EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005L0087

Richtlijn 2005/87/EG van de Commissie van 5 december 2005 tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake ongewenste stoffen in diervoeding, wat lood, fluor en cadmium betreft (Voor de EER relevante tekst)

PB L 321M van 21.11.2006, p. 321–326 (MT)
PB L 318 van 6.12.2005, p. 19–24 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO, HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2005/87/oj

6.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 318/19


RICHTLIJN 2005/87/EG VAN DE COMMISSIE

van 5 december 2005

tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake ongewenste stoffen in diervoeding, wat lood, fluor en cadmium betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding (1), en met name op artikel 8, lid 1,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (2), en met name op artikel 13, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2002/32/EG verbiedt het gebruik van producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren en waarvan het gehalte aan ongewenste stoffen de in bijlage I vermelde maximumgehalten overschrijdt.

(2)

Toen Richtlijn 2002/32/EG werd goedgekeurd, heeft de Commissie verklaard dat de bepalingen van bijlage I bij die richtlijn aan de hand van geactualiseerde wetenschappelijke risicobeoordelingen zouden worden herzien, rekening houdend met het verbod op het verdunnen van niet-conforme verontreinigde producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren.

(3)

Het Wetenschappelijk Panel voor contaminanten in de voedselketen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft op 2 juni 2004 op verzoek van de Commissie een advies over lood als ongewenste stof in diervoeding goedgekeurd.

(4)

De verontreiniging van levensmiddelen met lood vormt een probleem voor de volksgezondheid. Lood hoopt zich in enige mate op in nier- en leverweefsel, spierweefsels bevatten zeer lage resthoeveelheden lood en de carry-over in melk is beperkt. Daarom zijn levensmiddelen van dierlijke oorsprong geen belangrijke bron van menselijke blootstelling aan lood.

(5)

Runderen en schapen lijken de meest gevoelige diersoorten te zijn ten aanzien van acute loodtoxiciteit. Er is melding gemaakt van afzonderlijke gevallen van intoxicatie als gevolg van de inname van uit verontreinigde gebieden afkomstige voedermiddelen of de accidentele inname van loodbronnen. De in commerciële voedermiddelen in de Europese Unie gevonden gehalten veroorzaken echter geen klinische tekenen van toxiciteit.

(6)

De bestaande wettelijke bepalingen in verband met lood in producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren zorgen er over het algemeen voor dat deze producten geen gevaar voor de gezondheid van mens en dier vormen of nadelige gevolgen voor de dierlijke productie hebben.

(7)

Runderen en schapen lijken de meest gevoelige diersoorten te zijn. Groenvoeder is een belangrijk bestanddeel van hun dagrantsoen en daarom is het van belang dat de bestaande bepalingen opnieuw worden bekeken met het oog op een mogelijke verdere verlaging van het maximumgehalte aan lood in groenvoeder.

(8)

Bovendien moet een maximumgehalte aan lood worden vastgesteld voor toevoegingsmiddelen, behorende tot de functionele groep „Sporenelementen, bindmiddelen en verdunningsmiddelen” en voor voormengsels. Het voor voormengsels vastgestelde maximumgehalte houdt rekening met de toevoegingsmiddelen met het hoogste loodgehalte en niet met de gevoeligheid van de verschillende diersoorten voor lood. Om de gezondheid van mens en dier te beschermen dient de producent van voormengsels er daarom voor te zorgen dat niet alleen wordt voldaan aan de voorschriften met betrekking tot de maximumgehalten voor voormengsels, maar dat de gebruiksaanwijzingen op het voormengsel ook in overeenstemming zijn met de voorschriften inzake de maximumgehalten voor aanvullende en volledige diervoeders.

(9)

Het Wetenschappelijk Panel voor contaminanten in de voedselketen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft op 22 september 2004 op verzoek van de Commissie een advies over fluor als ongewenste stof in diervoeding goedgekeurd.

(10)

Fluoride hoopt zich met name op in calcificerende weefsels. De transmissie in eetbare weefsels, met inbegrip van melk en eieren, is daarentegen beperkt. De fluorideconcentraties in levensmiddelen van dierlijke oorsprong dragen bijgevolg slechts marginaal bij aan de menselijke blootstelling.

(11)

In de Europese Unie zijn de fluoridegehalten in weidegras, weidegewassen en mengvoeders over het algemeen laag en de blootstelling van dieren aan fluoride ligt over het algemeen onder het niveau dat schadelijke effecten veroorzaakt. In sommige geografische gebieden en incidenteel in de nabijheid van industrieterreinen met een hoge fluoride-emissie gaat een excessieve blootstelling aan fluoride echter gepaard met tand- en skeletafwijkingen.

(12)

De bestaande wettelijke bepalingen in verband met fluor in producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren zorgen ervoor dat deze producten geen gevaar voor de gezondheid van mens en dier vormen of nadelige gevolgen voor de dierlijke productie hebben.

(13)

De gebruikte extractiemethode is van grote invloed op het analyseresultaat en daarom moet de extractiemethode worden vastgesteld. Er kan gebruik worden gemaakt van gelijkwaardige methoden waarvan is aangetoond dat zij een gelijke extractie-efficiëntie hebben.

(14)

Het fluorgehalte in zeewaterschaaldieren zoals krill moet worden gewijzigd om rekening te houden met nieuwe verwerkingstechnieken ter verbetering van de voedingskwaliteit en ter vermindering van het verlies aan biomassa, wat echter ook leidt tot hogere fluorgehalten in het eindproduct.

(15)

Bij Richtlijn 84/547/EEG van de Commissie van 26 oktober 1984 tot wijziging van de bijlagen bij Richtlijn 70/524/EEG van de Raad betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding (3) wordt een maximumgehalte voor fluor in vermiculiet (E 561) vastgesteld. De werkingssfeer van Richtlijn 2002/32/EG voorziet in de mogelijkheid van de vaststelling van maximumgehalten aan ongewenste stoffen in toevoegingsmiddelen in diervoeding en de voorschriften voor ongewenste stoffen moeten voor een grotere duidelijkheid in één enkele tekst worden gebundeld.

(16)

Het Wetenschappelijk Panel voor contaminanten in de voedselketen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft op 2 juni 2004 op verzoek van de Commissie een advies over cadmium als ongewenste stof in diervoeding goedgekeurd.

(17)

De verontreiniging van levensmiddelen met cadmium vormt een probleem voor de volksgezondheid. De ophoping van cadmium in menselijk weefsel hangt af van de voedingsconcentratie en de blootstellingsduur. De korte levensduur van dieren zoals mestvarkens en pluimvee minimaliseert het risico van ongewenste cadmiumconcentraties in de eetbare weefsels van deze dieren. Herkauwers en paarden kunnen echter tijdens hun gehele levensduur worden blootgesteld aan cadmium dat in weidegras aanwezig is. In sommige regio’s kan dit leiden tot een ongewenste ophoping van cadmium, met name in de nieren.

(18)

Cadmium is toxisch voor alle diersoorten. Bij de meeste soorten huisdieren, met inbegrip van varkens, die als de meest gevoelige soort worden beschouwd, is het onwaarschijnlijk dat ernstige klinische symptomen optreden, als de cadmiumconcentraties in de voeding onder 5 mg/kg diervoeder blijven.

(19)

De bestaande wettelijke bepalingen in verband met cadmium in producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren zorgen ervoor dat deze producten geen gevaar voor de gezondheid van mens en dier vormen of nadelige gevolgen voor de dierlijke productie hebben.

(20)

Er is nog geen maximumgehalte vastgesteld voor voeder voor gezelschapsdieren en voedermiddelen van minerale oorsprong anders dan fosfaten. Er moet een maximumgehalte worden vastgesteld voor deze voor het voederen van dieren bedoelde producten. Het huidige maximumgehalte aan cadmium in visvoeder moet worden gewijzigd om rekening te houden met recente ontwikkelingen in de samenstelling van visvoeder waarbij een groter aandeel visolie en vismeel wordt gebruikt. Bovendien moet een maximaal cadmiumgehalte worden vastgesteld voor toevoegingsmiddelen, behorende tot de functionele groep „Sporenelementen, bindmiddelen en verdunningsmiddelen” en voor voormengsels. Het voor voormengsels vastgestelde maximumgehalte houdt rekening met de toevoegingsmiddelen met het hoogste cadmiumgehalte en niet met de gevoeligheid van de verschillende diersoorten voor cadmium. Overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 moet de producent van voormengsels er ter bescherming van de gezondheid van mens en dier voor zorgen dat niet alleen wordt voldaan aan de voorschriften met betrekking tot de maximumgehalten voor voormengsels, maar dat de gebruiksaanwijzingen op het voormengsel ook in overeenstemming zijn met de voorschriften inzake de maximumgehalten voor aanvullende en volledige diervoeders.

(21)

Richtlijn 2002/32/EG en Richtlijn 84/547/EEG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(22)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

Onverminderd de andere voorwaarden voor de toelating van het toevoegingmiddel vermiculiet, behorende tot de groep „Bindmiddelen, verdunningsmiddelen en stollingsmiddelen”, als vastgesteld in Richtlijn 70/524/EEG, wordt het maximumgehalte aan fluor in de bijlage bij deze richtlijn vastgesteld.

Artikel 3

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk twaalf maanden na de inwerkingtreding aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 5 december 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/8/EG van de Commissie (PB L 27 van 29.1.2005, blz. 44).

(2)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 378/2005 van de Commissie (PB L 59 van 5.3.2005, blz. 8).

(3)  PB L 297 van 15.11.1984, blz. 40.


BIJLAGE

Bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Punt 2, „Lood”, wordt vervangen door:

Ongewenste stoffen

Producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren

Maximumgehalte in mg/kg (ppm) van de voedermiddelen, herleid tot een vochtgehalte van 12 %

(1)

(2)

(3)

„2.

Lood (1)

Voedermiddelen, met uitzondering van:

10

– groenvoeder (2)

30 (3)

– fosfaten en koolzure algenkalk

15

– calciumcarbonaat

20

– gist

5

Toevoegingsmiddelen, behorende tot de functionele groep „Verbindingen van sporenelementen”, met uitzondering van:

100

– zinkoxide

400 (3)

– mangaan(II)oxide, ijzercarbonaat, kopercarbonaat

200 (3)

Toevoegingsmiddelen, behorende tot de functionele groep „Bindmiddelen en verdunningsmiddelen”, met uitzondering van:

30 (3)

– clinoptiloliet van vulkanische oorsprong

60 (3)

Voormengsels

200 (3)

Aanvullende diervoeders, met uitzondering van:

10

– mineralenmengsels

15

Volledige diervoeders

5

2)

Punt 3, „Fluor”, wordt vervangen door:

Ongewenste stoffen

Producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren

Maximumgehalte in mg/kg (ppm) van de voedermiddelen, herleid tot een vochtgehalte van 12 %

(1)

(2)

(3)

„3.

Fluor (4)

Voedermiddelen, met uitzondering van:

150

– diervoeders van dierlijke oorsprong, met uitzondering van zeewaterschaaldieren zoals krill

500

– zeewaterschaaldieren zoals krill

3 000

– fosfaten

2 000

– calciumcarbonaat

350

– magnesiumoxide

600

– koolzure algenkalk

1 000

Vermiculiet (E 561)

3 000 (5)

Aanvullende diervoeders

 

– bevattende ≤ 4 % fosfor

500

– bevattende > 4 % fosfor

125 per 1 % fosfor

Volledige diervoeders, met uitzondering van:

150

– volledige diervoeders voor runderen, schapen en geiten

 

– – die zogen

30

– – andere

50

– volledige diervoeders voor varkens

100

– volledige diervoeders voor pluimvee

350

– volledige diervoeders voor kuikens

250

3)

Punt 6, „Cadmium”, wordt vervangen door:

Ongewenste stoffen

Producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren

Maximumgehalte in mg/kg (ppm) van de voedermiddelen, herleid tot een vochtgehalte van 12 %

(1)

(2)

(3)

„6.

Cadmium (4)

Voedermiddelen van plantaardige oorsprong

1

Voedermiddelen van dierlijke oorsprong

2

Voerdermiddelen van minerale oorsprong, met uitzondering van:

2

– fosfaten

10

Toevoegingsmiddelen, behorende tot de functionele groep „Verbindingen van sporenelementen”, met uitzondering van:

10

– koperoxide, mangaan(II)oxide, zinkoxide en mangaan(II)sulfaat-monohydraat

30 (7)

Toevoegingsmiddelen, behorende tot de functionele groep „Bindmiddelen en verdunningsmiddelen”

2

Voormengsels

15 (7)

Mineralenmengsels

 

– bevattende < 7 % fosfor

5

– bevattende ≥ 7 % fosfor

0,75 per 1 % fosfor, met een maximum van 7,5

Aanvullende diervoeders voor huisdieren

2

Andere aanvullende diervoeders

0,5

Volledige diervoeders voor runderen, schapen en geiten en visvoeder, met uitzondering van:

1

– volledige huisdiervoeders

2

– volledige diervoeders voor kalveren, lammeren en geitenlammeren en andere volledige diervoeders

0,5


(1)  De maximumgehalten hebben betrekking op een analytische bepaling van lood, waarbij de extractie gedurende 30 minuten op kooktemperatuur in salpeterzuur (5 % m/m) wordt uitgevoerd. Er kunnen gelijkwaardige extractieprocedures worden toegepast, waarvoor kan worden aangetoond dat de gebruikte extractieprocedure een gelijke extractie-efficiëntie heeft.

(2)  Groenvoeder omvat producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren als hooi, kuilvoer, vers gras, enz.

(3)  De gehalten worden vóór 31 december 2007 opnieuw bekeken met het oog op de verlaging van de maximumgehalten.”.

(4)  De maximumgehalten hebben betrekking op een analytische bepaling van fluor, waarbij de extractie gedurende 20 minuten op omgevingstemperatuur met zoutzuur 1 N wordt uitgevoerd. Er kunnen gelijkwaardige extractieprocedures worden toegepast, waarvoor kan worden aangetoond dat de gebruikte extractieprocedure een gelijke extractie-efficiëntie heeft.

(5)  De gehalten worden vóór 31 december 2007 opnieuw bekeken met het oog op de verlaging van de maximumgehalten.”.

(6)  De maximumgehalten hebben betrekking op een analytische bepaling van cadmium, waarbij de extractie gedurende 30 minuten op kooktemperatuur in salpeterzuur (5% m/m) wordt uitgevoerd. Er kunnen gelijkwaardige extractieprocedures worden toegepast, waarvoor kan worden aangetoond dat de gebruikte extractieprocedure een gelijke extractie-efficiëntie heeft.

(7)  De gehalten worden vóór 31 december 2007 opnieuw bekeken met het oog op de verlaging van de maximumgehalten.”.


Top