This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32007R0722
Commission Regulation (EC) No 722/2007 of 25 June 2007 amending Annexes II, V, VI, VIII, IX and XI to Regulation (EC) No 999/2001 of the European Parliament and of the Council laying down rules for the prevention, control and eradication of certain transmissible spongiform encephalopathies (Text with EEA relevance)
Verordening (EG) nr. 722/2007 van de Commissie van 25 juni 2007 tot wijziging van de bijlagen II, V, VI, VIII, IX en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EG) nr. 722/2007 van de Commissie van 25 juni 2007 tot wijziging van de bijlagen II, V, VI, VIII, IX en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (Voor de EER relevante tekst)
PB L 164 van 26.6.2007, p. 7–23
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(HR)
In force
26.6.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 164/7 |
VERORDENING (EG) Nr. 722/2007 VAN DE COMMISSIE
van 25 juni 2007
tot wijziging van de bijlagen II, V, VI, VIII, IX en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (1), en met name op artikel 23,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s) bij dieren. Zij is van toepassing op de productie en het in de handel brengen van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong, en in een aantal specifieke gevallen op de uitvoer daarvan. |
(2) |
Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 999/2001 bepaalt dat de BSE-status (BSE: boviene spongiforme encefalopathie) van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan („landen of gebieden”) wordt vastgesteld door het land of gebied in te delen in een van de drie categorieën. Bijlage II bij die verordening bevat voorschriften voor de bepaling van de BSE-status van landen of gebieden. Artikel 5 van die verordening bepaalt ook dat de bedoelde indeling van de landen opnieuw moet worden bezien nadat de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) een procedure voor de indeling van landen in de verschillende categorieën heeft vastgesteld. |
(3) |
In bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 zijn de voorschriften vastgelegd voor de verzameling en verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal en in bijlage IX bij die verordening zijn de voorschriften vastgelegd voor de invoer van levende dieren, embryo’s, eicellen en producten van dierlijke oorsprong in de Gemeenschap. |
(4) |
Op de algemene vergadering van de OIE van mei 2005 is een nieuwe, vereenvoudigde procedure goedgekeurd voor het indelen van landen naar BSE-risico, waarbij drie categorieën worden onderscheiden. |
(5) |
Verordening (EG) nr. 999/2001 is bij Verordening (EG) nr. 1923/2006 gewijzigd om dit nieuwe, vereenvoudigde indelingssysteem in de communautaire wetgeving op te nemen. Naar aanleiding van die wijziging moeten de bijlagen II, V en IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 in verband met het nieuwe indelingssysteem worden gewijzigd. |
(6) |
Zolang geen besluit over de indeling van landen is genomen overeenkomstig artikel 5, leden 2 en 4, van Verordening (EG) nr. 999/2001, kunnen de bepalingen van artikel 9 en bijlage VI niet worden toegepast. Aangezien het nieuwe indelingssysteem op 1 juli 2007 moet ingaan en bijlage VI moet worden aangepast aan de op grond van wetenschappelijke gegevens vastgestelde voorschriften krachtens de overgangsmaatregelen en de in de artikelen aangebrachte wijzigingen, moet bijlage VI worden gewijzigd. |
(7) |
Bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat de voorschriften voor het in de handel brengen en de uitvoer van levende dieren, sperma, embryo’s en eicellen en producten van dierlijke oorsprong. Hoofdstuk C van die bijlage bevat de voorwaarden voor de intracommunautaire handel in bepaalde producten van dierlijke oorsprong. Die voorschriften moeten in verband met het nieuwe indelingssysteem worden gewijzigd. |
(8) |
Deel D, punt 5, van bijlage XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat maatregelen betreffende de intracommunautaire handel in runderen die vóór 1 augustus in het Verenigd Koninkrijk zijn geboren of gehouden en voor de invoer van vleesproducten van hertachtigen in de Gemeenschap. Met het oog op de bescherming van de gezondheid van mens en dier moeten die maatregelen ook na 1 juli 2007 van toepassing blijven. |
(9) |
Met het oog op de duidelijkheid en de samenhang moeten de bepalingen voor de intracommunautaire handel en de uitvoer naar derde landen van runderen die vóór 1 augustus 1996 in het Verenigd Koninkrijk zijn geboren of gehouden, in bijlage VIII worden opgenomen, en de bepalingen voor de invoer van vleesproducten van hertachtigen in bijlage IX. |
(10) |
De overgangsmaatregelen betreffende gespecificeerd risicomateriaal in bijlage XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 moeten voor elk land of gebied worden beeindigd zodra een besluit over de indeling van dat land of gebied is genomen. Bijlage XI moet daarom worden ingetrokken. |
(11) |
Verordening (EG) nr. 999/2001 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(12) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen II, V, VI, VIII, IX en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 juni 2007.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1923/2006 (PB L 404 van 30.12.2006, blz. 1).
BIJLAGE
De bijlagen II, V, VI, VIII, IX en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 999/2001 komt als volgt te luiden: „BIJLAGE II BEPALING VAN DE BSE-STATUS HOOFDSTUK A Criteria De BSE-status van de lidstaten, derde landen of gebieden daarvan (hierna „landen of gebieden” genoemd) wordt bepaald aan de hand van de onder a) tot en met e) aangegeven criteria. In het land of gebied:
HOOFDSTUK B Risicoanalyse 1. Opzet van de risicoanalyse In de risicoanalyse worden de insleep en de blootstelling beoordeeld. 2. Beoordeling van de insleep (externe dreiging)
3. Beoordeling van de blootstelling Bij de beoordeling van de blootstelling wordt de kans bepaald dat runderen aan het BSE-agens worden blootgesteld, waarbij wordt gekeken naar:
HOOFDSTUK C Omschrijving van de categorieën I. LAND OF GEBIED MET EEN VERWAARLOOSBAAR BSE-RISICO Land of gebied:
II. LAND OF GEBIED MET EEN GECONTROLEERD BSE-RISICO Land of gebied:
III. LAND OF GEBIED MET EEN ONBEPAALD BSE-RISICO Een land of gebied waarvoor de bepaling van de BSE-status niet is afgerond of dat niet voldoet aan de voorwaarden voor indeling in een van de andere categorieën. HOOFDSTUK D Minimumeisen inzake bewaking 1. Typen bewaking Voor de toepassing van deze bijlage gelden de volgende definities:
2. Bewakingsstrategie
3. Puntenwaarden en streefscores Bij de bemonstering ten behoeve van de bewaking moeten de in tabel 2 aangegeven streefscores worden gehaald, onder gebruikmaking van de in tabel 1 vermelde puntenwaarden. Alle klinische verdenkingen moeten worden onderzocht, ongeacht de al gerealiseerde score. Een land moet ten minste drie van de vier subpopulaties bemonsteren. De puntenwaarden voor alle bemonsteringen worden samengeteld en de streefscore moet in een periode van maximaal zeven jaar worden bereikt. De totale score wordt op gezette tijden vergeleken met de streefscore voor een land of gebied. Tabel 1 Puntenwaarden voor de bemonstering van dieren per subpopulatie en leeftijdscategorie ten behoeve van de bewaking
Tabel 2 Streefscores voor de verschillende populatiegrootten volwassen runderen in een land of gebied
4. Gerichte bemonstering Binnen elke van de bovengenoemde subpopulaties in een land of gebied kan een land gerichte bemonstering uitvoeren op runderen die aantoonbaar ingevoerd zijn uit landen of gebieden waar BSE is geconstateerd en runderen waaraan mogelijk besmet diervoeder is vervoederd dat afkomstig is uit landen of gebieden waar BSE is geconstateerd. 5. BSE-bewakingsmodel Om de aanwezigheid en/of prevalentie van BSE te schatten kan een land naar keuze het volledige BSurvE-bewakingsmodel of een andere, daarop gebaseerde methode gebruiken. 6. Onderhoudsbewaking Als de streefscore eenmaal gehaald is kan de bewaking — om de BSE-status „gecontroleerd BSE-risico” of „verwaarloosbaar BSE-risico” van een land of gebied te behouden — worden teruggebracht tot bewaking van type B, mits alle andere indicatoren positief blijven. Om echter aan de voorschriften van dit hoofdstuk te blijven voldoen, moet de permanente jaarlijkse bewaking zich nog steeds tot ten minste drie van de vier voorgeschreven subpopulaties uitstrekken. Bovendien moeten alle runderen met een klinische verdenking van BSE worden onderzocht, ongeacht de al gerealiseerde score. De jaarlijkse bewaking in een land of gebied na het behalen van de vereiste streefscore mag niet minder omvatten dan het aantal dat voor een zevende van de totale score voor bewaking van type B vereist is.”. |
2) |
Bijlage V komt als volgt te luiden: „BIJLAGE V GESPECIFICEERD RISICOMATERIAAL 1. Definitie van gespecificeerd risicomateriaal De onderstaande weefsels worden aangemerkt als gespecificeerd risicomateriaal indien zij afkomstig zijn van dieren van oorsprong uit een lidstaat of derde land, of gebied daarvan, met een gecontroleerd of onbepaald BSE-risico:
2. Afwijkingen voor bepaalde lidstaten In afwijking van punt 1 moeten de aldaar genoemde weefsels die van oorsprong zijn uit een lidstaat met een verwaarloosbaar BSE-risico als gespecificeerd risicomateriaal aangemerkt blijven worden. 3. Markering en definitieve verwijdering Gespecificeerd risicomateriaal wordt bij verwijdering onmiddellijk met een kleurstof of eventueel op andere wijze gemerkt en wordt definitief verwijderd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1774/2002, met name artikel 4, lid 2, daarvan. 4. Verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal
5. Maatregelen betreffende separatorvlees Niettegenstaande de in artikel 5, lid 2, bedoelde individuele besluiten is het in afwijking van artikel 9, lid 3, in alle lidstaten verboden voor de productie van separatorvlees beenderen en delen met been van runderen, schapen en geiten te gebruiken. 6. Maatregelen betreffende beschadiging van weefsel Niettegenstaande de in artikel 5, lid 2, bedoelde individuele besluiten is het, tot het tijdstip waarop alle lidstaten als landen met een verwaarloosbaar BSE-risico zijn ingedeeld, in afwijking van artikel 8, lid 3, in alle lidstaten verboden om weefsel van het centrale zenuwstelsel van runderen, schapen en geiten waarvan het vlees voor menselijke of dierlijke consumptie bestemd is, te beschadigen met een lang staafvormig instrument dat na bedwelming in de schedelholte wordt ingebracht. 7. Verzamelen van tongen van runderen Tongen van runderen van alle leeftijden, bestemd voor menselijke of dierlijke consumptie, worden in het slachthuis verzameld door middel van een dwarse snede rostraal van de processus lingualis van het basihyoid. 8. Verzamelen van kopvlees van runderen
9. Verzamelen van kopvlees van runderen in erkende uitsnijderijen In afwijking van punt 8 mogen de lidstaten besluiten het verzamelen van kopvlees van runderen in speciaal daarvoor erkende uitsnijderijen toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
10. Voorschriften voor de handel en het vervoer
11. Controles
|
3) |
Bijlage VI komt als volgt te luiden: „BIJLAGE VI Producten van dierlijke oorsprong die van materiaal van herkauwers zijn afgeleid of die materiaal van herkauwers bevatten, als bedoeld in artikel 9, lid 1,”. |
4) |
Bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
Bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Bijlage XI wordt geschrapt. |
(1) De aangenomen prevalentie dient voor het bepalen van de omvang van een onderzoek, uitgedrukt als streefscore. Als de werkelijke prevalentie groter is dan de aangenomen prevalentie, is het zeer waarschijnlijk dat de ziekte met het onderzoek wordt opgespoord.
(2) Runderen ouder dan 36 maanden bij de normale slacht.
(3) Runderen ouder dan 30 maanden die op het bedrijf, tijdens het vervoer of in het slachthuis gestorven of gedood zijn (gestorven dieren).
(4) Runderen ouder dan 30 maanden die niet kunnen lopen, blijven liggen, niet zonder hulp kunnen opstaan of lopen; runderen ouder dan 30 maanden die naar de noodslachting zijn gestuurd of bij de antemortemkeuring afwijkingen vertonen (noodslachting).
(5) Runderen ouder dan 30 maanden die afwijkend gedrag of klinische verschijnselen vertonen die passen bij BSE (klinische verdenkingen).
(6) PB L 21, 28.1.2004, blz. 11.”.
(7) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55 rectificatie in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22.”