Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31997F0827

97/827/JBZ: Gemeenschappelijk optreden van 5 december 1997 vastgesteld door de Raad op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot instelling van een mechanisme voor evaluatie van de uitvoering en toepassing op nationaal niveau van de internationale verbintenissen inzake de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit

PB L 344 van 15.12.1997, pp. 7–9 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/joint_action/1997/827/oj

31997F0827

97/827/JBZ: Gemeenschappelijk optreden van 5 december 1997 vastgesteld door de Raad op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot instelling van een mechanisme voor evaluatie van de uitvoering en toepassing op nationaal niveau van de internationale verbintenissen inzake de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit

Publicatieblad Nr. L 344 van 15/12/1997 blz. 0007 - 0009


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN van 5 december 1997 vastgesteld door de Raad op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot instelling van een mechanisme voor evaluatie van de uitvoering en toepassing op nationaal niveau van de internationale verbintenissen inzake de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit (97/827/JBZ)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzonderheid op artikel K.3, lid 2, onder b),

Gezien het verslag van de Groep op hoog niveau Georganiseerde Criminaliteit, dat door de Europese Raad van Amsterdam van 16 en 17 juni 1997 is goedgekeurd, inzonderheid aanbeveling nr. 15 van het Actieplan,

Gezien de conclusies van de Raad betreffende dat verslag,

Gezien de ervaring die op het gebied van de bestrijding van het witwassen van geld in de Financiële Actiegroep witwassen van geld is opgedaan,

Gezien het besluit van de Raad van 26 juni 1997 tot vaststelling van de regeling die van toepassing is op de nationale deskundigen die bij het Secretariaat-generaal van de Raad worden gedetacheerd in het kader van de uitvoering van het programma ter intensivering van de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit,

Overwegende dat de uitvoering op nationaal niveau van de in het kader van de Unie en elders aangenomen rechtsinstrumenten, met name met het oog op de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, moet worden verbeterd;

Overwegende dat deze uitvoering in de eerste plaats de taak van elke lidstaat is en dat de lidstaten elkaar tijdens hun overleg in het kader van de Europese Unie aanmoedigen om de op internationaal niveau aangenomen samenwerkingsinstrumenten beter toe te passen;

Overwegende dat het voorts wenselijk is een mechanisme in te stellen dat in het verlengde van dit overleg de lidstaten de mogelijkheid biedt op grond van gelijkheid en wederzijds vertrouwen te evalueren hoe elk van hen de samenwerkingsinstrumenten ter bestrijding van de internationale georganiseerde misdaad uitvoert;

Na bespreking van de opvattingen van het Europees Parlement (1) dat door het voorzitterschap overeenkomstig artikel K.6 van het Verdrag is geraadpleegd,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN AANGENOMEN:

Artikel 1 Doel

1. Onverminderd de bevoegdheden van de Gemeenschap, wordt op de hierna uiteengezette wijze een mechanisme ingesteld voor evaluatie op voet van gelijkheid van de uitvoering en toepassing op nationaal niveau van de rechtsinstrumenten van de Unie en van andere internationale rechtsinstrumenten in criminele aangelegenheden, van de hieruit op nationaal niveau voortvloeiende wetgeving en praktijken alsmede van de activiteiten op het gebied van internationale samenwerking bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit in de lidstaten.

2. De lidstaten zien erop toe dat hun autoriteiten ten volle samenwerken met de evaluatieteams die in het kader van dit gemeenschappelijk optreden worden samengesteld met het oog op de toepassing ervan, dit met naleving van de op nationaal niveau geldende rechtsregels en beroepsethiek.

Artikel 2 Evaluatiethema's

1. Het precieze thema van de evaluatie, alsmede de volgorde van de te evalueren lidstaten - ten minste vijf per jaar - worden, voor elke evaluatieperiode, op voorstel van het voorzitterschap door de leden van de Multidisciplinaire Groep georganiseerde criminaliteit (hierna "MDG" genoemd) bepaald.

2. De evaluatie wordt voorbereid door het voorzitterschap van de Raad, bijgestaan door het Secretariaat-generaal van de Raad. De Commissie wordt volledig bij de werkzaamheden betrokken.

3. De eerste evaluatieronde begint uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van dit gemeenschappelijk optreden.

Artikel 3 Aanwijzing van de deskundigen

1. Elke lidstaat deelt op initiatief van het voorzitterschap aan het Secretariaat-generaal van de Raad de naam mee van één à drie deskundigen die inzake het evaluatiethema bijzonder veel ervaring hebben met de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit met name bij een wetshandhavingsdienst zoals de politie, de douane, een gerechtelijke instantie of een andere overheidsinstantie en die bereid zijn aan minstens één evaluatieronde deel te nemen.

2. Het voorzitterschap stelt de lijst van de door de lidstaten aangewezen deskundigen op en deelt die aan de leden van de MDG mee.

Artikel 4 Evaluatieteam

Het voorzitterschap stelt uit de in artikel 3, lid 2, bedoelde lijst voor elke te evalueren lidstaat een team van drie deskundigen samen die niet de nationaliteit van de lidstaat in kwestie hebben. De namen van de deskundigen worden aan de MDG meegedeeld. Deze deskundigen vormen het evaluatieteam. Naar gelang van de evaluatiethema's kan de Commissie deelnemen aan de werkzaamheden van de teams van deskundigen. Het evaluatieteam wordt in al zijn taken bijgestaan door het Secretariaat-generaal van de Raad.

Artikel 5 Opstelling van de vragenlijst

Het voorzitterschap, bijgestaan door het Secretariaat-generaal van de Raad, stelt een vragenlijst op, die in het kader van het in artikel 2, lid 1, bedoelde precieze thema van de evaluatie voor alle lidstaten wordt gebruikt, en legt die ter goedkeuring aan de MDG voor. Deze vragenlijst heeft tot doel alle informatie te verzamelen die van nut is voor het verrichten van de evaluatie. De geëvalueerde lidstaat draagt er zorg voor dat hij de vragenlijst binnen de hem toegemeten tijd zo volledig mogelijk beantwoordt en deze, in voorkomend geval, vergezeld doet gaan van alle nodige wettelijke bepalingen en technische en praktische gegevens.

Artikel 6 Bezoek ter plaatse

Na ontvangst van het antwoord op de vragenlijst begeeft het evaluatieteam zich naar de te evalueren lidstaat om er de politieke, administratieve, politiële, gerechtelijke of douaneautoriteiten, dan wel enige andere betrokken instantie, te ontmoeten. Het bezoek verloopt volgens een door de bezochte lidstaat opgesteld programma, waarin rekening wordt gehouden met de wensen van het evaluatieteam.

Artikel 7 Opstelling van het ontwerpverslag

Het evaluatieteam stelt uiterlijk een maand na het in artikel 6 bedoelde bezoek een ontwerpverslag op en zendt het voor advies aan de geëvalueerde lidstaat toe. Indien het team dat nodig acht, past het zijn verslag aan op grond van de opmerkingen van de geëvalueerde lidstaat.

Artikel 8 Bespreking en aanneming van het verslag

1. Het voorzitterschap zendt het ontwerpverslag vertrouwelijk aan de leden van de MDG toe, samen met de eventuele opmerkingen van de geëvalueerde lidstaat die het evaluatieteam niet heeft overgenomen.

2. De vergadering van de MDG waarin het ontwerpverslag wordt besproken begint met de presentatie van het ontwerpverslag door de leden van het evaluatieteam. De vertegenwoordiger van de geëvalueerde lidstaat voegt daar alle door hem noodzakelijk geachte opmerkingen, informatie of toelichting aan toe. De MDG bespreekt vervolgens het ontwerpverslag en neemt haar conclusies bij consensus aan.

3. Het voorzitterschap stelt de Raad jaarlijks in kennis van het resultaat van de evaluatierondes. De Raad kan, indien hij dat nodig acht, aanbevelingen tot de betrokken lidstaat richten en hem verzoeken mee te delen welke vorderingen binnen de door de Raad vastgestelde termijn zijn gemaakt.

4. Elk jaar stelt het voorzitterschap, met inachtneming van de bepalingen van artikel 9, lid 2, het Europees Parlement in kennis van de uitvoering van het evaluatiemechanisme.

5. Aan het einde van een volledige evaluatieronde neemt de Raad de passende maatregelen.

Artikel 9 Vertrouwelijkheid

1. De deskundigen van de evaluatieteams dienen het vertrouwelijk karakter van alle in het kader van hun opdracht verzamelde informatie te eerbiedigen. Hiertoe moeten de lidstaten erop toezien dat hun overeenkomstig artikel 3 aangewezen deskundigen indien nodig van een passend veiligheidsniveau zijn.

2. Het in het kader van dit gemeenschappelijk optreden opgestelde verslag is vertrouwelijk. De geëvalueerde lidstaat kan het verslag evenwel onder zijn eigen verantwoordelijkheid openbaar maken. Indien hij slechts gedeelten van het verslag openbaar wil maken, dient hij hiervoor de toestemming van de Raad te hebben.

Artikel 10 Evaluatie van het mechanisme

Uiterlijk aan het eind van de eerste evaluatieronde waarbij alle lidstaten zijn geëvalueerd onderzoekt de Raad de werking en het toepassingsgebied van het mechanisme en past hij dit gemeenschappelijk optreden zo nodig aan.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad.

Artikel 12 Bekendmaking in het Publicatieblad

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad.

Gedaan te Brussel, 5 december 1997.

Voor de Raad

De Voorzitter

M. FISCHBACH

(1) Advies van 20 november 1997 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

Top