EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000R0049

Verordening (EG) nr. 49/2000 van de Commissie van 10 januari 2000 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1139/98 van de Raad betreffende de verplichte opneming in de etikettering van bepaalde met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen van andere gegevens dan die waarin Richtlijn 79/112/EEG voorziet

PB L 6 van 11.1.2000, p. 13–14 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 17/04/2004; opgeheven door 32003R1829

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2000/49/oj

32000R0049

Verordening (EG) nr. 49/2000 van de Commissie van 10 januari 2000 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1139/98 van de Raad betreffende de verplichte opneming in de etikettering van bepaalde met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen van andere gegevens dan die waarin Richtlijn 79/112/EEG voorziet

Publicatieblad Nr. L 006 van 11/01/2000 blz. 0013 - 0014


VERORDENING (EG) Nr. 49/2000 VAN DE COMMISSIE

van 10 januari 2000

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1139/98 van de Raad betreffende de verplichte opneming in de etikettering van bepaalde met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen van andere gegevens dan die waarin Richtlijn 79/112/EEG voorziet

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 79/112/EEG van de Raad van 18 december 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen bestemd voor de eindverbruiker alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/4/EG van het Europees Parlement en de Raad(2), inzonderheid op artikel 4, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In Verordening (EG) nr. 1139/98 van de Raad(3) wordt bepaald dat in de etikettering van voedingsmiddelen en voedselingrediënten die zijn vervaardigd uit genetisch gemodificeerde soja die valt onder Beschikking 96/281/EG van de Commissie(4) (Glycine max L.) en genetisch gemodificeerde maïs die valt onder Beschikking 97/98/EG van de Commissie(5) (Zea mays L.) bepaalde andere gegevens dienen te worden vermeld dan die waarin Richtlijn 79/112/EEG voorziet.

(2) In Verordening (EG) nr. 1139/98 wordt erkend dat onvoorziene verontreiniging van voedingsmiddelen met DNA of eiwit dat bij genetische modificatie is ontstaan, niet kan worden uitgesloten.

(3) De Raad heeft derhalve bij de vaststelling van Verordening (EG) nr. 1139/98 van de Commissie verzocht om, teneinde rekening te houden met het probleem van onvoorziene verontreiniging, de uitvoerbaarheid te onderzoeken van de vaststelling van de minimis drempelwaarden voor de aanwezigheid van DNA of eiwit dat bij genetische modificatie is ontstaan.

(4) Ondanks het feit dat sommige exploitanten het gebruik van genetisch gemodificeerde sojabonen (Glycine max L.) of maïs (Zea mays L.) of bestanddelen daarvan als grondstof voor hun voedselingrediënten vermijden, kan daarin van genoemde genetisch gemodificeerde organismen afkomstig materiaal aanwezig zijn ten gevolge van onvoorziene verontreiniging tijdens bijvoorbeeld de teelt, de oogst, het vervoer, de opslag en de verwerking.

(5) Wanneer de aanwezigheid van dit materiaal onvoorzien is en slechts een klein gedeelte van het desbetreffende ingrediënt betreft, dienen voor een dergelijk voedselingrediënt niet de etiketteringsvoorschriften van Verordening (EG) nr. 1139/98 te gelden.

(6) Met het oog op de verwezenlijking van deze doelstelling dient een de minimis drempelwaarde te worden vastgesteld voor de onvoorziene aanwezigheid in voedselingrediënten van materiaal dat afkomstig is van genoemde genetisch gemodificeerde soja en maïs.

(7) Met het oog op de duidelijkheid dient een drempelwaarde in de vorm van één percentage te worden vastgesteld.

(8) Een waarde van 1 % is het meest geschikt voor de vaststelling van een tolerantieniveau dat zowel laag blijft als rekening houdt met de noodzakelijke uitvoerbaarheid bij het doorlopen van de productieketen. Detectiemethoden die zorgen voor het nodige gereedschap voor de invoering van deze waarde, zijn reeds beschikbaar of zullen binnenkort beschikbaar komen. De waarde van 1 % dient echter wel als maximum te worden beschouwd en de exploitanten dienen derhalve te streven naar het laagst mogelijke niveau voor de onvoorziene aanwezigheid van genoemd materiaal in de praktijk.

(9) Er dient duidelijk te worden gesteld dat deze waarde van 1 % niet alleen het tolerantieniveau is voor de onvoorziene aanwezigheid van materiaal dat afkomstig is van bovengenoemde genetisch gemodificeerde organismen, maar ook voor de gecombineerde onvoorziene aanwezigheid van dit materiaal en elk ander materiaal dat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad(6) in de handel wordt gebracht en afkomstig is van andere genetisch gemodificeerde organismen.

(10) Het begrip materiaal dat afkomstig is van genetisch gemodificeerde organismen moet worden begrepen als betrekking hebbend op dat deel van elk ingrediënt dat afgeleid is van de genetisch gemodificeerde organismen.

(11) Om aan te tonen dat de aanwezigheid van dit materiaal onvoorzien is, moeten de exploitanten in staat zijn bewijsmateriaal te verstrekken om de bevoegde instanties ervan te overtuigen dat zij passende maatregelen hebben genomen om het gebruik als grondstof te vermijden van genetisch gemodificeerde sojabonen (Glycine max L.) of maïs (Zea mays L.) of enige andere genetisch gemodificeerde organismen waarvan materiaal afkomstig is dat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 258/97 in de handel is gebracht, of bestanddelen daarvan.

(12) Met het oog op de verenigbaarheid met Richtlijn 79/112/EEG dient de drempelwaarde op het niveau van elk voedselingrediënt afzonderlijk te worden toegepast.

(13) Er dient duidelijk te worden gesteld dat dezelfde aanpak dient te worden gevolgd voor de vaststelling van een lijst van voedselingrediënten waarvoor de etiketteringsvoorschriften van Verordening (EG) nr. 1139/98 niet gelden vanwege de afwezigheid van eiwit of DNA dat afkomstig is van de genetische modificatie zoals gespecificeerd in artikel 1, lid 1, van deze verordening.

(14) De etiketteringsvoorschriften van Verordening (EG) nr. 1139/98 gelden in elk geval niet voor voedselingrediënten wanneer daarin noch eiwit noch DNA dat afkomstig is van de genetische modificatie zoals gespecificeerd in artikel 1, lid 1, aanwezig is. In het licht hiervan dient duidelijk te worden gesteld dat een dergelijke lijst niet uitputtend is.

(15) In sommige gevallen bestaan voedingsmiddelen uit slechts één ingrediënt. Derhalve dient duidelijk te worden aangegeven hoe deze voedingsmiddelen met het oog op de vaststelling van bovengenoemde lijst en voor de toepassing van de drempelwaarde dienen te worden beschouwd.

(16) Richtlijn 79/112/EEG is van toepassing op producten die als zodanig niet alleen aan de eindverbruiker maar ook aan instellingen worden geleverd.

(17) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor levensmiddelen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1139/98 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1, lid 1, wordt "aan de eindverbruiker" vervangen door "aan de eindverbruiker of aan instellingen".

2. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a) Lid 2 wordt vervangen door:

"2. De aanvullende specifieke etiketteringsvoorschriften zijn niet van toepassing op de gespecificeerde voedingsmiddelen wanneer:

a) noch eiwit noch DNA dat afkomstig is van de genetische modificatie zoals gespecificeerd in artikel 1, lid 1, aanwezig is in hun afzonderlijk beschouwde voedselingrediënten of in het voedingsmiddel dat uit één ingrediënt bestaat,

of

b) materiaal dat afkomstig is van de in artikel 1, lid 1, bedoelde genetisch gemodificeerde organismen, gecombineerd met enig materiaal dat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 258/97 in de handel is gebracht en afkomstig is van andere genetisch gemodificeerde organismen, in hun voedselingrediënten of de voedingsmiddelen die uit één ingrediënt bestaan aanwezig is in een gehalte van niet meer dan 1 % van de afzonderlijk beschouwde voedselingrediënten of het uit één ingrediënt bestaande voedingsmiddel, mits deze aanwezigheid onvoorzien is.

Om aan te tonen dat de aanwezigheid van dit materiaal onvoorzien is, moeten de exploitanten bewijsmateriaal kunnen verstrekken om de bevoegde instanties ervan te overtuigen dat zij passende maatregelen hebben genomen om het gebruik van de in het voorgaande lid bedoelde genetisch gemodificeerde organismen (of bestanddelen daarvan) als grondstof te vermijden.".

b) Het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

"2 bis. Teneinde de toepassing van lid 2, onder a), te vergemakkelijken wordt een niet-uitputtende lijst van voedselingrediënten of voedingsmiddelen die uit één ingrediënt bestaan waarin noch eiwit noch DNA dat afkomstig is van de genetische modificatie zoals gespecificeerd in artikel 1, lid 1, aanwezig is, opgesteld volgens de procedure van artikel 17 van Richtlijn 79/112/EEG, waarbij rekening wordt gehouden met technische ontwikkelingen, het advies van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding en eventuele andere relevante wetenschappelijke adviezen.".

Artikel 2

De etiketteringsvoorschriften van Verordening (EG) nr. 1139/98 zijn niet van toepassing op als zodanig aan instellingen te leveren gespecificeerde voedingsmiddelen die, voordat deze verordening van kracht is geworden, overeenkomstig de bestaande regelgeving in de Gemeenschap zijn geproduceerd en geëtiketteerd of overeenkomstig de bestaande regelgeving in de Gemeenschap zijn ingevoerd en in de handel gebracht.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de negentigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 januari 2000.

Voor de Commissie

Erkki LIIKANEN

Lid van de Commissie

(1) PB L 33 van 8.2.1979, blz. 1.

(2) PB L 43 van 14.2.1997, blz. 21.

(3) PB L 159 van 3.6.1998, blz. 4.

(4) PB L 107 van 30.4.1996, blz. 10.

(5) PB L 31 van 1.2.1997, blz. 69.

(6) PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1.

Top