EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31988R1315

Verordening (EEG) nr. 1315/88 van de Raad van 3 mei 1988 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief en Verordening (EEG) nr. 918/83 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen

PB L 123 van 17.5.1988, p. 2–7 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1988/1315/oj

31988R1315

Verordening (EEG) nr. 1315/88 van de Raad van 3 mei 1988 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief en Verordening (EEG) nr. 918/83 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen

Publicatieblad Nr. L 123 van 17/05/1988 blz. 0002 - 0007
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 2 Deel 6 blz. 0088
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 2 Deel 6 blz. 0088


*****

VERORDENING (EEG) Nr. 1315/88 VAN DE RAAD

van 3 mei 1988

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief en Verordening (EEG) nr. 918/83 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschappen, inzonderheid op artikel 28,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat in titel II, punt C, van de inleidende bepalingen van de gecombineerde nomenclatuur, die is gehecht aan Verordening (EEG) nr. 2658/87 (4), wordt bepaald dat een forfaitair invoerrecht van 10 % ad valorem van toepassing is op goederen die vervat zijn in aan particulieren gerichte kleine zendingen of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers, voor zover het invoer betreft waaraan elk handelskarakter vreemd is en de totale waarde van die goederen per zending of per reiziger niet meer dan 115 Ecu bedraagt;

Overwegende dat overeenkomstig punt 3 van titel II, punt C, van bovengenoemde inleidende bepalingen, het forfaitair recht van 10 % alleen wordt toegepast op dat deel van de waarde van goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers, dat de in toepassing van de artikelen 45 tot en met 49 van Verordening (EEG) nr. 918/83 (5), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3822/85 (6), voor vrijstelling van invoerrechten toegestane waarde overschrijdt; dat daarentegen uit artikel 29, lid 2, derde streepje, van Verordening (EEG) nr. 918/83 volgt dat het forfaitaire invoerrecht van 10 % van toepassing is op alle goederen die deel uitmaken van aan particulieren gerichte kleine zendingen, wanneer de totale waarde van deze zendingen het voor vrijstelling vastgestelde bedrag van 45 Ecu overschrijdt;

Overwegende dat aan deze laatste voorschriften het nadeel vastzit dat geen enkele vrijstelling wordt verleend aan geadresseerden van kleine zendingen met een totale waarde die de som van 45 Ecu, al is het maar met een gering bedrag, overschrijdt; dat uit een onderzoek van de situatie is gebleken dat het invoeren van soortgelijke bepalingen als die welke van toepassing zijn op goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers, op dit bepaalde gebied geen bijzondere administratieve problemen dient op te leveren; dat zowel titel II, punt C, van de inleidende bepalingen van de gecombineerde nomenclatuur als titel VII van Verordening (EEG) nr. 918/83 dan ook dienen te worden aangepast ten einde voor de invoer van aan particulieren gerichte kleine zendingen een vrijstelling tot maximaal 45 Ecu te kunnen verlenen, en alleen op dat deel van de waarde dat dit bedrag overschrijdt, een forfaitair invoerrecht van 10 % te heffen;

Overwegende dat bij deze gelegenheid de waarde van de zendingen waaronder de aan particulieren gerichte zendingen aan het forfaitaire douanerecht van 10 % kunnen worden onderworpen, van 115 Ecu tot 200 Ecu dient te worden verhoogd, zoals de Commissie reeds op 16 november 1984 heeft voorgesteld (7); dat het met het oog op juridische duidelijkheid aanbeveling verdient deze bepalingen te wijzigen door titel II, punt C, van de inleidende bepalingen bij de gecombineerde nomenclatuur en titel VII van Verordening (EEG) nr. 918/83 geheel opnieuw te redigeren;

Overwegende dat in artikel 1, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 918/83 is bepaald dat het eiland Helgoland als een derde land wordt beschouwd; dat uit de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2151/84 van de Raad van 23 juli 1984 betreffende het douanegebied van de Gemeenschap (8), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal, voortvloeit dat alle grondgebieden welke van het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitgesloten, in dezelfde rechtspositie verkeren als Helgoland; dat bijgevolg voornoemd artikel 1, lid 3, dient te worden gewijzigd;

Overwegende dat in de artikelen 137 en 138 van Verordening (EEG) nr. 918/83 is vastgesteld onder welke voorwaarden de Lid-Staten tot het tijdstip waarop communautaire bepalingen op het betrokken gebied worden ingevoerd, voor de invoer van instrumenten en apparaten voor medisch onderzoek, medische diagnoses of behandeling bijzondere vrijstellingen kunnen verlenen;

Overwegende dat uit de ervaring van een Lid-Staat bij de toepassing van deze bepalingen is gebleken dat het verlenen van vrijstelling voor de betrokken instrumenten en apparaten voor de economie van de Gemeenschap geen nadelige gevolgen meebrengt, wanneer eenmaal is vastgesteld dat op dat ogenblik geen gelijkwaardige instrumenten of apparaten in de Gemeenschap worden vervaardigd; dat verlening van vrijstelling daarentegen een doeltreffende bijdrage zou leveren tot opsporing en behandeling van ernstige ziekten waaraan ingezetenen van de Gemeenschap kunnen lijden; dat eventuele schenkingen van deze instrumenten of apparaten aan door de bevoegde autoriteiten erkende medische instellingen moeten worden aangemoedigd; dat de facultatieve en voorlopige bepalingen van de artikelen 137 en 138 van Verordening (EEG) nr. 918/83 voor instrumenten en apparaten voor

medisch onderzoek, medische diagnose of behandeling bijgevolg moeten worden omgezet in definitieve bepalingen die in de gehele Gemeenschap van toepassing zijn; dat daartoe genoemde artikelen moeten worden vervangen door een aan dit bijzonder geval van vrijstelling gewijde titel XIV bis;

Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 918/83 eveneens dient te worden aangevuld met de instelling van een vrijstelling van invoerrechten voor referentiestoffen voor kwaliteitscontrole van geneesmiddelen om rekening te houden met de werkzaamheden die door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) worden uitgevoerd;

Overwegende dat uit de werkzaamheden die het Comité Douanevrijstellingen sinds het van kracht worden van Verordening (EEG) nr. 918/83 heeft verricht, is komen vast te staan dat een aantal overgangsbepalingen van artikel 136 van genoemde verordening onder bepaalde voorwaarden een definitieve vorm zouden kunnen aannemen of tot een bepaalde tijd zouden kunnen worden beperkt of geschrapt; dat de artikelen 133 tot en met 136 bijgevolg moeten worden aangepast, ten einde zoveel mogelijk alle onzekerheid met betrekking tot de draagwijdte van de daarin vervatte bepalingen alsook iedere afwijking bij de toepassing van de bij Verordening (EEG) nr. 918/83 ingestelde communautaire regeling voor vrijstellingen weg te nemen;

Overwegende dat de gelegenheid die wordt geboden door deze wijzigingen in Verordening (EEG) nr. 918/83, dient te worden aangegrepen om tevens een aantal andere bepalingen ervan aan te passen ten einde een toepassing mogelijk te maken die nauwer is afgestemd op de nagestreefde doelstellingen of om naleving van de in het kader van bepaalde internationale organisaties vastgestelde bepalingen te waarborgen, met name die van een op 27 november 1985 aangenomen Besluit/Aanbeveling van de Raad van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) met betrekking tot het beleid op het gebied van het internationaal toerisme,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

Titel II, punt C, van de inleidende bepalingen van de gecombineerde nomenclatuur die is gehecht aan Verordening (EEG) nr. 2658/87, wordt als volgt gelezen:

»C. Forfaitaire heffing

1. Een forfaitair invoerrecht van 10 % ad valorem is van toepassing op goederen:

- vervat in door particulieren aan particulieren gerichte zendingen

of

- die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers,

voor zover het invoer betreft waaraan elk handelskarakter vreemd is.

Dit forfaitair invoerrecht van 10 % is van toepassing wanneer de totale waarde van de aan invoerrechten onderworpen goederen, per zending of per reiziger, niet meer dan 200 Ecu bedraagt.

De goederen van hoofdstuk 24 welke deel uitmaken van een zending of van de persoonlijke bagage van reizigers in hoeveelheden die de maxima overschrijden welke in artikel 31 of in artikel 46 van Verordening (EEG) nr. 918/83 (1) zijn vastgesteld, zijn van dit forfaitaire invoerrecht uitgesloten.

2. Onder invoer zonder handelskarakter wordt verstaan invoer waarbij het gaat om goederen die deel uitmaken van

a) door particulieren aan particulieren gerichte zendingen, welke invoer tegelijkertijd:

- een incidenteel karakter draagt, en

- uitsluitend bestaat uit goederen bestemd voor persoonlijk gebruik van de geadresseerde dan wel voor gebruik door leden van diens gezin, mits uit de aard of de hoeveelheid der goederen geen commerciële bijbedoelingen blijken,

- zonder enige vorm van betaling door de afzender aan de geadresseerde wordt gezonden;

b) persoonlijke bagage van reizigers, welke invoer tegelijkertijd:

- een incidenteel karakter draagt,

- uitsluitend betrekking heeft op goederen bestemd voor persoonlijk gebruik van de reizigers dan wel voor gebruik door leden van hun gezin of bestemd om ten geschenke te worden aangeboden, mits uit de aard of de hoeveelheid der goederen geen commerciële bijbedoelingen blijken.

3. Het forfaitaire invoerrecht is niet van toepassing op goederen die onder de in de punten 1 en 2 genoemde voorwaarden worden ingevoerd en ten aanzien waarvan de betrokkenen, alvorens dat recht daarop wordt toegepast, heeft verzocht dat zij aan de daarvoor geldende rechten bij invoer worden onderworpen. In dat geval worden alle onder de invoer begrepen goederen, onverminderd de in de artikelen 29 tot en met 31 en 45 tot en met 49 van Verordening (EEG) nr. 918/83 bedoelde vrijstellingen, aan de daarvoor geldende rechten bij invoer onderworpen.

Voor de toepassing van de eerste alinea worden onder rechten bij invoer verstaan zowel de invoerrechten en heffingen van gelijke werking als de landbouwheffingen en andere heffingen bij invoer die zijn vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of in dat van de specifieke regelingen die van toepassing zijn op bepaalde uit de verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen.

4. De Lid-Staten mogen het bedrag dat ontstaat door de omrekening van het bedrag van 200 Ecu in nationale valuta, afronden.

5. De Lid-Staten mogen de tegenwaarde van het bedrag van 200 Ecu in nationale valuta ongewijzigd handhaven, indien bij de jaarlijkse aanpassing zoals voorzien in artikel 2, lid 2, eerste alinea, van Veror dening (EEG) nr. 2779/78, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 289/84 (2), de omrekening van dit bedrag, vóór de in lid 4 genoemde afronding, een wijziging van minder dan 5 % van de in nationale valuta uitgedrukte tegenwaarde of een verlaging van die tegenwaarde oplevert.

(1) PB nr. L 105 van 23. 4. 1983, blz. 1.

(2) PB nr. L 33 van 4. 2. 1984, blz. 2.".

Artikel 2

Verordening (EEG) nr. 918/83 wordt als volgt gewijzigd:

1. artikel 1, lid 3, wordt als volgt gelezen:

»3. Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening, omvat, voor de toepassing van hoofdstuk I, het begrip derde landen ook de delen van het grondgebied van de Lid-Staten welke krachtens Verordening (EEG) nr. 2151/84 (1) zijn uitgesloten van het douanegebied van de Gemeenschap.

(1) PB nr. L 197 van 27. 7. 1984, blz. 1.";

2. artikel 11, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:

»2. Onder hetzelfde voorbehoud zijn eveneens van rechten bij invoer vrijgesteld de geschenken die gewoonlijk ter gelegenheid van een huwelijk door personen die hun normale verblijfplaats in een derde land hebben, worden aangeboden en die worden ontvangen door een persoon die voldoet aan de in lid 1 genoemde voorwaarden. De waarde van elk geschenk dat met vrijstelling van rechten mag worden ingevoerd, mag evenwel niet meer bedragen dan 1 000 Ecu.";

3. titel VII wordt als volgt gelezen:

»TITEL VII

Door particulieren aan particulieren gerichte zendingen

Artikel 29

1. Behoudens het bepaalde in de artikelen 30 en 31, zijn van rechten van invoer vrijgesteld goederen vervat in zendingen die door een particulier uit een derde land worden verzonden naar een andere particulier die zich in het douanegebied van de Gemeenschap bevindt, mits het daarbij om invoer zonder handelskarakter gaat.

Het bepaalde in dit lid is niet van toepassing op zendingen uit het eiland Helgoland.

2. In de zin van lid 1 worden onder ingevoerde zendingen »zonder handelskarakter", zendingen verstaan die tegelijktertijd:

- een incidenteel karakter dragen;

- uitsluitend goederen bevatten die bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de geadresseerde dan wel voor gebruik door leden van zijn gezin; daarbij mag noch de aard, noch de hoeveelheid van die goederen op enig commercieel oogmerk duiden;

- door de afzender aan de geadresseerde worden gezonden, zonder dat hiervoor door laatstgenoemde enigerlei betaling plaatsvindt.

Artikel 30

De in artikel 29, lid 1, bedoelde vrijstelling geldt voor een waarde van 45 Ecu per zending, waaronder begrepen de waarde van de in artikel 31 genoemde goederen.

Indien de totale waarde per zending van twee of meer goederen het in de eerste alinea genoemde bedrag overschrijdt, wordt de vrijstelling verleend tot het beloop van dat bedrag voor die goederen die, indien zij afzonderlijk zouden zijn ingevoerd, in aanmerking zouden zijn gekomen voor genoemde vrijstelling, met dien verstande dat de waarde van een afzonderlijk goed niet mag worden gesplitst.

Artikel 31

Voor de hierna genoemde goederen wordt de in artikel 29, lid 1, bedoelde vrijstelling per zending beperkt tot de voor elk van die goederen vastgestelde hoeveelheden:

a) tabaksprodukten:

50 sigaretten,

of

25 cigarillo's (sigaren met een maximumgewicht van 3 gram per stuk),

of

10 sigaren,

of

50 gram rooktabak,

of een proportioneel assortiment van deze onderscheiden produkten;

b) alcohol en alcoholhoudende dranken:

- gedistilleerde dranken en alcoholhoudende dranken met een alcoholgehalte van meer dan 22 % vol; niet-gedenatureerde ethylalcohol van 80 % vol en hoger: 1 liter,

of

- gedistilleerde dranken en alcoholhoudende dranken, aperitieven op basis van wijn of alcohol, tafia, saké of soortgelijke dranken met een alcoholgehalte van 22 % vol of minder; mousserende wijnen, likeurwijnen: 1 liter,

of een proportioneel assortiment van deze onderscheiden produkten,

en

- niet-mousserende wijnen: 2 liter;

c) parfum: 50 gram,

of

toiletwater: 0,25 liter.";

4. artikel 46, lid 1, wordt als volgt gelezen:

»1. Wat de hierna vermelde goederen betreft, is de in artikel 45, lid 1, bedoelde vrijstelling per reiziger beperkt tot de telkens voor deze goederen vastgestelde hoeveelheden:

a) tabaksprodukten:

200 sigaretten,

of

100 cigarillo's (sigaren met een maximumgewicht van 3 gram per stuk),

of

50 sigaren,

of 250 gram rooktabak,

of een proportioneel assortiment van deze onderscheiden produkten; b) alcohol en alcoholhoudende dranken:

- gedistilleerde en alcoholhoudende dranken met een alcoholgehalte van meer dan 22 % vol; niet-gedenatureerde ethylalcohol van 80 % vol en hoger: 1 liter,

of

- gedistilleerde dranken en alcoholhoudende dranken, aperitieven op basis van wijn of van alcohol, tafia, saké of soortgelijke dranken met een alcoholgehalte van 22 % vol of minder; mousserende wijnen, likeurwijnen: 2 liter,

of een proportioneel assortiment van deze onderscheiden produkten,

en

- niet-mousserende wijnen: 2 liter;

c) parfum: 50 gram,

en

toiletwater: 0,25 liter;

d) geneesmiddelen:

de voor persoonlijk gebruik van de reiziger benodigde hoeveelheid.";

5. aan artikel 49, lid 2, eerste streepje, wordt de volgende zin toegevoegd:

»de Lid-Staten kunnen hierop uitzonderingen vaststellen.";

6. artikel 60 wordt als volgt gelezen:

»Artikel 60

1. Van rechten bij invoer zijn vrijgesteld:

a) speciaal voor laboratoriumgebruik gefokte dieren;

b) biologische of chemische stoffen die voorkomen op een overeenkomstig de procedure van artikel 143, leden 2 en 3, opgestelde lijst en die uitsluitend voor niet-commerciële doeleinden worden ingevoerd.

2. De in lid 1 bedoelde vrijstelling is beperkt tot dieren en biologische of chemische stoffen die bestemd zijn:

- hetzij voor openbare instelling of instellingen van openbaar nut wier voornaamste bezigheid het onderwijs of het wetenschappelijk onderzoek is, en voor diensten die onder een openbare instelling of een instelling van openbaar nut ressorteren en wier voornaamste bezigheid het onderwijs of het wetenschappelijk onderzoek is;

- hetzij voor particuliere instellingen wier voornaamste bezigheid het onderwijs of het wetenschappelijk onderzoek is en die van de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten toestemming hebben om deze goederen vrij van rechten in te voeren.

3. Op de in lid 1, onder b), bedoelde lijst mogen slechts biologische of chemische stoffen voorkomen waarvoor binnen het douanegebied van de Gemeenschap geen gelijkwaardige produktie bestaat en waarvan de specifieke aard of de zuiverheidsgraad die stoffen uitsluitend of hoofdzakelijk voor wetenschappelijk onderzoek geschikte stoffen maakt.";

7. de volgende titels worden ingevoegd:

TITEL XIV bis

Instrumenten en apparaten bestemd voor medisch onderzoek, medische diagnose of behandeling

Artikel 63 bis

1. Met vrijstelling van rechten mogen instrumenten en apparaten voor medisch onderzoek, medische diagnose of behandeling worden ingevoerd, die door een liefdadige of filantropische instelling of door een particulier worden geschonken aan gezondheidsinstellingen, diensten van ziekenhuizen en instellingen voor medisch onderzoek die van de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten toestemming hebben om deze voorwerpen met vrijstelling van rechten te ontvangen, of die door deze gezondheidsinstellingen, ziekenhuizen of instellingen voor medisch onderzoek volledig worden aangekocht met door een liefdadige of filantropische instelling verstrekte gelden of met vrijwillige bijdragen, en voor zover wordt vastgesteld dat:

a) op dat tijdstip geen gelijkwaardige instrumenten of apparaten binnen het douanegebied van de Gemeenschap worden vervaardigd,

b) de schenking van de betrokken instrumenten of apparaten geenszins met commerciële bijbedoelingen bij de schenker geschiedt, en

c) de schenker op geen enkele wijze is verbonden met de fabrikant van de instrumenten of apparaten waarvoor vrijstelling wordt gevraagd.

2. De vrijstelling geldt, op dezelfde voorwaarden, ook voor:

a) reserve-onderdelen, onderdelen en specifieke hulpstukken bestemd voor de instrumenten en apparaten, voor zover deze reserve-onderdelen, onderdelen en hulpstukken tegelijkertijd met deze instrumenten of apparaten worden ingevoerd of, indien zij op een later tijdstip worden ingevoerd, herkenbaar zijn als zijnde bestemd voor instrumenten of apparaten die reeds eerder met vrijstelling zijn ingevoerd;

b) gereedschap voor het onderhoud, de controle, het kalibreren of herstellen van instrumenten of apparaten, voor zover dit gereedschap tegelijkertijd met die instrumenten of apparaten wordt ingevoerd of, indien het op een later tijdstip wordt ingevoerd, herkenbaar is als te zijn bestemd voor instrumenten of apparaten die reeds eerder met vrijstelling zijn ingevoerd.

Artikel 63 ter

Voor de toepassing van artikel 63 bis, en met name ten aanzien van de daarin bedoelde instrumenten of apparaten en ontvangende instellingen, zijn de artikelen 54, vierde streepje, 55, 56 en 58 van overeenkomstige toepassing. TITEL XIV ter

Referentiestoffen voor de kwaliteitscontrole van geneesmiddelen

Artikel 63 quater

Met vrijstelling van rechten bij invoer mogen zendingen worden ingevoerd bestaande uit monsters van referentiestoffen die worden gebruikt voor de kwaliteitscontrole van bij de vervaardiging van geneesmiddelen gebezigde stoffen en die door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zijn goedgekeurd, waarbij die zendingen worden gericht aan geadresseerden die door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten gemachtigd zijn om dergelijke zendingen met vrijstelling van rechten in ontvangst te nemen.";

8. aan artikel 86 wordt het volgende punt toegevoegd:

»d) prijzen, trofeeën en souvenirs met een symbolisch karakter en van geringe waarde die bestemd zijn om ter gelegenheid van zakencongressen en dergelijke evenementen met een internationaal karakter gratis te worden uitgedeeld aan personen die hun normale woonplaats in een derde land hebben, en die wegens hun aard, waarde per eenheid en andere kenmerken geenszins op commerciële bijbedoelingen duiden.";

9. aan artikel 109 wordt het volgende punt toegevoegd:

»q) belastingzegels en dergelijke, waaruit de voldoening van belastingen in derde landen blijkt.";

10. de titel van titel XXVII wordt als volgt gelezen:

»Brandstoffen en smeermiddelen in motorvoertuigen te land en in containers voor speciale doeleinden";

11. de artikelen 112 en 113 worden als volgt gelezen:

»Artikel 112

1. Behoudens het bepaalde in de artikelen 113 tot en met 115, is van rechten bij invoer vrijgesteld:

a) de brandstof welke zich in de normale reservoirs bevindt van:

- personenwagens, bedrijfsvoertuigen en motorrijwielen,

- containers voor speciale doeleinden,

die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen;

b) de brandstof welke zich in draagbare reservoirs in personenauto's en motorrijwielen bevindt, tot een maximum van 10 liter per voertuig en onverminderd de nationale voorschriften inzake bezit en vervoer van brandstoffen.

2. In de zin van lid 1 wordt verstaan onder:

a) »bedrijfsvoertuig": elk motorvoertuig (trekkers met of zonder aanhangwagens daaronder begrepen) dat op grond van constructietype en uitrusting geschikt en bestemd is voor vervoer, al dan niet tegen betaling:

- van meer dan negen personen, met inbegrip van de bestuurder,

- van goederen,

alsmede ieder wegvoertuig bestemd voor een ander gebruik dan vervoer in eigenlijke zin;

b) »personenwagen": ieder motorvoertuig dat niet aan de sub a) omschreven maatstaven beantwoordt;

c) »normale reservoirs":

- de door de fabrikant blijvend in of aan alle motorvoertuigen van hetzelfde type als het betrokken voertuig aangebrachte reservoirs, waarvan de blijvende inrichting het rechtstreeks verbruik van brandstof mogelijk maakt, zowel voor de voortbeweging van de voertuigen als, in voorkomend geval, voor de werking, tijdens het vervoer, van koel- en andere systemen.

Als normale reservoirs gelden ook gasreservoirs die zijn aangebracht aan motorvoertuigen en die het rechtstreeks verbruik van gas als brandstof mogelijk maken, alsmede de op de andere systemen waarmee die voertuigen eventueel zijn uitgerust, aangesloten reservoirs;

- de door de fabrikant blijvend in of aan alle containers van hetzelfde type als de betrokken container aangebrachte reservoirs, waarvan de blijvende inrichting het rechtstreeks verbruik van brandstof mogelijk maakt voor de werking, gedurende het vervoer, van koel- en andere systemen waarmee de containers voor speciale doeleinden zijn uitgerust.";

d) »containers voor speciale doeleinden": alle containers die zijn uitgerust met inrichtingen die speciaal zijn aangepast voor koelsystemen, systemen voor zuurstoftoevoer, thermische isolatiesystemen of andere systemen.

Artikel 113

Voor brandstof in de normale reservoirs van bedrijfsvoertuigen en containers voor speciale doeleinden kunnen de Lid-Staten de vrijstelling beperken tot 200 liter per voertuig, per container voor speciale doeleinden en per reis.";

12. artikel 132, tweede alinea, wordt als volgt gelezen:

»De Lid-Staten hebben eveneens de mogelijkheid om de tegenwaarde in nationale valuta van het in Ecu vastgestelde bedrag ongewijzigd te handhaven indien, bij de jaarlijkse aanpassing als bedoeld in artikel 2, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EEG) nr. 2779/78 (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 289/84 (2), de omrekening van dat bedrag vóór de in de voorgaande alinea bedoelde afronding leidt tot een wijziging van de in nationale valuta uitgedrukte tegenwaarde van minder dan 5 % of tot een verlaging van deze tegenwaarde.

(1) PB nr. L 333 van 30. 11. 1978, blz. 5.

(2) PB nr. L 33 van 4. 2. 1984, blz. 2."; 13. aan artikel 133, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd:

»g) vrijstellingen in het kader van overeenkomsten op basis van wederkerigheid, met derde landen die partij zijn bij het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart (Chicago 1944) voor de toepassing van de aanbevolen werkwijzen 4.42 en 4.44 van bijlage 9 bij het Verdrag (achtste uitgave - juli 1980)";

14. artikel 134, lid 1, wordt als volgt gelezen:

»1. De Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van de douanebepalingen, vervat in verdragen en internationale overeenkomsten als bedoeld in artikel 133, lid 1, onder b), c), d), e), f) en g), en artikel 133, lid 3, die gesloten zijn na de inwerkingtreding van deze verordening.";

15. de artikelen 135 en 136 worden als volgt gelezen:

»Artikel 135

De bepalingen van deze verordening vormen geen beletsel voor de handhaving:

a) door Griekenland van de aan de berg Athos verleende speciale status zoals die gewaarborgd is bij artikel 105 van de Griekse grondwet;

b) door Spanje en Frankrijk, tot de inwerkingtreding van een regeling van het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Andorra, van de vrijstellingen ingevolge de overeenkomsten van 13 juli 1867, respectievelijk 22 en 23 november 1867 tussen deze landen en Andorra;

c) door de Lid-Staten, met een maximum van 210 Ecu, van de eventuele vrijstellingen die de in artikel 47 beoogde vrijstellingen overschrijden en die zij op 1 januari 1983 aan zeelieden van de handelsvloot in de internationale vaart hebben verleend.

Artikel 136

1. Tot de opstelling van communautaire bepalingen op het betrokken gebied kunnen de Lid-Staten bijzondere vrijstellingen verlenen aan strijdkrachten die ter uitvoering van internationale overeenkomsten op hun grondgebied zijn gestationeerd en die niet onder hun gezag staan.

2. Tot de opstelling van communautaire bepalingen op het betrokken gebied vormt deze verordening geen beletsel voor de handhaving door de Lid-Staten van vrijstellingen.";

16. de artikelen 137 en 138 worden geschrapt;

17. in de artikelen 1, 4, 22, 45, 52 tot en met 56, 65, 72, 73, 86, 87, 117 en 120 wordt de uitdrukking »de Gemeenschap" vervangen door de uitdrukking »het douanegebied van de Gemeenschap".

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1989.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 3 mei 1988.

Voor de Raad

De Voorzitter

M. BANGEMANN

(1) PB nr. C 254 van 11. 10. 1986, blz. 7.

(2) PB nr. C 13 van 18. 1. 1988, blz. 173.

(3) PB nr. C 105 van 21. 4. 1987, blz. 4.

(4) PB nr. L 256 van 7. 9. 1987, blz. 1.

(5) PB nr. L 105 van 23. 4. 1983, blz. 1.

(6) PB nr. L 370 van 31. 12. 1985, blz. 22.

(7) PB nr. C 324 van 5. 12. 1984, blz. 5.

(8) PB nr. L 197 van 27. 7. 1984, blz. 1.

Top