EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008D0716

2008/716/EG: Beschikking van de Commissie van 2 april 2008 betreffende steunmaatregel C 38/07 (ex NN 45/07) die door Frankrijk ten uitvoer is gelegd ten gunste van Arbel Fauvet Rail SA (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1089) (Voor de EER relevante tekst)

PB L 238 van 5.9.2008, p. 27–32 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/07/2015; opgeheven door 32015D1321 De einddatum van de geldigheid is gebaseerd op de datum van bekendmaking van de intrekkingshandeling die van kracht wordt op de datum van kennisgeving ervan. Van de intrekkingshandeling is kennisgeving gedaan, maar omdat de datum van kennisgeving niet beschikbaar is in EUR-Lex, wordt de datum van bekendmaking gebruikt.

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2008/716/oj

5.9.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 238/27


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 2 april 2008

betreffende steunmaatregel C 38/07 (ex NN 45/07) die door Frankrijk ten uitvoer is gelegd ten gunste van Arbel Fauvet Rail SA

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1089)

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/716/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben verzocht hun opmerkingen kenbaar te maken (1),

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

Door een klacht kreeg de Commissie kennis van bepaalde steunmaatregelen die Frankrijk ten gunste van Arbel Fauvet Rail (hierna „AFR” genoemd) ten uitvoer had gelegd. Op 28 januari 2006, 25 oktober 2006, 30 januari 2007 en 6 juni 2007 heeft Frankrijk aanvullende inlichtingen verschaft.

(2)

Bij schrijven van 12 september 2007 heeft de Commissie Frankrijk in kennis gesteld van haar besluit de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden ten aanzien van deze steun.

(3)

Frankrijk heeft zijn opmerkingen ingediend op 12 oktober 2007 en op 18 en 19 december 2007.

(4)

Het besluit van de Commissie tot inleiding van de formele onderzoekprocedure is in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt (2). De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregel te maken.

(5)

De Commissie heeft van de belanghebbenden geen opmerkingen ter zake ontvangen.

2.   BESCHRIJVING VAN DE STEUN

2.1.   De begunstigde onderneming

(6)

AFR is een bouwer van spoorwegmateriaal die gespecialiseerd is in goederenwagons en tank- en tankcontainerwagons. Het gaat om een van de grootste producenten op de Europese markt voor rollend materieel. De onderneming is gevestigd in Douai (Nord-Pas-de-Calais) en heeft momenteel ongeveer 265 werknemers in dienst.

(7)

In 2005 was AFR voor 100 % in handen van Arbel SA (3). AFR had toentertijd ongeveer 330 werknemers in dienst.

(8)

De exploitatie van AFR is al meerdere jaren verliesgevend. Vanaf 2001 namen de financiële problemen van de onderneming toe. Deze trend werd nog versterkt in de periode 2002-2005. Onderstaande tabel geeft enkele kerncijfers voor de prestaties van AFR in de periode vóór de steunverlening.

(in EUR)

 

31.12.2004

31.12.2003

31.12.2002

31.12.2001

Omzet

22 700 000

42 700 000

42 000 000

70 000 000

Nettoresultaat

–11 589 620

–14 270 634

–2 083 746

–10 500 000

Eigen vermogen

–21 090 000

–23 000 000

–8 700 000

–6 600 000

2.2.   De steunmaatregelen

(9)

Op 4 juli 2005 hebben de Région Nord-Pas-de-Calais en de Communauté d’agglomération du Douaisis elk een terugbetaalbaar voorschot van 1 miljoen EUR aan AFR toegestaan, samen dus 2 miljoen EUR.

(10)

Volgens de door de Franse autoriteiten verschafte inlichtingen waren de voorwaarden voor deze voorschotten als volgt:

het terugbetaalbare voorschot van de Regio werd verleend tegen een rente van 4,08 % per jaar (hetgeen overeenstemt met het communautaire referentiepercentage op het tijdstip van de steunverlening) op voorwaarde dat AFR het financieringsplan waaraan zij werkte, zou „rondkrijgen”. Dit voorschot diende in halfjaarlijkse tranches te worden terugbetaald over een periode van drie jaar te rekenen vanaf 1 januari 2006. Volgens de inlichtingen waarover de Commissie beschikt, zijn deze voorschotten nog niet volledig terugbetaald;

het terugbetaalbare voorschot van de Communauté d’agglomération du Douaisis werd verleend tegen een rente van 4,08 % per jaar (hetgeen overeenstemt met het communautaire referentiepercentage op het tijdstip van de steunverlening) op dezelfde voorwaarden voor terugbetaling als voor het voorschot van de Région en mits het bewijs werd geleverd van de onomkeerbare fusie van AFR met Lomafer, een andere onderneming onder de zeggenschap van Arbel SA. Dit voorschot diende eveneens in halfjaarlijkse tranches te worden terugbetaald over een periode van drie jaar te rekenen vanaf 1 januari 2006.

3.   REDENEN VOOR DE INLEIDING VAN DE FORMELE ONDERZOEKPROCEDURE

(11)

In haar besluit tot inleiding van de procedure was de Commissie van oordeel dat de terugbetaalbare voorschotten staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag vormden. In dat verband deed de Commissie met name opmerken dat met de maatregelen aan AFR een voordeel werd verleend, omdat de onderneming, gelet op haar financiële situatie, op de financiële markt tegen dergelijke gunstige voorwaarden geen middelen had kunnen aantrekken.

(12)

Voorts was de Commissie van oordeel dat AFR een onderneming in moeilijkheden was in de zin van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (4) (hierna „de richtsnoeren” genoemd) en dat de verenigbaarheid van de steun die de onderneming had gekregen, bijgevolg aan die richtsnoeren diende te worden getoetst. Volgens de Commissie viel de verenigbaarheid van de betrokken steun met de gemeenschappelijke markt te betwijfelen in het licht van de richtsnoeren.

4.   OPMERKINGEN VAN FRANKRIJK

(13)

De Franse autoriteiten hebben aangevoerd dat AFR misschien wel een moeilijke fase doormaakte in de periode waarin de terugbetaalbare voorschotten werden toegekend en uitgekeerd (namelijk juli en het tweede halfjaar 2005), maar dat de onderneming toch steeds het vertrouwen van haar klanten en banken heeft weten te behouden.

(14)

Ter staving daarvan hebben de Franse autoriteiten de volgende elementen aangedragen, die zij als „blijken van vertrouwen” van de klanten en banken ten aanzien van AFR bestempelden:

de bank […] (5) heeft het voorschot in rekening-courant voor AFR verhoogd met 2 miljoen EUR (gegarandeerd door […]);

AFR heeft van haar klanten 7 miljoen EUR aan voorschotten ontvangen (gegarandeerd door […] (5)), waarbij nog 4 miljoen EUR aan nieuwe voorschotten van januari 2006 moeten worden gerekend;

de onderneming kon in diezelfde periode ook voor 4 miljoen EUR „leveranciers”-garanties genieten bij […] (5).

(15)

De Franse autoriteiten hebben hun opmerkingen gestaafd met documenten die met name aangeven dat:

de rente voor het voorschot in rekening-courant 4,4199 % bedroeg per 1 juli 2005;

het bedrag van de diverse uitstaande garanties (leveranciers, uitvoeringsgaranties, financiële garanties) die door […] (5) aan AFR waren verleend, 29 miljoen EUR beliep op 6 mei 2005.

5.   DE STEUN AAN ARTIKEL 87 VAN HET VERDRAG GETOETST

5.1.   De vraag of sprake is van staatssteun

5.1.1.   Staatsmiddelen

(16)

Ingevolge artikel 87, lid 1, van het Verdrag zijn, behoudens de afwijkingen waarin dat Verdrag voorziet, steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

(17)

Wat de terugbetaalbare voorschotten betreft, doet de Commissie het volgende opmerken.

(18)

Artikel 81 ziet niet uitsluitend op steun verleend door de nationale overheden van de lidstaten, maar ook op steun van regionale en lokale overheden, zoals de Région Nord-Pas-de-Calais of de gemeenten van de Communauté d’agglomération du Douaisis. De middelen van deze overheden vormen staatsmiddelen en hun besluiten om de betrokken voorschotten aan AFR te verlenen, zijn aan de staat toe te rekenen.

5.1.2.   Steun die bepaalde ondernemingen begunstigt

(19)

De voorschotten werden toegekend toen AFR in een lastige financiële positie verkeerde. In haar besluit tot inleiding van de procedure was de Commissie van oordeel dat AFR, gezien haar financiële positie zoals die hier in overweging 8 werd beschreven, op het tijdstip van de steunverlening een onderneming in moeilijkheden was in de zin van de richtsnoeren. De Commissie deed ook opmerken dat de voorschotten waren toegekend zonder dat enige zekerheid bestond dat deze zouden worden terugbetaald, terwijl de toegepaste rentepercentages worden geacht overeen te komen met het rentepercentage voor leningen „waarvoor de gebruikelijke zekerheden zijn gesteld” (6). Daarom is de Commissie van oordeel dat het uitgesloten is dat AFR, gelet op haar financiële positie, tegen dezelfde gunstige voorwaarden op de financiële markt middelen had kunnen krijgen. Bijgevolg vormen de betrokken voorschotten een voordeel voor AFR.

(20)

In dat verband dient te worden aangetekend dat de Franse autoriteiten hebben verklaard, zich daarbij steunend op de in overweging 14 aangehaalde voorbeelden, dat AFR op het tijdstip van de steunverlening nog het vertrouwen van haar banken en klanten genoot. De Commissie interpreteert deze opmerkingen in die zin dat Frankrijk betwist dat AFR niet in staat zou zijn geweest de middelen op de kredietmarkt tegen vergelijkbare voorwaarden aan te trekken (hetgeen er op neerkomt dat wordt betwist dat met de terugbetaalbare voorschotten aan AFR een voordeel werd verleend) en a fortiori dat AFR op het tijdstip van de steunverlening een onderneming in moeilijkheden in de zin van de richtsnoeren was.

(21)

De opmerkingen van Frankrijk konden echter niets afdoen aan de beoordeling die in het besluit tot inleiding van de procedure was gemaakt, en wel hierom.

(22)

De voorbeelden van kredieten die de Franse autoriteiten aanvoeren (met name de toestemming voor een voorschot in rekening-courant en de voorschotten van klanten) vallen niet te vergelijken met de hier te onderzoeken terugbetaalbare voorschotten. Een voorschot in rekening-courant is een krediet op zeer korte termijn, terwijl de voorschotten terugbetaalbaar zijn op drie jaar. Voor deze verschillende kredietvormen maken crediteuren dus niet dezelfde risicobeoordeling en op basis van het feit dat een debiteur een kortlopend krediet kan krijgen, vallen diens mogelijkheden om een lening op langere termijn te krijgen (waarvan de terugbetaling van de overlevingskansen van de debiteur afhangt), niet te beoordelen.

(23)

Wat de voorschotten van klanten betreft, doet de Commissie opmerken dat daarvoor een tegengarantie was verleend door […] (5), een onafhankelijke instelling, hetgeen betekent dat de klanten en leveranciers niet de aan de financiële situatie van AFR verbonden risico’s liepen en dat ze dus geen redenen hadden om vóór de betaling van de voorschotten een analyse van de financiële soliditeit van de onderneming te maken, zoals een crediteur die had gemaakt welke een lening wilde toekennen waarvoor geen zekerheden waren gesteld.

(24)

Geconcludeerd dient te worden dat op grond van de opmerkingen van Frankrijk niet kan worden uitgemaakt dat AFR in staat was geweest om op de kredietmarkt tegen vergelijkbare voorwaarden middelen aan te trekken.

5.1.3.   Onderneming in moeilijkheden

(25)

Wat betreft de vraag of AFR een onderneming in moeilijkheden in de zin van de richtsnoeren is, doet de Commissie het volgende opmerken.

(26)

Volgens punt 10, onder a), van de richtsnoeren verkeert een onderneming in moeilijkheden wanneer meer dan de helft van het maatschappelijk kapitaal is verdwenen en meer dan een kwart van dit kapitaal tijdens de afgelopen twaalf maanden is verloren gegaan. Deze bepaling is gebaseerd op de aanname dat een onderneming met een massaal verlies aan maatschappelijk kapitaal niet in staat zal zijn de verliezen te stelpen die op korte of middellange termijn vrijwel zeker tot het faillissement van de onderneming zouden leiden. De Commissie is van oordeel dat deze aanname, logischerwijs, a fortiori geldt voor een onderneming die haar volledige maatschappelijke kapitaal is verloren en die een negatief eigen vermogen heeft.

(27)

Zoals blijkt uit de in overweging 8 aangehaalde financiële gegevens (die in het kader van de formele onderzoekprocedure niet door Frankrijk werden betwist), had AFR sinds 2001 een negatief eigen vermogen en was zij op het tijdstip van de steunverlening niet in staat deze trend te stoppen en haar eigen vermogen weer op te bouwen. Onder die omstandigheden is de Commissie van oordeel dat AFR op het tijdstip van de steunverlening een onderneming in moeilijkheden in de zin van punt 10 van de richtsnoeren was.

(28)

Subsidiair doet de Commissie opmerken dat AFR, op het tijdstip van de steunverlening ook had voldaan aan de definitie van een onderneming in moeilijkheden van punt 11 van de richtsnoeren. Volgens dat punt kan, zelfs waanneer aan geen van de in punt 10 van de richtsnoeren genoemde voorwaarde is voldaan, een onderneming toch als onderneming in moeilijkheden worden beschouwd, met name wanneer de typische symptomen van een onderneming in moeilijkheden aanwezig zijn, zoals toenemende verliezen en een dalende omzet. Volgens datzelfde punt 11 komt een onderneming in moeilijkheden hoe dan ook slechts voor steun in aanmerking wanneer zij aantoonbaar niet in staat is met haar eigen middelen of met van haar eigenaren/aandeelhouders of op de markt verkregen kapitaal haar herstel te verwezenlijken. In deze bepaling wordt dus herhaald dat bij het beantwoorden van de vraag of een onderneming een onderneming in moeilijkheden is, rekening moet worden gehouden met alle relevante aanwijzingen, maar dat een bepalend gewicht moet worden toegekend aan de mogelijkheden van de onderneming om zich, zonder ingrijpen van de overheid, te herstellen.

(29)

Wat dat betreft, wijst de Commissie er op dat AFR (zoals uit de tabel van overweging 8 blijkt) sinds 2001 haar omzet steeds verder heeft zien afkalven en haar verliezen zag aanhouden. Dit zijn, volgens punt 11 van de richtsnoeren, de typische symptomen van een onderneming in moeilijkheden. In haar besluit tot inleiding van de formele onderzoekprocedure had de Commissie deze aanwijzingen reeds aangehaald als argumenten voor haar voorlopige conclusie dat AFR een onderneming in moeilijkheden was. Bovendien blijkt de negatieve ontwikkeling van de financiële positie van AFR uit het feit dat de onderneming sinds januari 2004 niet in staat was haar socialezekerheids- en belastingschulden van 4,3 miljoen EUR op tijd te voldoen en dat zij bijgevolg gedwongen was de bevoegde autoriteiten om een moratorium en de opstelling van afbetalingsregeling voor haar schulden te vragen.

(30)

De enige door Frankrijk aangevoerde elementen die aanwijzingen van het tegendeel zouden kunnen zijn, zijn de kredieten die AFR verleend kreeg (voorschot in rekening-courant en voorschotten), alsmede het feit dat AFR bepaalde garanties van […] (5) kreeg verleend. De Commissie is van oordeel dat deze aanwijzingen in aanmerking moeten worden genomen bij de door punt 11 van de richtsnoeren vereiste beoordeling van de mogelijkheden van de ondernemingen zich te herstellen dankzij de middelen die deze op de financiële markt kunnen aantrekken. In dit verband merkt de Commissie het volgende op:

uit het feit dat het eigen vermogen van AFR negatief was, blijkt dat de onderneming niet in staat was om op basis van haar eigen vermogen uit haar moeilijkheden te geraken;

de Franse autoriteiten hebben aangegeven dat de aandeelhouder van AFR (Arbel SA), ondanks zijn aandeel in de steun voor AFR, niet in staat was alleen voor het herstel van zijn dochteronderneming te zorgen;

wat ten slotte de financiële middelen op de markt betreft, dient te worden geconstateerd dat uit de door Frankrijk opgevoerde kredieten en garanties ten hoogste blijkt dat AFR een bepaalde capaciteit behield om voor beperkte bedragen en op korte termijn kredieten te krijgen. Toch kan, gezien de omvang van de moeilijkheden van AFR en met name haar behoefte aan eigen vermogen, op grond van de genoemde kredieten niet worden geconstateerd dat AFR haar moeilijkheden had kunnen verhelpen dankzij op de markt verkregen kapitaal.

(31)

Bijgevolg dient te worden geconcludeerd dat AFR, op het tijdstip van de steunverlening, in ernstige financiële moeilijkheden verkeerde die haar overlevingskansen op korte of middellange termijn bedreigden, en dat zij niet in staat was deze moeilijkheden een halt toe te roepen, zonder ingrijpen van de overheid.

(32)

De Commissie is dan ook van oordeel dat AFR, gelet op de bovenstaande overwegingen en met name de in overweging 8 opgegeven financiële resultaten, op het tijdstip dat de terugbetaalbare voorschotten werden verleend, een onderneming in moeilijkheden was in de zin van punt 10 van de richtsnoeren, subsidiair punt 11. Gelet op de moeilijkheden waarmee AFR te kampen had, is de Commissie van oordeel dat AFR niet in staat was geweest op de kredietmarkt middelen tegen dergelijke gunstige voorwaarden aan te trekken. Met de betrokken voorschotten werd AFR dus een voordeel verleend, waarmee zij zich kon financieren tegen voorwaarden die gunstiger waren dan die welke zij op de kredietmarkt had kunnen krijgen.

5.1.4.   Ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer en verstoring van de mededinging

(33)

Met de terugvorderbare voorschotten wordt AFR begunstigd ten opzichte van andere ondernemingen die zich in een vergelijkbare situatie bevinden, aangezien deze voorschotten uitsluitend voor haar zijn bestemd.

(34)

De sector van de bouw van rollend materieel wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van diverse Europese spelers en door intracommunautair handelsverkeer. Het voordeel dat AFR wordt verleend, kan dus de mededinging vervalsen en het interstatelijke handelsverkeer verstoren.

5.1.5.   Conclusie

(35)

Gelet op de voorgaande overwegingen is de Commissie van oordeel dat de aan AFR toegekende terugbetaalbare voorschotten staatssteun vormen in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag.

5.2.   Steunbedrag

(36)

In het geval van steun die in de vorm van kredieten aan ondernemingen in moeilijkheden worden toegekend, wordt het steunbestanddeel gevormd door het saldo van de daadwerkelijk berekende rente en de rente die de begunstigde onderneming voor hetzelfde krediet op de particuliere markt had kunnen krijgen (7).

(37)

In haar mededeling over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages (6) worden vastgesteld, geeft de Commissie aan dat het referentiepercentage een minimumpercentage is, dat in omstandigheden met bijzondere risico’s (zoals leningen aan een onderneming in moeilijkheden of het ontbreken van de door de banken verlangde gebruikelijke zekerheden) kan worden verhoogd, en dat in dergelijke gevallen de opslag kan oplopen tot 400 basispunt en meer.

(38)

Zo oordeelde de Commissie in de zaak-Chemische Werke Piesteritz (7) dat een lening aan een onderneming in moeilijkheden een premie van 400 basispunt rechtvaardigde. De Commissie heeft deze beoordeling bevestigd in de zaak-Biria (8) en verklaard dat het aan het ontbreken van zekerheden verbonden risico een extra opslag van 400 basispunt rechtvaardigde, in totaal dus een opslag van 800 basispunt. De Commissie is van oordeel dat de omstandigheden in deze zaak grotendeels gelijk lopen met die in de hier aangehaalde zaken, met name wat betreft het ontbreken van zakelijke zekerheden en de omvang van de vastgestelde moeilijkheden. Bijgevolg kunnen de risico’s die verbonden zijn aan de terugbetaalbare voorschotten welke AFR waren toegekend, op dezelfde wijze worden beoordeeld.

(39)

De staatssteun in de vorm van terugbetaalbare voorschotten bestaat dus uit het saldo van de over de terugbetaalbare voorschotten daadwerkelijke verschuldigde rente en de rente die verschuldigd was geweest op basis van het op het tijdstip van de steunverlening verschuldigde referentiepercentage, vermeerderd met 800 basispunt.

5.3.   Verenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt

(40)

Gelet op de financiële toestand van AFR op het tijdstip van de steunverlening, zoals die uit overweging 8 blijkt (verliesgevende bedrijfsvoering over meerdere jaren, negatief eigen vermogen, dalende omzet), is de Commissie van oordeel dat AFR op het tijdstip van de steunverlening een onderneming in moeilijkheden was in de zin van de richtsnoeren. Om de in de overwegingen 22 en 23 uiteengezette redenen, kunnen de opmerkingen van Frankrijk niets aan deze beoordeling afdoen.

(41)

Het is inderdaad zo dat AFR in 2005 deel uitmaakte van een groep die onder de zeggenschap van de holding Arbel SA stond. Deze groep bestond, naast een aantal ondernemingen in de sector spoorwegmaterieel (met AFR en Lormafer), uit een reeks ondernemingen in de bouwsector, gespecialiseerd in de productie van ramen en deuren voor de bouwsector. Uit de informatie die de Franse autoriteiten in hun correspondentie vóór de inleiding van de formele onderzoekprocedure verschaften, blijkt evenwel dat binnen de groep de moeilijkheden van AFR specifiek waren, aangezien zij geen enkele band had met de bouwdivisie. Voorts tekent de Commissie aan dat de moeilijkheden van AFR te groot lijken te zijn geweest om door de groep zelf te kunnen worden opgelost, gelet op diens middelmatige resultaten. De Commissie is dus van oordeel dat punt 13 van de richtsnoeren er niet aan in de weg staat om AFR aan te merken als voor reddings- of herstructureringssteun in aanmerking komend, ook al maakt de onderneming deel uit van een groep.

(42)

De verenigbaarheid van de steun dient dus aan de richtsnoeren te worden getoetst.

(43)

De Commissie constateert dat de verenigbaarheidsvoorwaarden die in de richtsnoeren voor reddingssteun zijn vastgesteld, niet zijn vervuld. Zo doet de Commissie het volgende opmerken:

de Franse autoriteiten hebben haar geen herstructureringsplan voorgelegd overeenkomstig de punten 34 tot 37 van de richtsnoeren;

de Commissie is niet in kennis gesteld van de compenserende maatregelen die iedere ongerechtvaardigde concurrentieverstoring als gevolg van de steun moeten voorkomen (de punten 38 tot 42 van de richtsnoeren).

(44)

De steun lijkt evenmin te voldoen aan de verenigbaarheidsvoorwaarden die in de richtsnoeren voor reddingssteun zijn vastgesteld, aangezien de terugbetaalbare voorschotten zijn toegekend voor een periode van meer dan zes maanden (zie punt 25 van de richtsnoeren).

(45)

Deze overwegingen zijn voldoende om te concluderen dat de steun onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

6.   CONCLUSIE

De Commissie stelt vast dat Frankrijk in strijd met artikel 88, lid 3, van het Verdrag de betrokken staatssteun op onwettige wijze ten uitvoer heeft gelegd. Aangezien de steun onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, dient Frankrijk deze stop te zetten en de reeds toegekende bedragen van de begunstigde terug te vorderen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De door Frankrijk ten gunste van Arbel Fauvet Rail SA ten uitvoer gelegde steun is met de gemeenschappelijke markt onverenigbaar.

Artikel 2

1.   Frankrijk neemt alle nodige maatregelen om de in artikel 1 bedoelde en reeds onwettig ter beschikking gestelde steun van de begunstigde terug te vorderen.

2.   De terugvordering geschiedt onverwijld en in overeenstemming met de nationaalrechtelijke procedures voor zover deze procedures een onverwijlde en daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de onderhavige beschikking toelaten. De terug te vorderen steun omvat rente vanaf de datum waarop de steun de begunstigde ter beschikking is gesteld tot de datum van de daadwerkelijke terugbetaling ervan.

3.   De rente wordt op samengestelde grondslag berekend overeenkomstig hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissic (9).

4.   Frankrijk schorst alle uitstaande betalingen van de in artikel 1 bedoelde steun vanaf de datum van kennisgeving van deze beschikking.

Artikel 3

1.   Frankrijk zorgt ervoor dat de onderhavige beschikking binnen vier maanden vanaf de datum van kennisgeving ervan ten uitvoer wordt gelegd.

2.   Frankrijk deelt de Commissie binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van deze beschikking mee welke maatregelen het heeft genomen om hieraan te voldoen, en met name de volgende elementen:

a)

het totale van de begunstigde terug te vorderen bedrag (hoofdsom en rente);

b)

een nadere beschrijving van de reeds genomen en de voorgenomen maatregelen om aan deze beschikking te voldoen;

c)

de documenten waaruit blijkt dat de begunstigde gelast werd de steun terug te betalen.

3.   Frankrijk houdt de Commissie op de hoogte van de stand van uitvoering van de nationale maatregelen die het heeft genomen om deze beschikking ten uitvoer te leggen, en dit tot de in artikel 1 bedoelde steun volledig is terugbetaald. Het verstrekt, op eenvoudig verzoek van de Commissie, onverwijld alle inlichtingen over de reeds genomen en de voorgenomen maatregelen om aan deze beschikking te voldoen. Het verstrekt eveneens nadere inlichtingen over de reeds door de begunstigde terugbetaalde steunbedragen en rente.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek.

Gedaan te Brussel, 2 april 2008.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Lid van de Commissie


(1)  PB C 249 van 24.10.2007, blz. 17.

(2)  Zie voetnoot 1.

(3)  Op 29 juni 2007 werd AFR overgenomen door IGF Industries. De naam van de onderneming werd veranderd in „IGF Industries — Arbel Fauvet Rail”.

(4)  PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.

(5)  Vertrouwelijke informatie.

(6)  Zie de mededeling van de Commissie over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (PB C 273 van 9.9.1997, blz. 3).

(7)  Zie de beschikking van de Commissie van 2 maart 2005 in de zaak Chemische Werke Piesteritz (PB L 296 van 12.11.2005, blz. 19, de overwegingen 107 en 108) en de beschikking van de Commissie van 24 januari 2007 betreffende steunmaatregel C 38/05 Biria (PB L 183 van 13.7.2007, blz. 27, de overwegingen 83 e.v.)

(8)  Steunmaatregel C 38/05, cfr. voetnoot 6 (zie overwegingen 83 tot 86).

(9)  PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1.


Top