Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005H0491

    Aanbeveling van de Commissie van 3 juni 2005 betreffende gemeenschappelijke richtsnoeren voor de nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 1648)

    PB L 186 van 18.7.2005, p. 1–2 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2005/491/oj

    18.7.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 186/1


    AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

    van 3 juni 2005

    betreffende gemeenschappelijke richtsnoeren voor de nationale zijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken

    (kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 1648)

    (Slechts de teksten in de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal zijn authentiek)

    (2005/491/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 211,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Overeenkomstig artikel 106, lid 2, van het Verdrag kunnen de lidstaten munten uitgeven onder voorbehoud van goedkeuring van de Europese Centrale Bank met betrekking tot de omvang van de uitgifte.

    (2)

    Overeenkomstig artikel 106, lid 2, tweede zin, van het Verdrag heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 975/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken (1) harmonisatiemaatregelen op dit gebied genomen.

    (3)

    Overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro (2) zijn in euro of in cent luidende muntstukken die aan de nominale waarden en technische specificaties voldoen de enige muntstukken die in alle „deelnemende” lidstaten, zoals gedefinieerd in die verordening, de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben. Sinds zij op 1 januari 2002 in omloop zijn gebracht, circuleren deze muntstukken in de gehele eurozone.

    (4)

    De informele Raad (Ecofin) van Verona is in april 1996 overeengekomen dat de euromunten een gemeenschappelijke Europese keerzijde en een kenmerkende nationale voorzijde moeten hebben. De gemeenschappelijke ontwerpen voor de verschillende denominaties werden tijdens de Europese Raad van Amsterdam van december 1997 door de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten gekozen na een door de Commissie georganiseerde wedstrijd. De lidstaten hebben het ontwerp voor de nationale zijde van de euromunten gekozen.

    (5)

    Op 8 december 2003 is de Raad overeengekomen dat het op 23 november 1998 door de Raad (Ecofin) ingestelde moratorium op de uitgifte van voor circulatie bestemde eurogedenkmunten diende te worden opgeheven. Overeenkomstig Aanbeveling 2003/734/EG van de Commissie van 29 september 2003 inzake een gemeenschappelijke werkwijze voor wijziging van het ontwerp van de nationale voorzijde van voor circulatie bestemde euromuntstukken (3) mogen de lidstaten vanaf 2004 om een bepaalde gebeurtenis of persoon te herdenken voor circulatie bestemde eurogedenkmunten uitgeven, mits zij bepaalde beperkingen in acht nemen en het normale nationale ontwerp van de voor circulatie bestemde euromuntstukken vervangen door een ander nationaal ontwerp. Bovendien is de Raad overeengekomen dat een wijziging van de normale nationale zijde mogelijk is indien het op een muntstuk afgebeelde staatshoofd verandert en dat het moratorium op wijzigingen van de nationale zijde om andere redenen eind 2008 kan worden heroverwogen.

    (6)

    Na de uitbreiding van de Europese Unie in mei 2004 hebben tal van de recentelijk toegetreden lidstaten een aanvang gemaakt met hun voorbereidingen op de invoering van de euro. De selectie van de nationale zijde van hun euromuntstukken maakt deel uit van deze voorbereidingen.

    (7)

    Gezien het toenemende aantal verschillende nationale zijden zullen de in deze aanbeveling geformuleerde gemeenschappelijke richtsnoeren voor de selectie van de nationale zijde van zowel de normale voor circulatie bestemde muntstukken als de voor circulatie bestemde gedenkmunten de algemene samenhang van het euromuntstelsel versterken.

    (8)

    Euromuntstukken circuleren niet alleen in het land van uitgifte maar in de gehele eurozone en zelfs daarbuiten. Dit heeft tot gevolg dat in elk van de landen van de eurozone het aandeel van de in omloop zijnde muntstukken met een andere dan de eigen nationale zijde toeneemt. Tegen deze achtergrond is het aangewezen op de nationale zijde een duidelijke vermelding van het land van uitgifte aan te brengen zodat geïnteresseerde muntgebruikers het land van herkomst gemakkelijk kunnen achterhalen.

    (9)

    Op de gemeenschappelijke Europese zijde van de euromuntstukken is zowel de naam van de eenheidsmunt als de denominatie van het muntstuk weergegeven. Op de nationale zijde zou noch de naam van de eenheidsmunt, noch de denominatie van het muntstuk mogen worden herhaald. Het randschrift van het muntstuk van 2 euro kan wel melding maken van de denominatie, mits in overeenstemming met de in de meeste lidstaten gangbare werkwijze alleen het cijfer „2” en/of de term „euro” worden gebruikt.

    (10)

    Aangezien de euromuntstukken in de gehele eurozone circuleren, vormen de kenmerken van het nationale ontwerp ervan tot op zekere hoogte een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang. De lidstaten dienen elkaar van nieuwe nationale zijden in kennis te stellen voordat een definitief besluit terzake wordt genomen. Te dien einde dienen de lidstaten hun nieuwe ontwerpen van euromuntstukken (met inbegrip van het randschrift van het muntstuk van 2 euro) aan de Commissie toe te zenden voor verdere verspreiding. Dit zal op zodanige wijze geschieden dat onnodige vertraging wordt vermeden.

    (11)

    De lidstaten zijn over de in deze aanbeveling uiteengezette richtsnoeren geraadpleegd, zodat rekening kon worden gehouden met hun diverse nationale werkwijzen en voorkeuren op dit gebied.

    (12)

    De Gemeenschap heeft monetaire overeenkomsten gesloten met het Vorstendom Monaco, de Republiek San Marino en Vaticaanstad volgens welke zij een bepaalde hoeveelheid voor circulatie bestemde euromuntstukken mogen uitgeven. De gemeenschappelijke richtsnoeren moeten ook van toepassing zijn op de voor circulatie bestemde muntstukken die door deze staten worden uitgegeven,

    BEVEELT AAN:

    Artikel 1

    Identificatie van de lidstaat van uitgifte

    Op de nationale zijde van alle denominaties van de voor circulatie bestemde euromuntstukken wordt aangegeven welke de lidstaat van uitgifte is. Dit geschiedt door middel van de vermelding van hetzij de naam van de betrokken lidstaat, hetzij een afkorting daarvan.

    Artikel 2

    Geen vermelding van de naam van de munteenheid en van de denominatie van het muntstuk

    a)

    Op de nationale zijde mag noch de denominatie, noch enigerlei deel van de denominatie van het muntstuk worden herhaald. Op deze zijde mag evenmin de naam van de eenheidsmunt of van de onderverdeling ervan worden herhaald, tenzij een dergelijke vermelding het gevolg is van het gebruik van een ander alfabet.

    b)

    Het randschrift van het muntstuk van 2 euro kan melding maken van de denominatie, mits alleen het cijfer „2” en/of de term „euro” worden gebruikt.

    Artikel 3

    Informatieprocedure

    De lidstaten stellen elkaar in kennis van elk nieuw ontwerp van een nationale zijde, met inbegrip van het randschrift, voordat zij een dergelijk ontwerp officieel goedkeuren. Te dien einde wordt elk nieuw ontwerp door de lidstaat van uitgifte toegezonden aan de Commissie, die, in voorkomend geval, de andere lidstaten daarvan onverwijld in kennis stelt via het bevoegde subcomité van het Economisch en Financieel Comité. Alle relevante informatie over nieuwe ontwerpen voor nationale zijden van muntstukken wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 4

    Toepassingsgebied van de aanbevolen werkwijzen

    Deze aanbeveling is van toepassing op de nationale zijden en randschriften van zowel de normale voor circulatie bestemde euromuntstukken als de voor circulatie bestemde eurogedenkmunten. Zij is niet van toepassing op de nationale zijden en randschriften van zowel de normale voor circulatie bestemde euromuntstukken als de voor circulatie bestemde eurogedenkmunten die voor het eerst zijn uitgegeven vóór de aanneming van deze aanbeveling.

    Artikel 5

    Adressaten

    Deze aanbeveling is gericht tot alle lidstaten zoals gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 974/98.

    Gedaan te Brussel, 3 juni 2005.

    Voor de Commissie

    Joaquín ALMUNIA

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 139 van 11.5.1998, blz. 6. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 423/1999 (PB L 52 van 27.2.1999, blz. 2).

    (2)  PB L 139 van 11.5.1998, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2596/2000 (PB L 300 van 29.11.2000, blz. 2).

    (3)  PB L 264 van 15.10.2003, blz. 38.


    Top