EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006L0013

Richtlijn 2006/13/EG van de Commissie van 3 februari 2006 tot wijziging van de bijlagen I en II bij Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake ongewenste stoffen in diervoeding wat dioxinen en dioxineachtige PCB’s betreft (Voor de EER relevante tekst)

PB L 32 van 4.2.2006, p. 44–53 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB L 330M van 28.11.2006, p. 97–106 (MT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO, HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2006/13/oj

4.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 32/44


RICHTLIJN 2006/13/EG VAN DE COMMISSIE

van 3 februari 2006

tot wijziging van de bijlagen I en II bij Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake ongewenste stoffen in diervoeding wat dioxinen en dioxineachtige PCB’s betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding (1), en met name op artikel 8, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Richtlijn 2002/32/EG is het verboden voor het voederen van dieren bedoelde producten waarvan het gehalte aan ongewenste stoffen de in bijlage I van die richtlijn vermelde maximumgehalten overschrijdt, in het verkeer te brengen of te gebruiken.

(2)

„Dioxinen” in de zin van deze richtlijn omvatten een groep van 75 polychloordibenzo-p-dioxinecongeneren (PCDD’s) en 135 polychloordibenzofuraancongeneren (PCDF’s), waarvan er 17 in toxicologisch opzicht van belang zijn. Polychloorbifenylen (PCB’s) zijn een groep van 209 verschillende congeneren die op grond van de toxicologische eigenschappen ervan in twee groepen kunnen worden verdeeld: twaalf congeneren bezitten soortgelijke toxicologische eigenschappen als dioxinen en worden daarom dikwijls „dioxineachtige PCB’s” genoemd. De andere PCB’s vertonen geen dioxineachtige toxiciteit, maar hebben een ander toxicologisch profiel.

(3)

Congeneren van dioxinen of dioxineachtige PCB’s vertonen een verschillende toxiciteit. Voor de vaststelling van de toxiciteit van deze verschillende congeneren is het begrip toxische-equivalentiefactor (TEF’s) geïntroduceerd om de risicobeoordeling en wettelijke controle te vergemakkelijken. Dit betekent dat de analyseresultaten voor elk van de 17 dioxinecongeneren en de 12 dioxineachtige PCB-congeneren in een kwantificeerbare eenheid worden uitgedrukt: namelijk de „TCDD toxische-equivalentconcentratie” (TEQ).

(4)

Op 30 mei 2001 heeft het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding (SCF) een advies over de risicobeoordeling van dioxinen en dioxineachtige PCB’s in voedsel goedgekeurd op basis van nieuwe wetenschappelijke informatie die sinds de goedkeuring van zijn advies van 22 november 2000 bekend is geworden (2). Het SCF heeft voor dioxinen en dioxineachtige PCB’s een toelaatbare wekelijkse inname (tolerable weekly intake — TWI) vastgesteld van 14 pg WHO-TEQ/kg lichaamsgewicht. Uit blootstellingsschattingen blijkt dat de dioxine-inname van een aanzienlijk deel van de bevolking van de Gemeenschap boven de toelaatbare grens (TWI) ligt. In sommige landen kunnen bepaalde bevolkingsgroepen een groter risico lopen als gevolg van hun specifieke voedingsgewoonten.

(5)

Ruim 90 % van de blootstelling van de mens aan dioxinen en dioxineachtige PCB’s is afkomstig van levensmiddelen. Levensmiddelen van dierlijke oorsprong veroorzaken circa 80 % van alle blootstelling. De dioxinen en dioxineachtige PCB’s in dieren zijn voornamelijk afkomstig uit diervoeder. Daarom is diervoeder, en in sommige gevallen grond, als potentiële bron van dioxinen en dioxineachtige PCB’s een punt van zorg.

(6)

Het Wetenschappelijk Comité voor de diervoeding (SCAN) is verzocht advies uit te brengen over de bronnen van de contaminatie van voedingsmiddelen met dioxinen, inclusief dioxineachtige PCB’s, de blootstelling van voedselproducerende dieren aan dioxinen en PCB’s, de mate waarin deze verbindingen in levensmiddelen van dierlijke herkomst terechtkomen en de eventuele gevolgen van dioxinen en PCB’s in diervoeder voor de diergezondheid. Het SCAN heeft op 6 november 2000 een advies goedgekeurd. Hierin werden vismeel en visolie als de sterkst verontreinigde voedingsmiddelen genoemd. Dierlijke vetten kwamen op de tweede plaats. Alle andere voedermiddelen van dierlijke of plantaardige herkomst bevatten relatief weinig dioxinen. De dioxineverontreiniging van ruwvoer liep sterk uiteen, afhankelijk van de locatie, de mate van verontreiniging met grond en de blootstelling aan luchtverontreiniging. Het SCAN adviseerde onder meer om vooral maatregelen te nemen om de gevolgen van de meest verontreinigde voedermiddelen voor de dagelijkse voeding te verminderen.

(7)

Hoewel uit toxicologisch oogpunt voor zowel dioxinen als dioxineachtige PCB’s maximumgehalten zouden moeten gelden, zijn alleen maximumgehalten vastgesteld voor dioxinen en niet voor dioxineachtige PCB’s, omdat toentertijd nog zeer weinig bekend was over de prevalentie van dioxineachtige PCB’s. Inmiddels zijn er echter meer gegevens over de aanwezigheid van dioxineachtige PCB’s beschikbaar.

(8)

Overeenkomstig Richtlijn 2002/32/EG dient de Commissie de bepalingen inzake dioxinen eind 2004 in het licht van de nieuwe gegevens betreffende de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB’s voor het eerst te herzien, met name zodat de vast te stellen gehalten ook voor dioxineachtige PCB’s zullen gaan gelden.

(9)

Alle marktdeelnemers die betrokken zijn bij het productieproces van diervoeder en levensmiddelen moeten alles in het werk blijven stellen om de dioxinen en PCB’s in diervoeders te beperken. Richtlijn 2002/32/EG bepaalt dienovereenkomstig dat de geldende maximumgehalten uiterlijk 31 december opnieuw moeten worden herzien om deze fors te verlagen. Gezien de tijd die nodig is om voldoende controlegegevens voor de vaststelling van dergelijke aanzienlijk lagere gehalten te verkrijgen, moet die termijn worden verlengd.

(10)

Voorgesteld wordt om maximumgehalten vast te stellen voor de som van dioxinen en dioxineachtige PCB’s, uitgedrukt in de door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) vastgestelde toxiciteitsequivalenten, met gebruikmaking van de WHO-TEF’s, aangezien dit in toxicologisch opzicht de meest geschikte aanpak is. Met het oog op een soepele overgang dienen de huidige gehalten voor dioxinen gedurende een overgangsperiode te blijven gelden naast de nieuw vastgestelde gehalten voor de som van dioxinen en dioxineachtige PCB’s. Het afzonderlijke maximumgehalte voor dioxinen (PCDD/F) blijft tijdelijk van toepassing. De in punt 27 a genoemde voor het voederen van dieren bestemde producten moeten tijdens die periode met de maximumgehalten voor dioxinen en met de maximumgehalten voor de som van dioxinen en dioxineachtige PCB’s in overeenstemming zijn. Vóór 31 december 2008 zal worden overwogen het afzonderlijke maximumgehalte voor dioxinen af te schaffen.

(11)

Met het oog op een geharmoniseerde handhaving in de gehele Europese Unie is het van groot belang dat de analyseresultaten op uniforme wijze worden gerapporteerd en geïnterpreteerd. Richtlijn 2002/70/EG van de Commissie van 26 juli 2002 tot vaststelling van voorschriften voor de gehaltebepaling van dioxinen en dioxineachtige PCB’s in diervoeders (3) bepaalt dat een product dat bedoeld is voor het voederen van dieren als niet in overeenstemming met het vastgestelde maximumgehalte wordt beschouwd indien het door een duplobepaling bevestigde en als gemiddelde van minstens twee afzonderlijke bepalingen berekende analyseresultaat het maximumgehalte buiten redelijke twijfel overschrijdt, rekening houdend met de meetonzekerheid. De uitgebreide onzekerheid kan op verschillende manieren worden berekend (4).

(12)

Richtlijn 2002/32/EG biedt de mogelijkheid om maximumgehalten aan ongewenste stoffen in toevoegingsmiddelen vast te stellen. Daar er hoge gehalten aan dioxine in sporenelementen zijn aangetroffen, dient een maximumgehalte voor dioxinen en voor de som van dioxinen en dioxineachtige PCB’s voor alle tot de functionele groep „Verbindingen van sporenelementen” behorende toevoegingsmiddelen te worden bepaald. De maximumgehalten moeten voortaan ook gaan gelden voor alle toevoegingsmiddelen van de functionele groep „Bindmiddelen en verdunningsmiddelen” en voor voormengsels.

(13)

Ter stimulering van een proactieve aanpak ten behoeve van de vermindering van de in levensmiddelen en diervoeder aanwezige dioxinen en dioxineachtige PCB’s zijn actiedrempels vastgesteld in Aanbeveling 2002/201/EG van de Commissie van 4 maart 2002 inzake de reductie van de aanwezigheid van dioxinen, furanen en PCB’s in diervoeder en levensmiddelen (5). Deze actiedrempels zijn voor de bevoegde autoriteiten en de exploitanten een hulpmiddel om te bepalen in welke gevallen het wenselijk is een bron van contaminatie op te sporen en maatregelen te nemen om deze te reduceren of te elimineren. Aangezien de bronnen van dioxinen en dioxineachtige PCB’s verschillend zijn, moeten afzonderlijke actiedrempels worden vastgesteld voor dioxinen enerzijds en dioxineachtige PCB’s anderzijds.

(14)

Richtlijn 2002/32/EG biedt de mogelijkheid om actiedrempels vast te stellen. De actiedrempels van Aanbeveling 2002/201/EG moeten derhalve in bijlage II bij Richtlijn 2002/32/EG worden overgenomen.

(15)

In het belang van de consumentenbescherming is het belangrijk dat de menselijke blootstelling aan dioxinen en dioxineachtige PCB’s via de voeding wordt verminderd. Aangezien de contaminatie van levensmiddelen rechtstreeks samenhangt met de contaminatie van diervoeder, is een geïntegreerde aanpak nodig om de incidentie van dioxinen en dioxineachtige PCB’s in de hele voedselketen te verkleinen, d.w.z. van diervoeder via voedselproducerende dieren tot mensen. Er wordt een proactieve aanpak gehanteerd om dioxinen en dioxineachtige PCB’s in diervoeder en levensmiddelen metterdaad terug te dringen; derhalve moeten de geldende maximumgehalten binnen een bepaalde termijn opnieuw worden bekeken met de bedoeling lagere gehalten vast te stellen. Daarom zal uiterlijk 31 december 2008 worden overwogen de maximumgehalten voor de som van dioxinen en dioxineachtige PCB’s aanzienlijk te verminderen.

(16)

De marktdeelnemers moeten maatregelen nemen om hun decontaminatiecapaciteit voor een doeltreffende verwijdering van dioxinen en dioxineachtige PCB’s uit visolie te vergroten. De marktdeelnemers moeten nog meer stappen nemen om de diverse mogelijkheden tot verwijdering van dioxinen en dioxineachtige PCB’s uit vismeel en viseiwithydrolysaten te onderzoeken. Zodra ook decontaminatietechnologie voor vismeel en viseiwithydrolysaten beschikbaar is, zullen de marktdeelnemers zich voor een adequate decontaminatiecapaciteit moeten inzetten. Het aanzienlijk lagere maximumgehalte voor de som van dioxinen en dioxineachtige PCB’s, dat uiterlijk 31 december 2008 dient te worden overwogen, moet voor visolie, vismeel en viseiwithydrolysaten gelden en zijn gebaseerd op de technische mogelijkheden van de meest effectieve, rendabele decontaminatieprocedure. Voor visvoeder zal dit aanzienlijk lagere gehalte worden bepaald op basis van de technische mogelijkheden van de meest effectieve, rendabele decontaminatieprocedure voor visolie en vismeel.

(17)

De voor de analyse van dioxinen en dioxineachtige PCB’s gebruikte extractiemethode is van grote invloed op het analyseresultaat, vooral wanneer het gaat om voor diervoeder bestemde producten van minerale oorsprong, en daarom moet vóór de datum van toepassing worden vastgesteld welke extractiemethode voor de analyse van dioxinen en dioxineachtige PCB’s zal worden gebruikt.

(18)

Richtlijn 2002/32/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(19)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en II bij Richtlijn 2002/32/EG worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 4 november 2006 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 3 februari 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/87/EG (PB L 318 van 6.12.2005, blz. 19).

(2)  Opinion of the Scientific Committee on Food on the Risk Assessment of Dioxins and Dioxin-like PCBs in Food adopted on 30 May 2001 — Update based on new scientific information available since the adoption of the SCF opinion of 22nd November 2000 (http://europa.eu.int/comm/food/fs/sc/scf/out90_en.pdf) (Nog niet vertaald in het Nederlands).

(3)  PB L 209 van 6.8.2002, blz. 15. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/7/EG (PB L 27 van 29.1.2005, blz. 41).

(4)  Informatie over de verschillende manieren om de uitgebreide onzekerheid te berekenen en betreffende de waarde van de meetonzekerheid zijn opgenomen in het verslag „Report on the relationship between analytical results, measurement uncertainty, recovery factors and the provisions of EU food and feed legislation” — http://europa.eu.int/comm/food/food/chemicalsafety/contaminants/report-sampling_analysis_2004_en.pdf

(5)  PB L 67 van 9.3.2002, blz. 69.


BIJLAGE

a)

Punt 27 in bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG komt als volgt te luiden:

Ongewenste stoffen

Producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren

Maximumgehalte voor een diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

(1)

(2)

(3)

„27a.

Dioxine (som van de polychloordibenzo-para-dioxinen (PCDD’s) en de polychloordibenzofuranen (PCDF’s), uitgedrukt in door de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie) vastgestelde toxische equivalenten, waarbij gebruik wordt gemaakt van de WHO-TEF’s (toxische-equivalentiefactoren van 1997) (1)

a)

Voedermiddelen van plantaardige oorsprong, met uitzondering van plantaardige oliën en nevenproducten daarvan

0,75 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (2)  (3)

b)

Plantaardige oliën en nevenproducten daarvan

0,75 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (2)  (3)

c)

Voedermiddelen van minerale oorsprong

1,0 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (2)  (3)

d)

Dierlijk vet, inclusief melkvet en eivet

2,0 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (2)  (3)

e)

Andere van landdieren afkomstige producten, inclusief melk en melkproducten en eieren en producten afkomstig van eieren

0,75 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (2)  (3)

f)

Visolie

6,0 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (2)  (3)

g)

Vis, andere zeedieren en (neven)producten daarvan, met uitzondering van visolie en viseiwithydrolysaten die meer dan 20 % vet bevatten (4)

1,25 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (2)  (3)

h)

Viseiwithydrolysaten die meer dan 20 % vet bevatten (4)

2,25 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (2)  (3)

i)

De toevoegingsmiddelen kaoliniethoudende klei, calciumsulfaatdihydraat, vermiculiet, natroliet-fonoliet, synthetische calciumaluminaten en clinoptiloliet van sedimentaire oorsprong, behorende tot de functionele groep „Bindmiddelen en verdunningsmiddelen”

0,75 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (2)  (3)

j)

Toevoegingsmiddelen, behorende tot de functionele groep „Verbindingen van sporenelementen”

1,0 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (2)  (3)

k)

Voormengsels

1,0 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (2)  (3)

l)

Mengvoeders, met uitzondering van voeders voor pelsdieren en gezelschapsdieren, en van visvoer

0,75 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (2)  (3)

m)

Visvoer.

Voeders voor gezelschapsdieren

2,25 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (2)  (3)

27b.

Som van dioxinen en dioxineachtige PCB’s (som van de polychloordibenzo-para-dioxinen (PCDD’s), de polychloordibenzofuranen (PCDF’s) en de polychloorbifenylen (PCB’s), uitgedrukt in door de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie) vastgestelde toxische equivalenten, waarbij gebruik wordt gemaakt van de WHO-TEF’s (toxische-equivalentiefactoren van 1997) (1)

a)

Voedermiddelen van plantaardige oorsprong, met uitzondering van plantaardige oliën en nevenproducten daarvan

1,25 ng WHO-PCDD/F-PCB-TEQ/kg (2)

b)

Plantaardige oliën en nevenproducten daarvan

1,5 ng WHO-PCDD/F-PCB-TEQ/kg (2)

c)

Voedermiddelen van minerale oorsprong

1,5 ng WHO-PCDD/F-PCB-TEQ/kg (2)

d)

Dierlijk vet, inclusief melkvet en eivet

3,0 ng WHO-PCDD/F-PCB-TEQ/kg (2)

e)

Andere van landdieren afkomstige producten, inclusief melk en melkproducten en eieren en producten afkomstig van eieren

1,25 ng WHO-PCDD/F-PCB-TEQ/kg (2)

f)

Visolie

24,0 ng WHO-PCDD/F-PCB-TEQ/kg (2)

g)

Vis, andere zeedieren en (neven)producten daarvan, met uitzondering van visolie en viseiwithydrolysaten die meer dan 20 % vet bevatten (4)

4,5 ng WHO-PCDD/F-PCB-TEQ/kg (2)

h)

Viseiwithydrolysaten die meer dan 20 % vet bevatten

11,0 ng WHO-PCDD/F-PCB-TEQ/kg (2)

i)

Toevoegingsmiddelen, behorende tot de functionele groep „Bindmiddelen en verdunningsmiddelen”

1,5 ng WHO-PCDD/F-PCB-TEQ/kg (2)

j)

Toevoegingsmiddelen, behorende tot de functionele groep „Verbindingen van sporenelementen”

1,5 ng WHO-PCDD/F-PCB-TEQ/kg (2)

k)

Voormengsels

1,5 ng WHO-PCDD/F-PCB-TEQ/kg (2)

l)

Mengvoeder, met uitzondering van voeders voor pelsdieren en gezelschapsdieren, en van visvoer

1,5 ng WHO-PCDD/F-PCB-TEQ/kg (2)

m)

Visvoeder.

Voeders voor gezelschapsdieren

7,0 ng WHO-PCDD/F-PCB-TEQ/kg (2)

b)

Bijlage II bij Richtlijn 2002/32/EG komt als volgt te luiden:

„Ongewenste stoffen

Producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren

Actiedrempel van een diervoeder met een vochtgehalte van 12 %.

Opmerkingen en aanvullende informatie (bv. de aard van de te verrichten onderzoeken)

(1)

(2)

(3)

(4)

1.

Dioxine (som van de polychloordibenzo-para-dioxinen (PCDD’s) en de polychloordibenzofuranen (PCDF’s), uitgedrukt in door de WHO (Wereldgezondheidsorga-nisatie) vastgestelde toxische equivalenten, waarbij gebruik wordt gemaakt van de WHO-TEF’s (toxische-equivalentiefactoren van 1997) (5)

a)

Voedermiddelen van plantaardige oorsprong, met uitzondering van plantaardige oliën en nevenproducten daarvan

0,5 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (6)  (7)

Vaststelling van bron van contaminatie. Neem na vaststelling van de bron van contaminatie zo mogelijk passende maatregelen om deze te reduceren of te elimineren.

b)

Plantaardige oliën en nevenproducten daarvan

0,5 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (6)  (7)

Vaststelling van bron van contaminatie. Neem na vaststelling van de bron van contaminatie zo mogelijk passende maatregelen om deze te reduceren of te elimineren.

c)

Voedermiddelen van minerale oorsprong

0,5 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (6)  (7)

Vaststelling van bron van contaminatie. Neem na vaststelling van de bron van contaminatie zo mogelijk passende maatregelen om deze te reduceren of te elimineren.

d)

Dierlijk vet, inclusief melkvet en eivet

1,0 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (6)  (7)

Vaststelling van bron van contaminatie. Neem na vaststelling van de bron van contaminatie zo mogelijk passende maatregelen om deze te reduceren of te elimineren.

e)

Andere van landdieren afkomstige producten, inclusief melk en melkproducten en eieren en producten afkomstig van eieren

0,5 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (6)  (7)

Vaststelling van bron van contaminatie. Neem na vaststelling van de bron van contaminatie zo mogelijk passende maatregelen om deze te reduceren of te elimineren.

f)

Visolie

5,0 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (6)  (7)

In veel gevallen is het wellicht niet nodig een onderzoek naar de bron van de contaminatie te verrichten, aangezien het achtergrondniveau in sommige gebieden dichtbij of boven de actiedrempel ligt. Indien de actiedrempel echter wordt overschreden, dienen alle gegevens, zoals bemonsteringsperiode, geografische herkomst, vissoort, enz., te worden geregistreerd met het oog op toekomstige maatregelen voor de aanpak van de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige verbindingen in deze diervoeders.

g)

Vis, andere zeedieren en (neven)producten daarvan, met uitzondering van visolie en viseiwithydrolysaten die meer dan 20 % vet bevatten

1,0 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (6)  (7)

In veel gevallen is het wellicht niet nodig een onderzoek naar de bron van de contaminatie te verrichten, aangezien het achtergrondniveau in sommige gebieden dichtbij of boven de actiedrempel ligt. Indien de actiedrempel echter wordt overschreden, dienen alle gegevens, zoals bemonsteringsperiode, geografische herkomst, vissoort, enz., te worden geregistreerd met het oog op toekomstige maatregelen voor de aanpak van de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige verbindingen in deze diervoeders.

h)

Viseiwithydrolysaten die meer dan 20 % vet bevatten

1,75 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (6)  (7)

In veel gevallen is het wellicht niet nodig een onderzoek naar de bron van de contaminatie te verrichten, aangezien het achtergrondniveau in sommige gebieden dichtbij of boven de actiedrempel ligt. Indien de actiedrempel echter wordt overschreden, dienen alle gegevens, zoals bemonsteringsperiode, geografische herkomst, vissoort, enz., te worden geregistreerd met het oog op toekomstige maatregelen voor de aanpak van de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige verbindingen in deze diervoeders.

i)

Toevoegingsmiddelen, behorende tot de functionele groep „Bindmiddelen en verdunningsmiddelen”

0,5 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (6)  (7)

Vaststelling van bron van contaminatie. Neem na vaststelling van de bron van contaminatie zo mogelijk passende maatregelen om deze te reduceren of te elimineren.

j)

Toevoegingsmiddelen, behorende tot de functionele groep „Verbindingen van sporenelementen”

0,5 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (6)  (7)

Vaststelling van bron van contaminatie. Neem na vaststelling van de bron van contaminatie zo mogelijk passende maatregelen om deze te reduceren of te elimineren.

k)

Voormengsels

0,5 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (6)  (7)

Vaststelling van bron van contaminatie. Neem na vaststelling van de bron van contaminatie zo mogelijk passende maatregelen om deze te reduceren of te elimineren.

l)

Mengvoeders, met uitzondering van voeders voor pelsdieren en gezelschapsdieren, en van visvoer

0,5 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (6)  (7)

Vaststelling van bron van contaminatie. Neem na vaststelling van de bron van contaminatie zo mogelijk passende maatregelen om deze te reduceren of te elimineren.

m)

Visvoeder.

Voeders voor gezelschapsdieren

1,75 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg (6)  (7)

In veel gevallen is het wellicht niet nodig een onderzoek naar de bron van de contaminatie te verrichten, aangezien het achtergrondniveau in sommige gebieden dichtbij of boven de actiedrempel ligt. Indien de actiedrempel echter wordt overschreden, dienen alle gegevens, zoals bemonsteringsperiode, geografische herkomst, vissoort, enz., te worden geregistreerd met het oog op toekomstige maatregelen voor de aanpak van de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige verbindingen in deze diervoeders.

2.

Dioxineachtige PCB’s (som van de polychloorbifenylen (PCB’s), uitgedrukt in door de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie) vastgestelde toxische equivalenten, waarbij gebruik wordt gemaakt van de WHO-TEF’s (toxische-equivalentiefactoren van 1997) (5)

a)

Voedermiddelen van plantaardige oorsprong, met uitzondering van plantaardige oliën en nevenproducten daarvan

0,35 ng WHO-PCB-TEQ/kg (6)  (7)

Vaststelling van bron van contaminatie. Neem na vaststelling van de bron van contaminatie zo mogelijk passende maatregelen om deze te reduceren of te elimineren.

b)

Plantaardige oliën en nevenproducten daarvan

0,5 ng WHO-PCB-TEQ/kg (6)  (7)

Vaststelling van bron van contaminatie. Neem na vaststelling van de bron van contaminatie zo mogelijk passende maatregelen om deze te reduceren of te elimineren.

c)

Voedermiddelen van minerale oorsprong

0,35 ng WHO-PCB-TEQ/kg (6)  (7)

Vaststelling van bron van contaminatie. Neem na vaststelling van de bron van contaminatie zo mogelijk passende maatregelen om deze te reduceren of te elimineren.

d)

Dierlijk vet, inclusief melkvet en eivet

0,75 ng WHO-PCB-TEQ/kg (6)  (7)

Vaststelling van bron van contaminatie. Neem na vaststelling van de bron van contaminatie zo mogelijk passende maatregelen om deze te reduceren of te elimineren.

e)

Andere van landdieren afkomstige producten, inclusief melk en melkproducten en eieren en producten afkomstig van eieren

0,35 ng WHO-PCB-TEQ/kg (6)  (7)

Vaststelling van bron van contaminatie. Neem na vaststelling van de bron van contaminatie zo mogelijk passende maatregelen om deze te reduceren of te elimineren.

f)

Visolie

14,0 ng WHO-PCB-TEQ/kg (6)  (7)

In veel gevallen is het wellicht niet nodig een onderzoek naar de bron van de contaminatie te verrichten, aangezien het achtergrondniveau in sommige gebieden dichtbij of boven de actiedrempel ligt. Indien de actiedrempel echter wordt overschreden, dienen alle gegevens, zoals bemonsteringsperiode, geografische herkomst, vissoort, enz., te worden geregistreerd met het oog op toekomstige maatregelen voor de aanpak van de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige verbindingen diervoeders.

g)

Vis, andere zeedieren en (neven)producten daarvan, met uitzondering van visolie en viseiwithydrolysaten die meer dan 20 % vet bevatten

2,5 ng WHO-PCB-TEQ/kg (6)  (7)

In veel gevallen is het wellicht niet nodig een onderzoek naar de bron van de contaminatie te verrichten, aangezien het achtergrondniveau in sommige gebieden dichtbij of boven de actiedrempel ligt. Indien de actiedrempel echter wordt overschreden, dienen alle gegevens, zoals bemonsteringsperiode, geografische herkomst, vissoort, enz., te worden geregistreerd met het oog op toekomstige maatregelen voor de aanpak van de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige verbindingen diervoeders.

h)

Viseiwithydrolysaten die meer dan 20 % vet bevatten

7,0 ng WHO-PCB-TEQ/kg (6)  (7)

In veel gevallen is het wellicht niet nodig een onderzoek naar de bron van de contaminatie te verrichten, aangezien het achtergrondniveau in sommige gebieden dichtbij of boven de actiedrempel ligt. Indien de actiedrempel echter wordt overschreden, dienen alle gegevens, zoals bemonsteringsperiode, geografische herkomst, vissoort, enz., te worden geregistreerd met het oog op toekomstige maatregelen voor de aanpak van de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige verbindingen diervoeders.

i)

Toevoegingsmiddelen, behorende tot de functionele groep „Bindmiddelen en verdunningsmiddelen”

0,5 ng WHO-PCB-TEQ/kg (6)  (7)

Vaststelling van bron van contaminatie. Neem na vaststelling van de bron van contaminatie zo mogelijk passende maatregelen om deze te reduceren of te elimineren.

j)

Toevoegingsmiddelen, behorende tot de functionele groep „Verbindingen van sporenelementen”

0,35 ng WHO-PCB-TEQ/kg (6)  (7)

Vaststelling van bron van contaminatie. Neem na vaststelling van de bron van contaminatie zo mogelijk passende maatregelen om deze te reduceren of te elimineren.

k)

Voormengsels

0,35 ng WHO-PCB-TEQ/kg (6)  (7)

Vaststelling van bron van contaminatie. Neem na vaststelling van de bron van contaminatie zo mogelijk passende maatregelen om deze te reduceren of te elimineren.

l)

Mengvoeders, met uitzondering van voeders voor pelsdieren en gezelschapsdieren, en van visvoer

0,5 ng WHO-PCB-TEQ/kg (6)  (7)

Vaststelling van bron van contaminatie. Neem na vaststelling van de bron van contaminatie zo mogelijk passende maatregelen om deze te reduceren of te elimineren.

m)

Visvoeder.

Voeders voor gezelschapsdieren

3,5 ng WHO-PCB-TEQ/kg (6)  (7)

In veel gevallen is het wellicht niet nodig een onderzoek naar de bron van de contaminatie te verrichten, aangezien het achtergrondniveau in sommige gebieden dichtbij of boven de actiedrempel ligt. Indien de actiedrempel echter wordt overschreden, dienen alle gegevens, zoals bemonsteringsperiode, geografische herkomst, vissoort, enz., te worden geregistreerd met het oog op toekomstige maatregelen voor de aanpak van de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige verbindingen diervoeders.


(1)  TEF’s van de WHO voor de beoordeling van de risico’s voor de mens, gebaseerd op de conclusies van de bijeenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie in Stockholm, Zweden, 15-18 juni 1997 (Van den Berg et al., (1998) Toxic Equivalency Factors (TEFs) for PCBs, PCDDs, PCDFs for Humans and for Wildlife. Environmental Health Perspectives, 106(12), 775).

Image

(2)  Bovengrensconcentraties; bij de berekening van bovengrensconcentraties moet worden aangenomen dat de onder de bepaalbaarheidsgrens liggende waarden van de verschillende congeneren gelijk zijn aan de bepaalbaarheidsgrens.

(3)  Het afzonderlijke maximumgehalte voor dioxinen (PCDD/F’s) blijft tijdelijk van toepassing. De in punt 27 a genoemde voor het voederen van dieren bestemde producten moeten tijdens die periode met de maximumgehalten voor dioxinen en met de maximumgehalten voor de som van dioxinen en dioxineachtige PCB’s in overeenstemming zijn.

(4)  Voor verse vis die direct wordt geleverd en zonder verdere verwerking voor de productie van voeders voor pelsdieren wordt gebruikt, geldt het maximumgehalte niet, en voor verse vis die voor rechtstreekse voeding van gezelschapsdieren, dierentuindieren en circusdieren wordt gebruikt, geldt een maximumgehalte van 4,0 ng WHO-PCDD/F-TEQ/kg product en 8,0 ng WHO-PCDD/F-PCB-TEQ/kg product. De producten, verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van deze dieren (pelsdieren, gezelschapsdieren, dierentuindieren en circusdieren), mogen niet in de voedselketen komen en het vervoederen ervan aan landbouwhuisdieren die voor de productie van voedingsmiddelen gehouden, vetgemest of gefokt worden, is verboden.”

(5)  TEF’s van de WHO voor de beoordeling van de risico’s voor de mens, gebaseerd op de conclusies van de bijeenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie in Stockholm, Zweden, 15-18 juni 1997 ((Van den Berg et al., (1998) Toxic Equivalency Factors (TEFs) for PCBs, PCDDs, PCDFs for Humans and for Wildlife. Environmental Health Perspectives, 106(12), 775)

Image

(6)  Bovengrensconcentraties; bij de berekening van bovengrensconcentraties moet worden aangenomen dat de onder de bepaalbaarheidsgrens liggende waarden van de verschillende congeneren gelijk zijn aan de bepaalbaarheidsgrens.

(7)  De Commissie zal deze actiedrempels tegelijkertijd met de maximumgehalten voor de som van dioxinen en dioxineachtige PCB’s vóór 31 december 2008 evalueren.”


Top