Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31983D0559

    83/559/EEG: Besluit van de Commissie van 15 november 1983 houdende aanvaarding van de verbintenissen in verband met een anti-dumpingprocedure betreffende de invoer van artikelen voor sanitair gebruik van porselein, van oorsprong uit Tsjechoslowakije en Hongarije, en beëindiging van deze procedure

    PB L 325 van 22.11.1983, p. 18–20 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 15/11/1983

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1983/559/oj

    31983D0559

    83/559/EEG: Besluit van de Commissie van 15 november 1983 houdende aanvaarding van de verbintenissen in verband met een anti-dumpingprocedure betreffende de invoer van artikelen voor sanitair gebruik van porselein, van oorsprong uit Tsjechoslowakije en Hongarije, en beëindiging van deze procedure

    Publicatieblad Nr. L 325 van 22/11/1983 blz. 0018


    *****

    BESLUIT VAN DE COMMISSIE

    van 15 november 1983

    houdende aanvaarding van de verbintenissen in verband met een anti-dumpingprocedure betreffende de invoer van artikelen voor sanitair gebruik van porselein, van oorsprong uit Tsjechoslowakije en Hongarije, en beëindiging van deze procedure

    (83/559/EEG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

    GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 3017/79 van de Raad van 20 december 1979 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (1), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1580/82 (2), inzonderheid op artikel 10,

    Na overleg in het Raadgevend Comité als bedoeld in voornoemde verordening,

    Overwegende het volgende:

    A. Procedure

    (1) In december 1982 heeft de Commissie een klacht ontvangen, neergelegd door NV Koninklijke Sphinx, Nederland, en gesteund door de communautaire producenten wier gezamenlijke produktie de gehele communautaire produktie van de produkten in kwestie vormt. De klacht bevatte bewijsmateriaal voor het bestaan van dumping en daaruit voortvloeiende aanmerkelijke schade, dat voldoende werd geacht om de inleiding van een procedure te rechtvaardigen. De Commissie heeft derhalve door middel van een bericht in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (3) kennis gegeven van de inleiding van een anti-dumpingprocedure betreffende de invoer in de Gemeenschap van porseleinen gootstenen, wasbakken, bidets, closetpotten, badkuipen en dergelijke artikelen voor sanitair of hygiënisch gebruik, van post ex 69.10 van het gemeenschappelijk douanetarief, overeenkomende met NIMEXE-code 69.10-10, van oorsprong uit Tsjechoslowakije en Hongarije, en is met een onderzoek begonnen.

    (2) De Commissie heeft de naar haar weten betrokken exporteurs en importeurs, de vertegenwoordigers van het exporterende land en de indieners van de klacht hiervan officieel in kennis gesteld en de rechtstreeks betrokken partijen de gelegenheid gegeven, hun standpunten schriftelijk kenbaar te maken en een verzoek om mondelinge toelichting daarvan in te dienen.

    (3) De Tsjechoslowaakse en Hongaarse exporteurs hebben hun standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt en werden desgevraagd door de Commissie gehoord.

    (4) De voornaamste importeurs en vertegenwoordigers van de produkten in kwestie hebben hun standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.

    (5) Er werden geen opmerkingen gemaakt door of namens communautaire kopers van sanitaire artikelen.

    (6) De Commissie heeft alle door haar noodzakelijk geachte gegevens met het oog op een voorlopige vaststelling verzameld en geverifieerd, en heeft een onderzoek ingesteld ten kantore van de volgende ondernemingen:

    EEG-producenten:

    - NV Koninklijke Sphinx, Nederland,

    - KERAFINA - N. Stasinopoulos SA, Griekenland,

    - Europese Federatie van Producenten van Sanitaire Artikelen, Italië;

    Niet-EEG-producent:

    - OEspag - OEsterr. Sanitaer-, Keramik- und Porzellan-Industrie AG, Oostenrijk;

    EEG-agenten:

    - Bergsing BV Agenturen, Nederland,

    - H. Simons Agenturen BV, Nederland.

    (7) De Commissie heeft de communautaire producenten die de klacht hebben ingediend, de exporteurs en de importeurs verzocht, schriftelijk gedetailleerde opmerkingen te maken, waaraan gevolg werd gegeven. Zij heeft de aldus verkregen inlichtingen geverifieerd voor zover zij dit nodig achtte.

    (8) Het onderzoek naar dumping liep over de periode van 1 januari tot 31 december 1982.

    B. Normale waarde

    (9) Om het bestaan van dumping bij de invoer uit Tsjechoslowakije en Hongarije vast te stellen moest de Commissie rekening houden met het feit dat deze landen geen markteconomie hebben, en de Commissie moest derhalve bij haar berekeningen uitgaan van de normale waarde in een land met markteconomie.

    (10) In dit verband hadden de klagers de Oostenrijkse prijzen bij uitvoer als vergelijkingsbasis voorgesteld; tegen dit voorstel werd geen bezwaar gemaakt.

    (11) De Commissie is ervan overtuigd dat er in Oostenrijk en in de exporterende landen geen buitengewone verschillen in het produktieproces zijn en dat de produktieschaal gelijkaardig is. De Commissie is dan ook tot de conclusie gekomen dat het passend en niet onredelijk was om de normale waarde vast te stellen op basis van de Oostenrijkse prijs bij uitvoer naar derde landen.

    C. Prijs bij uitvoer

    (12) De uitvoerprijzen werden vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen voor de voor uitvoer naar de Gemeenschap verkochte produkten.

    D. Vergelijking

    (13) Bij het vergelijken van de normale waarde met de exportprijzen heeft de Commissie zo nodig rekening gehouden met verschillen die van invloed kunnen zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen. Deze hadden voornamelijk betrekking op de kwaliteitsverschillen, ingevolge het minder goed glazuren en polijsten van de ingevoerde produkten in kwestie, de leveringsverschillen van de produkten, de mogelijkheid om de produkten op de markt af te zetten via verschillende distributiekanalen, betalings- en andere contractuele voorwaarden, wanneer aanspraken ter zake afdoende konden worden bewezen. Alle vergelijkingen werden gemaakt in het stadium af-fabriek en alle partijen stemden in met de gedane aanpassingen.

    E. Marges

    (14) Uit het voorlopig onderzoek van de feiten als boven blijkt het bestaan van dumping ten aanzien van Czechoslovak Ceramics, Praag, Tsjechoslowakije, en Ferunion, Boedapest, Hongarije, waarbij de dumpingmarges gelijk zijn aan het bedrag waarmede de vastgestelde normale waarde de prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap overschrijdt. De gewogen gemiddelde marge voor de betrokken produkten voor elk van de exporteurs waarop het onderzoek betrekking had is als volgt:

    - Czechoslovak Ceramics, Praag,

    Tsjechoslowakije : 26,99 %;

    - Ferunion, Boedapest, Hongarije : 25,98 %.

    F. Schade

    (15) Met betrekking tot de door de invoer met dumping veroorzaakte schade blijkt uit het de Commissie ter beschikking staande bewijsmateriaal dat de invoer in de Gemeenschap van de produkten in kwestie uit Tsjechoslowakije en Hongarije van 1 819 ton in 1978 tot 3 126 ton in 1982 is toegenomen en dat het marktaandeel daarvan in Nederland - de meest getroffen markt - van 5,7 % in 1978 tot 16,2 % in 1982 is gestegen.

    (16) De prijzen voor wederverkoop van de uit Tsjechoslowakije en Hongarije ingevoerde produkten lagen in de periode van onderzoek tot respectievelijk 49 % en 45 % onder de prijzen van de communautaire producenten. De prijzen voor wederverkoop van deze ingevoerde produkten waren lager dan die welke nodig zijn om de kosten van de communautaire producenten te dekken en een redelijke winst te geven.

    (17) De communautaire bedrijfstak ten opzichte waarvan de consequenties van de invoer met dumping moeten worden geëvalueerd is de gehele communautaire bedrijfstak, met in het bijzonder aandacht voor de Nederlandse markt die het zwaarst getroffen is.

    (18) De voornaamste gevolgen van de gedumpte invoer waren voor de communautaire bedrijfstak een achteruitgang in produktie, capaciteitsbenutting, verkoop en marktaandeel, en vooral een neerwaartse druk op de prijzen, verliezen en een daling van de werkgelegenheid. (19) De produktie in de Gemeenschap is teruggelopen van 428 803 ton in 1978 tot 381 693 ton in 1982, met een overeenkomstige vermindering van de capaciteitsbenutting, die het ernstigste is voor Nederland waar de capaciteitsbenutting van 99 % tot 77 % daalde. Ten einde het hoofd te kunnen bieden aan de concurrentie van de gedumpte invoer uit Tsjechoslowakije en Hongarije, vooral in de sortering witte modellen, heeft een aantal communautaire producenten afgezien van de nodige prijsverhogingen die hen in staat zouden hebben gesteld hun kosten te dekken en een redelijke winst te maken. De verkopen op de communautaire markt zijn van 407 834 ton in 1978 tot 358 027 ton in 1982 teruggelopen. Bijgevolg is de rendabiliteit van de communautaire bedrijven zodanig geërodeerd dat alle producenten sedert 1980 verliezen hebben geleden, in de meeste gevallen zelfs ernstige verliezen. De door de Commissie gecontroleerde cijfers inzake tewerkstelling wijzen op een vermindering van ongeveer 8 % tussen 1978 en 1982.

    (20) De Commissie heeft nagegaan of schade werd veroorzaakt door andere factoren, zoals de omvang en de prijzen van invoer zonder dumping of wijzigingen in de vraag. Vastgesteld werd dat de totale invoer uit alle andere landen steeds een aandeel in de markt heeft gehad van ongeveer 3 %. Voorts is het verbruik in de Gemeenschap tussen 1978 en 1982 met ongeveer 12 % teruggelopen. Vastgesteld is echter dat deze achteruitgang meer de communautaire produktie dan de invoer met dumping heeft getroffen. Deze is namelijk tussen 1978 en 1982 met 72 % toegenomen.

    (21) Al deze factoren en in het bijzonder de buitengewone prijsonderbieding, des te sterker gevoeld in een periode waarin de communautaire bedrijfstak ernstige moeilijkheden ondervindt, hebben de Commissie tot de slotsom gebracht dat de gevolgen van de invoer met dumping van bepaalde sanitaire artikelen van porselein, van oorsprong uit Tsjechoslowakije en Hongarije, op zich moeten worden beschouwd als aanmerkelijke schade voor de betrokken bedrijfstak van de Gemeenschap.

    G. Belang van de Gemeenschap

    (22) Na overweging van de belangen van de Gemeenschap en zowel de voorlopig vastgestelde dumping als schade in aanmerking genomen, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er maatregelen dienen te worden getroffen.

    H. Verbintenissen

    (23) De betrokken exporteurs werden van de voornaamste bevindingen van het voorlopige onderzoek in kennis gesteld en hebben hun standpunt dienaangaande kenbaar gemaakt. Vervolgens werden door de Tsjechoslowaakse en Hongaarse exporteurs verbintenissen aangeboden betreffende hun uitvoer van bepaalde porseleinen artikelen voor sanitair gebruik naar de Gemeenschap.

    (24) Deze verbintenissen komen neer op zodanige verhogingen van de prijzen voor uitvoer naar de Gemeenschap dat de dumping wordt geëlimineerd. Deze verhogingen overschrijden in geen geval de bij het onderzoek vastgestelde schade.

    (25) Onder deze omstandigheden worden de aangeboden verbintenissen aanvaardbaar geacht en de procedure kan derhalve worden beëindigd zonder instelling van anti-dumpingrechten.

    (26) In het Raadgevend Comité werd hiertegen geen bezwaar gemaakt,

    BESLUIT:

    Artikel 1

    De Commissie aanvaardt de door de Czechoslovak Ceramics, Praag, Tsjechoslowakije, en Ferunion, Boedapest, Hongarije, aangegane verbintenissen in verband met de anti-dumpingprocedure betreffende bepaalde porseleinen artikelen voor sanitair gebruik van post ex 69.10 van het gemeenschappelijk douanetarief, overeenkomende met NIMEXE-code 69.10-10, van oorsprong uit Tsjechoslowakije en Hongarije.

    Artikel 2

    De anti-dumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde porseleinen artikelen voor sanitair gebruik wordt beëindigd.

    Gedaan te Brussel, 15 november 1983.

    Voor de Commissie

    Wilhelm HAFERKAMP

    Vice-Voorzitter

    (1) PB nr. L 339 van 31. 12. 1979, blz. 1.

    (2) PB nr. L 178 van 22. 6. 1982, blz. 9.

    (3) PB nr. C 87 van 29. 3. 1983, blz. 4.

    Top