EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005R2080

Verordening (EG) nr. 2080/2005 van de Commissie van 19 december 2005 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 865/2004 van de Raad met betrekking tot de organisaties van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt, de activiteitenprogramma’s van deze organisaties en de financiering daarvan

PB L 333 van 20.12.2005, p. 8–18 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB L 322M van 2.12.2008, p. 145–155 (MT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/03/2009; opgeheven door 32008R0867

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2005/2080/oj

20.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 333/8


VERORDENING (EG) Nr. 2080/2005 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2005

houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 865/2004 van de Raad met betrekking tot de organisaties van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt, de activiteitenprogramma’s van deze organisaties en de financiering daarvan

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 865/2004 van de Raad van 29 april 2004 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten voor olijfolie en tafelolijven en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 827/68 (1), en met name op artikel 9,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om ervoor te zorgen dat het bij de erkende organisaties van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt om doeltreffende organisaties gaat, moet de erkenning betrekking hebben op de verschillende categorieën marktdeelnemers die intensief bij de sector olijfolie of tafelolijven zijn betrokken, en moet tevens worden gegarandeerd dat de betrokken organisaties kunnen zorgen voor de inachtneming van bepaalde minimumvoorwaarden die voldoende zijn om economische resultaten van enige betekenis te kunnen behalen.

(2)

Om het de producerende lidstaten mogelijk te maken het administratieve beheer te voeren van de regeling inzake de erkende organisaties van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt, dienen de procedures en de maximale termijnen voor de erkenning van deze organisaties, de criteria voor de selectie van hun programma’s en de betalingsvoorschriften voor en de verdeling van de communautaire financiering te worden vastgesteld.

(3)

Op grond van artikel 110 decies, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad (2), waarbij gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en bepaalde steunregelingen voor landbouwers zijn vastgesteld, kunnen de lidstaten tot 10 % van het olijfolieaandeel in het in artikel 41 van die verordening bedoelde nationale maximum inhouden met het oog op een communautaire financiering van de door organisaties van erkende marktdeelnemers opgestelde activiteitenprogramma’s op een of meer van de in artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 865/2004 genoemde actieterreinen.

(4)

In overeenstemming met de gemeenschappelijke voorschriften voor de financiering van de rechtstreekse steun en met het oog op de besteding door de lidstaten van de bovenbedoelde beschikbare bedragen is het noodzakelijk dat de jaarlijkse uitgaven ter uitvoering van de activiteitenprogramma’s niet hoger zijn dan de jaarlijkse bedragen die overeenkomstig artikel 110 decies, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 door de lidstaten worden ingehouden.

(5)

Met het oog op een algehele coherentie van de activiteiten van de erkende organisaties van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt dient te worden gepreciseerd welke soorten acties subsidiabel zijn en welke niet. Tevens dienen de voorschriften voor de indiening van de programma’s en de criteria voor de selectie van die programma’s te worden vastgesteld. Het is evenwel wenselijk de betrokken lidstaten de mogelijkheid te bieden aanvullende voorwaarden te stellen waaraan de acties moeten voldoen om in aanmerking te komen, zulks voor een betere aanpassing van de acties aan de feitelijke situatie in de sector olijven en olijfolie in het betrokken land.

(6)

De ervaring leert dat het dienstig is een ondergrens voor de communautaire financiering vast te stellen voor op zijn minst het actieterrein „verbetering van de milieueffecten van de olijventeelt” en het actieterrein „traceerbaarheid en certificering en bescherming van de kwaliteit van olijfolie en tafelolijven, in het bijzonder door bewaking van de kwaliteit van de aan eindverbruikers verkochte olijfolie, onder het gezag van de nationale overheid”, zulks om de uitvoering te garanderen van een minimum aan acties op terreinen die gevoelig en tegelijk prioritair zijn.

(7)

Om te garanderen dat de activiteitenprogramma’s binnen vastgestelde termijnen en overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 865/2004 worden uitgevoerd, en om te zorgen voor een doeltreffend administratief beheer van de regeling inzake de erkende organisaties van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt, dienen voorschriften te worden vastgesteld voor de aanvragen tot goedkeuring van activiteitenprogramma’s en voor de selectie en de goedkeuring van die programma’s.

(8)

Om een correcte besteding van de per lidstaat beschikbare financiering mogelijk te maken, moet worden voorzien in een jaarlijkse procedure voor het wijzigen van de voor het volgende jaar goedgekeurde activiteitenprogramma’s opdat rekening kan worden gehouden met eventuele naar behoren aangetoonde veranderingen ten opzichte van de oorspronkelijke omstandigheden. Ook moeten de lidstaten de voorwaarden kunnen bepalen die moeten zijn vervuld voor een wijziging van de activiteitenprogramma’s en een herverdeling van de toegewezen bedragen op zodanige wijze dat geen overschrijding plaatsvindt van de jaarlijkse bedragen die de producerende lidstaten overeenkomstig artikel 110 decies, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 hebben ingehouden.

(9)

Om een tijdige start van de werkzaamheden mogelijk te maken, moeten de organisaties van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt een voorschot van ten hoogste 90 % van de jaarlijkse subsidiabele uitgaven voor het goedgekeurde activiteitenprogramma kunnen ontvangen mits een zekerheid wordt gesteld overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten (3).

(10)

Met het oog op een goed beheer van de regels inzake de organisaties van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt is het noodzakelijk dat de betrokken lidstaten een controleplan opstellen en dat er een sanctieregeling is voor eventuele onregelmatigheden. Bovendien moet worden verlangd dat de organisaties van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt de resultaten van hun activiteiten meedelen aan de nationale autoriteiten van de betrokken lidstaten en ook dat die resultaten worden doorgegeven aan de Commissie.

(11)

Ter wille van de duidelijkheid en de doorzichtigheid dient Verordening (EG) nr. 1334/2002 van de Commissie van 23 juli 2002 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1638/98 van de Raad ten aanzien van de activiteitenprogramma’s van de organisaties van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2004/2005 (4) te worden ingetrokken en door een nieuwe verordening te worden vervangen.

(12)

Het Comité van beheer voor olijfolie en tafelolijven heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

Bij de onderhavige verordening worden de uitvoeringsbepalingen van de artikelen 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 865/2004 vastgesteld met betrekking tot de erkenning van de organisaties van marktdeelnemers, de voor communautaire financiering in aanmerking komende acties, de goedkeuring van de activiteitenprogramma’s en de uitvoering van de goedgekeurde activiteitenprogramma’s.

Artikel 2

Voorwaarden voor de erkenning van de organisaties van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt

1.   De lidstaat erkent de organisaties van marktdeelnemers die in aanmerking komen voor communautaire financiering van activiteitenprogramma’s zoals bedoeld in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 865/2004.

2.   De lidstaten stellen de erkenningsvoorwaarden vast, die ten minste de volgende voorwaarden omvatten:

a)

de producentenorganisaties bestaan uitsluitend uit olijvenproducenten die niet ook tot een andere erkende producentenorganisatie behoren;

b)

de unies van producentenorganisaties bestaan uitsluitend uit erkende producentenorganisaties die niet ook tot een andere unie van erkende producentenorganisaties behoren;

c)

de andere organisaties van marktdeelnemers bestaan uitsluitend uit deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt die niet tot een andere erkende organisatie van marktdeelnemers behoren;

d)

de brancheorganisaties worden gekenmerkt door een ruime en evenwichtige vertegenwoordiging van alle beroepsgroepen die zijn betrokken bij de productie, de verwerking en de verhandeling van olijfolie en/of tafelolijven;

e)

de organisatie van marktdeelnemers is in staat om een activiteitenprogramma in te dienen voor ten minste één van de in artikel 5, lid 1, onder a) tot en met e), genoemde actieterreinen;

f)

de organisatie van marktdeelnemers verbindt zich ertoe zich aan de in artikel 14 bedoelde controles te onderwerpen.

3.   Voor de beoordeling van de door de organisaties van marktdeelnemers ingediende erkenningsaanvragen nemen de lidstaten met name de volgende aspecten in aanmerking:

a)

de bijzondere kenmerken van de sector olijven en olijfolie in elk door de lidstaten begrensd regionaal productiegebied (hierna „regionaal productiegebied” genoemd);

b)

het belang van de consument en het marktevenwicht;

c)

de verbetering van de kwaliteit van de productie van olijfolie en van tafelolijven;

d)

de schatting van de doeltreffendheid van de ingediende activiteitenprogramma's.

Artikel 3

Procedure voor de erkenning van de organisaties van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt

1.   Met het oog op haar erkenning dient een organisatie van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt vóór een door de lidstaat te bepalen datum en uiterlijk op 15 februari van elk jaar een erkenningsaanvraag in waarin wordt aangetoond dat zij voldoet aan de in artikel 2, lid 2, bedoelde voorwaarden.

De erkenningsaanvraag wordt opgesteld volgens een door de bevoegde autoriteit van de lidstaat verstrekt model zodat kan worden gecontroleerd of aan de in artikel 2, lid 2, bedoelde voorwaarden wordt voldaan. Zij bevat met name de nodige gegevens om elk lid van de organisatie van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt te kunnen identificeren.

2.   Uiterlijk op 1 april van elk jaar van uitvoering van het goedgekeurde activiteitenprogramma wordt de organisatie van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt door de lidstaat erkend en ontvangt zij een erkenningsnummer.

3.   De erkenning wordt geweigerd of onverwijld geschorst of ingetrokken indien de organisatie van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt niet aan de in artikel 2, lid 2, bedoelde voorwaarden voldoet.

4.   De organisatie van marktdeelnemers behoudt evenwel de rechten die voortvloeien uit haar erkenning tot het tijdstip van de intrekking daarvan, op voorwaarde dat zij te goeder trouw heeft gehandeld wat de naleving van de in artikel 2, lid 2, bedoelde voorwaarden betreft.

Indien de intrekking van de erkenning het gevolg is van het feit dat de organisatie van marktdeelnemers de in artikel 2, lid 2, bedoelde erkenningsvoorwaarden opzettelijk of door grove nalatigheid niet heeft nageleefd, is het intrekkingsbesluit van kracht met ingang van het tijdstip waarop niet langer aan de erkenningsvoorwaarden was voldaan.

5.   De erkenning wordt geweigerd of onverwijld geschorst of ingetrokken indien de organisatie van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt:

a)

een sanctie opgelegd heeft gekregen wegens een inbreuk op de bij Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad (5) ingestelde regeling inzake productiesteun in de loop van de verkoopseizoenen 2002/2003 of 2003/2004,

b)

een sanctie opgelegd heeft gekregen wegens een inbreuk op de bij Verordening (EG) nr. 1638/98 van de Raad (6) ingestelde regeling voor de financiering van de activiteitenprogramma’s van de organisaties van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt in de loop van de verkoopseizoenen 2002/2003 of 2003/2004.

6.   De organisaties van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt die door de lidstaat zijn erkend op grond van Verordening (EG) nr. 1334/2002 of tijdens de verkoopseizoenen 2002/2003 tot en met 2004/2005 hebben geprofiteerd van de financiering van activiteitenprogramma’s van organisaties van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt, kunnen als erkend op grond van de onderhavige verordening worden beschouwd indien zij aan de in artikel 2, lid 2, bedoelde voorwaarden voldoen.

Artikel 4

Communautaire financiering

1.   De jaarlijkse communautaire financiering van de activiteitenprogramma’s van de organisaties van marktdeelnemers wordt gewaarborgd binnen de grenzen van het op grond van artikel 110 decies, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 ingehouden bedrag.

De lidstaten vergewissen zich ervan dat de jaarlijkse uitgaven ter uitvoering van goedgekeurde activiteitenprogramma’s niet hoger zijn dan het in de eerste alinea bedoelde bedrag.

2.   De lidstaten zien erop toe dat de communautaire financiering wordt toegewezen naar evenredigheid van de duur van de in artikel 8, lid 1, bedoelde periode.

Artikel 5

Voor communautaire financiering in aanmerking komende acties

1.   De acties die overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 865/2004 voor financiering door de Gemeenschap in aanmerking komen (hierna „subsidiabele acties” genoemd), zijn de volgende acties:

a)

op het gebied van de follow-up en het administratieve beheer van de markt in de sector olijfolie en tafelolijven:

i)

het verzamelen van gegevens over de sector en de markt overeenkomstig de door de bevoegde nationale autoriteit opgestelde specificaties wat methode, geografische representativiteit en nauwkeurigheid betreft;

ii)

het verrichten van studies, met name over onderwerpen die verband houden met de overige activiteiten die zijn opgenomen in het activiteitenprogramma van de betrokken organisatie van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt;

b)

op het gebied van de verbetering van de milieueffecten van de olijventeelt:

i)

collectieve werkzaamheden voor het onderhoud van de olijfgaarden die zeer waardevol zijn voor het milieu, maar verwaarloosd dreigen te worden, uitgevoerd overeenkomstig de voorwaarden die de bevoegde nationale autoriteit op basis van objectieve criteria heeft bepaald ten aanzien van met name de regionale productiegebieden die in aanmerking kunnen komen, en de oppervlakte en het minimumaantal olijvenproducenten waarom het bij die werkzaamheden moet gaan om er effect mee te sorteren;

ii)

de uitwerking van goede landbouwmethoden voor de teelt van de olijfboom op basis van aan de plaatselijke omstandigheden aangepaste milieucriteria, de verspreiding van die methoden onder de olijvenproducenten en de follow-up van de praktische toepassing ervan;

iii)

projecten om de bestrijding van de olijfvlieg met andere technieken dan de toepassing van chemische producten in de praktijk te demonstreren;

iv)

projecten om op milieubescherming en landschapsonderhoud gerichte olijventeelttechnieken, zoals biologische, milieuvriendelijke en geïntegreerde landbouw, in de praktijk te demonsteren;

v)

de toevoeging van gegevens die een milieukarakter dragen, aan het in artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde geografische informatiesysteem voor de olijventeelt;

c)

op het gebied van de verbetering van de kwaliteit van de productie van olijfolie en tafelolijven:

i)

verbetering van de omstandigheden waaronder de olijven worden geteeld, met name door bestrijding van de olijfvlieg, en van de omstandigheden waaronder de olijven worden geoogst, geleverd en opgeslagen vóór de verwerking ervan, in overeenstemming met de door de bevoegde nationale autoriteit vastgestelde technische specificaties;

ii)

rasverbetering in de olijfgaarden van individuele bedrijven op voorwaarde dat daardoor wordt bijgedragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het activiteitenprogramma;

iii)

verbetering van de opslagomstandigheden voor en de wijze waarop een meerwaarde wordt gegeven aan de restproducten van de productie van olijfolie en tafelolijven;

iv)

de verlening van technische bijstand aan de olijvenverwerkende industrie ten aanzien van aspecten die verband houden met de kwaliteit van de producten;

v)

de oprichting en de verbetering van laboratoria voor de analyse van olijfolie van eerste persing;

vi)

de opleiding van proevers voor de organoleptische controle van olijfolie van eerste persing;

d)

op het gebied van traceerbaarheid en certificering en bescherming van de kwaliteit van olijfolie en tafelolijven, in het bijzonder door bewaking van de kwaliteit van de aan de eindverbruikers verkochte olijfolie, onder het gezag van de nationale overheid:

i)

de totstandbrenging en het beheer van systemen waarmee de producten kunnen worden getraceerd vanaf de productie door de olijvenproducent tot de verpakking en de etikettering, in overeenstemming met de door de bevoegde nationale autoriteit vastgestelde specificaties;

ii)

de totstandbrenging en het beheer van systemen voor kwaliteitscertificering die op een systeem van risicoanalyse en controle van de kritieke punten zijn gebaseerd, volgens een bestek dat voldoet aan de door de bevoegde nationale autoriteit vastgestelde technische criteria;

iii)

de totstandbrenging en het beheer van follow-upsystemen om na te gaan of de echtheids-, kwaliteits- en handelsnormen voor de op de markt gebrachte olijfolie en tafelolijven worden nageleefd, in overeenstemming met de door de bevoegde nationale autoriteit vastgestelde specificaties;

e)

op het gebied van de verspreiding van informatie over de activiteiten die organisaties van marktdeelnemers ontplooien ter verbetering van de kwaliteit van olijfolie en tafelolijven:

i)

de verspreiding van informatie over de werkzaamheden die de organisaties van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt verrichten op de onder a), b), c) en d), genoemde gebieden;

ii)

de totstandbrenging en het onderhoud van een internetsite over de activiteiten die de organisaties van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt ontplooien op de onder a), b), c) en d), genoemde gebieden.

Wat de in de eerste alinea, onder c), ii), bedoelde actie betreft, vergewissen de lidstaten zich ervan dat passende maatregelen zijn genomen om de investering of de restwaarde ervan terug te krijgen in het geval dat het lid dat het individuele bedrijf in bezit heeft, de organisatie van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt verlaat.

2.   De lidstaat kan aanvullende voorwaarden vaststellen die de subsidiabele acties nader omschrijven, op voorwaarde dat de indiening of de uitvoering van die acties niet onmogelijk wordt gemaakt.

Artikel 6

Verdeling van de communautaire financiering

Op het niveau van elke lidstaat wordt aan elk van de in artikel 5, lid 1, eerste alinea, onder b), van de onderhavige verordening bedoelde actieterreinen ten minste 20 % besteed van het op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 865/2004 beschikbare bedrag aan communautaire financiering en wordt aan het in artikel 5, lid 1, eerste alinea, onder d), van de onderhavige verordening bedoelde actieterrein ten minste 12 % van dat bedrag aan communautaire financiering besteed.

Indien het in de eerste alinea vermelde minimumpercentage niet volledig voor de daar genoemde actieterreinen wordt gebruikt, mogen de niet-gebruikte bedragen niet voor andere actieterreinen worden gebruikt, maar worden zij opnieuw aan de Gemeenschapsbegroting toegewezen.

Artikel 7

Niet voor communautaire financiering in aanmerking komende activiteiten en kosten

1.   De volgende activiteiten komen niet voor communautaire financiering op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 865/2004 in aanmerking:

a)

activiteiten waarvoor een andere communautaire financiering dan die waarin artikel 8 van Verordening (EG) nr. 865/2004 voorziet, wordt ontvangen;

b)

activiteiten die rechtstreeks op verhoging van de productie zijn gericht of tot een verhoging van de opslag- of verwerkingscapaciteit leiden;

c)

activiteiten die verband houden met de aankoop of opslag van olijfolie of tafelolijven en activiteiten die van invloed zijn op de prijzen van deze producten;

d)

activiteiten die verband houden met commerciële promotie voor olijfolie of tafelolijven;

e)

activiteiten die verband houden met wetenschappelijk onderzoek;

f)

activiteiten die kunnen leiden tot concurrentievervalsing bij de andere economische activiteiten van de organisatie van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt.

2.   Als garantie voor de naleving van het bepaalde in lid 1, onder a), verbinden de organisaties van marktdeelnemers zich er in eigen naam en namens hun leden schriftelijk toe om voor de acties die daadwerkelijk overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 865/2004 worden gefinancierd, af te zien van elke financiering op grond van een andere communautaire of nationale steunregeling.

3.   In het kader van de uitvoering van de in artikel 5 bedoelde acties zijn onder meer de volgende kostenposten niet subsidiabel:

a)

de aflossingen van leningen (met name in de vorm van annuïteiten) die zijn gesloten voor een actie die volledig of gedeeltelijk vóór de aanvang van het activiteitenprogramma is uitgevoerd;

b)

de bedragen die aan marktdeelnemers die aan vergaderingen en opleidingsprogramma’s deelnemen, worden betaald ter compensatie van de inkomensverliezen;

c)

de door de lidstaten en door de begunstigden van steun uit het EOGFL verrichte uitgaven voor administratieve en personeelskosten worden niet door het EOGFL gefinancierd;

d)

de aankoop van onbebouwde grond;

e)

de aankoop van tweedehandsmaterieel;

f)

de aan leaseovereenkomsten verbonden kosten zoals belastingen, rente en verzekeringskosten;

g)

huur in het geval dat daaraan de voorkeur wordt gegeven boven aankoop, en de operationele kosten die met gehuurde goederen zijn gemoeid.

4.   De lidstaten kunnen aanvullende voorwaarden vaststellen die de in de leden 1 en 3 bedoelde niet-subsidiabele activiteiten en kosten nader omschrijven.

Artikel 8

Activiteitenprogramma’s en aanvraag tot goedkeuring

1.   De op grond van artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 865/2004 voor communautaire financiering in aanmerking komende activiteitenprogramma’s moeten worden uitgevoerd over een periode van ten hoogste drie jaar. De eerste periode begint op 1 april 2006. De volgende perioden beginnen om de drie jaar op 1 april.

2.   Elke overeenkomstig de onderhavige verordening erkende organisatie van marktdeelnemers kan vóór een door de lidstaat te bepalen datum en uiterlijk op 15 februari van elk jaar een aanvraag tot goedkeuring indienen voor een enkel activiteitenprogramma.

De aanvraag tot goedkeuring omvat de volgende elementen:

a)

de identificatie van de betrokken organisatie van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt;

b)

de gegevens met betrekking tot de in artikel 9, lid 1, genoemde selectiecriteria;

c)

een beschrijving, de motivering en het tijdschema voor de uitvoering van elke voorgestelde actie;

d)

het uitgavenplan, uitgesplitst naar actie en naar actieterrein zoals aangegeven in artikel 5 en verdeeld in tranches van twaalf maanden vanaf de datum van goedkeuring van het activiteitenprogramma, met aparte vermelding van de algemene kosten, die niet meer dan 2 % van het totaal mogen bedragen, en van de overige belangrijkste kostensoorten;

e)

het financieringsplan naar actieterrein zoals aangegeven in artikel 5, verdeeld in tranches van ten hoogste twaalf maanden vanaf de datum van goedkeuring van het activiteitenprogramma, onder vermelding van met name de gevraagde communautaire financiering met inbegrip van de voorschotten en, in voorkomend geval, de financiële bijdragen van de marktdeelnemers en de nationale bijdrage;

f)

een beschrijving van de kwantitatieve en kwalitatieve doeltreffendheidsindicatoren die het mogelijk zullen maken om het programma tijdens de uitvoering en achteraf te evalueren op basis van de door de lidstaat vastgestelde algemene beginselen;

g)

het bewijs dat een bankgarantie voor een bedrag dat ten minste gelijk is aan 5 % van de gevraagde communautaire financiering, is gesteld;

h)

een verzoek tot betaling van een voorschot overeenkomstig artikel 11;

i)

de in artikel 7, lid 2, bedoelde verbintenis;

j)

voor de brancheorganisaties en de unies van producentenorganisaties, de identificatie van de organisaties van marktdeelnemers die verantwoordelijk zijn voor de daadwerkelijke uitvoering van de uitbestede acties in hun programma’s;

k)

voor de organisaties van marktdeelnemers die deel uitmaken van een unie van producentenorganisaties of een brancheorganisatie, een verklaring dat de in hun programma’s geplande acties niet vallen onder een andere aanvraag voor communautaire financiering overeenkomstig deze verordening.

Artikel 9

Selectie en goedkeuring van de activiteitenprogramma’s

1.   De lidstaat selecteert de activiteitenprogramma’s aan de hand van de volgende criteria:

a)

de algemene kwaliteit van het programma en de coherentie ervan met de door de lidstaat vastgestelde beleidslijnen en prioriteiten voor de sector olijven en olijfolie in het betrokken regionale productiegebied;

b)

de financiële geloofwaardigheid van de organisatie van marktdeelnemers en de vraag of haar middelen zijn afgestemd op de doeleinden die met de uitvoering van de voorgestelde acties worden beoogd;

c)

de grootte van het regionale productiegebied waarop het activiteitenprogramma betrekking heeft;

d)

de verscheidenheid van de economische situaties in het regionale productiegebied waarmee in het activiteitenprogramma rekening wordt gehouden;

e)

de aanwezigheid van verscheidene actieterreinen en de hoogte van de financiële bijdrage van de marktdeelnemers;

f)

de door de lidstaat vastgestelde kwantitatieve en kwalitatieve doeltreffendheidsindicatoren die het mogelijk zullen maken het programma tijdens de uitvoering en achteraf te evalueren.

De lidstaat houdt rekening met de verdeling van de aanvragen over de verschillende soorten organisaties van marktdeelnemers en met het belang van elk regionaal productiegebied voor de sector olijven en olijfolie.

2.   De lidstaat wijst de activiteitenprogramma’s af die onvolledig zijn of onjuiste gegevens bevatten of een van de in artikel 7 genoemde niet-subsidiabele activiteiten bevatten.

3.   Uiterlijk op 15 maart van elk jaar stelt de lidstaat de organisaties van marktdeelnemers in kennis van de goedgekeurde activiteitenprogramma’s en in voorkomend geval van de activiteitenprogramma’s waarvoor hij de desbetreffende nationale financiering toekent.

De definitieve goedkeuring van een activiteitenprogramma kan afhankelijk worden gesteld van de opneming daarin van wijzigingen die door de lidstaat nuttig worden geacht. In dat geval deelt de betrokken organisatie van marktdeelnemers haar instemming mee binnen 15 dagen te rekenen vanaf de mededeling van de wijzigingen.

4.   In het geval dat het voorgestelde activiteitenprogramma niet wordt goedgekeurd, geeft de lidstaat de in artikel 8, lid 2, onder g), bedoelde garantie onmiddellijk vrij.

5.   De lidstaten zorgen ervoor dat het bedrag aan communautaire financiering binnen elke categorie van organisaties van marktdeelnemers wordt toegewezen met inachtneming van de waarde van de door de leden van de organisaties van marktdeelnemers geproduceerde of verkochte olijfolie.

Artikel 10

Wijziging van de activiteitenprogramma’s

1.   Een organisatie van marktdeelnemers kan volgens een door de lidstaat te bepalen procedure verzoeken wijzigingen in de inhoud en de begroting van haar reeds goedgekeurde activiteitenprogramma te mogen aanbrengen met dien verstande dat deze wijzigingen niet mogen leiden tot een overschrijding van het overeenkomstig artikel 110 decies, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 ingehouden bedrag.

2.   Elk verzoek het activiteitenprogramma te mogen wijzigen, gaat vergezeld van toelichtingen waarin de reden voor en de aard en de gevolgen van de voorgestelde wijzigingen nader zijn omschreven. De organisatie van marktdeelnemers dient het verzoek ten minste zes maanden vóór het begin van de uitvoering van de betrokken actie in bij de bevoegde autoriteit.

3.   Indien organisaties van marktdeelnemers die zijn gefuseerd, voordien afzonderlijke activiteitenprogramma’s uitvoerden, voeren zij die programma’s op parallelle en afzonderlijke wijze uit tot 1 januari van het jaar na de fusie. Deze organisaties voegen hun activiteitenprogramma’s samen door overeenkomstig de leden 1 en 2 te verzoeken hun respectieve activiteitenprogramma’s te mogen wijzigen.

In afwijking van de eerste alinea kunnen de lidstaten de organisaties van marktdeelnemers die daar om gegronde redenen om verzoeken, toestemming verlenen om hun respectieve activiteitenprogramma’s op parallelle wijze uit te voeren zonder deze samen te voegen.

4.   Uiterlijk twee maanden na ontvangst van het in lid 2 bedoelde wijzigingsverzoek deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat, na de verstrekte documenten te hebben onderzocht, haar besluit aan de betrokken organisatie van marktdeelnemers mee. Elk wijzigingsverzoek waarover niet binnen deze termijn een besluit is genomen, wordt geacht te zijn ingewilligd.

5.   In het geval dat de door de organisatie van marktdeelnemers verkregen communautaire financiering lager is dan die waarin het goedgekeurde programma voorziet, mogen de begunstigden hun programma aan de verkregen financiering aanpassen.

Artikel 11

Voorschotten

1.   De organisatie van marktdeelnemers die overeenkomstig artikel 8, lid 2, onder h), daarom heeft verzocht, ontvangt onder de in lid 2 van het onderhavige artikel vermelde voorwaarden een voorschot van in totaal ten hoogste 90 % van de subsidiabele uitgaven die zijn gepland voor elk jaar waarop het goedgekeurde activiteitenprogramma betrekking heeft.

2.   In de loop van de maand na het begin van de uitvoering voor elk jaar van het goedgekeurde activiteitenprogramma betaalt de lidstaat de betrokken organisatie van marktdeelnemers een eerste tranche ten belope van een derde van het in lid 1 bedoelde bedrag.

Een tweede tranche die overeenkomt met de resterende twee derde van het in lid 1 bedoelde bedrag, wordt betaald na de in lid 3 bedoelde verificatie.

3.   De lidstaat verifieert of elke tranche van het voorschot daadwerkelijk is besteed alvorens de volgende tranche te betalen.

Hij verricht deze verificatie aan de hand van het in artikel 13 bedoelde verslag of door een controle ter plaatse zoals bedoeld in artikel 14.

4.   De in lid 2 bedoelde betalingen worden slechts verricht indien de betrokken organisatie van marktdeelnemers overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2220/85 een zekerheid heeft gesteld ten belope van 110 % van het gevraagde voorschotbedrag. De primaire eis in de zin van artikel 20, lid 2, van de genoemde verordening is de uitvoering van de acties die in het goedgekeurde activiteitenprogramma zijn opgenomen.

Nadat de in de eerste alinea bedoelde zekerheid is gesteld, geeft de lidstaat de in artikel 8, lid 2, onder g), bedoelde garantie onmiddellijk vrij.

5.   Vóór een door de lidstaat te bepalen datum en uiterlijk aan het einde van elk jaar van uitvoering van het activiteitenprogramma kunnen de betrokken organisaties van marktdeelnemers een verzoek tot vrijgave van de in lid 4 bedoelde zekerheid indienen voor ten hoogste een bedrag dat gelijk is aan de helft van de daadwerkelijk verrichte uitgaven. De lidstaat bepaalt en controleert de bewijsstukken waarvan dit verzoek vergezeld gaat, en geeft de zekerheden voor de betrokken uitgaven vrij uiterlijk in de loop van de tweede maand na die waarin het verzoek is ingediend.

Artikel 12

Aanvraag voor communautaire financiering

1.   Met het oog op de betaling van de communautaire financiering zoals bedoeld in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 865/2004 dient een organisatie van marktdeelnemers vóór een door de lidstaat te bepalen datum en uiterlijk drie maanden na het einde van elk jaar van uitvoering van haar activiteitenprogramma een financieringsaanvraag in bij het betaalorgaan.

De lidstaat kan de organisaties van marktdeelnemers het saldo van de communautaire financiering voor elk jaar van uitvoering van het activiteitenprogramma betalen na aan de hand van het in artikel 13 bedoelde verslag of door een controle ter plaatse zoals bedoeld in artikel 14 te hebben geverifieerd of de in artikel 11, lid 2, bedoelde twee voorschottranches daadwerkelijk zijn besteed.

Elke aanvraag voor communautaire financiering die na de in de eerste alinea bedoelde datum wordt ingediend, is onontvankelijk en de bedragen die eventueel bij wijze van communautaire financiering van het programma zijn ontvangen, worden volgens de procedure van artikel 17 terugbetaald.

2.   De aanvraag voor communautaire financiering wordt volgens een door de bevoegde autoriteit van de lidstaat te verstrekken model opgesteld. Om ontvankelijk te zijn moet de aanvraag vergezeld gaan van:

a)

de bewijzen van:

i)

de in de periode van uitvoering van het activiteitenprogramma gedane uitgaven (facturen en bankdocumenten die de betaling ervan bewijzen);

ii)

in voorkomend geval, de daadwerkelijke betaling van de financiële bijdragen van de marktdeelnemers en de betrokken lidstaat;

b)

een verslag dat de volgende elementen omvat:

i)

een nauwkeurige beschrijving van de onderdelen van het programma die zijn uitgevoerd, ingedeeld naar de actieterreinen zoals aangegeven in artikel 5;

ii)

in voorkomend geval, de rechtvaardiging en de financiële gevolgen van de verschillen tussen de onderdelen van het door de lidstaat goedgekeurde activiteitenprogramma en de daadwerkelijk uitgevoerde onderdelen van het activiteitenprogramma;

iii)

een evaluatie van het uitgevoerde activiteitenprogramma aan de hand van de in artikel 8, lid 2, onder f), bedoelde indicatoren.

3.   Elke financieringsaanvraag die niet aan de in de leden 1 en 2 vastgestelde voorwaarden voldoet, wordt afgewezen. De betrokken organisatie van marktdeelnemers kan binnen een door de lidstaat te bepalen termijn een nieuwe financieringsaanvraag indienen.

4.   Elke aanvraag betreffende uitgaven die meer dan twee maanden na het einde van de periode van uitvoering van het activiteitenprogramma zijn betaald, wordt afgewezen.

5.   Uiterlijk drie maanden na de datum waarop de financieringsaanvraag en de in lid 2 bedoelde begeleidende documenten zijn ingediend, gaat de lidstaat, na de begeleidende documenten te hebben onderzocht en de in artikel 14 bedoelde controles te hebben verricht, ertoe over de verschuldigde communautaire financiering te betalen en in voorkomend geval de in artikel 8, lid 2, onder g), bedoelde garantie of de in artikel 11, lid 4, bedoelde zekerheid vrij te geven.

Artikel 13

Verslag van de organisaties van marktdeelnemers

1.   Vanaf het jaar 2007 dienen de organisaties van marktdeelnemers elk jaar vóór 1 mei jaarverslagen in over de tenuitvoerlegging van de activiteitenprogramma’s in het voorgaande kalenderjaar. Deze verslagen hebben betrekking op de volgende elementen:

a)

de uitgevoerde of in uitvoering zijnde onderdelen van het activiteitenprogramma;

b)

de belangrijkste wijzigingen van het activiteitenprogramma;

c)

een evaluatie van de reeds behaalde resultaten aan de hand van de in artikel 8, lid 2, onder f), bedoelde indicatoren.

Voor het laatste jaar van uitvoering van het activiteitenprogramma worden de in de eerste alinea bedoelde verslagen vervangen door een eindverslag.

2.   Voor de activiteitenprogramma’s met een looptijd van minder dan één jaar moet het eindverslag worden ingediend uiterlijk twee maanden na het einde van de uitvoering van het programma.

3.   Het eindverslag vormt een evaluatie van het activiteitenprogramma en omvat ten minste de volgende elementen:

a)

een uiteenzetting, gebaseerd op ten minste de in artikel 9, lid 1, onder f), bedoelde indicatoren en op welke andere relevante criteria dan ook, waarin wordt aangegeven in hoeverre de met het programma nagestreefde doelstellingen zijn verwezenlijkt;

b)

een uiteenzetting waarin de in het activiteitenprogramma aangebrachte wijzigingen worden toegelicht;

c)

in voorkomend geval, informatie over de elementen waarmee bij de uitwerking van het volgende activiteitenprogramma rekening moet worden gehouden.

Artikel 14

Controles ter plaatse

1.   De lidstaten gaan na of de voorwaarden voor toekenning van de communautaire financiering worden nageleefd, met name wat de volgende aspecten betreft:

a)

de naleving van de erkenningsvoorwaarden;

b)

de uitvoering van de goedgekeurde activiteitenprogramma's, en met name van de investeringsmaatregelen;

c)

de daadwerkelijk verrichte uitgaven in vergelijking met de gevraagde financiering en de financiële bijdrage van de betrokken marktdeelnemers.

2.   De bevoegde autoriteit zet plannen voor controles ter plaatse op die overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening (EG) nr. 865/2004 betrekking hebben op een steekproef van organisaties van marktdeelnemers. De bevoegde autoriteit selecteert de steekproef door middel van een risicoanalyse op zodanige wijze dat:

de producentenorganisaties en de unies van producentenorganisaties alle ten minste eenmaal na de betaling van het voorschot en vóór de eindbetaling van de communautaire financiering ter plaatse worden gecontroleerd;

de overige organisaties van marktdeelnemers en de brancheorganisaties alle in elk jaar van de periode van uitvoering van elk goedgekeurd activiteitenprogramma worden gecontroleerd tenzij zij in de loop van het jaar een voorschot hebben ontvangen, in welk geval de controle wordt verricht na de datum waarop dat voorschot is betaald.

Indien de controles onregelmatigheden aan het licht brengen, verricht de bevoegde autoriteit in het lopende jaar extra controles en verhoogt zij het in het volgende jaar te controleren aantal organisaties van marktdeelnemers.

3.   De controles ter plaatse worden onverwachts uitgevoerd. Om de materiële organisatie van de controles te vergemakkelijken, mag een te verrichten controle evenwel ten hoogste 48 uur van tevoren aan de te controleren organisatie van marktdeelnemers worden gemeld.

4.   De bevoegde autoriteit bepaalt de te controleren organisaties van marktdeelnemers op basis van een risicoanalyse aan de hand van de volgende criteria:

a)

het bedrag van de financiering voor het goedgekeurde activiteitenprogramma;

b)

de aard van de in het kader van het activiteitenprogramma gefinancierde acties;

c)

de mate van voortgang bij de uitvoering van de activiteitenprogramma’s;

d)

de bevindingen bij de controles ter plaatse of bij de verificaties in het kader van de erkenningsprocedure;

e)

andere, door de lidstaten te bepalen risicocriteria.

5.   De duur van elke controle ter plaatse is in overeenstemming met de mate van voortgang bij de uitvoering van het goedgekeurde activiteitenprogramma.

Artikel 15

Controleverslagen

Over elke controle ter plaatse wordt een gedetailleerd controleverslag opgesteld waarin met name de volgende gegevens worden vermeld:

a)

de datum en de duur van de controle;

b)

een lijst van de aanwezige personen;

c)

een lijst van de gecontroleerde facturen;

d)

referentiegegevens over facturen die zijn geselecteerd in de boekhoudbescheiden (aankoop- of verkoopadministratie en BTW-administratie waarin de geselecteerde facturen zijn ingeschreven);

e)

de bankdocumenten die de betaling van de geselecteerde bedragen bewijzen;

f)

een opgave van de reeds uitgevoerde acties die specifiek ter plaatse zijn onderzocht.

Artikel 16

Correcties en sancties

1.   Indien de in artikel 3, lid 3, bedoelde intrekking van de erkenning het gevolg is van het feit dat de organisatie van marktdeelnemers de gestelde voorwaarden opzettelijk of door grove nalatigheid niet heeft nageleefd, wordt de organisatie van marktdeelnemers uitgesloten van financiering voor het gehele activiteitenprogramma en betaalt zij de bevoegde autoriteit tevens een bedrag dat gelijk is aan het bedrag aan financiering waarop de uitsluiting betrekking heeft.

2.   Indien een bepaalde actie niet overeenkomstig het activiteitenprogramma wordt uitgevoerd, wordt de organisatie van marktdeelnemers uitgesloten van financiering voor de betrokken actie. Deze uitsluiting geldt niet indien de organisatie van marktdeelnemers correcte feitelijke gegevens heeft verstrekt of op enige andere wijze kan aantonen dat haar geen schuld treft.

3.   De volgende sancties gelden voor de organisaties van marktdeelnemers wanneer onregelmatigheden bij de uitvoering van het activiteitenprogramma worden geconstateerd:

a)

in geval van een onregelmatigheid door nalatigheid:

i)

wordt de organisatie van marktdeelnemers uitgesloten van financiering voor de betrokken actie;

ii)

betaalt de organisatie van marktdeelnemers de bevoegde autoriteit tevens een bedrag dat gelijk is aan het bedrag aan financiering waarop de uitsluiting betrekking heeft;

b)

in geval van een opzettelijke onregelmatigheid, valse verklaringen daaronder begrepen:

i)

wordt de organisatie van marktdeelnemers uitgesloten van financiering voor het gehele activiteitenprogramma;

ii)

betaalt de organisatie van marktdeelnemers de bevoegde autoriteit tevens een bedrag dat gelijk is aan het bedrag aan financiering waarop de uitsluiting betrekking heeft;

iii)

wordt de organisatie van marktdeelnemers uitgesloten van communautaire financiering in het kader van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 865/2004 gedurende de gehele periode van drie jaar na die waarvoor de onregelmatigheid is geconstateerd.

4.   De bedragen die voortvloeien uit de toepassing van correcties of sancties overeenkomstig het onderhavige artikel, worden overgemaakt aan het betaalorgaan en in mindering gebracht op de door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw gefinancierde uitgaven.

Artikel 17

Terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen

1.   Elk onverschuldigd betaald bedrag, in voorkomend geval verhoogd met de overeenkomstig lid 2 berekende rente, wordt door de bevoegde autoriteit van de lidstaat teruggevorderd.

2.   De rente wordt berekend:

a)

op basis van de periode die tussen de betaling en de terugbetaling door de begunstigde is verstreken;

b)

op basis van de op de datum van de onverschuldigde betaling geldende rentevoet voor de basisherfinancieringstransacties van de Europese Centrale Bank zoals bekendgemaakt in reeks C van het Publicatieblad van de Europese Unie, verhoogd met 3 procentpunten.

3.   De lidstaat kan in het geval dat een later niet subsidiabel gebleken maatregel is uitgevoerd overeenkomstig het goedgekeurde activiteitenprogramma, besluiten de verschuldigde financiering te betalen of reeds betaalde bedragen niet terug te vorderen indien een dergelijk besluit is toegestaan in uit de nationale begroting gefinancierde vergelijkbare gevallen en indien de organisatie van marktdeelnemers niet uit nalatigheid of met opzet heeft gehandeld.

4.   De op grond van dit artikel ingevorderde of betaalde bedragen worden overgemaakt aan het betaalorgaan en in mindering gebracht op de door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw gefinancierde uitgaven.

Artikel 18

Mededelingen door de lidstaten

1.   Uiterlijk op 31 januari 2006 stellen de olijfolieproducerende lidstaten de Commissie in kennis van de nationale maatregelen ter uitvoering van deze verordening, en met name van de maatregelen met betrekking tot:

a)

de in artikel 2, lid 2, bedoelde voorwaarden voor de erkenning van de organisaties van marktdeelnemers;

b)

de aanvullende voorwaarden die de subsidiabele acties nader omschrijven, zoals bedoeld in artikel 5, lid 2;

c)

de in artikel 9, lid 1, onder a), bedoelde beleidslijnen en prioriteiten voor de sector olijven en olijfolie en de in artikel 9, lid 1, onder f), bedoelde kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren;

d)

de nadere voorschriften inzake de in artikel 11 bedoelde voorschottenregeling en, in voorkomend geval, de regeling voor de betaling van de nationale financieringen;

e)

de toepassing van de in artikel 14 bedoelde controles en van de in artikel 16 bedoelde sancties en correcties;

f)

de in artikel 12, lid 3, bedoelde termijn.

2.   Uiterlijk op 1 mei van elk jaar van uitvoering van de goedgekeurde activiteitenprogramma’s verstrekken de lidstaten de Commissie de gegevens over:

a)

de erkende organisaties van marktdeelnemers;

b)

de activiteitenprogramma’s en de kenmerken daarvan, uitgesplitst naar de soorten van organisaties van marktdeelnemers, naar de actieterreinen en naar de regionale productiegebieden;

c)

het voor elk activiteitenprogramma toegewezen bedrag aan financiering;

d)

het voor de communautaire financiering per begrotingsjaar beoogde tijdschema voor de gehele looptijd van de activiteitenprogramma’s.

3.   Uiterlijk op 10 september van elk jaar van uitvoering van de goedgekeurde activiteitenprogramma’s doen de lidstaten de Commissie een verslag over de uitvoering van deze verordening toekomen dat ten minste de volgende elementen omvat:

a)

het aantal gefinancierde activiteitenprogramma’s, de begunstigden, de voor de olijventeelt gebruikte oppervlakten, de oliefabrieken, de verwerkingsinstallaties en de betrokken hoeveelheden olijfolie en tafelolijven;

b)

de kenmerken van de op elk van de actieterreinen ontwikkelde acties;

c)

de verschillen tussen de voorgenomen en de daadwerkelijk uitgevoerde acties en de gevolgen daarvan voor de uitgaven;

d)

een beschrijving en een evaluatie van de resultaten, met name op basis van de in artikel 12, lid 2, onder b), iii), bedoelde evaluaties van de activiteitenprogramma’s;

e)

de statistische gegevens over de overeenkomstig de artikelen 14 en 15 verrichte controles en de overeenkomstig artikel 16 toegepaste sancties of correcties;

f)

de uitgaven, uitgesplitst naar de activiteitenprogramma’s en naar de actieterreinen, en de communautaire financiële bijdragen, de nationale financiële bijdragen en de financiële bijdragen van de marktdeelnemers.

4.   De in dit artikel bedoelde mededelingen gebeuren langs elektronische weg volgens de door de Commissie aan de lidstaten gegeven aanwijzingen.

Artikel 19

Overgangsbepaling

1.   De lidstaten kunnen de communautaire financiering voor het eerste jaar van uitvoering van het programma voorschieten.

2.   Dit voorschot moet beperkt blijven tot het bedrag dat overeenstemt met de communautaire financiering.

3.   De uitgaven die voortvloeien uit de betaling van het in lid 2 bedoelde voorschot, worden gedeclareerd in het kader van de uitgaven die worden verricht in de periode van 16 tot en met 31 oktober 2006.

Artikel 20

Intrekking

Verordening (EG) nr. 1334/2002 wordt ingetrokken.

Artikels 9, 10 en 11, lid 3, van die verordening blijven evenwel van toepassing voor de activiteitenprogramma’s voor het verkoopseizoen 2004/2005.

Artikel 21

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 161 van 30.4.2004, blz. 97; gerectificeerd in PB L 206 van 9.6.2004, blz. 37.

(2)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 118/2005 van de Commissie (PB L 24 van 27.1.2005, blz. 15).

(3)  PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 673/2004 (PB L 105 van 14.4.2004, blz. 17).

(4)  PB L 195 van 24.7.2002, blz. 16. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1331/2004 (PB L 247 van 21.7.2004, blz. 5).

(5)  PB 172 van 30.9.1966, blz. 3025/66.

(6)  PB L 210 van 28.7.1998, blz. 32.


Top