Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31996R0874

    Verordening (EG) nr. 874/96 van de Commissie van 14 mei 1996 inzake de invoer van raszuivere fokschapen en -geiten uit derde landen

    PB L 118 van 15.5.1996, p. 12–13 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1996/874/oj

    31996R0874

    Verordening (EG) nr. 874/96 van de Commissie van 14 mei 1996 inzake de invoer van raszuivere fokschapen en -geiten uit derde landen

    Publicatieblad Nr. L 118 van 15/05/1996 blz. 0012 - 0013


    VERORDENING (EG) Nr. 874/96 VAN DE COMMISSIE van 14 mei 1996 inzake de invoer van raszuivere fokschapen en -geiten uit derde landen

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 3013/89 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schape- en geitevlees (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1265/95 (2), en met name op artikel 9,

    Overwegende dat bij invoer van raszuivere fokschapen van GN-code 0104 10 10 in de Gemeenschap geen invoerrecht verschuldigd is en bij invoer van raszuivere fokgeiten van GN-code 0104 20 10 een verlaagd invoerrecht;

    Overwegende dat, om de communautaire voorschriften op dit gebied correct te kunnen toepassen, moet worden verduidelijkt wat onder raszuivere fokschapen en -geiten moet worden verstaan; dat terzake de voorwaarden moeten worden overgenomen die zijn vastgesteld bij artikel 4 van Richtlijn 94/28/EG van de Raad van 23 juni 1994 tot vaststelling van de beginselen inzake de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de invoer uit derde landen van dieren, alsmede van sperma, eicellen en embryo's en tot wijziging van Richtlijn 77/504/EEG betreffende raszuivere fokrunderen (3);

    Overwegende dat, om ervoor te zorgen dat de ingevoerde dieren werkelijk bestemd zijn voor de fokkerij, de dieren vergezeld moeten gaan van de desbetreffende stamboom- en fokkerijcertificaten en de importeurs moeten garanderen dat de dieren gedurende een bepaalde periode worden aangehouden;

    Overwegende dat deze eis evenwel niet mag gelden voor raszuivere dieren die worden ingevoerd in het kader van de contingenten die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1439/95 van de Commissie van 26 juni 1995 tot vaststelling van bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3013/89 van de Raad inzake de invoer en de uitvoer van produkten van de sector schape- en geitevlees (4), zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2526/95 (5);

    Overwegende dat, aangezien geen zekerheid is voorgeschreven als garantie dat de dieren gedurende de bovenbedoelde periode worden aangehouden, moet worden bepaald dat titel VII, hoofdstuk 3, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1993 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (6), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (7), van toepassing is als niet wordt voldaan aan de eis om de dieren gedurende die periode aan te houden;

    Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer "schapen en geiten",

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. Ten aanzien van de toepassing van de invoerrechten wordt een schaap of een geit als een raszuiver dier van GN-code 0104 10 10, respectievelijk GN-code 0104 20 10 beschouwd, als het dier voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in artikel 4 van Richtlijn 94/28/EG.

    2. Bovendien geldt in het kader van deze verordening dat ooien en geiten alleen als raszuivere fokdieren worden beschouwd als zij niet ouder zijn dan vier jaar.

    Artikel 2

    1. Schapen en geiten van respectievelijk GN-code 0104 10 10 en GN-code 0104 20 10 mogen pas tot het vrije verkeer worden toegelaten als voor de betrokken dieren aan de douaneautoriteiten kopieën zijn overgelegd van de krachtens artikel 4 van Richtlijn 94/28/EG vereiste stamboomcertificaten en andere documenten, tenzij het dieren betreft die worden ingevoerd in het kader van de in titel II van Verordening (EG) nr. 1439/95 vastgestelde contingenten.

    Bovendien moet aan de douaneautoriteiten een schriftelijke verklaring worden overgelegd waarin staat dat de betrokken dieren, behoudens overmacht, op zijn vroegst twaalf maanden na de datum waarop zij door de douane zijn ingeklaard, zullen worden geslacht.

    2. Uiterlijk aan het einde van de 15e maand na de datum waarop een dier tot het vrije verkeer is toegelaten, moet aan de in lid 1 bedoelde douaneautoriteiten het bewijs worden geleverd dat het dier:

    a) niet binnen de in lid 1 vastgestelde periode is geslacht, en dat het is geregistreerd of ingeschreven in een stamboek, of

    b) om gezondheidsredenen binnen de bovenbedoelde periode is geslacht, of ten gevolge van een ziekte of ongeval is gestorven.

    Het onder a) bedoelde bewijs is een certificaat dat is opgesteld door de door de Lid-Staat overeenkomstig Beschikking 90/254/EEG van de Commissie (8) officieel erkende organisatie of vereniging van fokkers, of door een officiële dienst van de Lid-Staat voor het bijhouden van het stamboek. Het onder b) bedoelde bewijs is een certificaat dat is opgesteld door een door de Lid-staat aangewezen officiële instantie.

    3. Indien de termijn van twaalf maanden niet in acht wordt genomen, worden, tenzij het bepaalde in lid 2, onder b), van toepassing is, de betrokken schapen en de geiten ingedeeld onder respectievelijk GN-code 0104 10 80 en GN-code 0104 20 90, en worden de niet-geheven douanerechten ingevorderd overeenkomstig het bepaalde in titel VII van Verordening (EEG) nr. 2913/92.

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op 1 juni 1996.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Brussel, 14 mei 1996.

    Voor de Commissie

    Franz FISCHLER

    Lid van de Commissie

    (1) PB nr. L 289 van 7. 10. 1989, blz. 1.

    (2) PB nr. L 123 van 3. 6. 1995, blz. 1.

    (3) PB nr. L 178 van 12. 7. 1994, blz. 66.

    (4) PB nr. L 143 van 27. 6. 1995, blz. 7.

    (5) PB nr. L 258 van 28. 10. 1995, blz. 48.

    (6) PB nr. L 302 van 19. 10. 1992, blz. 1.

    (7) PB nr. L 253 van 11. 10. 1993, blz. 1.

    (8) PB nr. L 145 van 8. 6. 1990, blz. 30.

    Top