EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31996L0069

Richtlijn 96/69/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 8 oktober 1996 tot wijziging van Richtlijn 70/220/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen

PB L 282 van 1.11.1996, p. 64–67 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 01/01/2013; opgeheven door 32007R0715

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1996/69/oj

31996L0069

Richtlijn 96/69/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 8 oktober 1996 tot wijziging van Richtlijn 70/220/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen

Publicatieblad Nr. L 282 van 01/11/1996 blz. 0064 - 0067


RICHTLIJN 96/69/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN VAN DE RAAD van 8 oktober 1996 tot wijziging van Richtlijn 70/220/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag (3),

(1) Overwegende dat in het kader van de verwezenlijking van de doelstellingen van de interne markt maatregelen dienen te worden vastgesteld; dat de interne markt een ruimte zonder binnengrenzen omvat waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd;

(2) Overwegende dat het eerste actieprogramma van de Europese Gemeenschap inzake het milieu (4), waaraan de Raad op 22 november 1973 zijn goedkeuring heeft gehecht, ertoe maant rekening te houden met de laatste vorderingen op wetenschappelijk gebied in de strijd tegen de luchtverontreiniging door uitlaatgassen van motorvoertuigen en de reeds vastgestelde richtlijnen in die zin aan te passen; dat overeenkomstig het vijfde actieprogramma, waarvan de algemene benadering door de Raad bij zijn resolutie van 1 februari 1993 (5) is goedgekeurd, extra inspanningen moeten worden geleverd met het oog op een aanzienlijke verlaging van het huidige niveau van verontreiniging door uitlaatgassen van motorvoertuigen;

(3) Overwegende dat de beoogde doelstellingen, namelijk vermindering van verontreinigende emissies door motorvoertuigen en de tenuitvoerlegging van de interne markt voor motorvoertuigen, niet op afdoende wijze door de Lid-Staten afzonderlijk kunnen worden verwezenlijkt; dat deze wel op communautair niveau kunnen worden verwezenlijkt door de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door motorvoertuigen;

(4) Overwegende dat algemeen erkend wordt dat de ontwikkeling van het vervoer in de Gemeenschap gepaard is gegaan met een toenemende belasting van het milieu en het milieu steeds meer dreigt aan te tasten; dat de officiële prognoses die tot nu toe zijn uitgevoerd over de toename van de verkeersdichtheid in de gehele Gemeenschap zijn achterhaald door de feitelijke ontwikkelingen; dat er derhalve voor de uitlaatgassen van alle motorvoertuigen zeer strenge normen moeten worden vastgesteld;

(5) Overwegende dat de Commissie in 1993 een Europees programma inzake emissies, brandstoffen en motortechnologie (EPEFE) heeft opgesteld; dat dit programma ten doel heeft ervoor te zorgen dat de voorstellen voor toekomstige richtlijnen op het gebied van verontreinigende emissies gebaseerd zijn op de best mogelijke oplossingen voor zowel het milieu, de consument als de economie; dat het programma gericht is op de verontreiniging die door zowel het motorvoertuig als de brandstof waarmee het wordt aangedreven, wordt veroorzaakt;

(6) Overwegende dat Richtlijn 70/220/EEG (6) betreffende maatregelen tegen luchtverontreiniging door uitlaatgassen van motorvoertuigen, een van de bijzondere richtlijnen van de EEG-typegoedkeuringsprocedure is, die is ingesteld bij Richtlijn 70/156/EEG (7);

(7) Overwegende dat in Richtlijn 70/220/EEG grenswaarden zijn vastgesteld voor de emissies van koolmonoxide en onverbrande koolwaterstoffen die van motoren van deze voertuigen afkomstig zijn; dat deze grenswaarden voor de eerste maal bij Richtlijn 74/290/EEG van de Raad (8) zijn verlaagd en overeenkomstig Richtlijn 77/102/EEG van de Commissie (9) zijn aangevuld met grenswaarden voor de toegestane emissie van stikstofoxiden; dat de grenswaarden voor deze drie soorten verontreinigingen achtereenvolgens zijn verlaagd bij Richtlijn 78/665/EEG van de Commissie (10) en Richtlijnen 83/351/EEG (11) en 88/76/EEG (12) van de Raad; dat bij Richtlijn 88/436/EEG (13) grenswaarden voor de emissie van verontreinigende deeltjes door dieselmotoren zijn ingevoerd en bij Richtlijn 89/458/EEG (14) strengere Europese normen voor de uitstoot van verontreinigende gassen door auto's met een cilinderinhoud van minder dan 1 400 cm³; dat deze normen zijn uitgebreid tot alle personenauto's, ongeacht hun cilinderinhoud, op basis van een verbeterde Europese testprocedure met een rijcyclus buiten de bebouwde kom; dat voorschriften betreffende de verdampingsemissie en de duurzaamheid van de emissiebeperkende voertuigonderdelen alsmede strengere normen voor emissies van verontreinigende deeltjes door auto's met een dieselmotor bij Richtlijn 91/441/EEG (15) zijn ingevoerd; dat personenauto's, bestemd voor het vervoer van meer dan zes passagiers, met inbegrip van de chauffeur, of met een maximummassa van meer dan 2 500 kg, lichte bedrijfsvoertuigen en terreinvoertuigen die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 70/220/EEG vallen bij Richtlijn 93/59/EEG (16) aan even strenge normen zijn onderworpen als personenauto's, rekening houdend met de specifieke kenmerken van deze voertuigen; dat de normen voor personenauto's zijn aangescherpt bij Richtlijn 94/12/EG, waarbij tevens een nieuwe methode is ingevoerd voor controle op de conformiteit van de produktie; dat het noodzakelijk is de normen voor lichte bedrijfsvoertuigen te harmoniseren met die voor personenauto's teneinde ze ten minste even stringent te maken als die voor personenauto's;

(8) Overwegende dat uit het door de Commissie op dit terrein verrichte werk is gebleken dat de beste technologieën waarover de industrie in de Gemeenschap thans beschikt verder kunnen worden verbeterd, zodat lichte bedrijfsvoertuigen aan aanzienlijk verlaagde emissiegrenswaarden kunnen voldoen; dat dit ook het geval is voor opkomende nieuwe technologieën; dat de voorgestelde normen voor zowel de goedkeuring van nieuwe voertuigtypen als de controle op de conformiteit van de produktie zullen gelden, daar de gewijzigde methode voor bemonstering en statistische beoordeling het mogelijk maakt de toleranties voor de grenswaarden van vorige fasen van verlaging uit hoofde van Richtlijn 70/220/EEG te laten vervallen;

(9) Overwegende dat de Commissie de haalbaarheid van de samenvoeging van de voertuigklassen II en III en de werkelijke rijomstandigheden van lichte bedrijfsvoertuigen, in en buiten bebouwde kom, alsmede de bijzondere kenmerken van deze voertuigen heeft onderzocht;

(10) Overwegende dat de Lid-Staten de mogelijkheid dient te worden geboden om het in de handel brengen van voertuigen die aan de communautaire voorschriften voldoen met fiscale stimuleringsmaatregelen te bespoedigen; dat die stimuleringsmaatregelen in overeenstemming moeten zijn met het verdrag en aan een aantal voorwaarden moeten voldoen om verstoring van de interne markt te voorkomen; dat de bepalingen van deze richtlijn niet van invloed zijn op het recht van de Lid-Staten emissies van verontreinigende en andere stoffen in de berekeningsgrondslag van de motorrijtuigenbelastingen te verdisconteren;

(11) Overwegende dat de krachtens deze richtlijn opgelegde verplichting tot voorafgaande kennisgeving geen afbreuk doet aan verplichtingen tot kennisgeving die krachtens andere bepalingen van het Gemeenschapsrecht, met name artikel 93, lid 3, van het Verdrag, gelden;

(12) Overwegende dat het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 31 december 1997 de eisen voor fase 2000 dienen vast te stellen op basis van een voorstel dat de Commissie uiterlijk op 30 juni 1996 zal indienen en dat dit voorstel tot een aanzienlijke vermindering van de emissies van lichte bedrijfsvoertuigen dient te leiden;

(13) Overwegende dat de maatregelen tot vermindering van de luchtverontreinigende emissies vanaf het jaar 2000 een onderdeel moeten vormen van een geïntegreerde meersporenaanpak welke alle maatregelen omvat die een vermindering beogen van de door het wegverkeer veroorzaakte luchtverontreiniging; dat alle in artikel 4 van Richtlijn 94/12/EG genoemde parameters relevant zijn; dat voor de eisen die vanaf 2000 gelden de doelstelling voor lichte bedrijfsvoertuigen zou moeten zijn het instellen van even strenge normen als voor personenauto's die gebruik maken van een emissieverminderingstechnologie van een uniform technisch niveau, waarbij rekening wordt gehouden met de bijzondere kenmerken van lichte bedrijfsvoertuigen en, voor voertuigen van de klassen II en III van categorie N1, met de noodzaak om passende normen inzake duurzaamheid in aanmerking te nemen; dat de Commissie het noodzakelijke onderzoek zal verrichten naar de technologische, milieu- en rentabiliteitsaspecten, teneinde vóór eind juni 1996 gekwantificeerde doelstellingen voor communautaire maatregelen vanaf het jaar 2000 aan te geven,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 70/220/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige richtlijn.

Artikel 2

1. Met ingang van 1 oktober 1996 aanvaarden de Lid-Staten de naleving van de voorschriften van Richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, voor de doeleinden van artikel 4, lid 1, en van artikel 7, lid 1, van Richtlijn 70/156/EEG.

2. Met ingang van 1 januari 1997 voor motorvoertuigen van klasse I en met ingang van 1 januari 1998 voor motorvoertuigen van de klassen II en III verlenen de Lid-Staten, om redenen in verband met de luchtverontreiniging door emissies, voor een type motorvoertuig:

- niet meer de EG-goedkeuring overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Richtlijn 70/156/EEG,

- noch de nationale goedkeuring, tenzij een beroep wordt gedaan op de bepalingen van artikel 8, lid 2, van Richtlijn 70/156/EEG,

indien niet aan de voorschriften van Richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, is voldaan.

3. Met ingang van 1 oktober 1997 voor motorvoertuigen van klasse I en met ingang van 1 oktober 1998 voor motorvoertuigen van de klassen II en III:

- beschouwen de Lid-Staten certificaten van conformiteit waarvan nieuwe motorvoertuigen overeenkomstig Richtlijn 70/156/EEG voorzien zijn niet langer als geldig voor de doeleinden van artikel 7, lid 1, van die richtlijn, en

- weigeren de Lid-Staten de registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen van nieuwe motorvoertuigen die niet voorzien zijn van een certificaat van conformiteit overeenkomstig Richtlijn 70/156/EEG, tenzij een beroep wordt gedaan op de bepalingen van artikel 8, lid 2, van Richtlijn 70/156/EEG

om redenen in verband met de luchtverontreiniging door emissies, indien niet aan de voorschriften van Richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, is voldaan.

Artikel 3

De Lid-Staten mogen alleen met betrekking tot motorvoertuigen die voldoen aan Richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, fiscale stimuleringsmaatregelen treffen. Die maatregelen dienen in overeenstemming te zijn met de bepalingen van het Verdrag en aan de volgende voorwaarden te voldoen:

- zij gelden voor alle nieuwe voertuigen die in een Lid-Staat in de handel worden gebracht en die vervroegd aan de voorschriften van Richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, voldoen;

- zij vervallen op de in artikel 2, lid 3 vastgestelde datum, waarop de emissiegrenswaarden voor nieuwe motorvoertuigen verplicht van kracht worden;

- zij houden voor elk type motorvoertuig een bedrag in dat lager ligt dan de bijkomende kosten van de technische oplossingen die zijn toegepast om aan de vastgestelde waarden te voldoen, en van de installatie ervan op het voertuig.

De Commissie wordt tijdig in kennis gesteld van een plan tot invoering of wijziging van de in de eerste alinea bedoelde fiscale stimuleringsmaatregelen, zodat zij opmerkingen kan maken.

Artikel 4

Het Europees Parlement en de Raad nemen op de in het Verdrag voorgeschreven wijze uiterlijk op 31 december 1997 een besluit over de door de Commissie uiterlijk op 30 juni 1996 in te dienen voorstellen voor een nieuwe fase van de communautaire maatregelen tot terugdringing van luchtverontreiniging, veroorzaakt door de emissies van motorvoertuigen die onder deze richtlijn vallen. Deze maatregelen zullen van toepassing zijn vanaf het jaar 2000.

Bij die voorstellen gaat de Commissie te werk op de in artikel 4 van Richtlijn 94/12/EG aangegeven wijze.

Artikel 5

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 1 oktober 1996 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

2. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 7

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 8 oktober 1996.

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

K. HÄNSCH

Voor de Raad

De Voorzitter

P. RABBITTE

(1) PB nr. C 390 van 31. 12. 1994, blz. 26, en PB nr. C 19 van 23. 1. 1996, blz. 13.

(2) PB nr. C 201 van 26. 7. 1993, blz. 9.

(3) Advies van het Europees Parlement van 20 september 1995 (PB nr. C 269 van 16. 10. 1995, blz. 82), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 22 december 1995 (PB nr. C 37 van 9. 2. 1996, blz. 23), besluit van het Europees Parlement van 9. 5. 1996 (PB nr. C 152 van 27. 5. 1996, blz. 44).

(4) PB nr. C 112 van 20. 12. 1973, blz. 1.

(5) PB nr. C 138 van 17. 5. 1993, blz. 1.

(6) PB nr. L 76 van 6. 4. 1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/12/EG (PB nr. L 100 van 19. 4. 1994, blz. 42).

(7) PB nr. L 42 van 23. 2. 1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 95/54/EG van de Commissie (PB nr. L 266 van 8. 11. 1995, blz. 1).

(8) PB nr. L 159 van 15. 6. 1974, blz. 61.

(9) PB nr. L 32 van 3. 2. 1977, blz. 32.

(10) PB nr. L 223 van 14. 8. 1978, blz. 48.

(11) PB nr. L 197 van 20. 7. 1983, blz. 1.

(12) PB nr. L 36 van 9. 2. 1988, blz. 1.

(13) PB nr. L 214 van 6. 8. 1988, blz. 1.

(14) PB nr. L 226 van 3. 8. 1989, blz. 1.

(15) PB nr. L 242 van 30. 8. 1991, blz. 1.

(16) PB nr. L 186 van 28. 7. 1993, blz. 21.

BIJLAGE

Wijzigingen van de bijlagen van Richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 93/59/EEG

De tabel van punt 5.3.1.4 wordt vervangen door:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1) Met uitzondering van:

- voertuigen bestemd voor het vervoer van meer dan zes personen, inclusief de bestuurder,

- voertuigen met een maximummassa van meer dan 2 500 kg.

(2) Alsmede de in noot (2) bedoelde voertuigen van categorie M.

Top