EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31989H0601

89/601/EEG: Aanbeveling van de Commissie van 8 november 1989 betreffende de opleiding van gezondheidswerkers op kankergebied

PB L 346 van 27.11.1989, p. 1–7 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/1989/601/oj

31989H0601

89/601/EEG: Aanbeveling van de Commissie van 8 november 1989 betreffende de opleiding van gezondheidswerkers op kankergebied

Publicatieblad Nr. L 346 van 27/11/1989 blz. 0001 - 0007


*****

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 8 november 1989

betreffende de opleiding van gezondheidswerkers op kankergebied

(89/601/EEG)

I. Kanker is een ziekte waaraan tal van jaren zowel van overheids- als van particuliere zijde, veel is gedaan, waarbij velerlei aspecten zijn bestreken zoals onderzoek, preventie, opsporing, behandeling en begeleiding van patiënten en hun familieleden. Alhoewel de kennis over deze ziekte en de controle ervan aanzienlijke voortgang heeft geboekt, blijft kanker in de moderne samenleving een van de voornaamste doodsoorzaken.

Het door de Europese Raad van, respectievelijk, juni 1985 in Milaan en december 1985 in Luxemburg genomen initiatief is baanbrekend, daar voor het eerst een specifieke ziekte werd uitgekozen voor een breed op te zetten bestrijding op een de gehele Europese Gemeenschap bestrijkende schaal. De reeds in het kader van het Programma »Europa tegen Kanker" behaalde resultaten hebben aangetoond dat dit initiatief in het bijzonder op het gebied van de opleiding van gezondheidswerkers gerechtvaardigd was.

II. Ten einde de onderlinge erkenning van diploma's, certificaten en andere opleidingstitels tussen de Lid-Staten, zoals bedoeld in artikel 57 van het EEG-Verdrag, te vergemakkelijken heeft de Raad achtereenvolgens het Raadgevend Comité voor de medische opleiding (1), het Raadgevend Comité voor de opleiding op het gebied van de verpleegkunde (2) en het Raadgevend Comité voor de opleiding van beoefenaars der tandheelkunde (3) opgericht. Deze Raadgevende Comités zijn de organen die gemachtigd zijn om inzake beroepsopleiding van gezondheidswerkers aan de Commissie en aan de Lid-Staten op communautair niveau advies te verstrekken.

Op verzoek van de Commissie en op basis van de aanbevelingen van het Comité van kankerdeskundigen hebben zij tot het Programma »Europa tegen Kanker" bijgedragen door na te gaan hoe op alle opleidingsniveaus het onderricht inzake kanker aan de beoefenaren van de onderscheiden beroepen wordt gegeven en door met het oog op verbetering van die opleiding aanbevelingen te doen. De Raadgevende Comités hebben hun onderzoek in de periode 1987/1988 verricht en hebben thans hun aanbevelingen goedgekeurd. Deze in de bijlage opgenomen aanbevelingen vormen de concrete toepassing van het Eerste Actieprogramma (1987-1989) voor de opleiding van het gezondheidspersoneel (acties 51 en 52) (4).

III. De Commissie hecht veel belang aan de aanbevelingen van deze drie Raadgevende Comités, die de nadruk hebben gelegd op het belang van een algemeen onderzoek naar de opleiding op het communautaire vlak en van de ontwikkeling van ideeën om verbeteringen tot stand te brengen, uiteraard onder eerbiediging van de nationale bevoegdheden en de autonomie van de opleidingsinstellingen.

Alle specifieke aanbevelingen van deze Raadgevende Comités verdienen een breed debat op het niveau van de nationaal en regionaal verantwoordelijke personen in elk van de Lid-Staten.

Harerzijds is de Commissie voornemens, binnen de grenzen van haar bevoegdheden en van de haar ter beschikking staande middelen, in het kader van het Tweede Programma »Europa tegen Kanker" (1990-1994) acties voor te stellen die, op het niveau van de Gemeenschap, tot de verbetering van de kankeropleiding van gezondheidswerkers kunnen bijdragen.

Het betreft hier met name het bevorderen van de mobiliteit van deze gezondheidswerkers tussen Lid-Staten, het uitwisselen van ervaringen op het gebied van de preventie, de behandeling en de terminale verzorging, het verzamelen en uitwisselen van didactisch materiaal van communautair belang, alsook het opzetten van Europese modelnetwerken van medische faculteiten en van scholen voor verpleegkunde en voor tandheelkunde.

IV. De Commissie is tevens voornemens om samen met de bevoegde instanties van de Lid-Staten en de opleidingsinstellingen bij te dragen aan het verder uitwerken van denkbeelden en aanbevelingen met betrekking tot de opleiding van gezondheidspersoneel op het gebied van kanker. In dit verband zal de Commissie met ingang van 1990 aanzetten tot een onderzoek naar de bij de concrete tenuitvoerlegging van de aanbevelingen in de Lid-Staten geboekte voortgang.

De Commissie, overwegende dat de in de bijlage opgenomen aanbevelingen inzake de opleiding met betrekking tot kanker die door het Raadgevend Comité voor de medische opleiding, door het Raadgevend Comité voor de opleiding op het gebied van de verpleegkunde en door het Raadgevend Comité voor de opleiding van de beoefenaars der tandheelkunde zijn goedgekeurd, een goede basis vormen voor een zo breed mogelijk debat in de Lid-Staten, doet krachtens het Verdrag, inzonderheid artikel 155, tweede streepje, de volgende aanbeveling:

De Commissie beveelt aan dat de Lid-Staten, hun bevoegde instanties en hun opleidingsinstellingen elk volgens de respectieve bevoegdheden ervan, ervoor ijveren dat de in de bijlage opgenomen aanbevelingen in ruime mate worden verspreid, worden besproken en ten uitvoer worden gelegd.

Deze aanbeveling is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 8 november 1989.

Voor de Commissie

Vasso PAPANDREOU

Lid van de Commissie

(1) Besluit 75/364/EEG (PB nr. L 167 van 30. 6. 1975, blz. 17).

(2) Besluit 77/454/EEG (PB nr. L 176 van 15. 7. 1977, blz. 11).

(3) Besluit 78/688/EEG (PB nr. L 233 van 24. 8. 1978, blz. 15).

(4) PB nr. C 50 van 26. 2. 1987, blz. 1.

BIJLAGE I

AANBEVELINGEN

van het Raadgevend Comité voor de medische opleiding

1. De kankeropleiding van artsen dient krachtig te worden bevorderd in zowel onderwijs als onderzoek over het onderwerp.

2. Iedere medische faculteit moet een predoctoraal programma voor kankeropleiding hebben. Cooerdinatie van dit programma is van uitermate groot belang en moet toegepast worden.

3. De vitale rol van de huisarts zowel bij de preventie als de vroegtijdige diagnose van kanker dient op alle mogelijke manieren te worden erkend en ontwikkeld.

4. Huisartsen dienen een specifieke opleiding te ontvangen in die aspecten van de verzorging van kankerpatiënten die van bijzondere betekenis zijn voor de huisartsenpraktijk, zoals screeningsmethoden, advisering, juiste behandelingsmethoden, revalidatie en terminale zorg.

5. Personen die in opleiding zijn in alle desbetreffende studierichtingen dienen het nodige onderwijs te ontvangen t. a. v. de biologie van neoplasma's en in de wetenschappelijke en klinische grondslag van de behandeling.

6. In die landen waar oncologen erkend worden dienen afspraken te worden gemaakt betreffende de minimale doelstellingen en eisen voor de opleiding van dergelijke specialisten.

7. De beginselen van de epidemiologie dienen op alle niveaus van de opleiding te worden onderwezen.

8. Alle postdoctorale studenten dienen mogelijkheden geboden te krijgen om ervaring op te doen in zowel basis- als klinisch onderzoek.

9. De betekenis van interdisciplinaire samenwerking bij de verzorging van kankerpatiënten dient te worden erkend en aangemoedigd in alle desbetreffende studierichtingen.

10. Er dienen inspanningen te worden gedaan om de activiteiten van kankerinstituten, specialistische en wetenschappelijke genootschappen, universiteiten en allerlei ziekenhuizen zowel ten aanzien van de klinische opleiding als van het kankeronderzoek te cooerdineren.

11. Er dienen overal waar daartoe aanleiding is en op alle niveaus van het onderwijs moderne onderwijstechnieken te worden gebruikt.

12. Er dient meer gebruik te worden gemaakt van de bestaande mogelijkheden ter bevordering van de uitwisseling binnen de Europese Gemeenschap van docenten, studenten, postdoctorale studenten en onderzoekers.

13. Allen die belast zijn met het opstellen van programma's voor permanente medische educatie dienen ervoor te zorgen dat aan het onderwerp oncologie de nodige nadruk wordt gegeven. Bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de behoeften van artsen die, door hun geïsoleerde beroepsbeoefening, geen gemakkelijke toegang hebben tot instellingen die permanente educatie verstrekken.

BIJLAGE II

AANBEVELINGEN

van het Raadgevend Comité voor de opleiding op het gebied van de verpleegkunde

I. BASISOPLEIDING

1. De basisopleiding van verpleegkundigen dient op systematische en algemene wijze de preventie van kanker te omvatten, evenals het deelnemen aan opsporing en diagnose, het identificeren van de problemen van kankerpatiënten en het voorzien in hun specifieke behoeften, het uitvoeren van kankertherapieprogramma's, het deelnemen aan zowel de revalidatie als de verpleging van patiënten in de terminale stadia van hun ziekte en de zorg voor de familieleden van kankerpatiënten.

2. De opleiding van verpleegkundigen in de verzorging van kankerpatiënten dient plaats te vinden op basis van een aan de situatie van dergelijke patiënten aangepast verplegingsmodel. Het dient te fungeren als een kader voor de organisatie van de feitelijke opleiding overeenkomstig duidelijk omlijnde opleidingsdoelen. De doelstellingen van de verpleging zijn het vaststellen en interpreteren van de behoeften van het individu en het daarin voorzien op passende en op de persoon gerichte wijze. Bij de opleiding van verpleegkundigen dienen deze doelstellingen in acht te worden genomen en de verpleegkundigen te worden voorbereid op een verantwoordelijke uitoefening van zijn of haar beroep. Verpleegkundigen dienen daarom de mogelijkheid te hebben beslissingen te nemen, problemen op te lossen, hun handelingen te beoordelen en zich aan te passen aan de bijzondere situatie van patiënten en de ontwikkeling van de wetenschap.

3. Te zamen met de vertegenwoordigers van de andere betrokken beroepen dienen verpleegkundigen actief deel te nemen aan actieprogramma's ter bestrijding van kanker, mede te werken aan de voorlichting en educatie van het grote publiek ten aanzien van het mogelijke nut van preventie, screening en opsporing en de vroegtijdige behandeling van kankerachtige aandoeningen. Om deze taak te kunnen vervullen moeten de verpleegkundigen via hun eigen opleiding een positieve instelling verwerven ten aanzien van dit zeer reële maatschappelijke probleem en zich voorzien van een degelijke basiskennis die zij in hun klinische opleiding kunnen gebruiken.

4. Gezien de snelheid van de ontwikkelingen en ontdekkingen, zowel op het niveau van het begrijpen van fysiopathologische processen en mechanismen als ten aanzien van diagnostische en therapeutische technieken, moet de basisopleiding de verpleegkundigen de beschikking geven over de nodige werktuigen om hen in staat te stellen gebruik te maken van hun kennis en praktische bekwaamheden, en hun vakbekwaamheid te vergroten. Het gaat hier om een dynamisch proces dat in een voortdurende toestand van ontwikkeling verkeert.

5. De leermiddelen die betrekking hebben op de preventie, screening en behandeling van kanker zijn het resultaat van het in onderwijsinstellingen en centra voor kankeronderzoek en -behandeling verrichte werk en moeten worden ontwikkeld, terwijl een netwerk van de Europese Gemeenschap moet worden opgericht voor de uitwisseling van informatie om het best mogelijke gebruik te maken van de menselijke, materiële en financiële hulpbronnen.

6. De basisopleiding moet verpleegkundigen voorbereiden op interdisciplinaire taken, aangezien groepswerk van essentieel belang is bij de verpleging van patiënten, en met name in het geval van kankerpatiënten.

II. OPLEIDING NA DE BASISOPLEIDING

A. Permanente scholing

1. Permanente opleidingscursussen die betrekking hebben op kankerverpleging dienen voor zoveel mogelijk verpleegkundigen toegankelijk te worden gemaakt door regelingen te treffen die kunnen worden aangepast aan persoonlijke en beroepsbehoeften. De organisatie van deze activiteiten dient te worden aangemoedigd en de nodige middelen voor de uitvoering ervan dienen te worden gevonden.

2. Voortdurende scholing op het gebied van de kankerverpleging dient niet te worden ontwikkeld als een manier om leemten in de basisopleiding op te vullen; deze moet voortbouwen op de basisopleiding, rekening houdend met de ter zake noodzakelijk voorwaarden en gebruikmakend van de verworven ervaring. De cursussen moeten overeenkomen met de beginselen van de volwasseneneducatie.

3. In de context van de kankerverpleging zijn de doelen van de permanente opleidingsprogramma's het bijwerken van de verworven kennis, het uitbreiden ervan ten aanzien van bepaalde aspecten en het stimuleren en bevorderen van de bezinning op de feitelijke beroepservaring van de verpleegkundigen met kankerpatiënten. De inhoud van de cursus mag daarom niet beperkt blijven tot het doorgeven van theoretische informatie over pathologie en diagnostische en therapeutische methoden, maar moet tevens betrekking hebben op relaties en persoonlijke en ethische vragen waarmee verpleegkundigen in hun dagelijkse werk met kankerpatiënten worden geconfronteerd. 4. Zowel de voorwaarden voor toegang tot permanente opleidingscursussen en de gebruikte structuren moeten zeer flexibel zijn. Afstandsonderwijs dient te worden bevorderd, en het Comité beveelt aan dat de uitwisseling van kennis, ervaring en leermiddelen op communautair niveau wordt aangemoedigd. Het vormt in feite een aanvulling op de groepsgewijze activiteiten en leidt tot een doelmatiger gebruik van de verworven kennis.

5. De verlangens en verwachtingen van de betrokken verpleegkundigen dienen zorgvuldig te worden geanalyseerd alvorens welk permanent opleidingsprogramma dan ook wordt opgesteld. Gezamenlijke opleidingscursussen die door verpleegkundigen met bijzondere ervaring in de verpleging van kankerpatiënten en de kankerbestrijding in samenwerking met vertegenwoordigers van andere beroepen zijn ontworpen, zouden in de diverse Lid-Staten verder kunnen worden ontwikkeld en verspreid. Dergelijke programma's zouden geen verzamelingen van voorschriften vormen maar als wetenschappelijke uitgangspunten kunnen dienen voor de nationale autoriteiten die zulke opleidingen zouden wensen in te voeren. Bij dergelijke opleidingscursussen zou zoveel mogelijk gebruik moeten worden gemaakt van de moderne onderwijstechnologie.

B. Voortgezette opleiding

1. Verbetering van de kwaliteit van de verpleging die aan kankerpatiënten wordt verstrekt is een prioriteit. Het is daarom van het grootste belang dat verpleegkundigen die opleidingen in kankerverpleging op hoog niveau hebben voltooid, worden betrokken bij het op dit gebied uit te voeren onderzoek, een adviserende functie vervullen in de betrokken afdelingen en zorgen voor een gerichte opleiding van het verplegend personeel.

2. Deze voortgezette opleiding in kankerverpleging dient op het hoogste in aanmerking komende niveau plaats te vinden. De algemene en specifieke doelstellingen van een dergelijk opleidingsprogramma en de inhoud daarvan dienen te worden vastgesteld door een groep deskundige verpleegkundigen in samenwerking met vertegenwoordigers van andere beroepen, en zouden een gemeenschappelijke kern moeten vormen voor de Lid-Staten. Gespecialiseerde centra dienen te worden betrokken bij de uitvoering van deze programma's op hoog niveau.

3. De inhoud van de opleiding dient niet uitsluitend gericht te zijn op het verwerven van theoretische medische kennis; deze moet daarnaast ook menselijke betrekkingen en het verwerven van vaardigheden in het geven van leiding aan teams van voor kankerpatiënten verantwoordelijke verpleegkundigen omvatten. Het theoretische onderricht moet worden aangevuld met passend klinisch onderwijs, bij voorkeur in ziekenhuisafdelingen of andere gespecialiseerde centra voor kankerverpleging.

4. In het kader van de voortgezette opleiding zou de student dienen deel te nemen aan onderzoekwerk op het gebied van de verpleging van kankerpatiënten. Publikatie van werk op dit gebied zou dienen te worden bevorderd en gestimuleerd.

BIJLAGE III

AANBEVELINGEN

van het Raadgevend Comité voor de opleiding van de beoefenaars der tandheelkunde

1. Er dienen op het niveau van de Europese Gemeenschap doelstellingen en richtlijnen te worden opgesteld betreffende de inhoud van een kernprogramma voor de studie op het gebied van mondkanker en mogelijke voorstadia voor studenten in de tandheelkunde (1)

2. De algehele of gedeeltelijke toepassing van deze doelstellingen en richtlijnen ten aanzien van het onderricht in deze vakken voor studenten in de geneeskunde dient te worden overwogen.

3. Het basis-studieprogramma in de tandheelkunde moet de tandarts-algemeen practicus in staat stellen een belangrijke rol te spelen in de preventie en de vroegtijdige ontdekking en diagnose van kwaadaardige gezwellen in de mond, zodat met de behandeling in een zo vroeg mogelijk stadium kan worden begonnen.

4. Er dient nadruk te worden gelegd op klinische ervaring tijdens de basisopleiding. Met het oog hierop zouden, waar nodig, tandheelkundige faculteiten nauw moeten samenwerken met ziekenhuizen om ervoor te zorgen dat studenten in de tandheelkunde toegang krijgen tot een breed scala van patiënten met kwaadaardige ziekten. In alle belangrijke centra voor de behandeling van kanker dient er een tandheelkundig gekwalificeerd specialist te zijn met bijzondere kennis van oncologie van de mond.

5. Op Gemeenschapsvlak moeten dringend permanente na- en bijscholingscursussen inzake mondkanker in mogelijke voorstadia worden ontwikkeld.

6. Zo zou ook moeten worden overwogen om op communautair niveau gemeenschappelijke leermiddelen voor mondkanker en mogelijke voorstadia te ontwikkelen, eventueel in samenwerking met de artsen.

7. De drie in het aanhangsel bij dit verslag uiteengezette »actieprogramma's" dienen zo spoedig mogelijk in alle Lid-Staten te worden uitgevoerd.

(1) Het Raadgevend Comité heeft duidelijke voorstellen gedaan voor dergelijke doelstellingen en richtlijnen (doc. III/D/886/3/88).

Aanhangsel

Actieprogramma nr. 1

De nationale tandartsenverenigingen van alle Lid-Staten moeten zich afvragen of het wenselijk en mogelijk is dat in 1989 personen uit erkende risicogroepen voor premaligne en maligne afwijkingen in de mond, in de mondholte en de omringende regio's daarvan op één dag of meer dagen gratis worden onderzocht door tandartsen-algemene practici.

Actieprogramma nr. 2

De nationale organen die in de afzonderlijke Lid-Staten verantwoordelijk zijn voor de permanente na- en bijscholing op het gebied van de tandheelkunde dienen in 1989/1990 een nationale vergadering betreffende premaligne en maligne afwijkingen in de mond te beleggen met nadruk op vroegtijdige diagnose en preventie als hoofdonderwerp. Deze vergadering dient open te staan voor alle tandartsen.

De nationale tandheelkundige vakbladen moeten ten volle worden benut voor het verspreiden van de bestaande kennis inzake premaligne en maligne afwijkingen in de mond onder de betrokken beroepsgroep.

Actieprogramma nr. 3

De nationale tandartsenverenigingen van de verschillende Lid-Staten dienen in samenwerking met de nationale kankerbestrijdingsorganisaties en tandheelkundige faculteiten voorlichtingsmateriaal voor het grote publiek samen te stellen, waarbij de nadruk moet worden gelegd op vroege tekenen van premaligne en maligne afwijkingen in de mond en op de preventie daarvan.

Top