EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31990R3577

Verordening (EEG) nr. 3577/90 van de Raad van 4 december 1990 inzake de in verband met de Duitse eenwording in de landbouwsector noodzakelijke overgangsmaatregelen en aanpassingen

PB L 353 van 17.12.1990, p. 23–38 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 03/01/2010; stilzwijgende opheffing door 31965R0079

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1990/3577/oj

31990R3577

Verordening (EEG) nr. 3577/90 van de Raad van 4 december 1990 inzake de in verband met de Duitse eenwording in de landbouwsector noodzakelijke overgangsmaatregelen en aanpassingen

Publicatieblad Nr. L 353 van 17/12/1990 blz. 0023 - 0038
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 66 blz. 0021
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 66 blz. 0021


VERORDENING (EEG) Nr. 3577/90 VAN DE RAAD van 4 december 1990 inzake de in verband met de Duitse eenwording in de landbouwsector noodzakelijke overgangsmaatregelen en aanpassingen

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 42 en 43,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3879/89(2), inzonderheid op artikel 5 quater, lid 6, artikel 6,

lid 6, en artikel 7, lid 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2759/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector varkensvlees(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1249/89(4),

Gelet op Verordening (EEG) nr. 822/87 van de Raad van 16 maart 1987 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt(5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1325/90(6), inzonderheid op artikel 13, leden 1 en 4, artikel 16, lid 7, en artikel 80,

Gezien het voorstel van de Commissie(7),

Gezien het advies van het Europese Parlement(8),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(9),

Overwegende dat de Gemeenschap met betrekking tot het gemeenschappelijk landbouwbeleid een samenhangend geheel van bepalingen heeft vastgesteld;

Overwegende dat het Gemeenschapsrecht vanaf de Duitse eenwording van rechtswege van toepassing is op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek;

Overwegende dat, om de integratie van de landbouw op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische

Republiek in het gemeenschappelijk landbouwbeleid te vergemakkelijken, de voormalige Duitse Democratische Republiek sinds 1 juli 1990 autonoom reeds een aantal elementen van de communautaire landbouwwetgeving heeft overgenomen;

Overwegende dat het echter, in verband met de bijzondere situatie op genoemd grondgebied, nodig blijkt in de communautaire landbouwwetgeving een aantal aanpassingen aan te brengen;

Overwegende dat de afwijkingsbepalingen die in dat verband worden vastgesteld normaliter tijdelijk dienen te zijn en voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag een zo gering mogelijke verstoring dienen te betekenen;

Overwegende dat in diverse sectoren maatregelen worden toegepast die gericht zijn op stabilisatie van markten met overschotten; dat de wijze van toepassing van die regelingen op het grondgebied van de Duitse Democratische Republiek moet worden aangegeven;

Overwegende dat de gegarandeerde maximumhoeveelheden die voor de meeste van de betrokken sectoren zijn vastgesteld, uiterlijk aan het einde van het verkoopseizoen 1991/1992 niet meer gelden; dat het, aangezien tot nu toe over het werkelijke verbruik op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek slechts onvolledige informatie beschikkbaar is, dienstig is de gegarandeerde maximumhoeveelheden voor de resterende tijd ongewijzigd te laten en derhalve bij het constateren van de produktie in de Gemeenschap ook geen rekening te houden met de produktie van voornoemd grondgebied; dat de specifieke regels die van toepassing zijn bij overschrijding van de gegarandeerde maximumhoeveelheid voor een sector echter moeten worden toegepast op de totale Duitse produktie in die sector;

Overwegende dat bepaalde voorwaarden voor interventie moeten worden aangepast in verband met de specifieke produktieomstandigheden en bedrijfsstructuur op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek;

Overwegende dat de herstructuering van de landbouwbedrijven op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek niet in het gedrang mag worden gebracht door de toepassing van de regeling voor de beheersing van de melkproduktie; dat daarom enige versoepelingen moeten worden ingevoerd, die echter strikt beperkt moeten blijven tot bedrijven op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek; dat evenzo moet worden gewaarborgd dat de extra quota die in de suikersector aan Duitsland worden toegekend, uitsluitend de landbouw op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek ten goede komen;

Overwegende dat bij de vaststelling van de voor melk gegarandeerde totale hoeveelheid voor het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek een zelfde verlaging met 3 % moet worden toegepast als die welke in 1986 in de Gemeenschap is toegepast in verband met de ontwikkeling op de zuivelmarkt; dat de betrokken producenten op soortgelijke wijze moeten worden vergoed als voor de overige producenten in de Gemeenschap is gebeurd bij Verordening (EEG) nr. 1336/86 van de Raad van 6 mei 1986 tot vaststelling van een vergoeding voor de definitieve beëindiging van de melkproduktie(10), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 841/88(11);

Overwegende dat voorts bij Verordening (EEG) nr. 775/87(12), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3882/89(13), een gedeelte van de referentiehoeveelheden als bedoeld in artikel 5 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 804/68 tijdelijk is geschorst; dat bij de vaststelling van de daarvoor in de Gemeenschap geldende vergoeding rekening is gehouden met het feit dat de schorsing moest worden uitgevoerd in twee jaar en nadat de quotaregeling reeds drie jaar bestond; dat voor de producenten op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek een soortgelijke schorsing van de referentiehoeveelheden moet worden togepast; dat deze schorsing op dat grondgebied echter in één keer zal worden doorgevoerd en wel in het eerste jaar waarin de quotaregeling wordt toegepast, ten einde op die manier extra uitgaven voor de afzet van zuivelprodukten te vermijden; dat bij de vaststelling van de vergoeding voor de schorsing van de produktiehoeveelheden op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek met die belangrijke besparing rekening moet worden gehouden;

Overwegende dat, ter vergemakkelijking van de veranderingen in de landbouwstructuur op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek, die zowei de vestiging van gezinsbedrijven als de aanpassing van cooeperatieve bedrijven zal omvatten, enkele tijdelijke aanpassingen moeten worden aangebracht in de regelingen voor bespoediging van de aanpassing van de landbouwstructuur in verband met de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (doelstelling nr. 5 a)); dat de aanpassingen die nodig zijn in de wetgeving ten aanzien van de andere doelstellingen op structuurgebied bij een afzonderlijke verordening zullen worden vastgesteld;

Overwegende dat de maatregelen ter verbetering van de doelmatigheid van de landbouwstructuren op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek in sommige gevallen geleidelijk moeten worden genomen ten einde bruuske conflicten op maatschappelijk en werkgelegenheidsgebied, alsmede verstoringen van het evenwicht op het platteland en in de regio's te voorkomen;

Overwegende dat de herstructurering van de landbouw op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek speciale maatregelen vergt die zijn gericht op de omvorming van de cooeperaties of het vergemakkelijken van de eigendomsverwerving van de produktiemiddelen door de

landbouwers; dat deze maatregelen echter zoveel mogelijk gebaseerd dienen te zijn op communautaire inzichten en criteria, zodat vrije concurrentie wordt bevorderd en monopoliesituaties worden vermeden;

Overwegende dat de overneming van de beginselen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek voor de betrokken landbouwers een plotselinge en aanzienlijke inkomensdaling tot gevolg heeft gehad; dat Duitsland tijdelijk moet worden gemachtigd een nationale steunregeling vast te stellen om de gevolgen van deze inkomensdaling af te zwakken;

Overwegende dat Duitsland bij Verordening (EEG) nr. 855/84 van de Raad van 31 maart 1984 inzake de berekening en de afbraak van de monetaire compenserende bedragen voor bepaalde landbouwprodukten(14), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1004/84(15), is gemachtigd aan Duitse landbouwproducenten bijzondere steun te verlenen ter compensatie van een inkomensdaling als gevolg van de aanpassing van de representatieve koers in 1984;

Overwegende dat de bepalingen moeten worden vastgesteld die op de dag van de Duitse eenwording van toepassing zijn op de voorraden produkten op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek; dat het, wat de openbare interventievoorraden betreft, passend is dat de Gemeenschap die slechts overneemt tegen een restwaarde na afschrijving overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 1883/78 van de Raad van 2 augustus 1978 betreffende de algemene regels voor de financiering van de interventies door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie(16), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 787/89(17); dat de kosten van deze afschrijving ten laste komen van Duitsland; dat wat de particuliere voorraden betreft, alle hoeveelheden boven de normale voorraad door Duitsland op eigen kosten moeten worden weggewerkt; dat de Commissie erop moet toezien dat deze voorradenniveaus worden vastgesteld aan de hand van objectieve criteria en met een zo groot mogelijke doorzichtigheid;

Overwegende dat, gezien de informatie over de situatie van de landbouw in de voormalige Duitse Democratische Republiek, niet definitief kan worden vastgesteld welke aanpassingen en afwijkingsbepalingen nodig zijn; dat, om rekening te kunnen houden met de ontwikkelingen, moet worden voorzien in een vereenvoudigde procedure als bedoeld in artikel 145, derde streepje, van het Verdrag, om de in deze verordening vastgestelde maatregelen zo nodig te kunnen aanpassen en aanvullen;

Overwegende dat bij ernstige moeilijkheden die de doeleinden van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen

brengen, vrijwaringsmaatregelen nodig kunnen blijken; dat de voorwaarden moeten worden vastgesteld waaronder dergelijke maatregelen kunnen worden genomen;

Overwegende dat deze verordening geen betrekking heeft op de wetgeving voor plantaardige produkten, noch op de wetgeving inzake diervoeders, noch op de veterinaire en zooetechnische wetgeving, noch op de richtlijnen inzake de harmonisatie van de landbouwwetgeving, noch op de visserijwetgeving, voor welke gebieden een afzonderlijke regeling wordt vastgesteld;

Overwegende dat nauwkeurige statistieken moeten worden opgesteld over de landbouw op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek en met name inzake het produktiepotentieel, de kwaliteit en de eventuele afzetmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Met het oog op een harmonische integratie van het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek in het gemeenschappelijk landbouwbeleid worden bij deze verordening overgangsmaatregelen en aanpassingen vastgesteld die met betrekking tot de communautaire landbouwwetgeving nodig zijn.

2. Deze verordening is van toepassing op:

landbouwprodukten bedoeld in bijlage II bij het Verdrag, en

goederen verkregen door verwerking van landbouwprodukten, bedoeld in Verordening (EEG) nr. 3033/80(18), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1436/90(19), en Verordening (EEG) nr. 2783/75(20), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 4001/87(21).

Deze verordening geldt niet ten aanzien van:

richtlijnen op fytosanitair gebied, voor zaaizaad en plantgoed en voor diervoeding, noch voor de veterinaire en zooetechnische wetgeving, waarvoor Richtlijn 90/654/EEG(22) is vastgesteld;

richtlijnen inzake harmonisatie van de landbouwwetgeving, waarvoor Richtlijn 90/650/EEG(23) is vastgesteld;

produkten die vallen onder Verordening (EEG) nr. 3796/81 van de Raad van 29 december 1981 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijprodukten(24), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2886/89(25).

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde aanpassingen en overgangsmaatregelen zijn in de bijlagen I tot en met XVI vermeld.

Artikel 3

1. Om ervoor te zorgen dat het in artikel 1, lid 1, vermelde doel wordt bereikt, kan volgens de in artikel 8 bedoelde procedure worden besloten maatregelen vast te stellen die een aanvulling vormen op of een aanpassing inhouden van de bij deze verordening vastgestelde maatregelen.

2. Deze aanvullingen of aanpassingen moeten gericht zijn op een coherente toepassing van de landbouwwetgeving op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke situatie aldaar en de bijzondere moeilijkheden bij de tenuitvoerlegging van de landbouwwetgeving.

Deze aanvullingen of aanpassingen dienen in overeenstemming te zijn met de algemene opzet en de grondbeginselen waarop de landbouwwetgeving en de bepalingen van deze verordening berusten.

3. De in lid 1 bedoelde maatregelen mogen tot en met 31 december 1992 worden genomen. Zij mogen slechts tot die datum worden toegepast.

Artikel 4

In afwijking van Verordening (EEG) nr. 768/89 van de Raad van 21 maart 1989 tot instelling van een regeling inzake tijdelijke inkomenssteun in de landbouw(26) kan de Commissie Duitsland machtigen om op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek een steunregeling in te voeren om aldaar de inkomensdaling in de landbouw die het gevolg is van de overgang naar het gemeenschappelijk landbouwbeleid, te compenseren. De steun moet degressief zijn en een tijdelijk karakter hebben. Hij wordt uiterlijk op 31 december 1993 afgeschaft.

De procedurevoorschriften van artikel 93, lid 3, van het Verdrag zijn van toepassing op krachtens de eerste alinea ingevoerde steunmaatregelen. Bij het onderzoek van deze steunmaatregelen ziet de Commissie erop toe dat de gevolgen voor de handel zo gering mogelijk zijn en dat een harmonische overgang naar het gemeenschappelijk landbouwbeleid gewaarborgd is.

Het bepaalde in dit artikel geldt slechts voor steunmaatregelen die uiterlijk op 30 juni 1992 bij de Commissie worden aangemeld.

Artikel 5

1. Tot en met 31 december 1992 kan iedere Lid-Staat bij ernstige moeilijkheden die de doeleinden van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen en bij moeilijkheden waarbij als gevolg van de Duitse eenwording de economische situatie in een gebied ernstig kan worden aangetast, verzoeken om te worden gemachtigd vrijwaringsmaatregelen te treffen waardoor de situatie opnieuw in evenwicht kan worden gebracht en de betrokken sector kan worden aangepast.

2. Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, kan de Commissie, met inachtneming van het Verdrag, op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief, de noodzakelijke maatregelen treffen, die aan de Lid-Staten worden meegedeeld en onmiddellijk van toepassing zijn. Als bij de Commissie een verzoek wordt ingediend door een Lid-Staat die ernstige verstorigen ondervindt of dreigt te ondervinden, neemt zij binnen 24 uur na ontvangst van het verzoek een besluit.

3. Iedere Lid-Staat kan de maatregel van de Commissie aan de Raad voorleggen binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling ervan. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betrokken maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of intrekken.

4. De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde maatregelen kunnen uiterlijk tot en met 31 december 1993 worden toegepast.

Artikel 6

1. De Gemeenschap neemt de voorraden die op de dag van de Duitse eenwording in het bezit zijn van het interventiebureau van de voormalige Duitse Democratische Republiek voor haar rekening tegen de waarde die voortvloeit uit de toepassing van artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 1883/78.

2. Deze overneming door de Gemeenschap geschiedt slechts voor zover voor de betrokken produkten overheidsinterventie bestaat in het kader van de communautaire wetgeving en voor zover de betrokken voorraden voldoen aan de communautaire kwaliteitseisen, in voorkomend geval aangepast op grond van de bijzondere bepalingen van deze verordening.

3. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 8.

Artikel 7

1. Alle particuliere voorraden produkten waarvoor een verordening inzake een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwprodukten geldt en die op de dag van de Duitse eenwording op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek in het vrije verkeer zijn, moeten, voor zover zij groter zijn dan de normaal geachte overdrachtshoeveelheid, door Duitsland voor eigen rekening worden weggewerkt overeenkomstig de bepalingen die volgens de in lid 2 bedoelde procedure zullen worden vastgesteld. Het begrip "normale overdrachtshoeveelheid" wordt voor elk produkt gedefinieerd aan de hand van de criteria en doelstellingen van elke gemeenschappelijke marktordening.

2. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 8 bedoelde procedure.

Artikel 8

In de gevallen waarin wordt verwezen naar dit artikel, worden de maatregelen vastgesteld volgens de procedure van:

artikel 38 van Verordening nr. 136/66/EEG(27), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2902/89(28), of het daarmee overeenkomende artikel van de andere verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

het artikel waarbij in de vaststelling van uitvoeringsbepalingen wordt voorzien, voor zover het een andere regeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid betreft, of

artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 729/70(29), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2048/88(30), in het in artikel 6, lid 3, bedoelde geval.

Artikel 9

1. Tot en met 31 maart 1991 wordt de door de voormalige Duitse Democratische Republiek vastgestelde nationale regeling voor de beperking van de melkproduktie gehandhaafd.

Artikel 5

quater van Verordening (EEG) nr. 804/68 is met ingang van 1 april 1991 van toepassing op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek. De referentiehoeveelheden kunnen voorlopig worden toegekend voor de achtste periode van twaalf maanden, mits het aldus toegekende bedrag in die periode niet wordt gewijzigd.

In het melkprijsjaar 1990/1991 is Verordening (EEG) nr.

1079/77(31) niet op het grondgebied van de voormalige

Duitse Democratische Republiek van toepassing. In dat melkprijsjaar wordt de door de voormalige Duitse Democratische Republiek ingevoerde nationale regeling voor de inning van de medeverantwoordelijkheidsheffing gehandhaafd.

2. De artikelen 27 tot en met 51 van Verordening (EEG) nr. 822/87 zijn pas vanaf 1 september 1991 van toepassing op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek.

Artikel 10

Duitsland stelt de Commissie zo spoedig mogelijk in kennis van de maatregelen die op grond van de in deze verordening bedoelde machtigingen zijn getroffen. De Commissie stelt de Lid-Staten daarvan in de passende instanties in kennis.

Na afloop van de voor deze overgangsmaatregelen gestelde termijnen stelt Duitsland een verslag op over de toepassing ervan; dat verslag wordt ingediend bij de Commissie, die het aan de overige Lid-Staten mededeelt.

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1991.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 4 december 1990.

Voor de Raad De Voorzitter G. DE MICHELIS

(1) PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 13.

(2) PB nr. L 378 van 27. 12. 1989, blz. 1.

(3) PB nr. L 282 van 1. 11. 1975, blz. 1.

(4) PB nr. L 129 van 11. 5. 1989, blz. 12.

(5) PB nr. L 84 van 24. 3. 1987, blz. 1.

(6) PB nr. L 132 van 23. 5. 1990, blz. 19.

(7) PB nr. L 263 van 26. 9. 1990, blz. 12, gewijzigd op 25 oktober 1990.

(8) Advies uitgebracht op 21 november 1990 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).

(9) Advies uitgebracht op 20 november 1990 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).

(10) PB nr. L 119 van 8. 5. 1986, blz. 21.

(11) PB nr. L 87 van 31. 3. 1988, blz. 3.

(12) PB nr. L 78 van 20. 3. 1987, blz. 5.

(13) PB nr. L 378 van 27. 12. 1989, blz. 6.

(14) PB nr. L 90 van 1. 4. 1984, blz. 1.

(15) PB nr. L 101 van 13. 4. 1984, blz. 2.

(16) PB nr. L 216 van 5. 8. 1978, blz. 1.

(17) PB nr. L 85 van 30. 3. 1989, blz. 1.

(18) PB nr. L 323 van 29. 11. 1980, blz. 1.

(19) PB nr. L 138 van 31. 5. 1990, blz. 9.

(20) PB nr. L 282 van 1. 11. 1975, blz. 104.

(21) PB nr. L 377 van 31. 12. 1987, blz. 44.

(22)Zie bladzijde 48 van dit Publikatieblad.

(23) Zie bladzijde 39 van dit Publikatieblad.

(24) PB nr. L 379 van 31. 12. 1981, blz. 1.

(25) PB nr. L 282 van 2. 10. 1989, blz. 95.

(26) PB nr. L 84 van 29. 3. 1989, blz. 8.

(27) PB nr. 172 van 30. 9. 1966, blz. 3025/66.

(28) PB nr. L 280 van 29. 9. 1989, blz. 2.

(29) PB nr. L 94 van 28. 4. 1970, blz. 13.

(30) PB nr. L 185 van 15. 7. 1988, blz. 1.

(31) PB nr. L 131 van 26. 5. 1977, blz. 6.

BIJLAGE I GRANEN Verordening (EEG) nr. 2727/75 van de Raad van 29 oktober 1975 (PB nr. L 281 van 1. 11. 1975, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1340/90 (PB nr. L 134 van 28. 5. 1990, blz. 1).

In artikel 4 ter wordt het volgende lid ingevoegd:

"4 bis. Bij de vaststelling van de produktie als bedoeld in dit artikel, wordt geen rekening gehouden met de hoeveelheden die zijn geoogst op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek.".

BIJLAGE II ERWTEN, TUIN- EN VELDBONEN EN NIET-BITTERE LUPINE Verordening (EEG) nr. 1431/82 van de Raad van 18 mei 1982 (PB nr. L 162 van 12. 6. 1982, blz. 28), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1104/88 (PB nr. L 110 van 29. 4. 1988, blz. 16).

In artikel 3 bis van Verordening (EEG) nr. 1431/82 wordt het volgende lid ingevoegd:

"3 bis. Bij de raming en de vaststelling van de produktie worden de op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek geoogste hoeveelheden niet in aanmerking genomen voor de toepassing van dit artikel.".

BIJLAGE III SOJABONEN Verordening (EEG) nr. 1491/85 van de Raad van 23 mei 1985 (PB nr. L 151 van 10. 6. 1985, blz. 15), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2217/88 (PB nr. L 197 van 26. 7. 1988, blz. 11).

In artikel 3 bis van Verordening (EEG) nr. 1491/85 wordt het volgende lid ingevoegd:

"3 bis. Bij de raming en de vaststelling van de produktie worden de op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek geoogste hoeveelheden niet in aanmerking genomen voor de toepassing van dit artikel.".

BIJLAGE IV KOOLZAAD, RAAPZAAD EN ZONNEBLOEMZAAD Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966 (PB nr. 172 van 30. 9. 1966, blz. 3025/66), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2902/89 (PB nr. L 280 van 29. 9. 1989, blz. 2).

In artikel 27 bis van Verordening nr. 136/66/EEG wordt het volgende lid ingevoegd:

"3 bis. Bij de raming en de vaststelling van de produktie worden de op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek geoogste hoeveelheden niet in aanmerking genomen voor de toepassing van dit artikel.".

BIJLAGE V SUIKER Verordening (EEG) nr. 1785/81 van de Raad van 30 juni 1981 (PB nr. L 177 van 1. 7. 1981, blz. 4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1069/89 (PB nr. L 114 van 27. 4. 1989, blz. 1).

1.Per 1 juli 1990 wordt het volgende artikel 24 bis ingevoegd:

"Artikel 24 bis

1. Onverminderd artikel 24, lid 2, wordt voor Duitsland een extra gebied gevormd om de quotaregeling toe te passen op de suikerproducerende ondernemingen in dat gebied die vóór 1 juli 1991 suiker produceerden en na die datum suiker blijven produceren.

Dit gebied komt voor de toepassing van deze verordening overeen met het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek.

2. Voor de toekenning van de A- en B-quota aan de in lid 1 bedoelde ondernemingen worden de volgende basishoeveelheden vastgesteld:

a)basishoeveelheid A: 647 703 ton witte suiker,

b)basishoeveelheid B: 199 297 ton witte suiker.

3. Het A-quotum van elke in lid 1 bedoelde suikerproducerende onderneming wordt vastgesteld door op de gemiddelde jaarlijkse suikerproduktie van de betrokken suikerproducerende onderneming in de verkoopseizoenen 1984/1985 tot en met 1988/1989 (in de zin van artikel 2, lid 1), hierna "referentieproduktie" te noemen, een coëfficiënt toe te passen die de verhouding weergeeft tussen enerzijds de in lid 2 vastgestelde basishoeveelheid A en anderzijds de som van de referentieprodukties van de ondernemingen die in het in lid 1 omschreven gebied zijn gevestigd.

Voor het verkoopseizoen 1990/1991 wordt evenwel, wanneer de suikerproducerende onderneming als zodanig niet bestond vóór 1 juli 1990, de in de eerste alinea bedoelde referentieproduktie vastgesteld met inachtneming van de produktie gedurende de in die alinea bedoelde periode van elke fabriek die met ingang van 1 juli 1990 de betrokken suikerproducerende onderneming vormt.

4. Het B-quotum van elke suikerproducerende onderneming als bedoeld in lid 1, bedraagt 30,77 % van het overeenkomstig lid 3 voor die onderneming bepaalde A-quotum.

5. Artikel 25 is slechts van toepassing op de overdrachten tussen de in lid 1 bedoelde suikerproducerende ondernemingen.

6. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden zo nodig vastgesteld volgens de procedure van artikel 41.".

2.Aan artikel 46 wordt het volgende lid toegevoegd:

"7. Duitsland wordt gemachtigd om onder de hierna vermelde voorwaarden in de verkoopseizoenen 1990/1991, 1991/1992 en 1992/1993 aan de in artikel 24 bis, lid 1, bedoelde suikerproducerende ondernemingen aanpassingssteun toe te kennen.

De steun mag slechts worden toegekend voor A- en B-suiker als omschreven in artikel 24 bis, lid 1, die door de in artikel 24 bis, lid 1, bedoelde ondernemingen is geproduceerd.

Deze steun dient beperkt te blijven tot 320 miljoen DM voor de in de eerste alinea bedoelde periode en mag in geen geval per onderneming meer bedragen dan 20 % van de gedane investeringen.".

BIJLAGE VI MELK EN ZUIVELPRODUKTEN I.Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad van 27. 6. 1968 (PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 13), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3879/89 (PB nr. L 378 van 27. 12. 1989, blz. 1).

In artikel 5 quater, lid 3:

1.wordt de eerste alinea vervangen door:

"3. De som van de in lid 1 bedoelde referentiehoeveelheden mag, onverminderd de toepassing van lid 4, niet meer bedragen dan de gegarandeerde totale hoeveelheid die is vastgesteld in de tweede alinea.";

2.wordt in de tweede alinea, de regel:

"Duitsland23 423"

vervangen door:

"Duitsland30 227

(waarvan 6 804 voor het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek)";

3.wordt in de derde alinea aan punt d) de volgende zin toegevoegd:

"Voor Duitsland bedraagt de gegarandeerde totale hoeveelheid voor de periode van 1 april 1991 tot en met 31 maart 1992 echter, in duizend ton,

Duitsland29 118,960

(waarvan 6 599,880 voor het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek)".

II.Verordening (EEG) nr. 985/68 van de Raad van 15 juli 1968 (PB nr. L 169 van 18. 7. 1968, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1185/90 (PB nr. L 119 van 11. 5. 1990, blz. 31).

Artikel 1, lid 3, punt b), derde streepje, wordt vervangen door:

"zijn ingedeeld als "Markenbutter", wat Duitse boter betreft, of tot en met 31 december 1992, als "Export Qualitaet" wat op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek vervaardigde boter betreft.".

III.Verordening (EEG) nr. 1014/68 van de Raad van 20 juli 1968 (PB nr. L 173 van 22. 7. 1968, blz. 4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1272/79 (PB nr. L 161 van 29. 6. 1979, blz. 13).

In artikel 1, lid 1:

worden de woorden "alsmede, gedurende de melkprijsjaren 1968/1969 en 1969/1970, volgens het rollerprocédé vervaardigd mager-melkpoeder van eerste kwaliteit," geschrapt;

wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Tot het einde van het melkprijsjaar 1992/1993 koopt het Duitse interventiebureau echter volgens het rollerprocédé vervaardigd magere-melkpoeder van eerste kwaliteit voor zover dat is vervaardigd op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek en voldoet aan de onder a) en b) van de eerste alinea bedoelde eisen en voorwaarden. Voor het melkprijsjaar 1990/1991 bedraagt de interventie-aankoopprijs voor volgens het rollerprocédé vervaardigd magere-melkpoeder van eerste kwaliteit 163,81 ecu/100 kg.".

IV.Verordening (EEG) nr. 857/84 van de Raad van 31 maart 1984 (PB nr. L 90 van 1. 4. 1984, blz. 13), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1183/90 (PB nr. L 119 van 11. 5. 1990, blz. 27).

1.In artikel 2, lid 1, tweede alinea:

worden in punt a) de woorden "de andere Lid-Staten dan het Koninkrijk Spanje" vervangen door de woorden "de andere Lid-Staten dan het Koninkrijk Spanje en, met ingang van 1 april 1991, Duitsland wat het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek betreft";

wordt het volgende punt toegevoegd:

"c)voor het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek is de in de eerste alinea bedoelde referentiehoeveelheid gelijk aan de hoeveelheid melk of melkequivalent die gedurende het kalenderjaar 1989 is geleverd of gekocht en waarop een zodanig percentage wordt toegepast dat de in artikel 5 quater van Verordening (EEG) nr. 804/68 vastgestelde gegarandeerde hoeveelheid niet wordt overschreden.".

2.Aan artikel 3, punt 3, eerste alinea, wordt de volgende zin toegevoegd:

"Op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek wordt voor die producenten op hun verzoek een ander referentiekalenderjaar binnen de periode 1987-1989 in aanmerking genomen.".

3.Aan artikel 4 bis, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"De vorige alinea is echter niet van toepassing tussen het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek en de andere gebieden van Duitsland.".

4.Aan artikel 7, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Met het oog op de herstructurering van de melkproduktie op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek en in afwijking van de voorgaande alinea's, mag Duitsland gedurende de achtste periode van twaalf maanden binnen de grenzen van een voor bovengenoemd gebied op te stellen kaderprogramma een eenmalige overdracht van referentiehoeveelheden toestaan zonder dat de corresponderende grond wordt overgedragen. Daartoe verstrekt Duitsland de Commissie het kaderprogramma voor bovengenoemd gebied. Dit programma wordt onderzocht volgens de procedure van artikel 31 van Verordening (EEG) nr. 804/68.".

5.In de tabel in de bijlage wordt de regel voor "Duitsland" vervangen door:

"(in 1 000 ton)

2. 4. 1984 -

31. 3. 1985

1. 4. 1985 -

31. 3. 1986

1. 4. 1986 -

31. 3. 1987

1. 4. 1987 -

31. 3. 1988

1. 4. 1988 -

31. 3. 1989

1. 4. 1989 -

31. 3. 1990

1. 4. 1990 -

31. 3. 1991

1. 4. 1991 -

31. 3. 1992

Duitsland30513013094,40093,10093,10093,100153,100

waarvan (1)------- 60,000

(1) voor het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek."

V.Verordening (EEG) nr. 1336/86 van de Raad van 6 mei 1986 (PB nr. L 119 van 8. 5. 1986, blz. 21), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 841/88 (PB nr. L 87 van 31. 3. 1988, blz. 3).

1.Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 4 bis

De artikelen 1, 2 en 3 zijn van toepassing op de producenten op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek, onder voorbehoud van de volgende bepalingen:

a)de vermindering van de melkproduktie dient 204 120 ton te bedragen en moet uiterlijk 13 maart 1991 effectief zijn;

b)Duitsland mag een vergoeding van maximaal 42 ecu per 100 kg ineens uitbetalen;

c)Duitsland wordt gemachtigd deze vergoeding toe te kennen voor volledige of gedeeltelijke beëindiging van de produktie door iedere betrokkene ten opzichte van diens vroegere produktie.

Duitsland verstrekt de Commissie uiterlijk op 31 mei 1991 alle gegevens die nodig zijn voor beoordeling van de doelmatigheid van de bij deze verordening vastgestelde steun.".

2.Artikel 6 wordt vervangen door:

"Artikel 6

De financiering van de in artikel 2, lid 1, en artikel 4 bis bedoelde maatregel wordt beschouwd als een interventie in de zin van artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 729/70.".

VI.Verordening (EEG) nr. 775/87 van de Raad van 16 maart 1987 (PB nr. L 78 van 20. 3. 1987, blz. 5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3882/89 (PB nr. L 378 van 27. 12. 1989, blz. 6).

1.In artikel 1, lid 1, tweede alinea, worden de woorden "van Verordening (EEG) nr. 804/68 is vastgesteld voor de derde periode van twaalf maanden" vervangen door "tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 804/68 is vastgesteld".

2.In artikel 2 wordt het volgende lid ingevoegd:

"1 bis. Voor de producenten op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek wordt voor de achtste periode van twaalf maanden de vergoeding vastgesteld op 21 ecu per 100 kg. 50 % van de vergoeding wordt aan de rechthebbenden uitbetaald in het eerste kwartaal van de betrokken periode.".

3.Artikel 7 wordt vervangen door:

"Artikel 7

De financiering van de in artikel 2, leden 1 en 1 bis, artikel 3, lid 2, en artikel 4, derde alinea, bedoelde maatregel wordt beschouwd als een interventie in de zin van artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 729/70.".

VII.Verordening (EEG) nr. 777/87 van de Raad van 16 maart 1987 (PB nr. L 78 van 20. 3. 1987, blz. 10).

Artikel 1

wordt als volgt gewijzigd:

1.in lid 2 wordt "100 000 ton" vervangen door "106 000 ton";

2.in lid 4, tweede alinea, wordt "250 000 ton" vervangen door "275 000 ton".

BIJLAGE VII RUNDVLEES 1.Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad van 27 juni 1968 (PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 24), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 571/89 (PB nr. L 61 van 4. 3. 1989, blz. 43).

In artikel 6, lid 1, wordt in de laatste zin "220 000 ton" vervangen door "235 000 ton".

2.Verordening (EEG) nr. 1357/80 van de Raad van 5 juni 1980 (PB nr. L 140 van 5. 6. 1980, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1187/90 (PB nr. L 119 van 11. 5. 1990, blz. 34).

In de bijlage wordt bij het vijfde streepje toegevoegd:

"Schwarzbunte Milchrasse (SMR)".

BIJLAGE VIII SCHAPE- EN GEITEVLEES Verordening (EEG) nr. 3013/89 van de Raad van 25 september 1989 (PB nr. L 289 van 7. 10. 1989, blz. 1).

Aan artikel 8, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Bij de raming en de vaststelling van het ooienbestand wordt geen rekening gehouden met het aantal ooien dat wordt gehouden op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek.".

BIJLAGE IX VARKENSVLEES Verordening (EEG) nr. 3220/84 van de Raad van 13 november 1984 (PB nr. L 301 van 20. 11. 1984, blz. 1), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3530/86 (PB nr. L 326 van 21. 11. 1986, blz. 8).

Aan artikel 6 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"De Commissie stelt, volgens de procedure van artikel 24 van Verordening (EEG) nr. 2759/75, de bepalingen vast die tot en met 31 december 1992 gelden voor het constateren van de prijzen van geslachte varkens op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek.".

BIJLAGE X GROENTEN EN FRUIT I.Verordening (EEG) nr. 1035/72 van de Raad van 18 mei 1972 (PB nr. L 118 van 20. 5. 1972, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1193/90 (PB nr. L 178 van 11. 7. 1990, blz. 13).

1.Aan artikel 13 wordt het volgende lid toegevoegd:

"3. De Commissie stelt, volgens de procedure van artikel 33, voor zover nodig de voorwaarden vast waaronder Duitsland aan telersverenigingen op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek die de in lid 1, onder a), vermelde doelstellingen nastreven, maar niet voldoen aan andere bepalingen, een tijdelijke erkenning kan verlenen, die uiterlijk tot en met 31 december 1992 geldt.

Deze tijdelijke erkenning geeft de betrokken telersverenigingen geen recht op de oprichtingssteun als bedoeld in artikel 14.".

2.Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 18 ter

1. Voor de produkten waarvoor de interventieregeling geldt, wordt op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek de financiële vergoeding als bedoeld in artikel 18 alleen aan een erkende telersvereniging uitgekeerd voor uit de markt genomen produkten die voldoen aan de gemeenschappelijke kwaliteitsnormen voor een hoeveelheid van niet meer dan 10 % van de afzet, inclusief de uit de markt genomen produkten, in de periode tot het einde van het verkoopseizoen 1990/1991 en in het verkoopseizoen 1991/1992 voor elk van de betrokken produkten.

2. De hoeveelheden van elk van de produkten die in de in lid 1 genoemde periodes op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek zijn geoogst en die uit de markt zijn genomen, worden niet meegerekend voor de bepaling van de interventiedrempels en evenmin voor de vaststelling van de eventuele overschrijding van deze drempels.".

II.Verordening (EEG) nr. 1200/90 van de Raad van 7 mei 1990 (PB nr. L 119 van 11. 5. 1990, blz. 63).

Aan artikel 2, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"In afwijking van het bepaalde onder a) wordt aan begunstigden op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek tot het einde van het verkoopseizoen 1991/1992 dan de premie echter alleen toegekend als zij zich er schriftelijk toe verbinden om vóór 1 april van een bepaald jaar over te gaan tot het rooien of laten rooien:

in het geval van boomgaarden met een oppervlakte tussen 50 en 99 ha: van alle appelbomen op een oppervlakte van 25 ha en van ten minste 20 % van de overige oppervlakte van de boomgaard,

in het geval van boomgaarden met een oppervlakte groter dan 99 ha: van alle appelbomen op een oppervlakte van 50 ha en van ten minste 20 % van de overige oppervlakte van de boomgaard.".

BIJLAGE XI VERWERKTE PRODUKTEN OP BASIS VAN GROENTEN EN FRUIT Verordening (EEG) nr. 1203/90 van de Raad van 7 mei 1990 (PB nr. L 119 van 11. 5. 1990, blz 68).

In artikel 1, lid 1, wordt de tabel vervangen door de onderstaande tabel:

"Verwerkende

bedrijven in

Tomatenconcentraat

Conserven van hele

tomaten zonder schil

Andere produkten

op basis van tomaten

1990/1991

1991/1992

1990/1991

1991/1992

1990/1991

1991/1992

Spanje 500 000 550 000 219 000 240 000148 050177 050

Frankrijk 278 691 278 691 73 628 73 628 40 087 40 087

Griekenland 967 003 967 003 25 000 25 000 21 593 21 593

Italie1 655 0001 655 0001 185 0001 185 000453 998453 998

Portugal 747 945 832 945 14 800 19 600 32 192 42 192

Duitsland - 33 700 - -- 1 300"

BIJLAGE XII WIJN I.Verordening (EEG) nr. 2392/86 van de Raad van 24 juli 1986 (PB nr. L 208 van 31. 7. 1986, blz. 1).

Aan artikel 10 wordt het volgende streepje toegevoegd:

"zo nodig de bepalingen betreffende de bijzondere voorwaarden voor het opstellen van het kadaster op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek.".

II.Verordening (EEG) nr. 822/87 van de Raad van 16 maart 1987 (PB nr. L 84 van 24. 3. 1987, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1325/90 (PB nr. L 132 van 23. 5. 1990, blz. 19).

1.Aan artikel 13, lid 4, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Wat het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek betreft, mogen de in de eerste alinea bedoelde produkten die afkomstig zijn van wijnstokrassen die niet in de indeling zijn opgenomen tot en met 31 augustus 1992 in het verkeer worden gebracht, op voorwaarde dat de produkten afkomstig zijn van rassen die traditioneel op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek worden geteeld en die van de soort Vitis vinifera zijn.".

2.Aan artikel 16, lid 7, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Wijn die is verkregen door versnijding van wijn van oorsprong uit een derde land of uit de Gemeenschap met wijn die is bereid uit druiven die op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek zijn geoogst, alsmede wijn die is verkregen door versnijding vóór 3 oktober 1990 van wijn van oorsprong uit een derde land met wijn uit de Gemeenschap, mag echter in voorraad worden gehouden voor de verkoop als tafelwijn of als zodanig in de handel worden gebracht, tot de voorraden op zijn.".

3.In bijlage V wordt aan punt e) de volgende zin toegevoegd:

"Voor het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek begint voor de percelen die na 1 september 1970 zijn gerooid, deze termijn te lopen op de datum van de Duitse eenwording. Dit recht van herbeplanting blijft beperkt tot 400 ha, zijnde het wijngaardoppervlak dat volgens schattingen in de afgelopen tientallen jaren uit produktie is genomen.".

III.Verordening (EEG) nr. 823/87 van de Raad van 16 maart 1987 (PB nr. L 84 van 27. 3. 1987, blz. 59), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2043/89 (PB nr. L 202 van 14. 7. 1989, blz. 1).

Artikel 4

wordt als volgt gewijzigd:

a)aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Voor de wijnbouwgebieden op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek wordt de lijst van de in de eerste alinea bedoelde wijnstokrassen uiterlijk op 31 augustus 1992 door Duitsland opgesteld.";

b)aan lid 4 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Totdat de lijst van de in lid 1, tweede alinea, bedoelde wijnstokrassen is opgesteld, wordt de wijn die op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek is geproduceerd uit traditioneel op dat gebied getelde rassen van de soort Vitis vinifera, geschikt geacht voor de bereiding van v. q. p. r. d.".

IV.Verordening (EEG) nr. 2389/89 van de Raad van 24 juli 1989 (PB nr. L 232 van 9. 8. 1989, blz. 1).

In artikel 3, lid 1, wordt het eerste streepje vervangen door:

"het "Regierungsbezirk" of, als een dergelijke administratieve eenheid niet bestaat, het "Land" voor Duitsland,".

BIJLAGE XIII TABAK Verordening (EEG) nr. 727/70 van de Raad van 21 april 1970 (PB nr. L 94 van 28. 4. 1970, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1329/90 (PB nr. L 132 van 23. 5. 1990, blz. 25).

1.Aan artikel 4, lid 5, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Voor de oogst van 1991 wordt, onverminderd de toepassing van de verlaging en van de correctie als bedoeld in de derde alinea, voor de berekening van het percentage waarmee de produktie van een soort of van een groep soorten de gegarandeerde maximumhoeveelheid overschrijdt, geen rekening gehouden met de op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek geproduceerde hoeveelheden tabak.".

2.Aan artikel 7 bis, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"De eerste alinea is niet van toepassing op de tabakssoorten van de oogst 1991 die zijn geteeld op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek.".

BIJLAGE XIV HOP Verordening (EEG) nr. 1696/71 van de Raad van 26 juli 1971 (PB nr. L 175 van 4. 8. 1971, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2780/90 (PB nr. L 265 van 28. 9. 1990, blz. 1).

Aan artikel 17, lid 6, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Voor het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek geldt voor de uitvoering van de in artikel 8 bedoelde actie een periode van hoogstens vijf jaar vanaf de datum van de Duitse eenwording.".

BIJLAGE XV LANDBOUWSTRUCTUUR (DOELSTELLING Nr. 5 a)) I.Verordening (EEG) nr. 797/85 van de Raad van 12 maart 1985 (PB nr. L 93 van 30. 3. 1985, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2176/90 (PB nr. L 198 van 28. 7. 1990, blz. 8).

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 32 ter

1. Voor het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek gelden de volgende bijzondere bepalingen:

a)De regelingen bedoeld in de titels 01 en 02 worden toegepast met ingang van het verkoopseizoen 1991/1992.

b)In afwijking van artikel 1 bis, lid 2, komt grond die wordt gebruikt voor de aardappelteelt, in aanmerking voor steun voor het uit produktie nemen van bouwland.

c)Wanneer de oppervlakte bouwland, inclusief eventueel de grond die wordt gebruikt voor de teelt van aardappelen, van een bedrijf als bedoeld in artikel 1 bis, lid 2, meer bedraagt dan 750 ha, wordt de in lid 3 van genoemd artikel gestelde voorwaarde dat ten minste 20 % van dat bouwland uit produktie moet worden genomen, vervangen door de voorwaarde dat ten minste 150 ha bouwland uit produktie moet worden genomen.

d)Bij de oprichting van gezinsbedrijven:

is de in artikel 2, lid 2, eerste streepje, vermelde voorwaarde niet van toepassing;

kan Duitsland de in de artikelen 7 en 7 bis bedoelde steun verlenen aan landbouwers die jonger zijn dan 55 jaar; de steun die wordt verleend aan landbouwers van 40 jaar en ouder komt echter niet in aanmerking voor financiering uit het Fonds.

e)De in artikel 3, lid 3, tweede alinea, en in artikel 6, lid 4, eerste streepje, gestelde voorwaarden zijn niet van toepassing op de steun die wordt verleend in het kader van de oprichting van nieuwe gezinsbedrijven of van de herstructurering van cooeperatieve bedrijven, als het aantal melkkoeien op het totale aantal nieuwe of geherstructureerde bedrijven niet groter is dan het aantal melkkoeien dat tevoren op de oude bedrijven werd gehouden.

Als de Raad op 31 december 1990 geen regeling heeft vastgesteld voor de aanvragen die op of na 1 januari 1991 worden ingediend voor investeringssteun in de sector varkenshouderij, zijn de in artikel 3, lid 4, en in artikel 6, lid 4, tweede alinea, tweede streepje, voor die sector gestelde voorwaarden in verband met het aantal varkensplaatsen niet van toepassing op de steun die wordt verleend in het kader van de oprichting van nieuwe gezinsbedrijven of van de herstructurering van cooeperatieve bedrijven als het aantal varkensplaatsen op het totale aantal nieuwe of geherstructureerde bedrijven niet groter is dan het aantal varkensplaatsen dat tevoren bestond in de oude bedrijven.

f)Het in artikel 4, lid 2, eerste alinea, vermelde investeringsvolume wordt verhoogd tot 140 000 ecu per VAK en 280 000 ecu per bedrijf.

g)In het kader van de herstructurering van de cooeperatieve bedrijven is artikel 6, lid 5, eveneens van toepassing op samenwerkingsverbanden die niet de juridische vorm van cooeperatie aannemen.

h)In 1991 kan een bijzondere steunregeling worden toegepast voor bedrijven in probleemgebieden die zijn bepaald volgens door Duitsland vast te stellen criteria. In die periode is titel III niet van toepassing op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek.

De uitgaven in het kader van die bijzondere steunregeling komen niet in aanmerking voor financiering uit het Fonds.

2. Het bepaalde in lid 1, onder b) tot en met g), is van toepassing tot en met 31 december 1993.

Uiterlijk eind 1992 dient de Commissie bij de Raad en het Parlement een verslag in over de tenuitvoerlegging en het verloop van de steunmaatregelen en structurele maatregelen. Afhankelijk van de verkregen resultaten en de ontwikkeling van de situatie kan de Commissie eventueel voorstellen doen om de doeltreffendheid van deze maatregelen te vergroten.".

II.Verordening (EEG) nr. 866/90 van de Raad van 29 maart 1990 (PB nr. L 91 van 6. 4. 1990, blz. 1).

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 19 bis

Overgangsperiode voor het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek.

Tot en met 31 december 1991 kan de Commissie besluiten bijstand te verlenen voor operationele programma's die investeringen op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek

inhouden die in overeenstemming zijn met selectiecriteria als bedoeld in artikel 8 en kan zij dit doen zonder dat voor dat gebied eerst sectorplannen en communautaire bestekken zijn opgesteld als bedoeld in de artikelen 2 tot en met 7.".

BIJLAGE XVI INFORMATIENET INZAKE LANDBOUWBEDRIJFSBOEKHOUDINGEN Verordening nr. 79/65/EEG van de Raad van 15 juni 1965 (PB nr. L 109 van 23. 6. 1965, blz. 1859/65), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3768/85 (PB nr. L 362 van 31. 12. 1985, blz. 8).

In de bijlage wordt in de Nederlandse tekst "Bondsrepubliek Duitsland" vervangen door "Duitsland" en wordt de tekst bij het punt "Duitsland" als volgt aangevuld:

"11. Berlin

12. Brandenburg

13. Mecklenburg-Vorpommern

14. Sachsen

15. Sachsen-Anhalt

16. Thueringen".

Top