EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001R1051

Verordening (EG) nr. 1051/2001 van de Raad van 22 mei 2001 betreffende de steun voor de katoenproductie

PB L 148 van 1.6.2001, p. 3–8 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2005; opgeheven door 32003R1782

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2001/1051/oj

32001R1051

Verordening (EG) nr. 1051/2001 van de Raad van 22 mei 2001 betreffende de steun voor de katoenproductie

Publicatieblad Nr. L 148 van 01/06/2001 blz. 0003 - 0008


Verordening (EG) nr. 1051/2001 van de Raad

van 22 mei 2001

betreffende de steun voor de katoenproductie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het aan de Akte van Toetreding van Griekenland gehechte Protocol nr. 4 betreffende katoen(1), met name op punt 6,

Gezien het voorstel van de Commissie(2),

Gezien het advies van het Europees Parlement(3),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(4),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Uit het in punt 11 van het aan de Akte van Toetreding van Griekenland gehechte Protocol nr. 4 voorgeschreven onderzoek inzake het functioneren van de steunregeling voor katoen is gebleken dat deze regeling met enkele aanpassingen moet worden gehandhaafd.

(2) De bepalingen betreffende katoen zijn opgenomen in Protocol nr. 4, in Verordening (EG) nr. 1554/95 van de Raad van 29 juni 1995 tot vaststelling van de algemene voorschriften van de steunregeling voor katoen en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2169/81(5), alsmede in Verordening (EEG) nr. 1964/87 van de Raad van 2 juli 1987 tot aanpassing van de steunregeling voor katoen die is ingesteld bij het aan de Akte van Toetreding van Griekenland gehechte Protocol nr. 4(6). Het is dienstig, enerzijds, om de in het aan de Akte van Toetreding van Griekenland gehechte Protocol nr. 4 vastgestelde regeling, en met name de mogelijkheid voor de Raad om de regeling aan te passen, te handhaven, en anderzijds, om alle voor de toekenning van de steun vereiste toepassingsmaatregelen ter wille van de eenvoud in één Raadsverordening onder te brengen.

(3) Krachtens punt 6 van het protocol moeten de maatregelen worden vastgesteld die nodig zijn voor de toepassing van de regeling voor katoen; de in punt 3 van Protocol nr. 4 bepaalde productiesteun wordt nu binnen de grenzen van gegarandeerde nationale hoeveelheden toegekend via een systeem waarbij de producent een minimumprijs wordt gegarandeerd en het verschil tussen de streefprijs en de wereldmarktprijs wordt bijgepast door middel van de aan het egreneringsbedrijf toegekende steun; in het licht van de ervaring moeten de basis en de verschillende elementen van dit systeem gehandhaafd worden.

(4) De streefprijs en de aan de producent te betalen minimumprijs en de nationale gegarandeerde hoeveelheden moeten zo worden vastgesteld dat het bereikte evenwicht tussen de teelten niet wordt verstoord en dat de marktdeelnemers teelt- en verwerkingsprogramma's voor de middellange termijn kunnen opstellen.

(5) De bepalingen inzake de vaststelling van de wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen moeten worden gehandhaafd; voor de bepaling van deze prijs kan worden uitgegaan van de verhouding tussen de in aanmerking genomen prijs voor geëgreneerde katoen en de berekende prijs voor niet-geëgreneerde katoen; bij het bepalen van de prijs voor geëgreneerde katoen dienen de aanbiedingen op de wereldmarkt en de noteringen op de voor de internationale handel belangrijke beurzen in aanmerking te worden genomen.

(6) Met de momenteel geldende regeling, waarbij de bij overschrijding van een bepaalde productie toegepaste steunverlaging verhoudingsgewijs over de voor de overschrijding verantwoordelijke lidstaten wordt gespreid, kan de productie op een redelijk peil worden gehouden; de steun kan echter minder sterk worden verlaagd wanneer, vooral door het gemiddelde prijspeil op de wereldmarkt, de uitgaven een bepaalde grens niet overschrijden; de consequenties van het systeem van nationale gegarandeerde hoeveelheden moeten voor zowel de streefprijs als de minimumprijs gelden.

(7) Door het nu op de streefprijs toegepaste verminderingspercentage, dat gelijk is aan de helft van het percentage waarmee de gegarandeerde nationale hoeveelheid overschreden is, komt de begrotingsdiscipline in bepaalde gevallen in het gedrang. Dit percentage moet derhalve vanaf een bepaalde productiedrempel worden verhoogd.

(8) Om het systeem in evenwicht te houden, moet de productiesteun voor katoen voortaan volledig aan de begunstigden worden uitgekeerd, onder toepassing van de verschillende in de communautaire wetgeving vastgestelde verlagingen en kortingen; bij de huidige productiestructuur moet de steun worden toegekend aan de egreneringsbedrijven die aan de producenten een minstens met de minimumprijs overeenkomende prijs en een voorschot op die prijs betalen en die bepaalde voorwaarden met betrekking tot de controle van de voor steun in aanmerking komende hoeveelheden aanvaarden.

(9) Het steunbedrag varieert volgens de wereldmarktprijs; voor hoeveelheden die voor steun in aanmerking komen wordt het bedrag toegekend dat correspondeert met de periode waarin de betrokken steunaanvraag is ingediend. Bij de huidige regeling kan het egreneringsbedrijf, via zijn steunaanvraag, het steunbedrag bepalen, met name aan de hand van de datum van sluiting van de verkoopcontracten voor geëgreneerde katoen die in zijn bezit is. Om de afzet van de geëgreneerde katoen op de wereldmarkt nog te vergemakkelijken, moet voortaan worden toegestaan dat contracten vóór de oogst worden gesloten, en bijgevolg moet de periode voor de indiening van de steunaanvragen worden verlengd.

(10) Het lijkt niet erg opportuun de contractuele verplichtingen tussen producenten en egreneringsbedrijven op communautair niveau te regelen; bijgevolg moet het momenteel geldende principe van overeenstemming tussen beide betrokken partijen gehandhaafd, maar gepreciseerd worden.

(11) Het bedrag van de toe te kennen steun kan pas bekend zijn wanneer is geconstateerd hoeveel in elke lidstaat werkelijk is geproduceerd; om het nadeel van late uitbetaling van de steun enigermate te ondervangen, moet de bepaling op grond waarvan een deel van de steun vervroegd wordt uitbetaald in de vorm van een voorschot, worden gehandhaafd.

(12) De producerende lidstaten moeten de vereiste controlemaatregelen nemen om voor een deugdelijke toepassing van de voor de toekenning van de steun vastgestelde maatregelen te zorgen, waarbij zij in voorkomend geval gebruik maken van het geïntegreerde beheers- en controlesysteem van Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad van 27 november 1992 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen(7).

(13) Katoenteelt kan in daarvoor minder geschikte gebieden kwalijke gevolgen hebben voor het milieu en kan de landbouweconomie van de regio's waarvoor deze teelt van belang is, schaden; om rekening te houden met de doelstellingen betreffende het milieu, moeten de lidstaten ten aanzien van het gebruik van landbouwgrond voor katoenteelt de door hen passende geachte milieumaatregelen vaststellen en toepassen; de lidstaten moeten in de toekomst, enerzijds, maatregelen uitvaardigen om de teelt volgens milieucriteria te beperken, en moeten anderzijds de producenten erop wijzen dat de wetgeving moet worden nageleefd. De belangrijkste twee producerende lidstaten dienen, op een datum waarop de daartoe benodigde kennis voorhanden is, verslag uit te brengen over de gevolgen van de genomen nationale milieumaatregelen voor de katoensector.

(14) Om de productiesteunregeling gemakkelijker te kunnen toepassen en beter te kunnen beheren, moet een procedure worden vastgesteld waarbij in het kader van een comité van beheer een nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie tot stand wordt gebracht; het is wenselijk daarvoor het Comité van beheer voor natuurlijke vezels in te schakelen, dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1673/2000 van de Raad van 27 juli 2000 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector vezelvlas en -hennep(8).

(15) Het is dienstig dat de maatregelen die nodig zijn ter uitvoering van deze verordening worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(9).

(16) Opdat voor de communautaire uitgaven in verband met de uitvoering van de in deze verordening vervatte maatregelen passende financiële en monetaire voorschriften en adequate procedures worden toegepast, moet worden bepaald dat, ter zake, gezien het specifieke landbouwkarakter van niet-geëgreneerde katoen, Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid(10), alsmede Verordening (EG) nr. 2799/98 van de Raad van 15 december 1998 tot vaststelling van het agromonetaire stelsel voor de euro(11), van toepassing zijn.

(17) De bij deze verordening vastgestelde aanpassingen moeten onder optimale omstandigheden worden toegepast; overgangsmaatregelen kunnen derhalve nodig blijken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEGINSELEN

Artikel 1

1. Bij deze verordening worden de maatregelen vastgesteld die nodig zijn voor de toekenning van de productiesteun waarin is voorzien bij punt 3 van Protocol nr. 4 bij de Akte van Toetreding van Griekenland.

2. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a) "niet-geëgreneerde katoen": de rijp geoogste vruchten van de katoenplant (Gossypium) die stukjes vruchthulsel, blaadjes en zand bevatten;

b) "geëgreneerde katoen": de katoenvezels (andere dan linters en afval), ontpit en grotendeels ontdaan van stukjes vruchthulsel, blaadjes en zand, maar niet gekaard of gekamd.

3. Het verkoopseizoen loopt van 1 september tot en met 31 augustus.

Artikel 2

1. Het bedrag van de productiesteun voor niet-geëgreneerde katoen wordt door de Commissie vastgesteld op basis van het verschil tussen:

- een streefprijs die voor niet-geëgreneerde katoen overeenkomstig artikel 3, lid 1, en artikel 7 wordt vastgesteld,

- de overeenkomstig artikel 4 bepaalde wereldmarktprijs.

2. De steun wordt toegekend voor niet-geëgreneerde katoen bij aankoop waarvan een prijs is betaald die ten minste gelijk is aan de overeenkomstig artikel 3, lid 2, en artikel 9 vastgestelde minimumprijs.

HOOFDSTUK II

PRIJSMECHANISME

Artikel 3

1. De streefprijs wordt vastgesteld op 106,30 EUR per 100 kg niet-geëgreneerde katoen.

De streefprijs geldt voor katoen:

- van gezonde handelskwaliteit,

- met een vochtgehalte van 10 % en een gehalte aan onzuiverheden van 3 %,

- met de eigenschappen die nodig zijn om, na egrenering, 32 % vezels van kwaliteit nr. 5 (white middling) met een lengte van 28 mm (1-3/32") te verkrijgen.

2. De minimumprijs wordt vastgesteld op 100,99 EUR, af landbouwbedrijf, per 100 kg niet-geëgreneerde katoen van de voor de streefprijs in aanmerking genomen kwaliteit.

Artikel 4

1. De wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen wordt bepaald rekening houdend met de historische verhouding tussen de in aanmerking genomen wereldmarktprijs voor geëgreneerde katoen en de berekende prijs voor niet-geëgreneerde katoen. De wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen wordt op gezette tijden door de Commissie bepaald op basis van de in artikel 5 bedoelde wereldmarktprijs voor geëgreneerde katoen.

2. Als de wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen niet overeenkomstig lid 1 kan worden bepaald, wordt deze prijs bepaald op basis van de laatst vastgestelde prijs.

Artikel 5

1. De wereldmarktprijs voor geëgreneerde katoen wordt bepaald voor een product van kwaliteit nr. 5 (white middling) met een vezellengte van 28 mm (1-3/32"), rekening houdend met de aanbiedingen op de wereldmarkt en de noteringen op een of meer voor de internationale handel belangrijke Europese beurzen. Hij wordt bepaald op grond van de gunstigste voor de werkelijke markttendens representatief geachte aanbiedingen en noteringen voor in een haven van de Gemeenschap cif geleverde producten.

2. Als de geconstateerde aanbiedingen en noteringen niet aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden beantwoorden, worden de nodige aanpassingen verricht.

HOOFDSTUK III

STABILISATIEMECHANISME

Artikel 6

Er wordt een gegarandeerde nationale hoeveelheid (GNH) niet-geëgreneerde katoen ingesteld van, per verkoopseizoen:

- 782000 ton voor Griekenland,

- 249000 ton voor Spanje,

- 1500 ton voor elk van de overige lidstaten.

Artikel 7

1. De in dit artikel genoemde maatregelen zijn van toepassing onverminderd het bepaalde in artikel 8.

2. Indien in een verkoopseizoen de in Spanje en Griekenland werkelijk geproduceerde hoeveelheden samen meer dan 1031000 ton bedragen, wordt de in artikel 3, lid 1, bedoelde streefprijs voor dat verkoopseizoen verlaagd in elke lidstaat waarin de effectieve productie de gegarandeerde nationale hoeveelheid overschrijdt.

3. De streefprijs wordt voor de betrokken lidstaat verlaagd met een percentage dat gebaseerd is op de mate waarin zijn gegarandeerde nationale hoeveelheid is overschreden. Indien echter in Spanje of in Griekenland de effectieve productie kleiner is dan de gegarandeerde nationale hoeveelheid, wordt het verschil tussen de totale effectieve productie van de beide lidstaten samen en 1031000 ton uitgedrukt als een percentage van de gegarandeerde nationale hoeveelheid die overschreden is, en wordt de streefprijs op basis van dit percentage verlaagd.

4. De verlaging van de streefprijs is gelijk aan 50 % van het in lid 3 bedoelde percentage van overschrijding.

Indien de effectieve productie in Spanje en Griekenland samen, verlaagd met 1031000 ton, evenwel meer bedraagt dan 469000 ton, wordt de verlaging van de streefprijs met 50 % met 2 procentpunten vermeerderd:

- in het geval van Griekenland, voor iedere volledige of gedeeltelijke schijf van 15170 ton waarmee de productie de gegarandeerde nationale hoeveelheid, vermeerderd met 356000 ton, overschrijdt,

- in het geval van Spanje, voor iedere volledige of gedeeltelijke schijf van 4830 ton waarmee de productie de gegarandeerde nationale hoeveelheid, vermeerderd met 113000 ton, overschrijdt.

Artikel 8

Wanneer in de loop van een verkoopseizoen:

- artikel 7 is toegepast,

- de gewogen gemiddelde prijs op de wereldmarkt die met het oog op de vaststelling van de te betalen steun wordt aangehouden, meer bedraagt dan 30,20 EUR per 100 kg, en

- de totale begrotingsuitgaven lager zijn dan 770 miljoen EUR,

wordt het in het derde streepje bedoelde verschil gebruikt om de steun voor elke lidstaat waarvan de effectieve productie de gegarandeerde nationale hoeveelheid overschrijdt, te verhogen.

Het overeenkomstig de eerste alinea verhoogde steunbedrag mag echter niet hoger zijn dan:

- het steunbedrag zoals berekend zonder toepassing van artikel 7, noch

- het steunbedrag zoals berekend na toepassing van artikel 7 op basis van een hoeveelheid van 1120000 ton niet-geëgreneerde katoen, bestaande uit een gegarandeerde nationale hoeveelheid van 270000 ton voor Spanje en een gegarandeerde nationale hoeveelheid van 850000 ton voor Griekenland.

Artikel 9

De in artikel 3, lid 2, bedoelde minimumprijs wordt verlaagd met het bedrag waarmee ook de streefprijs overeenkomstig artikel 7 is verlaagd.

HOOFDSTUK IV

BEGUNSTIGDEN VAN DE STEUN

Artikel 10

De steun wordt volledig uitgekeerd aan de in de artikelen 11 en 12 bedoelde begunstigden die daartoe een aanvraag indienen.

Artikel 11

De egreneringsbedrijven, met uitzondering van de in artikel 12 bedoelde, moeten om voor de steun in aanmerking te komen:

a) een ondertekend contract hebben ingediend waarin met name is bepaald dat aan de producent een prijs wordt betaald die ten minste gelijk is aan de minimumprijs, en dat een clausule bevat luidens welke:

- bij toepassing van artikel 7 de overeengekomen prijs wordt aangepast op basis van het bedrag waarmee de steun op grond van dat artikel wordt verminderd,

- als de kwaliteit van de geleverde katoen verschilt van de in artikel 3, lid 2, bedoelde kwaliteit, de overeengekomen prijs in overleg tussen de contractanten wordt aangepast naar rata van de uit dit kwaliteitsverschil voortvloeiende aanpassing van de prijs voor geëgreneerde katoen ten opzichte van de in artikel 5 bedoelde prijs;

b) een voorschot op de minimumprijs hebben betaald waarvan het bedrag in overleg tussen de contractanten wordt bepaald overeenkomstig nader te bepalen voorwaarden;

c) een voorraadboekhouding voor niet-geëgreneerde en geëgreneerde katoen voeren die beantwoordt aan nader vast te stellen voorschriften, en de overige bewijsstukken overleggen met het oog op de controle op het recht op de steun;

d) het bewijs leveren dat de katoen die ter uitvoering van het contract is geleverd voor de in artikel 16, lid 2, bedoelde aangifte betreffende de oppervlakte in aanmerking is genomen.

Artikel 12

1. De egreneringsbedrijven die egreneren voor rekening van een individuele producent of voor de rekening van een lid van een producentengroepering die aan de in punt 4 van Protocol nr. 4 vermelde voorwaarden voldoet, moeten om voor de steun in aanmerking te komen:

a) een door de producent of de betrokken producentengroepering goedgekeurde verklaring hebben ingediend waarin wordt gepreciseerd onder welke voorwaarden de egrenering plaatsvindt en hoe de steun wordt beheerd;

b) zich ertoe verbinden de steun volledig aan de individuele producent of, in voorkomend geval, de betrokken producentengroepering door te geven;

c) aan de in artikel 11, punt c), vermelde voorwaarden voldoen;

d) het bewijs leveren dat voor de katoen waarop de onder a) vermelde verklaring betrekking heeft, de in artikel 16, lid 2, bedoelde aangifte betreffende de oppervlakte is ingediend;

e) als zij egreneren voor een producentengroepering, het bewijs leveren dat deze groepering een clausule moet nakomen die gelijkwaardig is aan die als bedoeld in artikel 11, onder a), en zich ertoe verbindt de bewijsstukken betreffende de betaling van de minimumprijs te bewaren en over te leggen.

2. Wanneer de in lid 1, onder e), vermelde clausule of verbintenis door een producentengroepering die voor eigen rekening laat egreneren, niet in acht wordt genomen, wordt aangenomen dat niet aan de in punt 4 van Protocol nr. 4 vermelde criteria is voldaan.

HOOFDSTUK V

TOEKENNING VAN DE STEUN

Artikel 13

De steun wordt overgemaakt door de producerende lidstaat waar het egreneren plaatsvindt.

Artikel 14

1. Het uit te keren steunbedrag is het bedrag dat geldt op de dag waarop de steunaanvraag wordt ingediend.

De steunaanvraag wordt, zo nodig samen met de te stellen zekerheid, in een nader te bepalen periode ingediend voor een hoeveelheid niet-geëgreneerde katoen die tussen het begin van het betrokken verkoopseizoen en een nader te bepalen datum in het bedrijf moet worden aangevoerd.

2. Het recht op steun ontstaat op het tijdstip van de egrenering. De steun kan evenwel op verzoek van de belanghebbende vanaf 16 oktober volgende op het begin van het verkoopseizoen worden voorgeschoten, zodra de niet-geëgreneerde katoen in het egreneringsbedrijf is aangevoerd, mits een toereikende zekerheid wordt gesteld. Het bedrag van het voorschot wordt overeenkomstig lid 3 berekend.

Het steunsaldo wordt vóór het einde van het verkoopseizoen betaald nadat de eventuele aanpassingen van de steun die voortvloeien uit de toepassing van artikel 7 zijn vastgesteld.

3. Het bedrag van het voorschot is gelijk aan de in artikel 3, lid 1, bedoelde streefprijs verminderd met de wereldmarktprijs en een bedrag dat overeenkomstig artikel 7 wordt berekend, waarbij evenwel in plaats van de werkelijke productie de overeenkomstig artikel 19, lid 2, eerste streepje, vastgestelde geraamde productie, verhoogd met 15 %, in aanmerking wordt genomen.

Vanaf 16 december volgende op het begin van het verkoopseizoen wordt het in de eerste alinea bedoelde voorschotbedrag vervangen door een nieuw bedrag dat wordt berekend volgens dezelfde methode, maar aan de hand van de overeenkomstig artikel 19, lid 2, tweede streepje, vastgestelde nadere raming van de productie van niet-geëgreneerde katoen, verhoogd met ten minste 7,5 %. De tussen 16 oktober en 15 december uitbetaalde voorschotten worden dienovereenkomstig verhoogd, tenzij het verschil tussen de twee voorschotten minder dan 1 EUR/100 kg bedraagt.

Artikel 15

1. De steun wordt slechts toegekend voor producten van gezonde handelskwaliteit.

2. Als de hoeveelheid geëgreneerde katoen niet groter is dan 33 % van de hoeveelheid niet-geëgreneerde katoen die in het egreneringsbedrijf is aangevoerd, wordt de steun toegekend voor de hoeveelheid geëgreneerde katoen, vermenigvuldigd met 100 en gedeeld door 32.

Als de hoeveelheid geëgreneerde katoen groter is dan 33 % van de hoeveelheid niet-geëgreneerde katoen die in het egreneringsbedrijf is aangevoerd, wordt de steun toegekend voor de hoeveelheid niet-geëgreneerde katoen, vermenigvuldigd met 33 en gedeeld door 32.

3. De hoeveelheid geëgreneerde katoen is gelijk aan het gewicht, aangepast op grond van het eventuele verschil tussen:

- enerzijds, ofwel het geconstateerde percentage onzuiverheden en het voor kwaliteit nr. 5 representatieve percentage onzuiverheden ofwel de vastgestelde kwaliteit en kwaliteit nr. 5, en

- anderzijds, het geconstateerde percentage vocht en het voor de verhandelde vezel representatieve percentage vocht.

Artikel 16

1. De producerende lidstaten voeren een sanctie- en controleregeling in waarmee met name kan worden nagegaan of de minimumprijs in acht wordt genomen en kan worden bepaald:

- hoeveel niet-geëgreneerde communautaire katoen in elk egreneringsbedrijf is binnengekomen,

- hoeveel niet-geëgreneerde communautaire katoen is geëgreneerd,

- hoeveel geëgreneerde katoen in elk egreneringsbedrijf is verkregen op basis van de in het eerste streepje bedoelde katoen.

2. De producerende lidstaten voeren een regeling inzake de aangifte van de ingezaaide oppervlakte in, met name met het oog op de toetsing van de oorsprong van de in de steunaanvraag vermelde katoen.

Artikel 17

1. De lidstaten stellen voor de katoensector de volgende maatregelen vast:

- maatregelen voor de verbetering van het milieu, en met name teeltmethoden die minder schadelijk zijn voor het milieu,

- onderzoeksprogramma's met het oog op milieuvriendelijker teeltmethodes,

- manieren om de producenten op de hoogte te brengen van de resultaten van dit onderzoek en van de voordelen van de onderzochte teeltmethoden.

2. De lidstaten nemen op milieugebied de maatregelen die zij passend achten, rekening houdend met de specifieke situatie van de landbouwpercelen die voor de katoenteelt worden gebruikt. Bovendien nemen de lidstaten de nodige maatregelen om de producenten te herinneren aan het belang van een correcte naleving van de milieuwetgeving.

3. De lidstaten beperken eventueel het voor productiesteun voor niet-geëgreneerde katoen in aanmerking komende areaal op grond van objectieve criteria met betrekking tot:

- de landbouweconomie van de regio's waarvoor de katoenproductie van belang is,

- de bodemgesteldheid van dat areaal qua temperatuur en vochtigheid,

- het irrigatiewaterbeheer,

- milieuvriendelijke vruchtwisselings- en teeltmethoden.

4. Vóór 31 december 2004 dienen de Republiek Griekenland en het Koninkrijk Spanje bij de Commissie een verslag in over de toestand van het milieu in de katoensector en het effect van de overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 getroffen nationale maatregelen.

HOOFDSTUK VI

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 18

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1673/2000 ingestelde Comité van beheer voor natuurlijke vezels (hierna "comité").

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De bij artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG ingestelde termijn wordt vastgesteld op 1 maand.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 19

1. De uitvoeringsbepalingen van deze verordening worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 18, lid 2.

Deze bepalingen betreffen met name de door de lidstaten aan de Commissie te verstrekken gegevens en de controlemaatregelen die nodig zijn om de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraude en andere onregelmatigheden te beschermen. Deze controlemaatregelen zijn onder meer gebaseerd op bepaalde elementen van het geïntegreerde beheers- en controlesysteem dat is ingesteld bij Verordening (EEG) nr. 3508/92.

2. Vóór nader te bepalen data bepaalt de Commissie volgens de procedure van artikel 18, lid 2, voor elke betrokken lidstaat:

- rekening houdend met de oogstprognoses, de in artikel 14, lid 3, eerste alinea, bedoelde geraamde productie, alsmede de voorlopige verlaging van de streefprijs die daaruit voortvloeit,

- rekening houdend met de stand van de oogstwerkzaamheden, de in artikel 14, lid 3, tweede alinea, bedoelde nadere raming, alsmede de tweede voorlopige verlaging van de streefprijs die daaruit voortvloeit,

- rekening houdend met de hoeveelheden waarvoor steun is aangevraagd, de effectieve productie van het betrokken verkoopseizoen, alsmede de in artikel 7 bedoelde verlaging van de streefprijs en de in artikel 8 bedoelde verhoging van het steunbedrag.

Artikel 20

Verordening (EG) nr. 2799/98 en Verordening (EG) nr. 1258/1999 betreffende financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn van overeenkomstige toepassing op de bij deze verordening vastgestelde regeling.

Artikel 21

Indien overgangsmaatregelen nodig zijn om de uitvoering van de bij deze verordening vastgestelde aanpassingen van de regeling te vergemakkelijken, worden die vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure. Zij zijn uiterlijk tot het einde van het verkoopseizoen 2001/2002 van toepassing.

Artikel 22

Verordening (EEG) nr. 1964/87 en Verordening (EG) nr. 1554/95 worden ingetrokken.

Artikel 23

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 september 2001. Artikel 21 is echter van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 mei 2001.

Voor de Raad

De voorzitter

M. Winberg

(1) PB L 291 van 19.11.1979, blz. 174. Protocol laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1050/2001 (Zie blz. 1 van dit Publicatieblad).

(2) Voorstel van 13 december 1999 (Nog niet verschenen in het Publicatieblad).

(3) Advies van 15 februari 2001. (Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(4) PB C 140 van 18.5.2000, blz. 33.

(5) PB L 148 van 30.6.1995, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1419/98 (PB L 190 van 4.7.1998, blz. 4).

(6) PB L 184 van 3.7.1987, blz. 14. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1553/95 (PB L 148 van 30.6.1995, blz. 45).

(7) PB L 355 van 5.12.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 820/97 (PB L 117 van 7.5.1997, blz. 1).

(8) PB L 193 van 29.7.2000, blz. 16.

(9) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(10) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.

(11) PB L 349 van 24.12.1998, blz. 1.

Top