Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31988D0384

    88/384/EEG: Beschikking van de Commissie van 8 juni 1988 tot invoering van een procedure voor voorafgaande mededeling en overleg inzake het migratiebeleid ten aanzien van derde landen

    PB L 183 van 14.7.1988, p. 35–36 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1988/384/oj

    31988D0384

    88/384/EEG: Beschikking van de Commissie van 8 juni 1988 tot invoering van een procedure voor voorafgaande mededeling en overleg inzake het migratiebeleid ten aanzien van derde landen

    Publicatieblad Nr. L 183 van 14/07/1988 blz. 0035 - 0036
    Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 5 Deel 4 blz. 0133
    Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 5 Deel 4 blz. 0133


    *****

    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

    van 8 juni 1988

    tot invoering van een procedure voor voorafgaande mededeling en overleg inzake het migratiebeleid ten aanzien van derde landen

    (88/384/EEG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

    GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 118,

    Overwegende dat het aandeel van vreemdelingen in de bevolking van de Gemeenschap en de veranderingen die zich in de samenstelling daarvan hebben voorgedaan, met name als gevolg van het permanente karakter van zijn aanwezigheid, de gezinshereniging en zijn hoge geboortencijfers, een belangrijke demografische factor vormen;

    Overwegende dat de professionele en sociale integratie van het vreemde bevolkingsbestanddeel problemen meebrengt, inzonderheid ten aanzien van het onderwijs, de beroepsopleiding en de tewerkstelling van de tweede generatie;

    Overwegende dat het van belang is ervoor te zorgen dat bij het migratiebeleid van de Lid-Staten ten aanzien van derde landen rekening wordt gehouden met het gemeenschappelijk beleid en met de op het vlak van de Gemeenschap gevoerde acties, in het bijzonder in het kader van het communautaire arbeidsmarktbeleid, ten einde de resultaten daarvan niet in het gedrang te brengen; dat het derhalve noodzakelijk is de wederzijdse voorlichting en de gedachtenuitwisseling op deze gebieden met het oog op het innemen van gemeenschappelijke standpunten te vergemakkelijken en het daarom van belang is een overlegprocedure in het leven te roepen waaraan alle Lid-Staten deelnemen;

    Overwegende voorts dat de Raad in zijn resolutie van 9 februari 1976 betreffende een actieprogramma ten behoeve van migrerende werknemers en hun gezinsleden (1) en in zijn resolutie van 27 juni 1980 betreffende richtsnoeren voor een communautair arbeidsmarktbeleid (2), erop heeft gewezen dat het van belang is passend overleg over het migratiebeleid ten aanzien van derde landen te organiseren, en dat de integratie van de communautaire arbeidsmarkt in de hand moet worden gewerkt in het kader van het vrije verkeer van werknemers in de Gemenschap, met name door passend overleg over dit beleid, zulks volgens de conclusies die hij op 22 november 1979 in dit verband heeft goedgekeurd; dat de Raad in zijn resolutie van 16 juli 1985 betreffende richtsnoeren voor een communautair migratiebeleid (3) de wenselijkheid van dat overleg nogmaals heeft bevestigd;

    Overwegende voorts dat in punt 10 van het slotcommuniqué van de Conferentie van Staatshoofden en Regeringsleiders van 9 en 10 december 1974 te Parijs wordt gepleit voor een etappegewijze harmonisatie van de vreemdelingenwetgeving; dat de Europese Raad van 25 en 26 juni 1984 conclusies heeft opgesteld betreffende het sociaal beleid; dat in een verklaring die aan de Slotakte van de Europese Akte is gehecht (4), de Intergouvernementele Conferentie de bereidheid van de Lid-Staten heeft uitgesproken om »onverminderd de bevoegdheden van de Gemeenschap, met name voor wat betreft de binnenkomst, het verkeer en het verblijf van onderdanen van derde landen" samen te werken;

    Overwegende dat het Europese Parlement in zijn resolutie van 9 juni 1983 (5) over onder meer de Paspoortunie en de afschaffing van de controles van personen aan de binnengrenzen van de Gemeenschap, de Raad en de Commissie oproept om voorstellen te doen met name tot harmonisatie van het visabeleid en de vreemdelingenwetgeving;

    Overwegende dat de Commissie uit hoofde van de bevoegdheden die zij krachtens het Verdrag heeft, tot taak heeft de samenwerking tussen de Lid-Staten op sociaal gebied te bevorderen, in het bijzonder op de verschillende voornoemde terreinen, en daartoe het nodige overleg te organiseren;

    Overwegende dat de Commissie daartoe op 8 juli 1985 Beschikking 85/381/EEG tot invoering van een procedure voor voorafgaande mededeling en overleg inzake het migratiebeleid ten aanzien van derde landen (6) heeft gegeven;

    Overwegende dat het Hof van Justitie bij zijn arrest van 9 juli 1987 in de gevoegde zaken 281/85, 283/85, 284/85, 285/85 en 287/85 (Bondsrepubliek Duitsland, Franse Republiek, Koninkrijk der Nederlanden, Koninkrijk Denemarken, Verenigd Koninkrijk tegen Commissie) heeft geoordeeld dat de samenwerking tussen de Lid-Staten op sociaal gebied, zoals bedoeld in artikel 118, eerste alinea, van het Verdrag zich tot het migratiebeleid ten aanzien van derde landen uitstrekt en dat de organisatie van het overleg, die door artikel 118, tweede alinea, aan de Commissie wordt toevertrouwd, deze machtigt tot het uitvaardigen van dwingende voorschriften;

    Overwegende dat in deze beschikking de inhoud van Beschikking 85/381/EEG, gewijzigd overeenkomstig het genoemde arrest van 9 juli 1987, wordt overgenomen,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    1. De Lid-Staten lichten de Commissie en de andere Lid-Staten tijdig en uiterlijk op het tijdstip van publikatie in over:

    - de ontwerpen van maatregelen die zij voornemens zijn te treffen ten aanzien van de werknemers die onderdaan zijn van derde landen en hun gezinsleden op het gebied van binnenkomst, verblijf en tewerkstelling, inclusief illegale binnenkomst, illegaal verblijf en illegale tewerkstelling, alsmede met betrekking tot de verwezenlijking van het beginsel van gelijke behandeling op het gebied van levensstandaard en arbeidsvoorwaarden, beloning en economische rechten, bevordering van de professionele en sociale integratie, en de vrijwillige terugkeer van deze personen naar hun land van herkomst;

    - de ontwerp-overeenkomsten op de voornoemde gebieden, alsook de ontwerpen van samenwerkingsovereenkomsten met derde landen waarover zij voornemens zijn te onderhandelen of die zij wensen te verlengen, wanneer deze overeenkomsten bepalingen over genoemde onderwerpen bevatten;

    - de ontwerp-overeenkomsten inzake de verblijfs- en tewerkstellingsvoorwaarden van hun onderdanen die werken in derde landen en de leden van hun gezinnen, waarover zij met deze landen wensen te onderhandelen of die zij wensen te verlengen.

    2. Op de in lid 1 genoemde gebieden delen de Lid-Staten aan de Commissie en aan de andere Lid-Staten de teksten mede van de geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen alsook de teksten van de met derde landen gesloten overeenkomsten.

    Artikel 2

    1. Indien een Lid-Staat binnen een termijn van twee weken vanaf de ontvangst van de in artikel 1 bedoelde inlichtingen zulks verzoekt, of indien de Commissie het initiatief daartoe neemt, wordt binnen zes weken na onvangst ervan ten aanzien van deze inlichtingen overleg gepleegd tussen de Lid-Staten en de Commissie.

    Indien een Lid-Staat zich op de urgentie van de zaak beroept, wordt onmiddellijk tot dit overleg overgegaan.

    2. Op verzoek van een Lid-Staat of op initiatief van de Commissie kan op elk ogenblik overleg over de in arikel 1 bedoelde ontwerpen, bepalingen en overeenkomsten worden georganiseerd, op voorwaarde dat het niet gaat om aangelegenheden waarover reeds overleg is gepleegd en ten aanzien waarvan geen nieuwe ontwikkelingen te signaleren zijn.

    Artikel 3

    Het in artikel 2, lid 1, bedoelde overleg heeft met name tot doel:

    a) de wederzijdse voorlichting en de vaststelling van de problemen van gemeenschappelijk belang te vergemakkelijken en, in samenhang met die problemen, het innemen van een gemeenschappelijk standpunt door de Lid-Staten te vergemakkelijken, met name in verband met de internationale bepalingen inzake migratie;

    b) na te gaan of de maatregelen die hetzij door de Gemeenschap, hetzij door de Lid-Staten op de in artikel 1 genoemde gebieden zouden kunnen worden genomen, opportuun zijn, met name om vorderingen te maken met de harmonisatie van de nationale vreemdelingenwetgevingen, om de opneming in bilaterale overeenkomsten van een maximum aan gemeenschappelijke bepalingen in de hand te werken, en om de bescherming van onderdanen van de Lid-Staten die in derde landen werken en wonen te verbeteren.

    Artikel 4

    1. Het overleg wordt door de Commissie georganiseerd. Zij neemt het voorzitterschap van de vergaderingen en het secretariaat waar.

    2. De bij deze beschikking ingevoerde overlegprocedure doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de reeds bestaande Comités, in het bijzonder de Raadgevende en Technische Comités, zoals die werden vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad (1).

    3. De Lid-Staten nemen alle maatregelen die nodig zijn voor de goede werking van de overlegprocedure, en met name om, in voorkomend geval, het geheime karakter te bewaren van de inlichtingen die hun in dat verband worden verstrekt.

    Artikel 5

    Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.

    Gedaan te Brussel, 8 juni 1988.

    Voor de Commissie

    Manuel MARÍN

    Vice-Voorzitter

    (1) PB nr. C 34 van 14. 2. 1976, blz. 2.

    (2) PB nr. C 168 van 8. 7. 1980, blz. 1.

    (3) PB nr. C 186 van 26. 7. 1985, blz. 3.

    (4) PB nr. L 169 van 29. 6. 1987, blz. 26.

    (5) PB nr. C 184 van 11. 7. 1983, blz. 112.

    (6) PB nr. L 217 van 14. 8. 1985, blz. 25.

    (1) PB nr. L 257 van 19. 10. 1968, blz. 2.

    Top