabel 1.

(13)  In procentpunt van het algemene aandeel hernieuwbare energie.

(14)  Zoals gedefinieerd in bijlage I.B bij Richtlijn 2009/28/EG.

(15)  Krachtens artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG worden gas, elektriciteit en waterstof uit hernieuwbare energiebronnen slechts één keer in aanmerking genomen. Niets mag dubbel worden geteld.

(16)  Dit omvat alle hernieuwbare energiebronnen die voor vervoer worden verbruikt, inclusief elektriciteit, waterstof en gas uit hernieuwbare energiebronnen. Biobrandstoffen die niet aan de milieuduurzaamheidscriteria voldoen, worden niet in aanmerking genomen (zie artikel 15, lid 1, laatste alinea). Geef hier de werkelijke waarden op, zonder vermenigvuldigingsfactoren.

(17)  Geef hier de werkelijke waarden op, zonder vermenigvuldigingsfactoren.

(18)  Geef aan of de maatregel (voornamelijk) regulerend, financieel of zacht is (bv. voorlichtingscampagne).

(19)  Is het verwachte resultaat gedragsverandering, geïnstalleerde capaciteit (MW; t/jaar) of gegenereerde energie (ktoe)?

(20)  Voor wie zijn de maatregelen bedoeld: beleggers, eindgebruikers, overheid, planologen, architecten, installateurs enz.? Of voor welke activiteit/sector zijn zij bedoeld: productie van biobrandstoffen, inzet van dierlijke mest voor energie enz.?

(21)  Hoeveelheid van de bron in m3 (indien mogelijk, en anders in gepaste alternatieve eenheden) voor categorie A en de bijbehorende subcategorieën en in ton voor categorieën B en C en de bijbehorende subcategorieën.

(22)  In biomassa uit bosbouw moet ook biomassa uit industrieën in de houtsector worden meegenomen. In de categorie biomassa uit bosbouw moeten verwerkte vaste brandstoffen, zoals houtspaanders, briketten en pellets in de bijbehorende subcategorieën van oorsprong worden opgenomen.

(23)  Aanbevelingen zijn te vinden in het verslag van de ad-hocwerkgroep II van het Permanent Comité voor de bosbouw van juli 2008 inzake mobilisering en efficiënt gebruik van hout en houtresiduen voor energieopwekking („Mobilisation and efficient use of wood and wood residues for energy generation”). Het verslag is op het volgende adres beschikbaar (Engelstalig): http://ec.europa.eu/agriculture/fore/publi/sfc_wgii_final_report_072008_en.pdf

(24)  Houd alleen rekening met vloeistoffen die aan de duurzaamheidscriteria voldoen (zie artikel 5, lid 1, laatste alinea, van Richtlijn 2009/28/EG).

(25)  Houd alleen rekening met vloeistoffen die aan de duurzaamheidscriteria voldoen (zie artikel 5, lid 1, laatste alinea, van Richtlijn 2009/28/EG).

(26)  Direct gebruik en stadsverwarming zoals gedefinieerd in artikel 5, lid 4, van Richtlijn 2009/28/EG.

(27)  Houd alleen rekening met vloeistoffen die aan de duurzaamheidscriteria voldoen (zie artikel 5, lid 1, laatste alinea, van Richtlijn 2009/28/EG).

(28)  Stadsverwarming en/of -koeling uit totaal verbruik van hernieuwbare verwarming en koeling (HEB-SV).

(29)  Uit het totale verbruik van hernieuwbare verwarming en koeling.

(30)  Houd alleen rekening met vloeibare biomassa die aan de duurzaamheidscriteria voldoen, zie artikel 5, lid 1, laatste alinea.

(31)  Biobrandstoffen die zijn opgenomen in artikel 21, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG.

(32)  Van de volledige hoeveelheid bio-ethanol/bio-ETBE.

(33)  Van de volledige hoeveelheid biodiesel.


Top