EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32007D0584

2007/584/EG: Beschikking van de Commissie van 21 augustus 2007 tot wijziging van Beschikking 2004/558/EG tot uitvoering van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad voor wat betreft aanvullende garanties voor het intracommunautaire handelsverkeer in runderen ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis en de goedkeuring van de door sommige lidstaten ingediende uitroeiingsprogramma's (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3905) (Voor de EER relevante tekst )

PB L 219 van 24.8.2007, p. 37–41 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 20/04/2021; stilzwijgende opheffing door 32021R0620

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2007/584/oj

24.8.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 219/37


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 21 augustus 2007

tot wijziging van Beschikking 2004/558/EG tot uitvoering van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad voor wat betreft aanvullende garanties voor het intracommunautaire handelsverkeer in runderen ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis en de goedkeuring van de door sommige lidstaten ingediende uitroeiingsprogramma's

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3905)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/584/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (1), en met name op artikel 9, lid 2, en artikel 10, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 9 van Richtlijn 64/432/EEG wordt bepaald dat een lidstaat die een bindend nationaal programma voor de bestrijding van een van de in bijlage E (II) bij die richtlijn genoemde besmettelijke ziekten heeft, dat programma aan de Commissie ter goedkeuring kan voorleggen. Dat artikel voorziet ook in de vaststelling van de aanvullende garanties die in het intracommunautaire handelsverkeer kunnen worden geëist.

(2)

Bovendien wordt in artikel 10 van Richtlijn 64/432/EEG bepaald dat, wanneer een lidstaat van oordeel is dat zijn grondgebied geheel of gedeeltelijk vrij is van een van de in bijlage E (II) bij die richtlijn genoemde ziekten, hij de Commissie in het bezit stelt van de nodige bewijsstukken. Dat artikel voorziet ook in de vaststelling van de aanvullende garanties die in het intracommunautaire handelsverkeer kunnen worden geëist.

(3)

Beschikking 2004/558/EG van de Commissie van 15 juli 2004 tot uitvoering van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad voor wat betreft aanvullende garanties voor het intracommunautaire handelsverkeer in runderen ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis en de goedkeuring van de door sommige lidstaten ingediende uitroeiingsprogramma's (2) keurt de programma's voor de bestrijding en uitroeiing van infecties met het boviene herpesvirus van het type 1 („BHV1”) goed die zijn ingediend door de in bijlage I bij die beschikking vermelde lidstaten voor de in die bijlage opgenomen regio's, waarvoor overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 64/432/EEG aanvullende garanties voor BHV1 gelden.

(4)

Bovendien bevat bijlage II bij Beschikking 2004/558/EG een lijst van de regio's van de lidstaten, die als vrij van BHV1-infectie worden beschouwd en waarvoor overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 64/432/EEG aanvullende garanties gelden. In bijlage III bij Beschikking 2004/558/EG worden BHV1-bedrijven omschreven.

(5)

Momenteel zijn alle regio's van Duitsland opgenomen in bijlage I bij Beschikking 2004/558/EG. Duitsland heeft nu bewijsstukken overgelegd ter staving van zijn verzoek om een deel van zijn grondgebied als vrij van BHV1-infectie te erkennen en heeft voorschriften vastgesteld voor het binnenlandse verkeer van runderen binnen en naar dit deel van zijn grondgebied. Dienovereenkomstig heeft Duitsland verzocht om toepassing van de aanvullende garanties, overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 64/432/EEG, voor de Regierungsbezirke Oberpfalz en Oberfranken in de deelstaat Beieren.

(6)

Op grond van de evaluatie van het door Duitsland ingediende verzoek is het dienstig dat deze twee BHV1-vrije Regierungsbezirke in Duitsland worden opgenomen in de lijst van bijlage II bij Beschikking 2004/558/EG en dat de toepassing van de overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde aanvullende garanties tot hen worden uitgebreid. De bijlagen I en II bij Beschikking 2004/558/EG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Italië heeft de programma's voor de uitroeiing van BHV1-infectie in de autonome regio Friuli Venezia Giulia en in de autonome provincie Trento ingediend. Die programma's voldoen aan de criteria van artikel 9, lid 1, van Richtlijn 64/432/EEG. Die programma's bevatten ook voorschriften voor het binnenlandse verkeer van runderen binnen en naar die regio's, die gelijkwaardig zijn aan die welke reeds in de provincie Bolzano in Italië zijn toegepast en succesvol waren bij de uitroeiing van de ziekte in die provincie.

(8)

De door Italië voor deze twee regio's ingediende programma's en de overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 64/432/EEG geboden aanvullende garanties moeten worden goedgekeurd. Bijlage I bij Beschikking 2004/558/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft een advies uitgebracht over de definitie van een BoHV-1-vrij dier en een BoHV-1-vrij bedrijf en de procedures voor de verificatie en het behoud van deze status („Definition of a BoHV-1-free animal and a BoHV-1-free holding, and the procedures to verify and maintain this status”) (3). Er moet rekening worden gehouden met bepaalde aanbevelingen van dat advies. Bijlage III bij Beschikking 2004/558/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

Voor de duidelijkheid van de communautaire wetgeving moeten de bijlagen I, II en III bij Beschikking 2004/558/EG worden vervangen door de tekst in de bijlage bij deze beschikking.

(11)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bijlagen I, II en III bij Beschikking 2004/558/EG worden vervangen door de tekst in de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 21 augustus 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/104/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 352).

(2)  PB L 249 van 23.7.2004, blz. 20.

(3)  http://www.efsa.europa.eu/en/science/ahaw/ahaw_opinions/1348.html


BIJLAGE

BIJLAGE I

Lidstaten

Regio's van de lidstaten waarvoor overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 64/432/EEG aanvullende garanties ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis gelden

Duitsland

Alle regio's, met uitzondering van de Regierungsbezirke Oberpfalz en Oberfranken in de deelstaat Beieren

Italië

De autonome regio Friuli Venezia Giulia

De autonome provincie Trento

BIJLAGE II

Lidstaten

Regio's van de lidstaten waarvoor overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 64/432/EEG aanvullende garanties ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis gelden

Denemarken

Alle regio's

Duitsland

Regierungsbezirke Oberpfalz en Oberfranken in de deelstaat Beieren

Italië

Provincie Bolzano

Oostenrijk

Alle regio's

Finland

Alle regio's

Zweden

Alle regio's

BIJLAGE III

BHV1-vrij bedrijf

1.   Een bedrijf dat runderen houdt, wordt beschouwd als vrij van BHV1-infectie als het aan de voorwaarden van deze bijlage voldoet.

1.1.   Er is voor het bedrijf tijdens de laatste zes maanden geen verdenking van BHV1-infectie geconstateerd en alle runderen op het bedrijf zijn vrij van klinische symptomen die wijzen op BHV1-infectie.

Het bedrijf en niet-aangrenzende weiden of gebouwen, ongeacht de eigenaar, die deel uitmaken van het bedrijf als een epidemiologische entiteit, moeten doeltreffend worden gescheiden van weiden of gebouwen met een lagere BHV1-status door natuurlijke of fysieke barrières die doeltreffend voorkomen dat dieren met een verschillende gezondheidsstatus met elkaar in contact komen.

1.2.   Er zijn slechts runderen binnengebracht van bedrijven die gelegen zijn in lidstaten of regio's daarvan die zijn opgenomen in bijlage II of van BHV1-vrije bedrijven, en geen van de runderen in het bedrijf is in contact gekomen met andere runderen dan die welke komen van bedrijven die gelegen zijn in lidstaten of regio's daarvan die zijn opgenomen in bijlage II of van BHV1-vrije bedrijven.

1.3.   Vrouwelijke runderen worden uitsluitend bevrucht met rundersperma dat is geproduceerd overeenkomstig Richtlijn 88/407/EEG of zijn gedekt door stieren van bedrijven die gelegen zijn in lidstaten of regio's daarvan die zijn opgenomen in bijlage II bij deze beschikking of van BHV1-vrije bedrijven.

1.4.   Minstens één van de volgende bestrijdingsregelingen wordt op het bedrijf toegepast:

1.4.1.

een serologische test voor de opsporing van antistoffen tegen BHV1 is uitgevoerd met telkens negatieve resultaten op minstens twee bloedmonsters, die zijn genomen met een tussenpoos van vijf tot zeven maanden van alle vrouwelijke runderen ouder dan negen maanden en alle mannelijke runderen ouder dan negen maanden die voor de fok worden gebruikt of zijn bestemd;

1.4.2.

een serologische test voor de opsporing van antistoffen tegen BHV1 is uitgevoerd met telkens negatieve resultaten op minstens:

twee melkmonsters, die zijn genomen met een tussenpoos van vijf tot zeven maanden van alle vrouwelijke runderen die melk produceren, hetzij individueel, hetzij in een pool van melkmonsters, genomen van niet meer dan vijf dieren; en

twee bloedmonsters, die zijn genomen met een tussenpoos van vijf tot zeven maanden van alle vrouwelijke runderen ouder dan negen maanden die geen melk produceren en alle mannelijke runderen ouder dan negen maanden die voor de fok worden gebruikt of zijn bestemd;

1.4.3.

in melkveebedrijven waar minstens 30 % van de runderen melkproducerende vrouwelijke runderen zijn, is een serologische test voor de opsporing van antistoffen tegen BHV1 uitgevoerd met telkens negatieve resultaten op minstens:

drie melkmonsters die, afhankelijk van de specificatie van de gebruikte test, zijn verzameld uit een groep van niet meer dan 50 melkproducerende vrouwelijke runderen en zijn genomen met een tussenpoos van minstens drie maanden, en

één individueel bloedmonster, dat is genomen van alle vrouwelijke runderen ouder dan negen maanden die geen melk produceren en alle mannelijke runderen ouder dan negen maanden die voor de fok worden gebruikt of zijn bestemd;

1.4.4.

alle runderen in het bedrijf zijn afkomstig van bedrijven die zich bevinden in lidstaten of regio's daarvan die zijn opgenomen in bijlage II of van BHV1-vrije bedrijven.

2.   De BHV1-vrije status van een bedrijf dat runderen houdt, wordt gehandhaafd indien:

2.1.

het bedrijf blijft voldoen aan de voorwaarden in de punten 1.1 tot en met 1.4, en

2.2.

minstens één van de volgende bestrijdingsregelingen binnen een periode van twaalf maanden op het bedrijf is toegepast:

2.2.1.

een serologische test voor de opsporing van antistoffen tegen BHV1 is met telkens negatieve resultaten uitgevoerd op minstens één individueel bloedmonster, genomen van alle runderen ouder dan 24 maanden;

2.2.2.

een serologische test voor de opsporing van antistoffen tegen BHV1 is uitgevoerd met telkens negatieve resultaten op minstens:

één individueel melkmonster, dat is genomen van alle vrouwelijke runderen die melk produceren, hetzij individueel, hetzij in een pool van melkmonsters, genomen van niet meer dan vijf dieren; en

één individueel bloedmonster, dat is genomen van alle vrouwelijke runderen ouder dan 24 maanden die geen melk produceren en alle mannelijke runderen ouder dan 24 maanden;

2.2.3.

in melkveebedrijven waar minstens 30 % van de runderen melkproducerende vrouwelijke runderen zijn, is een serologische test voor de opsporing van antistoffen tegen BHV1 uitgevoerd met telkens negatieve resultaten op minstens:

twee melkmonsters die, afhankelijk van de specificatie van de gebruikte test, zijn verzameld uit een groep van niet meer dan 50 melkproducerende vrouwelijke runderen en zijn genomen met een tussenpoos van drie tot twaalf maanden; en

één individueel bloedmonster, dat is genomen van alle vrouwelijke runderen ouder dan 24 maanden die geen melk produceren en alle mannelijke runderen ouder dan 24 maanden.

3.   De BHV1-vrije status van een bedrijf dat runderen houdt, wordt opgeschort wanneer tijdens de in de punten 2.2.1 tot en met 2.2.3 bedoelde tests een dier positief heeft gereageerd op een test voor de opsporing van antistoffen tegen BHV1.

4.   De BHV1-vrije status van een bedrijf die is opgeschort overeenkomstig punt 3 wordt pas opnieuw toegekend na een serologische test voor de opsporing van antistoffen tegen BHV1 die ten vroegste 30 dagen na de verwijdering van de seropositieve dieren met telkens een negatief resultaat is uitgevoerd op minstens:

twee melkmonsters die met een tussenpoos van minstens twee maanden zijn genomen van alle melkproducerende vrouwelijke runderen, hetzij individueel, hetzij in een pool van melkmonsters, genomen van niet meer dan vijf dieren; en

twee bloedmonsters die met een tussenpoos van minstens drie maanden zijn genomen van alle niet-melkproducerende vrouwelijke runderen en alle mannelijke runderen.

Opmerking:

a)

Wanneer in deze bijlage wordt verwezen naar een serologische test voor de opsporing van antistoffen tegen BHV1, zijn de in artikel 2, lid 1, onder c), vastgestelde beginselen met betrekking tot de vaccinatiestatus van de geteste dieren van toepassing.

b)

De grootte van de pool van melkmonsters, als bedoeld in deze bijlage, mag worden aangepast op grond van bewijsmateriaal dat de test onder alle omstandigheden van de dagelijkse laboratoriumpraktijk gevoelig genoeg is om één zwakke positieve reactie in de pool van de aangepaste grootte op te sporen.


Top