EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32007D0198

2007/198/Euratom: Beschikking van de Raad van 27 maart 2007 tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie van gunsten daaraan

PB L 90 van 30.3.2007, p. 58–72 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2021

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2007/198/oj

30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/58


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 27 maart 2007

tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie van gunsten daaraan

(2007/198/Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 47, derde en vierde alinea, en artikel 48,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Dankzij sterke, voortdurende en gecoördineerde communautaire steun uit de onderzoeks- en opleidingsprogramma's van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie („Euratom”), alsook door de ontwikkeling van kennis en menselijk kapitaal in de nationale fusielaboratoria, heeft de Gemeenschap een volledig geïntegreerd programma voor fusieonderzoek gecreëerd dat internationaal een voortrekkersrol speelt in de ontwikkeling van fusie als potentieel onbeperkte, veilige, duurzame, milieuvriendelijke en economisch concurrerende energiebron.

(2)

Het in 1978 (1) opgezette project voor fusieonderzoek Joint European Torus (JET), dat alle beoogde doelstellingen heeft bereikt of overtroffen en het bewijs heeft geleverd van het beheerst vrijkomen van belangrijke hoeveelheden fusie-energie en nog steeds wereldrecordhouder is op het gebied van zowel fusievermogen als fusie-energie, heeft de meerwaarde aangetoond van het bundelen van de middelen en expertise op communautair niveau in de vorm van een gemeenschappelijke onderneming.

(3)

Bij de ontwikkeling van de volgende stap in het internationale fusieproject ITER heeft de Gemeenschap steeds een sleutelrol gespeeld, vanaf de activiteiten voor het conceptuele ontwerp in 1988 (2), die in 1992 een vervolg hebben gekregen met de activiteiten voor het engineering-ontwerp (3), die in 1998 met drie jaar zijn verlengd (4), tot de tweede overeenkomst in 1994 (5), die in 2001 heeft geresulteerd in een gedetailleerd, compleet en volledig geïntegreerd engineering-ontwerp voor een onderzoeksfaciliteit gericht op het aantonen van de haalbaarheid van fusie als energiebron waaraan de Gemeenschap, met name in de context van de zorg voor zekerheid en diversiteit van haar energievoorziening op lange termijn, belangrijk voordeel zou kunnen ontlenen.

(4)

De zeven partijen bij de ITER-onderhandelingen (Euratom, de Volksrepubliek China, India, Japan, de Republiek Korea, Rusland en de Verenigde Staten), die meer dan de helft van de wereldbevolking vertegenwoordigen, hebben de Overeenkomst betreffende de oprichting van de Internationale ITER-organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project (6) (hierna „de ITER-overeenkomst” genoemd) gesloten waarbij de Internationale ITER-organisatie voor fusie-energie (hierna „de ITER-organisatie” genoemd) wordt opgericht met zetel in Saint-Paul-lès-Durance (Bouches-du-Rhône, Frankrijk). De ITER-organisatie draagt de volledige verantwoordelijkheid voor de bouw, de inbedrijfstelling, de exploitatie en de buitenbedrijfstelling van de ITER-faciliteiten.

(5)

Krachtens de ITER-overeenkomst moeten alle partijen bijdragen leveren tot de ITER-organisatie via passende juridische entiteiten, „Binnenlandse Agentschappen” genoemd. Om onverwijld met de bouw van ITER te kunnen beginnen en gezien het feit dat Euratom, als partij die gastheer is, speciale verantwoordelijkheden zal hebben als lid van de ITER-organisatie, inclusief het grootste aandeel van de bijdragen en ter voorbereiding van de locatie, dient het Binnenlands Agentschap van Euratom zo spoedig mogelijk te worden opgericht.

(6)

Euratom en Japan hebben een bilaterale overeenkomst gesloten voor de gezamenlijke uitvoering van de activiteiten in het kader van de bredere aanpak (hierna „de Overeenkomst inzake de bredere aanpak met Japan” genoemd) die voorziet in aanvullende gezamenlijke activiteiten op het gebied van fusieonderzoek als onderdeel van een „bredere aanpak” van de snelle verwezenlijking van fusie-energie die is overeengekomen tijdens de onderhandelingen over de ITER-overeenkomst. De Overeenkomst inzake de bredere aanpak met Japan bepaalt dat dergelijke activiteiten in het kader van de bredere aanpak door Euratom moeten worden uitgevoerd via het Binnenlands Agentschap van Euratom als uitvoerend agentschap.

(7)

Om maximale synergie en schaalvoordelen te realiseren, moet het Binnenlands Agentschap van Euratom, in de context van de „fast track”-benadering van fusie die tijdens het Belgische voorzitterschap op verzoek van de ministers van Onderzoek door een groep onafhankelijke deskundigen is onderzocht, tevens een activiteitenprogramma op lange termijn uitvoeren om de bouw van demonstratiefusiereactoren en daaraan gerelateerde faciliteiten voor het versterken van het Europese industriële concurrentievermogen ter zake voor te bereiden.

(8)

In zijn conclusies van 26-27 november 2003 heeft de Europese Raad de Commissie bij unaniem besluit gemachtigd om Frankrijk als gastland voor ITER en Cadarache als ITER-locatie naar voren te schuiven en heeft de Raad beslist dat het Binnenlands Agentschap voor Euratom in Spanje moet worden gevestigd.

(9)

Gezien het fundamentele belang van het ITER-project en gelet op de activiteiten in het kader van de bredere aanpak voor het benutten van fusie als een potentieel onbeperkte, veilige, duurzame, milieuvriendelijke en economisch concurrerende energiebron moet het Binnenlands Agentschap van Euratom in de vorm van een gemeenschappelijke onderneming als bedoeld in hoofdstuk 5 van het Euratom-Verdrag worden opgericht.

(10)

De gemeenschappelijke onderneming, die verantwoordelijk moet zijn voor publieke onderzoeksactiviteiten van Europees en internationaal belang en verplichtingen moet uitvoeren ingevolge internationale overeenkomsten, moet beschouwd worden als een internationale instelling in de zin van artikel 151, lid 1, onder b), van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (7) en als een internationale organisatie in de zin van het tweede streepje van artikel 23, lid 1, van Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling van accijnsproducten, het voor handen hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (8), artikel 22 van Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (9), en artikel 15 van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (10).

(11)

Bij deze beschikking wordt, voor de geplande duur van de gemeenschappelijke onderneming, een financiële referentie vastgesteld die de wil van de wetgevingsautoriteit weergeeft en de in het Euratom-Verdrag vastgelegde bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet laat.

(12)

Voor de gemeenschappelijke onderneming dient, na voorafgaande raadpleging van de Commissie, een eigen financieel reglement te worden opgesteld op basis van de beginselen van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (11) (hierna „het financiële kaderreglement” genoemd), rekening houdend met haar specifieke operationele behoeften die met name voortvloeien uit haar internationale verplichtingen.

(13)

Om de internationale samenwerking op het gebied van onderzoek te versterken, moet de gemeenschappelijke onderneming openstaan voor deelname door landen die met Euratom samenwerkingsovereenkomsten op het gebied van kernfusie hebben gesloten waarbij hun respectieve programma's met de Euratom-programma's worden geassocieerd.

(14)

Het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor onderzoeks- en opleidingsactiviteiten inzake kernenergie (2007-2011) en het specifiek programma tot uitvoering van dat kaderprogramma (hierna „KP7” genoemd) stelt ITER centraal in de Europese strategie voor fusie en voorziet in de Euratom-bijdrage, via de gemeenschappelijke onderneming, aan de ITER-organisatie, de activiteiten in het kader van de bredere aanpak en andere gerelateerde activiteiten ter voorbereiding van demonstratiefusiereactoren.

(15)

Rekening houdend met de ervaring die is opgedaan met de gemeenschappelijke onderneming JET, moeten stabiele arbeidsvoorwaarden en een gelijke behandeling van het personeel worden gegarandeerd, zodat gespecialiseerd wetenschappelijk en technisch personeel kan worden aangetrokken dat aan de hoogste eisen voldoet. Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (12), moet derhalve op alle door de gemeenschappelijke onderneming aangeworven personeel van toepassing zijn.

(16)

Rekening houdend met het feit dat de gemeenschappelijke onderneming niet wordt opgericht om een economische functie te vervullen en dat zij verantwoordelijk is voor het beheer van de Euratom-deelname aan een internationaal onderzoeksproject van publiek belang, is het nodig dat, voor de uitvoering van haar taken, het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen van 8 april 1965 (13) van toepassing is op de gemeenschappelijke onderneming, haar directeur en personeel.

(17)

Gezien het bijzondere karakter van de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming en het belang ervan voor de ontwikkeling van fusieonderzoek, en teneinde een goed en economisch beheer van de door de gemeenschappelijke onderneming te regelen publieke financiering te bevorderen, moeten aan de gemeenschappelijke onderneming alle gunsten van bijlage III van het Verdrag worden toegekend.

(18)

De gemeenschappelijk onderneming is een rechtspersoon en dient bijgevolg verantwoordelijk te zijn voor haar acties. Met betrekking tot de oplossing van geschillen in contractuele aangelegenheden kan in de door de gemeenschappelijke onderneming gesloten overeenkomsten worden bepaald dat het Hof van Justitie bevoegd is.

(19)

Rekening houdend met de rechten en verplichtingen van de Gemeenschap, overeenkomstig titel II, hoofdstuk 2, van het Verdrag, op het gebied van de verspreiding van informatie moet de gemeenschappelijke onderneming in dat verband passende regelingen treffen met de Commissie.

(20)

Er moet een gastovereenkomst worden gesloten tussen de gemeenschappelijke onderneming en Spanje betreffende kantoorruimte, voorrechten en immuniteiten en andere door Spanje aan de gemeenschappelijke onderneming te verlenen ondersteuning.

(21)

Deze beschikking houdt rekening met het resultaat van de raadpleging die de Commissie heeft gehouden en met name met het positieve advies van het Raadgevend Comité voor het specifiek programma voor onderzoek en opleiding op het gebied van kernenergie (fusie) van Euratom over de voorstellen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Oprichting van een gemeenschappelijke onderneming

1.   Hierbij wordt de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie (Fusion for Energy) (hierna „de gemeenschappelijke onderneming” genoemd) opgericht, voor een periode van 35 jaar ingaande op 19 april 2007.

2.   De gemeenschappelijke onderneming heeft de volgende taken:

a)

leveren van de bijdrage van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie („Euratom”) aan de Internationale ITER-organisatie voor fusie-energie;

b)

leveren van de bijdrage van Euratom aan de activiteiten in het kader van de bredere aanpak met Japan voor de snelle verwezenlijking van fusie-energie;

c)

opstellen en coördineren van een activiteitenprogramma ter voorbereiding van de bouw van een demonstratiefusiereactor en gerelateerde faciliteiten, inclusief de International Fusion Materials Irradiation Facility (IFMIF).

3.   De gemeenschappelijke onderneming heeft haar zetel in Barcelona in Spanje.

4.   De gemeenschappelijke onderneming wordt beschouwd als een internationale instelling in de zin van artikel 151, lid 1, onder b) van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad en als een internationale organisatie in de zin van artikel 23, lid 1, tweede streepje, van Richtlijn 92/12/EEG, artikel 22, onder c), van Richtlijn 2004/17/EG en artikel 15, onder c), van Richtlijn 2004/18/EG.

Artikel 2

Leden

De gemeenschappelijke onderneming heeft de volgende leden:

a)

Euratom, vertegenwoordigd door de Commissie;

b)

de lidstaten van Euratom;

c)

de derde landen die met Euratom een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten op het gebied van beheerste kernfusie waarbij hun respectieve onderzoeksprogramma's geassocieerd worden met de Euratom-programma's, en de wens hebben uitgesproken om lid te worden van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 3

Statuten

De statuten van de gemeenschappelijke onderneming, als vastgesteld in de bijlage, worden hierbij aangenomen.

Artikel 4

Financiering

1.   De middelen die de gemeenschappelijke onderneming nodig heeft om haar taken uit te voeren, worden bepaald als volgt:

a)

ten aanzien van de taken bedoeld in artikel 1, lid 2, onder a), in overeenstemming met de ITER-overeenkomst;

b)

ten aanzien van de taken bedoeld in artikel 1, lid 2, onder b), in overeenstemming met de Overeenkomst inzake de bredere aanpak met Japan;

c)

ten aanzien van de taken bedoeld in artikel 1, lid 2, onder c), in overeenstemming met onderzoeks- en opleidingsprogramma's vastgesteld overeenkomstig artikel 7 van het Verdrag.

2.   De middelen van de gemeenschappelijke onderneming bestaan uit een bijdrage van Euratom, bijdragen van het ITER-gastland, de jaarlijkse lidmaatschapsbijdragen en vrijwillige bijdragen van de leden van de gemeenschappelijke onderneming buiten Euratom, en additionele middelen.

3.   De indicatieve totale middelen die voor de gemeenschappelijke onderneming nodig worden geacht in overeenstemming met lid 1, bedragen 9 653 miljoen EUR (14). Gespecificeerd ziet dit er als volgt uit:

(in miljoen EUR)

2007-2016

2017-2041

2007-2041

 

waarvan 2007-2011

 

Constante waarden

Totaal

4 127

1 717

5 526

3 544

9 653

4.   De indicatieve totale bijdrage van Euratom in de in lid 3 bedoelde middelen bedraagt 7 649 miljoen EUR, waarvan maximaal 15 % voor administratieve uitgaven. Gespecificeerd ziet dit er als volgt uit:

(in miljoen EUR)

2007-2016

2017-2041

2007-2041

 

waarvan KP7 (2007-2011)

 

Constante waarden

Totaal

3 147

1 290

4 502

2 887

7 649

Artikel 5

Financieel reglement

1.   De gemeenschappelijke onderneming heeft een afzonderlijk financieel reglement dat gebaseerd is op de beginselen van het financiële kaderreglement. Het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming (hierna „het financieel reglement” genoemd) kan, mits de Commissie daarover voorafgaand is geraadpleegd, afwijken van het financiële kaderreglement voor zover specifieke operationele behoeften van de gemeenschappelijke onderneming dit vereisen.

2.   De gemeenschappelijke onderneming richt haar eigen interne auditdienst op.

3.   Kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming wordt verleend door het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad.

Artikel 6

Personeel

Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen en de regels die gezamenlijk door de instellingen van de Europese Gemeenschap zijn vastgesteld ter uitvoering van dat statuut, zijn van toepassing op het personeel van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol inzake de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op de gemeenschappelijke onderneming, de directeur en het personeel ervan.

Artikel 8

Gunsten

De lidstaten kennen de gemeenschappelijke onderneming, zolang deze bestaat, in het kader van haar officiële activiteiten alle in bijlage III van het Verdrag bedoelde gunsten toe.

Artikel 9

Aansprakelijkheid en bevoegdheid van het Hof

1.   De contractuele aansprakelijkheid van de gemeenschappelijke onderneming wordt geregeld door de relevante contractuele bepalingen en door het recht dat op het betrokken contract van toepassing is.

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is bevoegd uitspraak te doen wanneer een door de gemeenschappelijke onderneming gesloten contract een arbitragebeding bevat.

2.   Bij niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de gemeenschappelijke onderneming, overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, de schade die door haar personeelsleden in de uitoefening van hun functie is veroorzaakt.

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is bevoegd in geschillen betreffende de vergoeding van dergelijke schade uitspraak te doen.

3.   Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen in gevallen waarin overeenkomstig de artikelen 146 en 148 van het Verdrag beroep is ingesteld tegen de gemeenschappelijke onderneming, met inbegrip van besluiten van haar Raad van bestuur.

4.   Elke betaling door de gemeenschappelijke onderneming in verband met de aansprakelijkheid, bedoeld in de leden 1 en 2, en de daarmee verband houdende kosten en uitgaven worden beschouwd als uitgaven van de gemeenschappelijke onderneming en worden gedekt door de middelen van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 10

Verspreiding van informatie

De gemeenschappelijke onderneming komt met de Commissie passende bepalingen overeen die de Gemeenschap in staat stellen haar rechten en verplichtingen krachtens titel II, hoofdstuk 2, van het Verdrag uit te oefenen.

Artikel 11

Gastovereenkomst

Uiterlijk drie maanden na de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming wordt een gastovereenkomst tussen de gemeenschappelijke onderneming en Spanje gesloten.

Artikel 12

Toepassing

Deze beschikking is van toepassing vanaf de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 maart 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

P. STEINBRÜCK


(1)  Besluit 78/471/Euratom van de Raad van 30 mei 1978 inzake de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming „Joint European Torus (JET), Joint Undertaking” (PB L 151 van 7.6.1978, blz. 10). Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 98/585/Euratom (PB L 282 van 20.10.1998, blz. 65).

(2)  Besluit 88/229/Euratom van de Commissie (PB L 102 van 21.4.1988, blz. 31).

(3)  Besluit 92/439/Euratom van de Commissie (PB L 244 van 26.8.1992, blz. 13).

(4)  Besluit 98/704/Euratom van de Raad (PB L 335 van 10.12.1998, blz. 61).

(5)  Besluit 94/267/Euratom van de Commissie (PB L 114 van 5.5.1994, blz. 25).

(6)  PB L 358 van 16.12.2006, blz. 62.

(7)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2006/138/EG (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 92).

(8)  PB L 76 van 23.3.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/106/EG (PB L 359 van 4.12.2004, blz. 30).

(9)  PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/97/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 107).

(10)  PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/97/EG.

(11)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(12)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1895/2006 (PB L 397 van 30.12.2006, blz. 6).

(13)  PB 152 van 13.7.1967, blz. 13. Protocol gewijzigd bij het Verdrag van Amsterdam en het Verdrag van Nice.

(14)  Alle vermelde cijfers zijn actuele waarden tenzij anders aangegeven en behoudens de aanneming van de desbetreffende budgetten voor communautaire onderzoeks- en opleidingsprogramma's ingevolge artikel 7 van het Verdrag.


BIJLAGE

STATUTEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING VOOR ITER EN DE ONTWIKKELING VAN FUSIE-ENERGIE

(FUSION FOR ENERGY)

Artikel 1

Naam, zetel, leden

1.   De naam van de gemeenschappelijke onderneming luidt „De Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie (Fusion for Energy)” (hierna „de gemeenschappelijke onderneming” genoemd).

2.   De zetel van de gemeenschappelijke onderneming is gevestigd in Barcelona, Spanje.

3.   De gemeenschappelijke onderneming heeft de volgende leden:

a)

de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie („Euratom”);

b)

de lidstaten van Euratom;

c)

de derde landen die met Euratom een samenwerkingsovereenkomst op het gebied van beheerste kernfusie hebben gesloten waarbij hun respectieve onderzoeksprogramma's geassocieerd worden met de Euratom-programma's, en die de wens hebben uitgesproken om lid te worden van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 2

Doelstellingen

De doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming zijn:

1.

het leveren van de bijdrage van Euratom aan de Internationale ITER-organisatie voor fusie-energie (hierna „de ITER-organisatie” genoemd), in overeenstemming met de Overeenkomst betreffende de oprichting van de Internationale ITER-organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project (hierna „de ITER-overeenkomst” genoemd);

2.

het leveren van de bijdrage van Euratom aan de activiteiten in het kader van de bredere aanpak met Japan voor de snelle verwezenlijking van fusie-energie (hierna „activiteiten in het kader van de bredere aanpak” genoemd), in overeenstemming met de bilaterale Overeenkomst voor de gemeenschappelijke uitvoering van activiteiten in het kader van de bredere aanpak (hierna „de Overeenkomst inzake de bredere aanpak met Japan” genoemd);

3.

het opstellen en coördineren van een activiteitenprogramma ter voorbereiding van de bouw van een demonstratiefusiereactor en gerelateerde faciliteiten, inclusief de International Fusion Materials Irradiation Facility (IFMIF).

Artikel 3

Activiteiten

1.   Als Binnenlands Agentschap van Euratom voor ITER vervult de gemeenschappelijke onderneming de verplichtingen van Euratom ten aanzien van de ITER-organisatie zoals bepaald in, en voor de duur van, de ITER-overeenkomst. De gemeenschappelijke onderneming is met name belast met:

a)

het toezicht op de voorbereiding van de locatie van het ITER-project;

b)

de levering van onderdelen, uitrusting, materialen en andere middelen aan de ITER-organisatie;

c)

het beheer van regelingen voor het plaatsen van opdrachten met betrekking tot de ITER-organisatie en met name de desbetreffende procedures voor kwaliteitsborging;

d)

de voorbereiding en coördinatie van de bijdrage van Euratom aan de wetenschappelijke en technische exploitatie van het ITER-project;

e)

het coördineren van activiteiten voor wetenschappelijk en technologisch onderzoek en ontwikkeling ter ondersteuning van de bijdrage van Euratom aan de ITER-organisatie;

f)

het verlenen van de financiële bijdrage van Euratom aan de ITER-organisatie;

g)

het treffen van regelingen om personeel beschikbaar te stellen voor de ITER-organisatie;

h)

de samenwerking met de ITER-organisatie en de uitvoering van alle andere activiteiten ter bevordering van de ITER-overeenkomst.

2.   Als Uitvoerend Agentschap in de context van de regeling inzake de bredere aanpak met Japan vervult de gemeenschappelijke onderneming de Euratom-verplichtingen voor de uitvoering van de activiteiten in het kader van de bredere aanpak. De gemeenschappelijke onderneming is met name belast met:

a)

de levering van onderdelen, uitrusting, materialen en andere middelen voor de activiteiten in het kader van de bredere aanpak;

b)

de voorbereiding en coördinatie van de deelname van Euratom aan de uitvoering van de activiteiten in het kader van de bredere aanpak;

c)

het coördineren van activiteiten voor wetenschappelijk en technologisch onderzoek;

d)

het verlenen van de financiële bijdrage van Euratom voor de activiteiten in het kader van de bredere aanpak;

e)

het treffen van regelingen om personeel beschikbaar te stellen voor de activiteiten in het kader van de bredere aanpak;

f)

de uitvoering van alle andere activiteiten die nodig zijn om te voldoen aan de verplichtingen van Euratom ter bevordering van de Overeenkomst inzake de bredere aanpak met Japan.

3.   Ter voorbereiding van de bouw van een demonstratiefusiereactor en gerelateerde faciliteiten, inclusief de International Fusion Materials Irradiation Facility (IFMIF), stelt de gemeenschappelijke onderneming een programma op van andere onderzoeks-, ontwikkelings- en ontwerpactiviteiten dan ITER-activiteiten en activiteiten in het kader van de bredere aanpak en zorgt zij voor de coördinatie daarvan.

4.   De gemeenschappelijke onderneming onderneemt alle activiteiten ter bevordering van de algemene doelstellingen van artikel 2, waaronder voorlichting over de gemeenschappelijke onderneming en haar opdracht.

Artikel 4

Rechtspersoonlijkheid

De gemeenschappelijke onderneming heeft rechtspersoonlijkheid. Zij bezit op het grondgebied van elk van haar leden de ruimste rechtsbevoegdheid die door de wetgeving van het betreffende lid aan rechtspersonen wordt toegekend. Zij kan met name contracten sluiten, vergunningen verkrijgen, roerende en onroerende goederen verwerven of vervreemden, leningen afsluiten en in rechte optreden.

Artikel 5

Organen

1.   De organen van de gemeenschappelijke onderneming zijn de Raad van bestuur en de directeur.

2.   De Raad van bestuur wordt bijgestaan door het uitvoerend comité, in overeenstemming met artikel 7.

3.   De Raad van bestuur en de directeur winnen het advies in van de wetenschappelijke programmaraad (programmaraden), in overeenstemming met artikel 9.

Artikel 6

Raad van bestuur

1.   De Raad van bestuur is verantwoordelijk voor het toezicht op de gemeenschappelijke onderneming bij de verwezenlijking van haar doelstellingen als vastgesteld in artikel 2 en verzekert de nauwe samenwerking tussen de gemeenschappelijke onderneming en haar leden bij de uitvoering van haar activiteiten.

2.   Elk lid van de gemeenschappelijke onderneming wordt in de Raad van bestuur vertegenwoordigd door twee leden, van wie er één wetenschappelijke en/of technische expertise heeft op de gebieden die verband houden met de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming.

3.   De Raad van bestuur doet aanbevelingen en neemt beslissingen over alle vragen, aangelegenheden en punten binnen de werkingssfeer van en in overeenstemming met deze statuten. De Raad van bestuur is met name bevoegd voor:

a)

het goedkeuren van voorstellen tot wijziging van de statuten overeenkomstig artikel 21;

b)

het beslissen over alle aangelegenheden die door het uitvoerend comité aan de Raad van bestuur worden voorgelegd;

c)

het aanstellen van de voorzitter en leden van het uitvoerend comité;

d)

het aannemen van het projectplan, de werkprogramma's, het middelenramingsplan, het personeelsplan en het personeelsbeleidsplan;

e)

het aannemen van de jaarbegroting, het goedkeuren van de jaarlijkse boekhouding, met inbegrip van de specifieke delen betreffende de administratieve en de personeelskosten, en de kwijtingverlening aan de directeur voor de uitvoering van de begroting, in overeenstemming met het financieel reglement;

f)

het uitoefenen van de bevoegdheden bedoeld in artikel 10, lid 3, in verband met de directeur;

g)

het goedkeuren van de organisatorische basisstructuur van de gemeenschappelijke onderneming;

h)

het aannemen van het financieel reglement en de desbetreffende uitvoeringsregels in overeenstemming met artikel 13, lid 1;

i)

het aannemen van de uitvoeringsbepalingen bedoeld in artikel 10, leden 2 en 4, met betrekking tot het personeel;

j)

het aannemen van uitvoeringsregels voor het beschikbaar stellen van personeel voor de ITER-organisatie en voor de activiteiten in het kader van de bredere aanpak;

k)

het aannemen en toepassen van maatregelen en richtsnoeren voor het bestrijden van fraude en onregelmatigheden en voor het beheren van potentiële belangenconflicten;

l)

het goedkeuren van de gastovereenkomst tussen de gemeenschappelijke onderneming en Spanje (hierna „het gastland” genoemd), overeenkomstig artikel 18;

m)

alle besluitvorming betreffende het aankopen, verkopen en hypothekeren van onroerende goederen en andere rechten op onroerende goederen, alsmede het verlenen van waarborgen of garanties, het nemen van een participatie in andere ondernemingen of instellingen en het opnemen of verstrekken van leningen;

n)

het goedkeuren van de sluiting van overeenkomsten of regelingen betreffende samenwerking met derde landen en met instellingen, ondernemingen of personen van derde landen of met internationale organisaties;

o)

het goedkeuren van de jaarlijkse activiteitenverslagen over de voortgang van de gemeenschappelijke onderneming met het oog op haar werkprogramma's en haar middelen;

p)

het aannemen van regels inzake industrieel beleid, intellectuele eigendomsrechten en de verspreiding van informatie met instemming van de Commissie;

q)

het oprichten van een of meer wetenschappelijke programmaraden en het aanstellen van de leden ervan;

r)

het uitoefenen van dergelijke andere bevoegdheden en het verrichten van dergelijke andere functies, inclusief de oprichting van secundaire organen, voor zover dit nodig is voor de uitoefening van haar functies ter bevordering van de verwezenlijking van haar doelstellingen.

4.   De stemrechten van de leden van de gemeenschappelijke onderneming zijn vastgesteld in bijlage I. De stemmen van elk lid zijn ondeelbaar.

5.   Besluiten van de Raad van bestuur krachtens lid 3, onder a), vereisen unanimiteit.

Besluiten van de Raad van bestuur krachtens lid 3, onder b) tot en met m), vereisen een tweederde meerderheid van het totale aantal stemmen.

Tenzij anders aangegeven, vereisen alle andere besluiten van de Raad van bestuur een gewone meerderheid van het totale aantal stemmen.

6.   Wanneer Euratom van oordeel is dat een besluit van de Raad van bestuur strijdig kan zijn met het Gemeenschapsrecht, en met name met de internationale verplichtingen van de Gemeenschap uit hoofde van de internationale ITER-overeenkomst, kan het daartegen voorbehoud aantekenen. Dit voorbehoud moet door Euratom juridisch worden gemotiveerd.

In dat geval wordt het besluit opgeschort en samen met het standpunt van de Raad van bestuur voorgelegd aan de Commissie, die het juridisch toetst.

Binnen een maand nadat de zaak aan de Commissie is voorgelegd, kan zij een besluit nemen over de wettigheid van het besluit van de Raad van bestuur; zoniet wordt het besluit van de Raad van bestuur geacht te zijn gehandhaafd.

De Raad van bestuur neemt zijn besluit opnieuw in overweging in het licht van de standpunten van de Commissie, en neemt een definitief besluit.

7.   De Raad van bestuur kiest op voorstel van Euratom uit zijn midden een voorzitter met een meerderheid van twee derde van het totale aantal stemmen. De voorzitter heeft een ambtstermijn van twee jaar en is eenmaal herverkiesbaar.

8.   De Raad van bestuur vergadert op convocatie van de voorzitter en dit ten minste twee keer per jaar. De Raad van bestuur kan ook worden bijeengeroepen op verzoek van een gewone meerderheid van zijn leden, of op verzoek van de directeur of van Euratom. De vergaderingen worden in de regel gehouden in de zetel van de gemeenschappelijke onderneming.

9.   Behoudens een andersluidende beslissing in bijzondere gevallen, nemen de directeur van de gemeenschappelijke onderneming en de voorzitter van het uitvoerend comité deel aan de vergaderingen van de Raad van bestuur.

10.   De Raad van bestuur neemt zijn reglement van orde aan en keurt het reglement van orde van het uitvoerend comité goed met een meerderheid van twee derde van het totale aantal stemmen.

Artikel 7

Uitvoerend comité

1.   Het uitvoerend comité staat de Raad van bestuur bij in de voorbereiding van zijn besluiten en voert alle andere taken uit die de Raad van bestuur aan het comité kan opdragen.

2.   Het uitvoerend comité bestaat uit 13 leden die door de Raad van bestuur worden aangewezen uit personen met een erkende reputatie en beroepservaring in wetenschappelijke, technische en financiële aangelegenheden die relevant zijn voor de functies bedoeld in dit artikel. Eén lid van het uitvoerend comité vertegenwoordigt Euratom.

3.   Het uitvoerend comité is met name belast met:

a)

het goedkeuren van de gunning van contracten in overeenstemming met het financieel reglement;

b)

het formuleren van opmerkingen en aanbevelingen aan de Raad van bestuur betreffende het voorstel voor het projectplan, de werkprogramma's, het middelenramingsplan, de jaarbegroting en de rekeningen die door de directeur worden opgesteld;

c)

het indienen bij de Raad van bestuur, op verzoek van Euratom of van een meerderheid van zijn leden, van besluiten betreffende de gunning van contracten of alle andere aan het comité opgedragen taken.

4.   Elk lid van het uitvoerend comité heeft één stem.

5.   Tenzij anders vermeld, vereisen besluiten van het uitvoerend comité een meerderheid van negen stemmen.

6.   De ambtstermijn van leden van het uitvoerend comité beloopt twee jaar en is eenmaal verlengbaar. Om de twee jaar wordt ten minste de helft van de leden vervangen.

7.   Na afloop van hun ambtstermijn blijven de leden in functie totdat in de verlenging van hun ambtstermijn of in hun vervanging is voorzien. Indien een lid zijn ambt neerlegt, blijft hij in functie totdat hij wordt vervangen.

8.   De voorzitter van het uitvoerend comité wordt door de Raad van bestuur aangesteld voor een periode van twee jaar, die eenmaal kan worden verlengd.

9.   Het uitvoerend comité vergadert op convocatie van de voorzitter ten minste zes keer per jaar. Het uitvoerend comité kan ook worden bijeengeroepen op verzoek van ten minste drie leden, of op verzoek van de directeur of van Euratom. De vergaderingen worden normaliter gehouden in de zetel van de gemeenschappelijke onderneming.

10.   De voorzitter van het uitvoerend comité neemt deel aan de vergaderingen van de Raad van bestuur, behoudens andersluidende beslissing van de Raad van bestuur.

11.   Onder voorbehoud van de voorafgaande goedkeuring van de Raad van bestuur neemt het uitvoerend comité zijn reglement van orde aan.

Artikel 8

De directeur

1.   De directeur is als algemeen directeur belast met het dagelijks beheer van de gemeenschappelijke onderneming en is de wettelijke vertegenwoordiger ervan.

2.   De directeur wordt door de Raad van bestuur voor een periode van vijf jaar benoemd op basis van een lijst van kandidaten die de Commissie voordraagt na een oproep tot belangstellenden in het Publicatieblad van de Europese Unie en in andere persorganen of op internetsites. De directeur wordt benoemd voor een periode van vijf jaar. Na een evaluatie van de prestaties van de directeur gedurende deze periode door Euratom, en op voordracht van deze instelling, kan de Raad van bestuur de ambtstermijn eenmaal met maximaal vijf jaar verlengen.

3.   De directeur is onderworpen aan het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (hierna „het Statuut” genoemd), alsmede aan de voorschriften die de instellingen van de Europese Gemeenschap gezamenlijk hebben vastgesteld ter uitvoering van voornoemd Statuut, behoudens andersluidende bepaling in deze statuten.

4.   De directeur voert de werkprogramma's uit en leidt de uitvoering van de activiteiten als bedoeld in artikel 3. Hij verstrekt de Raad van bestuur, het uitvoerend comité, de wetenschappelijke programmaraden en alle secundaire organen alle informatie die nodig is voor de uitoefening van hun functies.

Met name is de directeur belast met:

a)

het organiseren, leiden en superviseren van het personeel en het uitoefenen ten aanzien van het personeel van de aan het tot aanstelling bevoegde gezag toegekende bevoegdheden;

b)

het bepalen van de organisatorische basisstructuur van de gemeenschappelijke onderneming en het ter goedkeuring voorleggen daarvan aan de Raad van bestuur;

c)

het opstellen en regelmatig actualiseren van het projectplan, de werkprogramma's van de gemeenschappelijke onderneming en het personeelsbeleidsplan;

d)

het opstellen, in overeenstemming met de ITER-overeenkomst en met de Overeenkomst inzake de bredere aanpak met Japan, van uitvoeringsregels voor het beschikbaar stellen van personeel voor de ITER-organisatie en voor activiteiten in het kader van de bredere aanpak;

e)

het opstellen, in overeenstemming met het financieel reglement, van het middelenramingsplan en de jaarlijkse ontwerp-budgetten inclusief de personeelsformatie van de gemeenschappelijke onderneming;

f)

het uitvoeren van de begroting, het bijhouden van de inventarislijsten en het opstellen van de jaarrekening in overeenstemming met het financieel reglement;

g)

het verzekeren van goed financieel beheer en interne controles;

h)

het opstellen van de regels inzake intellectuele-eigendomsrechten en industrieel beleid, en inzake de verspreiding van informatie;

i)

het opstellen van het jaarlijkse activiteitenverslag over de voortgang van de uitvoering van de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming als vastgesteld in de werkprogramma's en het middelenramingsplan;

j)

het opstellen van andere soortgelijke verslagen die door de Raad van bestuur of het uitvoerend comité kunnen worden gevraagd;

k)

het bijstaan van de Raad van bestuur, het uitvoerend comité en alle secundaire organen door het verzorgen van hun secretariaat;

l)

het deelnemen aan de vergaderingen van de Raad van bestuur, behoudens andersluidende beslissing van de Raad van bestuur, en het deelnemen aan de vergaderingen van het uitvoerend comité;

m)

het verzekeren dat wetenschappelijke en technische expertise aan de gemeenschappelijke onderneming ter beschikking wordt gesteld met het oog op de ontwikkeling van haar activiteiten;

n)

het verrichten van andere werkzaamheden en, voor zover nodig, het indienen van andere voorstellen bij de Raad van bestuur ter bevordering van de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 9

Wetenschappelijke programmaraad (programmaraden)

1.   De Raad van bestuur stelt de leden van de wetenschappelijke programmaraad (programmaraden) aan. De voorzitter van de programmaraad (programmaraden) wordt verkozen uit de leden ervan.

2.   De wetenschappelijke programmaraad (programmaraden) adviseert (adviseren) de Raad van bestuur en de directeur, voor zover nodig, over de aanneming en uitvoering van het projectplan en de werkprogramma's.

Artikel 10

Personeel

1.   Het personeel van de gemeenschappelijke onderneming staat de directeur bij in de uitvoering van zijn taken en bestaat in principe uit onderdanen van de leden van de gemeenschappelijke onderneming.

2.   Het Statuut en de regels die gezamenlijk door de instellingen van de Europese Gemeenschap zijn vastgesteld ter uitvoering van dat Statuut, zijn van toepassing op het personeel van de gemeenschappelijke onderneming.

De Raad van bestuur neemt, met instemming van de Commissie, de nodige uitvoeringsbepalingen aan in overeenstemming met de regelingen van artikel 110 van het Statuut.

3.   De gemeenschappelijke onderneming oefent ten aanzien van haar personeel de bevoegdheden uit die toevallen aan het tot aanstelling bevoegde gezag.

4.   De Raad van bestuur kan bepalingen aannemen op grond waarvan nationale deskundigen van de leden van de gemeenschappelijke onderneming gedetacheerd kunnen worden naar de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 11

Werkprogramma's en middelenramingsplan

De directeur stelt elk jaar het projectplan, het middelenramingsplan en de gedetailleerde jaarlijkse werkprogramma's en begroting op en legt deze voor aan de Raad van bestuur. Er wordt één werkprogramma opgesteld voor elk van de groepen van activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming, bedoeld in artikel 3.

Artikel 12

Middelen

1.   De middelen van de gemeenschappelijke onderneming bestaan uit een bijdrage van Euratom, jaarlijkse lidmaatschapsbijdragen en vrijwillige bijdragen van andere leden dan Euratom, bijdragen van het ITER-gastland en uit additionele middelen:

a)

de Euratom-bijdrage wordt beschikbaar gesteld via de ingevolge artikel 7 van het Verdrag aangenomen communautaire programma's voor onderzoek en opleiding;

b)

de jaarlijkse lidmaatschapsbijdragen nemen de vorm aan van financiële bijdragen en worden beschikbaar gesteld in overeenstemming met bijlage II;

c)

vrijwillige bijdragen kunnen gebeuren in contanten of in natura en worden niet meegerekend voor de jaarlijkse lidmaatschapsbijdrage;

d)

bijdragen van het ITER-gastland;

e)

aanvullende middelen kunnen worden ontvangen onder door de Raad van bestuur goedgekeurde voorwaarden.

2.   De middelen van de gemeenschappelijke onderneming worden alleen gebruikt ter bevordering van de verwezenlijking van haar doelstellingen als bepaald in artikel 2. De waarde van bijdragen in natura wordt bepaald door de gemeenschappelijke onderneming. Onverminderd artikel 19 worden aan de leden van de gemeenschappelijke onderneming geen uitkeringen gedaan uit hoofde van de verdeling van een eventueel overschot van de inkomsten boven de uitgaven van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 13

Financieel reglement

1.   Het financieel reglement en de regels tot uitvoering ervan worden aangenomen door de Raad van bestuur.

2.   In het financieel reglement zijn de regels vastgelegd voor de opstelling en uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming.

3.   Het financieel reglement moet in overeenstemming zijn met de algemene beginselen die zijn vastgesteld in bijlage III.

Artikel 14

Jaarlijks activiteitenverslag

Het jaarlijkse activiteitenverslag bevat een overzicht van de uitvoering van de werkprogramma's door de gemeenschappelijk onderneming. Het schetst met name de door de gemeenschappelijke onderneming uitgevoerde activiteiten en beoordeelt de behaalde resultaten met betrekking tot de doelstellingen en het vastgestelde tijdschema, de aan de uitgevoerde activiteiten verbonden risico's, het gebruik van de middelen en de algemene werking van de gemeenschappelijke onderneming. Het jaarlijkse activiteitenverslag wordt opgesteld door de directeur, goedgekeurd door de Raad van bestuur en toegezonden aan de leden, de Commissie, het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie.

Artikel 15

Jaarrekeningen en toezicht

1.   Binnen twee maanden na afloop van elk boekjaar worden de voorlopige rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming ingediend bij de Commissie en bij de Rekenkamer van de Europese Gemeenschappen (hierna „de Rekenkamer” genoemd).

De Rekenkamer maakt uiterlijk op 15 juni na afloop van elk boekjaar haar opmerkingen met betrekking tot de voorlopige rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming bekend.

Binnen zes maanden na afloop van elk boekjaar dient de directeur de definitieve rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming in bij de Commissie, de Raad, het Europees Parlement en de Rekenkamer.

Het Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad die besluit met een gekwalificeerde meerderheid, verleent vóór 30 april van jaar n+2 kwijting aan de directeur voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor jaar n.

2.   Het bij Besluit 1999/352/EG, EGKS, Euratom (1) opgerichte Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) geniet ten aanzien van de gemeenschappelijke onderneming en haar personeel dezelfde bevoegdheden als ten aanzien van de Commissiediensten. Zodra de gemeenschappelijke onderneming is opgericht, treedt die toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de interne onderzoeken verricht door OLAF (2). De Raad van bestuur bekrachtigt die toetreding en neemt de nodige maatregelen aan om interne onderzoeken door OLAF te vergemakkelijken.

3.   In alle door de gemeenschappelijke onderneming aangenomen besluiten en gesloten contracten wordt uitdrukkelijk bepaald dat OLAF en de Rekenkamer ter plaatse, inclusief in de kantoren van de eindbegunstigden, inspecties mogen houden van de documenten van alle contractanten en subcontractanten die communautaire middelen hebben ontvangen.

Artikel 16

Toetreding

1.   Bij toetreding tot Euratom wordt elke nieuwe lidstaat van de Europese Unie lid van de gemeenschappelijke onderneming.

2.   Elk derde land dat met Euratom op het gebied van beheerste kernfusie een samenwerkingsovereenkomst sluit waarbij zijn desbetreffende onderzoeksprogramma's geassocieerd worden met de Euratom-programma's, en de wens te kennen geeft om lid te worden van de gemeenschappelijke onderneming, wordt lid.

Artikel 17

Duur

De gemeenschappelijke onderneming wordt opgericht voor een periode van 35 jaar ingaande op 19 april 2007.

Artikel 18

Ondersteuning door het gastland

De gemeenschappelijke onderneming en het gastland sluiten een gastovereenkomst betreffende met name de locatie en de te verlenen ondersteuning.

Artikel 19

Liquidatie

1.   Aan het einde van de in artikel 17 bedoelde periode, of na een besluit van de Raad, wordt de gemeenschappelijke onderneming geliquideerd.

2.   Voor de uitvoering van de procedure tot liquidatie van de gemeenschappelijke onderneming benoemt de Raad van bestuur een of meer liquidateurs, die handelen volgens de door de Raad van bestuur verstrekte instructies.

3.   Waneer de gemeenschappelijke onderneming wordt geliquideerd, geeft zij alle praktische hulpmiddelen die haar overeenkomstig de gastovereenkomst van artikel 18 door het gastland ter beschikking waren gesteld, aan het gastland terug.

4.   Wanneer alle praktische hulpmiddelen zijn behandeld op de wijze bedoeld in lid 3, worden verdere activa gebruikt ter dekking van de verplichtingen van de gemeenschappelijke onderneming en de liquidatiekosten. Elk overschot of tekort wordt verdeeld over, respectievelijk opgebracht door de op het moment van de liquidatie bestaande leden in verhouding tot hun werkelijke totale bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 20

Eigendom en toewijzing van rechten

1.   De gemeenschappelijke onderneming bezit alle middelen en materiële, immateriële en financiële activa die door haar worden gecreëerd of verworven, tenzij anders overeengekomen tussen de Commissie en de gemeenschappelijke onderneming.

2.   De leden en hun nationale fusieorganisaties bieden de gemeenschappelijke onderneming kosteloos alle titels, rechten en verplichtingen aan die ontstaan op grond van contracten en orders die vóór de oprichting van de gezamenlijke onderneming in verband met de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming door of met de steun van Euratom zijn gesloten, respectievelijk geplaatst.

3.   De gemeenschappelijke onderneming kan elk contract en elke order als bedoeld in lid 2 overnemen.

Artikel 21

Wijzigingen

1.   Elk lid van de gemeenschappelijke onderneming kan bij de Raad van bestuur een voorstel indienen tot wijziging van deze statuten.

Het wijzigen van het stemsysteem en de stemrechten en het bepalen van de stemrechten van nieuwe leden geschiedt evenwel op voorstel van Euratom.

2.   Bij goedkeuring door de Raad van bestuur wordt het voorstel aan de Commissie voorgelegd.

3.   De Commissie dient bij de Raad een voorstel in ter goedkeuring van dergelijke wijzigingen in overeenstemming met artikel 50 van het Verdrag.

Artikel 22

Regeling van geschillen

1.   Onverminderd artikel 154 van het Verdrag kunnen geschillen tussen leden van de gemeenschappelijke onderneming of tussen een of meer leden en de gemeenschappelijke onderneming inzake de interpretatie of toepassing van deze statuten, die niet kunnen worden bijgelegd door de Raad van bestuur, op verzoek van een van de partijen bij het geschil worden voorgelegd aan een scheidsgerecht.

2.   Het scheidsgerecht wordt in elk individueel geval samengesteld. Het bestaat uit drie leden die gezamenlijk door de bij het geschil betrokken partijen worden benoemd. De leden van het scheidsgerecht benoemen uit hun midden een voorzitter.

3.   Indien de partijen bij het geschil binnen twee maanden na het verzoek tot voorlegging van een geschil aan een scheidsgerecht, de leden van het scheidsgerecht nog niet hebben benoemd, of indien de leden van een scheidsgerecht een maand na hun benoeming nog geen voorzitter hebben gekozen, worden dit lid, deze leden of de voorzitter op verzoek van een van de partijen bij het geschil benoemd door de president van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.

4.   Het scheidsgerecht besluit bij meerderheid van stemmen. Dergelijke beslissingen zijn bindend en niet aanvechtbaar.


(1)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 20.

(2)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.

BIJLAGE I BIJ DE STATUTEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

STEMRECHTEN VAN DE RAAD VAN BESTUUR

De stemrechten van de leden van de Raad van bestuur zijn als volgt verdeeld:

Euratom

5

Oostenrijk

2

België

2

Bulgarije

1

Cyprus

1

Tsjechische Republiek

2

Denemarken

2

Estland

1

Finland

2

Frankrijk

5

Griekenland

2

Duitsland

5

Hongarije

2

Ierland

2

Italië

5

Letland

2

Litouwen

2

Luxemburg

1

Malta

1

Polen

3

Portugal

2

Roemenië

2

Slowakije

2

Slovenië

2

Zweden

2

Zwitserland

2

Spanje

3

Nederland

2

Verenigd Koninkrijk

5

BIJLAGE II BIJ DE STATUTEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

JAARLIJKSE LIDMAATSCHAPSBIJDRAGEN

1.

Met uitzondering van Euratom betalen de leden een jaarlijkse lidmaatschapsbijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming.

2.

Het totale bedrag van de jaarlijkse lidmaatschapsbijdragen voor jaar n wordt berekend op basis van de jaarlijkse middelen die vereist zijn voor het beheer van de gemeenschappelijke onderneming in dat jaar, zoals aangenomen door de Raad van bestuur.

3.

Het totale bedrag van de jaarlijkse lidmaatschapsbijdragen mag niet groter zijn dan 10 % van de jaarlijkse middelen die vereist zijn voor het beheer van de gemeenschappelijke onderneming, als bedoeld in punt 2.

4.

De jaarlijkse lidmaatschapsbijdrage van elk lid bestaat, behoudens unanieme andersluidende beslissing van de Raad van bestuur, uit:

a)

een minimumbijdrage van 0,1 % van het totale bedrag van de jaarlijkse lidmaatschapsbijdragen als bedoeld in punt 2;

b)

een aanvullende bijdrage berekend in verhouding tot de financiële bijdrage van Euratom (1) (luidend in euro) in de uitgaven van het lid in het kader van het communautaire programma voor fusieonderzoek in het jaar n-2, zonder de vrijwillige bijdrage van het lid aan de verplichtingen van Euratom als bedoeld in de Overeenkomst inzake de bredere aanpak.


(1)  De financiële bijdrage van Euratom voor JET Operation niet meegerekend.

BIJLAGE III BIJ DE STATUTEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

FINANCIEEL REGLEMENT: ALGEMENE BEGINSELEN

1.

Het financieel reglement volgt de begrotingsbeginselen van:

a)

eenheid en begrotingswaarachtigheid;

b)

jaarperiodiciteit;

c)

evenwicht;

d)

rekeneenheid;

e)

universaliteit;

f)

specialiteit;

g)

goed financieel beheer;

h)

transparantie.

2.

De gemeenschappelijke onderneming voert interne controlenormen en -mechanismen in, inclusief regels betreffende financiële kanalen en procedures voor financiële operaties.

3.

De gemeenschappelijke onderneming richt een interne auditeenheid op.

4.

Niettegenstaande het in punt 1, onder c), genoemde beginsel van evenwicht heeft de gemeenschappelijke onderneming de mogelijkheid om, na goedkeuring door de Raad van bestuur en onder de voorwaarden van het financieel reglement, leningen af te sluiten in overeenstemming met artikel 4 van deze Statuten.

5.

Het financieel reglement stelt met name vast:

a)

het boekjaar, dat begint op de eerste dag van januari en eindigt op de laatste dag van december;

b)

de regels en procedures voor het meerjarige projectplan en middelenramingsplan, de presentatie en structuur ervan, inclusief budgettaire bepalingen en ramingen voor een periode van vijf jaar;

c)

de regels en procedures voor de jaarlijkse werkprogramma's en het jaarlijkse middelenramingsplan en de presentatie en structuur ervan, inclusief budgettaire bepalingen en ramingen voor een periode van twee jaar;

d)

de regels en procedures voor de opstelling en aanneming van de jaarlijkse begroting en de uitvoering ervan, inclusief procedures voor vastleggingen en betalingen;

e)

de beginselen betreffende invordering en betreffende de rente op de door de leden bijgedragen middelen;

f)

de regels en procedures voor de interne financiële controle, inclusief gedelegeerde bevoegdheden, met name betreffende de plafonds tot de hoogte waarvan de directeur contracten kan gunnen met of zonder goedkeuring van het uitvoerend comité;

g)

de regels en procedures voor de methode van berekening en overdracht van de betalingen van de bijdragen van de leden van de gemeenschappelijke onderneming;

h)

de regels en procedures voor het beheer van de middelen, inclusief procedures voor het aankopen, verkopen en bepalen van de waarde van materiële en immateriële activa;

i)

de regels en procedures voor het bijhouden en de presentatie van rekeningen en inventarislijsten en de opstelling en presentatie van de jaarlijkse balans;

j)

de regels en procedures voor het beheer van belangenconflicten en de rapportage van vermeende onregelmatigheden en fraude.

6.

De gemeenschappelijke onderneming voert een boekhouding op transactiebasis in overeenstemming met de internationale boekhoudnormen en de internationale financiële verslagleggingsnormen. Inkomsten en uitgaven worden gescheiden beheerd en verantwoord in de jaarrekening, die de budgettaire uitvoering van vastleggingen en betalingen samen met de administratieve uitgaven omvat. De gemeenschappelijke onderneming voert geen gescheiden boekhouding op basis van de herkomst van de leden, maar verantwoordt de ontvangen jaarlijkse lidmaatschapsbijdragen en ondernomen activiteiten.

7.

De personeelsformatie van de gemeenschappelijke onderneming wordt opgesteld met instemming van de Commissie en in overeenstemming met artikel 46 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 betreffende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (1).

8.

De ramingen van de inkomsten en uitgaven worden, samen met de exploitatierekeningen en de balans van de gemeenschappelijke onderneming voor elk boekjaar, bij de Commissie, de Raad en het Europees Parlement ingediend.

9.

De gemeenschappelijke onderneming neemt, rekening houdend met de specifieke operationele behoeften van de gemeenschappelijke onderneming die onder meer voortkomen uit internationale verbintenissen, bepalingen en regels aan die een systeem voor het plaatsen van opdrachten vormen dat geïntegreerd is in, en verenigbaar is met, het systeem voor het plaatsen van opdrachten van de ITER-organisatie, waardoor de gemeenschappelijke onderneming in staat wordt gesteld de geplande activiteiten voor het plaatsen van opdrachten efficiënt en tijdig te vervullen.


(1)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).


Top